14 JUNI 2018. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, wat betreft de invoering van één enkele procedure en een gecombineerde vergunning
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 2-7
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 8-15
Artikel 1. Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, wordt bij dit besluit gedeeltelijk omgezet.
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art.2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) punt 4° wordt vervangen als volgt :
"4° de Minister : de Minister van de Waalse Regering bevoegd voor Tewerkstelling;";
b) in punt 18°, worden de woorden "het verblijfsdocument voorzien bij artikel 1, 3°" vervangen door de woorden "de verblijfsvergunning voorzien in artikel 1, 15°";
c) het artikel wordt aangevuld met de punten 20°, 21°, 22°, 23° en 24°, luidend als volgt :
"20° de Administratie : de Directie Tewerkstelling en Werkvergunningen van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk, Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;
21° het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 : het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de coördinatie van het beleid voor de toekenning van arbeidsvergunningen en de toekenning van de verblijfsvergunning, alsook de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse werknemers;
22° de gecombineerde vergunning : de verblijfsvergunning zoals bepaald in artikel 3, 10°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018;
23° de enkele procedure : de procedure zoals bepaald in artikel 3, 6°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018;
24° onderdaan van een derde land : de onderdaan zoals bepaald in artikel 3, 7°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018.".
Art.3. In artikel 2, derde en zevende lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 2003, 12 september 2007, 23 april 2008, 28 mei 2009, 13 maart 2011, 17 juli 2012 en 17 juli 2013, wordt het woord "Minister" vervangen door de woorden "gewestelijke Minister".
Art.4. Artikel 9, vijfde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 2003, 12 september 2007 en 23 december 2008, wordt opgeheven.
Art.5. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt :
"Voor de toepassing van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018, wordt het geneeskundig getuigschrift bedoeld in artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, 6°, van de wet van 15 december 1980 gelijkgesteld met een bij dit artikel bedoelde geneeskundig getuigschrift.".
Art.6. In hoofdstuk IV van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 2015, wordt afdeling 3, die de artikelen 17 en 18 omvat, opnieuw opgenomen als volgt :
"Afdeling 3. Procedure tot het verrichten van arbeid die deel uitmaakt van de procedure tot het verkrijgen van een gecombineerde vergunning of een andere verblijfsvergunning om voor een periode van meer dan negentig dagen te werken.
Art. 17. § 1. De bepalingen van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 gelden onverminderd de bepalingen :
1° van de hoofdstukken II tot XI;
2° van het koninklijk besluit van 7 oktober 2009 houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de tewerkstelling van sommige categorieën van buitenlandse werknemers.
Wat het eerste lid, 1°, betreft, wordt een uitzondering gemaakt op :
1° artikel 2, eerste lid, 14°;
2° afdeling 2 van hoofdstuk VI;
3° artikel 31, tweede lid.
Art. 18. Om een onderdaan van een derde land toe te laten om te werken, dient de werkgever een aanvraag tot arbeidsvergunning in bij de Administratie en dit, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.
De aanvraag wordt ingediend door middel van een formulier ter beschikking gesteld door de Administratie.
Het aanvraagformulier wordt door de werkgever en de werknemer onderdaan van een derde land naar behoren ingevuld, gedateerd en ondertekend.
De werkgever treedt op als vertegenwoordiger van de werknemer. De ondertekening van het aanvraagformulier bedoeld in het tweede lid door de werknemer en de werkgever of diens lasthebber, geldt als :
1° aanwijzing, door de werknemer, van de werkgever als vertegenwoordiger;
2° aanvaarding, door de werkgever, van het aldus toevertrouwde mandaat.
Art. 18/1. De aanvraag geformuleerd door de werkgever wordt in elk geval ingediend door een natuurlijke persoon die daarvoor de rechtsbevoegdheid in België heeft Het kan de werkgever zelf zijn, of een natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en die namens en voor rekening van de werkgever handelt. Wanneer de werkgever buiten België is gevestigd, is alleen deze natuurlijke persoon gemachtigd om te handelen.
Art. 18/2. De werkgever of, in voorkomend geval, de werknemer, voegt de documenten bedoeld in artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 bij het formulier bedoeld in artikel 18.
