7 MAART 2018. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de erkenningsprocedure waarbij de beoefenaars van de tandheelkunde ertoe worden gemachtigd een bijzondere beroepstitel te dragen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-04-2018 en tekstbijwerking tot 03-12-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Erkenningscommissie
Afdeling 1. - Samenstelling en opdrachten
Art. 2, 2/1, 3-4
Afdeling 2. - Werking
Art. 5-6
HOOFDSTUK 3. - Erkenning
Afdeling 1. - Stage
Art. 7-17
Afdeling 2. - Erkenning
Art. 18-22
HOOFDSTUK 4. - Controle, opschorting, afzien en intrekking van de erkenning van een bijzondere beroepstitel
Afdeling 1. - Controle
Art. 23
Afdeling 2. - Opschorting en afzien
Art. 24-26
HOOFDSTUK 5. - Intrekking van de erkenning
Art. 27
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 28-32
BIJLAGEN.
Art. N
2019012429 2020043294 2020043297 2020A43294 2020A43297 2021033926 2022030743 2022040009 2024010858
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° "Minister" : de Minister die bevoegd is voor de erkenning van de gezondheidszorgverstrekkers;
2° "Administratie" : de Algemene Directie Niet Verplicht onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;
3° "wet" : gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;
4° "erkenning" : de erkenning bedoeld in artikel 88 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;
5° "commissie" : de commissie voor de erkenning van de beoefenaars van de tandheelkunde bedoeld in artikel 2 van dit besluit;
6° "kandidaat" : de kandidaat voor een erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel in de tandeelkunde;
7° "stagemeester" : de beoefenaar van de tandheelkunde, die verantwoordelijk is voor de stages en die als dusdanig erkend is overeenkomstig de geldende criteria;
8° "stagedienst" : de dienst waarin de stage van de kandidaat volledig of gedeeltelijk plaatsvindt en die daartoe erkend is, overeenkomstig de geldende criteria;
9° "coördinerende stagemeester" : de stagemeester die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het geheel van de opleiding van de kandidaat wanneer deze meer dan één stagemeester heeft;
10° "representatieve beroepsverenigingen" : de representatieve beroepsverenigingen die beantwoorden aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 5/1 van het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel.
HOOFDSTUK 2. - Erkenningscommissie
Afdeling 1. - Samenstelling en opdrachten
Art.2. Bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap, wordt een erkenningscommissie ingesteld voor elk van de bijzondere beroepstitels van de beoefenaars van de tandheelkunde.
Art.2/1. [1 . De Franse Gemeenschap is bevoegd voor elke aanvraag op basis van een diploma uitgereikt door een onderwijsinrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap of erkend als gelijkwaardig door deze.
§ 2. Het Ministerie van de Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Administratie, verzamelt de in § 4 bedoelde gegevens bij de aanvrager en codeert de in § 3 bedoelde gegevens in de Permanente Federale Gegevensbank van de Beroepsbeoefenaars in de Gezondheidszorg, waarin de beroepsbeoefenaars in de gezondheidssector zijn opgenomen die een beroep in de tandheelkunde uitoefenen, teneinde de uitvoering van zijn regelgevende opdrachten en de uitwisseling van gegevens overeenkomstig artikel 97, § 2, van de wet mogelijk te maken.
§ 3. Met het oog op de uitvoering van haar opdrachten en de in artikel 97, § 2, van de wet vastgelegde doeleinden deelt de Administratie de in artikel 98, 2°, van de wet bedoelde gegevens betreffende de erkenning mee aan de relevante entiteiten die krachtens artikel 99 van de wet zijn aangewezen om deze gegevens aan de federale gegevensbank mee te delen.
§ 4. In het kader van zijn opdrachten verzamelt het Ministerie van de Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Administratie, overeenkomstig artikel 98 van de wet, bij de aanvrager de volgende gegevenscategorieën:
- identificatiegegevens: naam, voornaam, rijksregisternummer, woonplaats en werkadres, nationaliteit, geboortedatum, geboorteplaats en e-mailadres;
- gegevens met betrekking tot het diploma;
- gegevens met betrekking tot het visum: visumnummer, datum van afgifte, type visum;
- gegevens met betrekking tot het RIZIV-nummer: RIZIV-code, datum van afgifte;
- gegevens met betrekking tot bewijsstukken die zijn ingediend in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikelen 7 en 18.
