22 JUNI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de transactionele afhandeling bij inbreuken op de wet van 21 december 2013 tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad, en tot opheffing van diverse bepalingen
Art. 1-6
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° wet van 21 december 2013 : wet van 21 december 2013 tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad, en tot opheffing van diverse bepalingen;
2° aangestelde ambtenaar : door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaar die in uitvoering van artikel 7 van de wet van 21 december 2013 aan de marktdeelnemer een transactionele afhandeling kan voorstellen;
3° proces-verbaal : proces-verbaal van vaststelling van de inbreuk opgesteld door de door de Koning aangewezen ambtenaren, in uitvoering van artikel 3, § 1, van de wet van 21 december 2013.
Art.2. De processen-verbaal worden verzonden aan de aangestelde ambtenaar.
Art.3. De bedragen die bij wijze van transactie in de zin van artikel 7 van de wet van 21 december 2013, ter betaling worden voorgesteld aan de marktdeelnemer door de aangestelde ambtenaar, mogen niet lager zijn dan zesentwintig euro, en niet hoger dan tweehonderdduizend euro.
Art.4. Elk voorstel tot betaling wordt, vergezeld van een overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij een aangetekende brief met ontvangstbewijs. Het voorstel tot betaling kan ook via elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de mededeling per elektronische post wordt deze via aangetekende brief met ontvangstbewijs opgestuurd.
Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn is ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.
Het voorstel vermeldt daarenboven dat de betaling van de som de strafvordering doet vervallen.
Art.5. Bij niet-betaling binnen de termijn vermeld in het voorstel tot betaling bedoeld in artikel 4, tweede lid, bij betwisting van het voorstel of van de inbreuk vastgesteld in het proces-verbaal of indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, wordt het proces-verbaal overgemaakt aan de procureur des Konings.
Art. 6. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.