Art. 18/3. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in artikel 18/2, voegt de werkgever :
1° het afschrift van zijn identiteitskaart of van zijn lasthebber;
2° het afschrift van elke bladzijde van het geldig paspoort van de werknemer en, als de betrokkene in België verblijft, het afschrift van het document dat zijn verblijf dekt;
3° als de aanvraag een terbeschikkingstelling betreft :
a) een afschrift van het document afgegeven door de buitenlandse instelling waaruit blijkt dat de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van dat land van toepassing blijft tijdens de tewerkstelling op het Belgisch grondgebied wanneer een internationale overeenkomst betreffende de sociale zekerheid bestaat;
b) bij gebrek aan een dergelijke internationale overeenkomst, een document van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid waaruit blijkt dat de werknemer niet onderworpen mag worden aan het Belgisch stelsel van sociale zekerheid.
Voor een aanvraag tot hernieuwing, naast de in het eerste lid bedoelde documenten, worden er ook bijgevoegd :
1° het afschrift van de loonfiches of loonafrekeningen voor de hele periode van de arbeidsvergunning die vervalt of het afschrift van de individuele rekening;
2° als de aanvraag een terbeschikkingstelling betreft, het bewijs van de inschrijving in het kadaster Limosa;
3° als de aanvraag een gesubsidieerde onderzoeker betreft bedoeld in artikel 9, eerste lid, 8°, het bewijs van de betaling van de subsidie.
Art. 18/4. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3, voegt de werkgever, als het gaat om de stagiairs bedoeld in artikel 9, eerste lid, 5° :
1° het afschrift van de stageovereenkomst naar behoren ingevuld, bedoeld in artikel 22, 3°, gedateerd en ondertekend door beide partijen;
2° als de stage wordt vergoed met een beurs, het bewijs van de toekenning van deze beurs aan de betrokkene;
3° het opleidingsprogramma bedoeld in artikel 22, 4°;
4° het afschrift van het diploma of getuigschrift dat door de stage wordt aangevuld, waarbij, in voorkomend geval, de versie vertaald door een beëdigd vertaler gevoegd zal worden;
5° de verbintenis bedoeld in artikel 21, 2°, ondertekend door de stagiair, om in België geen dienstbetrekking uit te voeren tijdens de geldigheidsduur van de aangevraagde arbeidsvergunning.
Art. 18/5. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3, voegt de werkgever, als het gaat om hooggeschoold personeel of personen die een leidinggevende functie komen bekleden bedoeld in artikel 9, eerste lid, 6° en 7° :
1° a) het afschrift van de arbeidsovereenkomst conform de bepalingen van de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen;
b) in geval van terbeschikkingstelling, het afschrift van de arbeidsovereenkomst die de werknemer met zijn werkgever gevestigd in het buitenland verbindt, waarbij, in voorkomend geval, de versie vertaald door een beëdigd vertaler gevoegd zal worden;
2° in geval van terbeschikkingstelling, een attest ondertekend door de werkgever met vermelding van de duur van de terbeschikkingstelling alsook de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden tijdens de terbeschikkingstelling;
3° voor het hooggeschoold personeel, het afschrift van de diploma's van het hoger onderwijs behaald door de betrokkene, waarbij, in voorkomend geval, de versie vertaald door een beëdigd vertaler gevoegd zal worden;
4° voor de personen die een leidinggevende functie komen bekleden, het attest "leidinggevend personeel" ter beschikking gesteld door de Administratie naar behoren ingevuld, gedateerd en ondertekend door beide partijen.
Art. 18/6. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3, voegt de werkgever, als het gaat om navorsers en gasthoogleraren bedoeld in artikel 9, eerste lid, 8° :
1° voor de navorsers, het voltijds onderzoeksprogramma met vermelding van de begin- en einddata en van de bezoldiging of de subsidie die tenminste overeenstemmen met het barema van assistent van de universiteiten, instellingen van hoger onderwijs of erkende wetenschappelijke instellingen;
2° als de aanvraag een gesubsidieerde navorser betreft, het bewijs van de toekenning van de subsidie;
3° het bewijs van de uitnodiging en, in voorkomend geval, van de selectie, door de universiteit, de instelling van hoger onderwijs of de erkende wetenschappelijke instelling;
4° het afschrift van het universitair diploma van de betrokkene, namelijk het bewijs dat hij houder is van een doctoraat op proefschrift of een academische titel die hiermee gelijkgesteld kan worden, waarbij, in voorkomend geval, de versie vertaald door een beëdigd vertaler gevoegd zal worden;
5° voor een gasthoogleraar, tenzij er wordt bewezen, gedurende zijn verblijf, dat hij verder bezoldigd wordt door zijn uitzendende instelling, het bewijs dat hij een bezoldiging ontvangt in een barema van het onderwijzend personeel van de universiteit of van de instelling van hoger onderwijs.