§ 5. De Administratie en de commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens.
De gegevens worden bewaard tot het overlijden van de aanvrager of tot de intrekking of het verzaken van de erkenning. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BFG 2024-11-13/09, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 13-12-2024>
Art.3. De commissie is samengesteld uit :
1° ten minste drie en ten hoogste zes beoefenaars van de tandheelkunde, die sedert ten minste drie jaar een academisch ambt bekleden in de betrokken specialiteit en op een lijst van dubbeltallen worden voorgedragen door de Scholen voor Tandheelkunde;
2° een aantal beoefenaars van de tandheelkunde, gelijk aan het aantal beoefenaars bedoeld sub 1°, die een ervaring van ten minste drie jaar hebben en die erkend zijn als houder van de betrokken bijzondere beroepstitel en op een lijst van dubbeltallen door de representatieve beroepsverenigingen worden voorgedragen.
De Commissie kan eveneens, als zij dit nuttig acht, een beroep doen op deskundigen. Deze hebben een adviserende stem.
Voor elk werkend lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd onder dezelfde voorwaarden als de werkende leden.
Art.4.De Commissie heeft als opdracht :
1° de Minister een advies geven over elke aanvraag om goedkeuring, verlenging of wijziging van het stageplan dat door de kandidaat wordt ingediend;
2° toezicht houden op de uitvoering van het stageplan van de kandidaten in al zijn bestanddelen [1 en jaarlijks ter attentie van de minister een advies uitbrengen, rekening houdend met de beoordeling van de stagemeester, over de opleiding die op basis van het in artikel 12 bedoelde stageboek is gevolgd]1;
3° de Minister een advies verstrekken over elke aanvraag om erkenning van een bijzondere beroepstitel en over de vraagstukken in verband met die erkenning;
4° de Minister een advies geven over elke intrekking van een erkenning, toegekend op grond van artikel 88 van de wet;
5° op eigen initiatief of op aanvraag van de minister een advies geven over elk vraagstuk betreffende de erkenning van een bijzondere beroepstitel van beoefenaar van de tandheelkunde;
6° de in hoofdstuk 4 bedoelde controle uitoefenen op alle beoefenaars van de tandheelkunde die een bijzondere beroepstitel dragen.
----------
(1)<BFG 2021-11-18/03, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
Afdeling 2. - Werking
Art.5.§ 1. De leden van de commissie worden door de Minister voor een hernieuwbare termijn van [2 zes]2 jaar benoemd.
Op het einde van het mandaat, oefenen de leden hun ambt uit totdat hun mandaat wordt hernieuwd of, in voorkomend geval, totdat in hun vervanging wordt voorzien, met toepassing van het eerste lid.
§ 2. De Minister kan het mandaat beëindigen van het lid van de commissie dat duidelijk blijk heeft gegeven van gebrek aan regelmatigheid in het bijwonen van de vergaderingen of van gebrek aan belangstelling voor de opdrachten die hem werden toevertrouwd.
Het lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan het werd benoemd, is van ambtswege ontslagnemend.
In geval van overlijden, ontslag of intrekking van het mandaat van een lid, benoemt de Minister een nieuw lid, om het lopend mandaat te voleindigen,
§ 3. Bij de eerste vergadering volgend op de benoeming van de leden van de commissie, kiest deze, uit haar leden, een voorzitter alsook een ondervoorzitter.
§ 4. De administratie neemt het secretariaat van de commissie waar.
§ 5. De leden van de commissie alsook de deskundigen die krachtens artikel 4, derde lid, worden uitgenodigd, hebben recht op :
1° een presentiegeld van [1 vijftig euro]1 per halve dag; de leden-ambtenaren kunnen daar alleen aanspraak op maken voor zover hun aanwezigheid op de vergaderingen prestaties buiten hun normale diensturen tot gevolg hebben;
2° de terugbetaling van de reiskosten, toegekend overeenkomstig de regeling die geldt voor de personeelsleden van rang 12 van het ministerie van de Franse Gemeenschap. Het maximumbedrag van de vergoeding stemt overeen met de prijs van een spoorwegticket eerste klasse.
De leden van de commissie worden ertoe gemachtigd hun motorvoertuig te gebruiken voor de reizen die noodzakelijk zijn voor hun deelneming aan de vergaderingen van de commissie. Ze genieten een vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat door de Franse Gemeenschap zou zijn betaald als de gemeenschappelijke vervoermiddelen zouden zijn gebruikt.
