Details





Titel:

5 OKTOBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-10-2018 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van de salarisschalen
Art. 2, 2/1
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere bepalingen om het salaris van sommige personeelsleden vast te stellen
Afdeling 1. - Volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs
Art. 3
Afdeling 2. - Onderwijs met volledig leerplan
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 5-7
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004035036 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op :
  1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
  2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
  3° de leden van de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
  4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
  5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;
  6° de contractuelen betaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van de salarisschalen
Art.2.De salarisschalen die gelden voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1 worden, overeenkomstig de bezoldigingsregeling die op hen van toepassing is, aangeduid door een kengetal. Het kengetal van het ambt [1 en, voor de personeelsleden die voor 1 september 2021 in dienst zijn getreden, de minimumleeftijd worden]1 vermeld bij elke salarisschaal die voorkomt in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.
  [1 Voor de personeelsleden die vanaf 1 september 2021 voor het eerst in dienst treden, geldt geen minimumleeftijd meer. De minimumleeftijden, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, zijn niet van toepassing op hen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-04-22/17, art. 46, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.2/1. [1 Met ingang van 1 november 2024 wordt iedere vier jaar de toereikendheid beoordeeld van de minimumsalarissen van de salarisschalen 121 en 229, vermeld in de bijlage bij dit besluit. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, beslist wie de beoordeling uitvoert. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met:
   1° de koopkracht van de personeelsleden die de minimumsalarissen van de salarisschalen 121 en 229, vermeld in de bijlage bij dit besluit, ontvangen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
   2° het algemene niveau van de wedden en lonen en de verdeling ervan;
   3° het groeipercentage van de wedden en lonen;
   4° nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn;
   5° de indicatieve referentiewaarde van 50% van de gemiddelde brutowedde en het gemiddelde brutoloon.
   De beoordeling, vermeld in het eerste lid, wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, voor advies voorgelegd aan een commissie die samengesteld is uit een afvaardiging van de representatieve vakorganisaties en van de onderwijsverstrekkers. De commissie bezorgt uiterlijk twee maanden na de aanvraag haar advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
   Een afvaardiging als vermeld in het tweede lid, bestaat uit maximaal tien leden. Een personeelslid van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming treedt op als secretaris van de commissie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-05/07, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2024>


HOOFDSTUK 3. - Bijzondere bepalingen om het salaris van sommige personeelsleden vast te stellen
Afdeling 1. - Volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs
Art.3.Het salaris van het personeelslid dat zich in een van de volgende gevallen bevindt, wordt vastgesteld rekening houdend met de volgende elementen :
  1° voor een personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, wordt de vastgestelde salarisschaal verminderd met [1 1150,05 euro]1;
  2° voor een personeelslid dat in het onderwijs twee of meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent als vermeld in titel IV van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, waarvan de gezamenlijke opdracht de eenheid overtreft, wordt de volgende formule toegepast : (jw' x OB1 + jw' x OB2 + ... + jw' x OBx) + [1 1127,46 euro]1;
  3° voor een personeelslid dat in het onderwijs fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op grond van artikel 24, § 3, van het voormelde koninklijk besluit van 10 maart 1965, wordt de volgende formule toegepast : [{jw' x (dp/30)} + {[1 1127,46 euro]1 x (dp'/30)}].
  In het eerste lid wordt verstaan onder :
  1° jw : het jaarsalaris à 100%;
  2° jw' : jw - [1 1127,46 euro]1;
  3° OB : opdrachtbreuk, dit is een breuk waarvan de teller een getal is dat gelijk is aan het aantal uren dat het personeelslid presteert in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het minimale aantal uren dat vereist is opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige prestaties zou zijn;
  4° dp : aantal prestatiedagen, dit is het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de maand in kwestie heeft gefungeerd;
  5° dp' : is gelijk aan dp, met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 als het personeelslid een volledige maand heeft gefungeerd.
  ----------
  (1)<BVR 2020-10-30/23, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 2. - Onderwijs met volledig leerplan
Art.4.Het salaris van het personeelslid dat zich in een van de volgende gevallen bevindt, wordt vastgesteld rekening houdend met de volgende elementen :
  1° voor een personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als bijbetrekking als vermeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, wordt de vastgestelde salarisschaal verminderd met [1 1150,05 euro]1;
  2° voor een personeelslid dat zijn prestaties in het onderwijs uitoefent als niet-uitsluitend ambt als vermeld in het voormelde artikel 5 en daarnaast in het onderwijs een hoofdambt uitoefent als vermeld in het voormelde artikel 5 of artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, wordt de volgende formule toegepast : (jw' x OB hoofdambt + jw' x OB niet-uitsluitend ambt) + [1 1127,46 euro]1;
  3° voor een personeelslid dat in het onderwijs twee of meer hoofdambten met onvolledige prestaties uitoefent als vermeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 houdende harmonisering van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan of als vermeld in titel III van het voormelde koninklijk besluit van 15 april 1958, waarvan de gezamenlijke opdracht de eenheid overtreft, en van wie het salaris wordt vastgesteld op grond van artikel 42, § 2, van het voormelde koninklijk besluit van 15 april 1958, wordt de volgende formule toegepast : (jw' x OB1 + jw' x OB2 +... + jw' x OBx) + [1 1127,46 euro]1;
  4° voor een personeelslid dat in het onderwijs fungeert in een niet-vacante betrekking en bezoldigd wordt op grond van artikel 31, § 3, van het voormelde koninklijk besluit van 15 april 1958, wordt de volgende formule toegepast : [{jw' x (dp/30)} + {[1 1127,46 euro]1 x (dp'/30)}].
  In het eerste lid wordt verstaan onder :
  1° jw : het jaarsalaris à 100%;
  2° jw' : jw - [1 1127,46 euro]1;
  3° OB : opdrachtbreuk, dit is een breuk waarvan de teller een getal is dat gelijk is aan het aantal uren dat het personeelslid presteert in het ambt en waarvan de noemer een getal is dat gelijk is aan het minimale aantal uren dat vereist is opdat hetzelfde ambt een ambt met volledige prestaties zou zijn;
  4° dp : aantal prestatiedagen, dit is het aantal dagen dat het personeelslid tijdens de maand in kwestie heeft gefungeerd;
  5° dp' : is gelijk aan dp, met dien verstande dat het altijd gelijk is aan 30 als het personeelslid een volledige maand heeft gefungeerd.
  ----------
  (1)<BVR 2020-10-30/23, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.5. Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van 28 oktober 2016, wordt opgeheven.

Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2018.

Art.7. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.[1 Bijlage]1

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-12-2022, p. 94407 - 97188)
  ----------
  (1)<BVR 2022-09-09/20, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

  Vervangen door : <BVR 2024-07-05/18, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>