Art. 18/7. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3, voegt de werkgever, als het gaat om gespecialiseerde techniekers bedoeld in artikel 9, eerste lid, 9° :
1° het afschrift van het leveringscontract dat bewijst dat de gespecialiseerde technieker naar België komt om over te gaan tot de montage, het op gang brengen of de herstelling van een installatie die door zijn werkgever gevestigd in het buitenland wordt vervaardigd of geleverd.
2° een nota met vermelding van de sector en het werkdomein van de werkgever gevestigd in het buitenland die zijn werknemer detacheert;
3° het afschrift van de arbeidsovereenkomst die de technieker met zijn werkgever gevestigd in het buitenland verbindt, vergezeld van een afschrift van de dienstopdracht of de opdrachtbrief, ondertekend door de werkgever, waarbij de duur van de terbeschikkingstelling wordt bepaald alsook de arbeids- en berzoldigingsvoorwaarden voor de duur van de terbeschikkingstelling, waarbij, in voorkomend geval, de versie vertaald door een beëdigd vertaler gevoegd zal worden.
Art. 18/8. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3, voegt de werkgever, als het gaat om werknemers bedoeld in artikel 9, eerste lid, 10°, gedetacheerd voor een opleiding van maximum zes maanden toegevoegd aan een verkoopscontract gesloten met een Belgisch bedrijf :
1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst die de werknemer en de werkgever gevestigd in het buitenland verbindt, waarbij, in voorkomend geval, de versie vertaald door een beëdigd vertaler gevoegd zal worden;
2° de opleidingsovereenkomst toegevoegd aan het verkoopscontract met de vermelding van de opleidingsduur alsook de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden tijdens de opleiding;
3° het afschrift van het verkoopscontract gesloten tussen het Belgisch bedrijf en de werkgever gevestigd in het buitenland.
Art. 18/9. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3, voegt de werkgever, als het gaat om beroepssportlui en trainers bedoeld in artikel 9, eerste lid, 11° :
1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaar conform de bepalingen van de artikelen 2 tot 9 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, gedateerd en ondertekend door beide partijen;
2° een verklaring op erewoord waarin de werkgever zich ertoe verbindt het bedrag van de bezoldiging bedoeld in artikel 9, eerste lid, 11°, na te leven.
Art. 18/10. Bij het formulier bedoeld in artikel 18 en de documenten bedoeld in de artikelen 18/2 en 18/3, voegt de werkgever, als het gaat om werknemers die een verantwoordelijkheidsfunctie uitoefenen in een buitenlandse luchtvaartmaatschappij met een uitbatingszetel in België of in een toeristische dienst van hun land bedoeld in artikel 9, eerste lid, 12° en 13° :
1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst conform de bepalingen van de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen of, in geval van terbeschikkingstelling, een afschrift van de arbeidsovereenkomst die de werknemer met zijn werkgever gevestigd in het buitenland verbindt, waarbij, in voorkomend geval, de versie vertaald door een beëdigd vertaler gevoegd zal worden;
2° in geval van terbeschikkingstelling, een attest ondertekend door de werkgever met vermelding van de duur van de terbeschikkingstelling alsook de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden tijdens de terbeschikkingstelling.
Art. 18/11. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om schouwspelartiesten bedoeld in artikel 9, eerste lid, 15° :
1° het afschrift van de door beide partijen behoorlijk ingevulde, gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst voor schouwspelartiest met de vermeldingen en bepalingen bedoeld in bijlage II die bij dat besluit wordt gevoegd;
2° een toelichtende brief van de werkgever over de aard van de artistieke activiteiten in het kader van de arbeidsvergunning.
De administratie kan de in het eerste lid, 1°, bedoelde bijlage II die bij dat besluit wordt gevoegd wijzigen.
Art. 18/12. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om werknemers die voor een opleiding zijn gedetacheerd bij een Belgische zetel van de multinationale groep waartoe hun onderneming behoort :
1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst waarmee de werknemer aan zijn in het buitenland gevestigde werkgever verbonden wordt;
2° het bewijs dat de Belgische zetel waarin de opleiding plaatsvindt, deel uitmaakt van de multinationale groep waartoe de onderneming van de werknemer behoort;
3° het afschrift van het opleidingscontract waarin de duur van de opleiding alsook de arbeidsvoorwaarden en de bezoldiging tijdens zijn opleiding in België worden vermeld.
Art. 18/13. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om werknemers bedoeld in artikel 9, eerste lid, 20°, die de verblijfsstatus van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie genieten en wier de arbeidsvergunning een beroep betreft, waarvoor de bevoegde overheid erkend heeft dat er zich een tekort aan arbeidskrachten voordoet :
1° als het om een eerste aanvraag gaat, het afschrift van de verblijfskaart van langdurig ingezetene, die de betrokkene in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft verkregen en die uitdrukkelijk de gepaste vermelding "EU-langdurig ingezetene" vermeldt;
2° het afschrift van de door beide partijen gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst die overeenstemt met de titels I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 18/14. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om werknemers bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, het bewijs dat het om een erkende eredienst gaat en dat de betrokkene bedienaar van de eredienst is, en dit, aan de hand van een afschrift van de akte tot aanwijzing van de FOD Justitie of van het bewijs van de aanwijzing door de Belgische verantwoordelijke voor de erkende eredienst. De duur van de opdracht en de bestaansmiddelen worden vermeld.
Art. 18/15. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever de volgende documenten, indien het gaat om personeel dat de graven van buitenlandse militairen onderhoudt, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 7° :
1° elk document dat aantoont dat de werknemer tewerkgesteld is door een officiële instantie belast met het onderhoud van militaire begraafplaatsen om te zorgen voor het onderhoud van graven van buitenlandse militairen;
2° het afschrift van de door beide partijen gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst die overeenstemt met de titels I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 18/16. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het om zeelieden bedoeld in artikel 2, eerste lid, 8°, gaat :
1° het bewijs van de opneming op de lijst van de Pool bij de Hulp-en voorzorgskas voor zeevarenden;
2° het afschrift van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen conform de bepalingen van de artikelen 29 tot 39 van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, gedateerd en ondertekend door de zeevarende en de werkgever, de reder of zijn gemachtigde of de kapitein.
Art. 18/17. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever de perskaart van de journalist afgegeven door de bevoegde diensten, indien het gaat om in België verblijvende journalisten die uitsluitend verbonden zijn aan in het buitenland uitgegeven dagbladen of in het buitenland gevestigde persagentschappen, radio- of televisiestations, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 15° :
Art. 18/18. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om werknemers bedoeld in artikel 2, eerste lid, 20° :
1° het afschrift van de door beide partijen gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst die overeenstemming is met de titels I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° het afschrift van de internationale overeenkomst in uitvoering waarvan de tewerkstelling geschiedt;
3° het bewijs dat de internationale overeenkomst in uitvoering waarvan de tewerkstelling geschiedt, door een gewestelijke of gemeenschappelijke overheid in het kader van hun respectievelijke bevoegdheden goedgekeurd is.
Art. 18/19. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om stagiairs bedoeld in artikel 2, eerste lid, 21° :
1° het afschrift van de door beide partijen gedateerde en ondertekende stageovereenkomst waarin de duur van de stage en het bedrag van de bestaansmiddelen worden vermeld;
2° indien het gaat om een stagiair tewerkgesteld in het kader van een programma goedgekeurd door een in België gevestigde publiekrechtelijke internationale organisatie waarvan het statuut bij een vigerend verslag geregeld wordt, het bewijs dat dit programma door de internationale organisatie is goedgekeurd;
3° in geval van uitwisselingsprogramma gebaseerd op wederkerigheid, het bewijs van de wederkerigheid.
Art.18/20. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om de postdoctorale onderdanen uit een derde land zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 25° :
1° het bewijs dat de postdoctorale werknemer houder is van een titel van doctor en dat hij buitengewone wetenschappelijke verdiensten hebben die blijken uit een attest van de onthalende universiteit;
2° het bewijs dat de postdoctorale werknemer in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor wetenschappelijk onderzoek met vermelding van het bedrag van de tegemoetkoming;
3° het bewijst dat de postdoctorale werknemer een fundamenteel wetenschappelijk onderzoek uitvoert in de onthalende universiteit met vermelding van de duur van het onderzoek.
Art. 18/21. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om onderzoekers bedoeld in artikel 2, eerste lid, 26°, het afschrift van de gastovereenkomst tussen de onderzoeker en de erkende onderzoekinstelling, behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend door beide partijen.
Art. 18/22. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het om gaat om kaderleden en leidinggevend personeel bedoeld in artikel 2, eerste lid, 33° :
1° het afschrift van de door beide partijen gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst die in overeenstemming is met de titels I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en die voorziet in een jaarlijkse bezoldiging hoger dan het bedrag vermeld in artikel 69 van de wet van 3 juli 1978 en berekend en aangepast volgens artikel 131 van dezelfde wet;
2° een attest van een bedrijfsrevisor opgenomen op de lijst van het Belgisch Instituut der Bedrijfsrevisoren waaruit blijkt dat de werkgever voldoet aan de wettelijke voorwaarden om als hoofdzetel te worden beschouwd.
Art. 18/23. Bij het in artikel 18 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 en 18/3 bedoelde documenten voegt de werkgever, indien het gaat om werknemers die niet bedoeld zijn in de artikelen 18/4 tot en met 18/22, noch in de artikelen 18/24 of 18/25, een afschrift van de door beide partijen behoorlijk ingevulde, gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst die de vermeldingen en bepalingen van de bijgevoegde bijlage I bevat.
De administratie kan de in het eerste lid bedoelde bijlage I die bij dat besluit wordt gevoegd wijzigen.
Art. 18/24. § 1. Met het oog op de tewerkstelling bedoeld in artikel 16 dient de werknemer, onderdaan van een derde land, een aanvraag voor een arbeidsvergunning voor een onbepaalde duur, die alle bezoldigde beroepen dekt, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit bij de administratie in.
De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een door de administratie ter beschikking gesteld formulier.
De werknemer, onderdaan van een derde land, vult het aanvraagformulier behoorlijk in en dateert en ondertekent het.
§ 2. Bij het in § 1 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 bedoelde documenten voegt de werknemer :
1° het afschrift van de arbeidskaarten B bedoeld in artikel 3, 2°, die eerder zijn verleend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaamse Gewest of de Duitstalige Gemeenschap, of van alle verblijfsvergunningen die voor arbeidsdoeleinden zijn toegekend;
2° het afschrift van de loonfiches of loonafrekeningen voor de meest recente volledige periode waarvoor een arbeidsvergunning is toegekend;
3° het afschrift van de lopende arbeidsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, van elk document waaruit blijkt dat de onderdaan van de derde land overeenkomstig artikel 61/25, § 1, 2°, van de wet van 15 december 1980 over voldoende bestaansmiddelen beschikt.
Art. 18/25. § 1. Met het oog op zijn tewerkstelling bedoeld in artikel 2, eerste lid, 35° dient de buitenlandse onderdaan die de verblijfsstatus van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft verkregen krachtens een wetgeving of regelgeving tot omzetting van de Richtlijn 2003/109/CE/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, een aanvraag voor een arbeidsvergunning voor onbepaalde duur bij de administratie in overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een door de administratie ter beschikking gesteld formulier.
De werknemer, onderdaan van een derde land, vult het aanvraagformulier behoorlijk in en dateert en ondertekent het.
§ 2. Bij het in § 1 bedoelde formulier en bij de in de artikelen 18/2 bedoelde documenten voegt de werknemer :
1° het afschrift van de arbeidskaarten B bedoeld in artikel 3, 2°, die eerder zijn verleend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaamse Gewest of de Duitstalige Gemeenschap, of van alle verblijfsvergunningen die voor arbeidsdoeleinden zijn toegekend;
2° het afschrift van de loonfiches of loonafrekeningen voor de meest recente volledige periode waarvoor een arbeidsvergunning is toegekend;
3° het afschrift van de lopende arbeidsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, van elk document waaruit blijkt dat de onderdaan van de derde land overeenkomstig artikel 61,25-6, § 1, 2°, van de wet van 15 december 1980 over voldoende bestaansmiddelen beschikt.
Art. 18/26. § 1. De administratie deelt de beslissing tot weigering van de arbeidsvergunning aan de werkgever en aan de werknemer die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9 van de wet van 30 april 1999 mede.
De beslissing vermeldt de mogelijkheid om een beroep in te dienen overeenkomst artikel 9 van de wet van 30 april 1999, de bevoegde instanties waarbij dit beroep kan worden ingesteld alsook de eisen van vormen en termijnen.
§ 2. Zolang het beroep bij de gewestelijke Minister hangende is, wordt elke aanvraag die krachtens de volgende artikelen is ingediend, onontvankelijk verklaard :
1° artikel 18 voor zover het om een betrekking voor dezelfde werknemer gaat en voor het beroep dat bij de gewestelijke Minister hangende is, een krachtens artikel 18 ingediende aanvraag betreft;
2° artikel 18/24 door dezelfde werknemer voor zover het beroep dat bij de gewestelijke Minister hangende is, een krachtens artikel 18/24 ingediende aanvraag betreft;
3° artikel 18/25 door dezelfde werknemer voor zover het beroep dat bij de gewestelijke Minister hangende is, een krachtens artikel 18/25 ingediende aanvraag betreft.
§ 3. De administratie deelt de beslissing van de gewestelijke Minister in beroep tot weigering van de arbeidsvergunning aan de verzoeker mede.
De beslissing vermeldt de mogelijkheid om een beroep in te dienen, de bevoegde instanties waarbij dit beroep kan worden ingesteld alsook de eisen van vormen en termijnen.
Art. 18/27. De aanvraag tot verlenging van de arbeidsvergunning wordt door de werkgever bij de administratie ingediend, overeenkomstig de artikelen 18 tot en met 18/3 en, volgens het geval, de artikelen 18/4 tot en met 18/23.
In afwijking van het eerste lid worden de in de artikelen 18/4 tot 18/23 bedoelde documenten die onveranderd zijn gebleven sinds hun overmaking aan de administratie, met uitzondering van het in artikel 12, eerste lid, bedoelde document, niet gevoegd bij de aanvraag tot verlenging.".
Art.7. In artikel 38, § 1, van hetzelfde besluit 38 wordt het woord "Minister" vervangen door de woorden "gewestelijke Minister".
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.8. De Minister benoemt het gewoon lid en het plaatsvervangend lid van het samenwerkingsgerecht bedoeld in artikel 44 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 voor een verlengbare periode van vier jaar.
Art.9. De arbeidskaarten A die zijn toegekend overeenkomstig de voor de inwerkingtreding van dit besluit vigerende bepalingen, blijven geldig na de inwerkingtreding van dit besluit en blijven onderworpen aan de bepalingen die voor die datum van kracht waren.
Art.10. De aanvragen voor de arbeidskaart A die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, blijven geldig.
Art.11. De tewerkstellingsaanvragen en de arbeidskaart B die zijn toegekend overeenkomstig de voor de inwerkingtreding van dit besluit vigerende bepalingen, blijven geldig tot hun vervaldatum.
Art.12. De aanvragen voor het verkrijgen van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart B die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, blijven onderworpen aan de bepalingen die voor die datum van kracht waren.
De op die manier verkregen arbeidsvergunning en de arbeidskaart B blijven geldig tot hun vervaldatum.
Art.13. Voor de gevallen bedoeld in de artikelen 11 en 12 kunnen de arbeidsvergunning van de werknemer en de vergunning van de werkgever om de werknemer tewerk te stellen slechts opnieuw toegekend worden mits de naleving van de procedure m.b.t. de verlengingsaanvraag bedoeld in artikel 18/27 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
Art.14. Dit besluit heeft uitwerking op de datum van inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord gesloten te Brussel op 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de coördinatie van het beleid voor de toekenning van arbeidsvergunningen en voor de toekenning van de verblijfsvergunning, alsook de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse werknemers.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 24-12-2018 door NO 2018-02-02/14, art. 45)
Art. 15. De Minister van Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.