De Franse Gemeenschap dekt de risico's niet die voortvloeien uit het gebruik, door haar personeelsleden, van hun persoonlijke voertuig.
----------
(1)<BFG 2019-03-15/36, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 27-05-2019>
(2)<BFG 2021-12-22/18, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 29-01-2022>
Art.6. § 1. De vergaderingen van de commissie worden voorgezeten door de voorzitter, of, bij diens afwezigheid, door de ondervoorzitter. Als beide afwezig zijn, worden de vergaderingen door het oudste lid voorgezeten.
§ 2. De commissie beraadslaagt en beslist alleen geldig als minstens de helft van de leden aanwezig is.
Indien het quorum niet bereikt is, roept de voorzitter, of, bij diens afwezigheid, de ondervoorzitter, een nieuwe vergadering, met dezelfde agenda, bijeen. De commissie beraadslaagt en beslist dan geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden.
§ 3. De commissie spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter, of, bij diens afwezigheid, van de ondervoorzitter, beslissend.
§ 4. De adviezen van de commissie moet in feite en in rechte met redenen worden omkleed.
§ 5. De beraadslaging van de commissie is geheim.
§ 6. De commissie stelt een huishoudelijk reglement vast, dat met de wijzigingen ervan, de Minister ter goedkeuring wordt voorgelegd.
HOOFDSTUK 3. - Erkenning
Afdeling 1. - Stage
Art.7.§ 1. De kandidaat, gemachtigd de tandheelkunde in België uit te oefenen, stuurt de administratie zijn stageplan ter goedkeuring toe met vermelding van de stages die hij wenst te volgen, door middel van een formulier waarvan het model in de bijlagen I of Ibis, naargelang van het geval, voorkomt, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg volgens het ter beschikking van de administratie gestelde proces.
De aanvraag wordt uiterlijk drie maanden na het begin van de stage ingediend.
De kandidaat voegt bij zijn aanvraag om goedkeuring van het stageplan de volgende documenten :
1° het afschrift van het diploma in de tandheelkunde;
2° het bewijs dat hij ertoe wordt gemachtigd de tandheelkunde in België uit te oefenen;
3° het attest dat hij in aanmerking komt bij een universiteit voor de discipline waarvoor de aanvraag wordt ingediend;
4° het onderwerp van de scriptie;
5° een exemplaar, voor elk deel van de stage, van de schriftelijke opleidingsovereenkomst die gesloten is met de stagemeester of de verantwoordelijke instelling en die betrekking heeft op de bezoldiging die wordt vastgesteld door de Minister bevoegd voor de volksgezondheid [1 volgens het door de Minister of zijn afgevaardigde vastgelegde model]1;
6° het programma praktische opleiding met een stagemeester.
§ 2. Wanneer de kandidaat meer dan één stagemeester heeft, moet één van hen als coördinerende stagemeester dienst doen.
De coördinerende stagemeester heeft als opdracht de kandidaat te begeleiden bij het opstellen van zijn stageplan en het geheel van zijn opleiding te coördineren. De coördinerende stagemeester moet worden erkend in dezelfde discipline als deze die bedoeld is door de kandidaat, en deze moet zijn stage bij hem voleindigen.
De coördinerende stagemeester moet een globale beoordeling formuleren die de erkenningscommissie in staat stelt te oordelen of de kandidaat aan de opleidingscriteria heeft voldaan en of hij de discipline onafhankelijk en onder zijn verantwoordelijkheid kan uitoefenen.
§ 3. De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om goedkeuring van het stageplan binnen een termijn van dertig dagen.
Indien het stageplan gedurende de eerste drie maanden van de opleiding wordt ingediend, wordt de stageperiode berekend vanaf de datum waarop de opleiding werkelijk is begonnen; als het later wordt ingediend, wordt de datum van het aangetekend schrijven of van de elektronische aanvraag beschouwd als de datum van het begin van de stage.
----------
(1)<BFG 2024-11-13/09, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 13-12-2024>
Art.8. Wanneer het dossier volledig is, stuurt de administratie dit voor advies aan de erkenningscommissie.
Wanneer het dossier onvolledig is, verzoekt de administratie de betrokkene haar de ontbrekende documenten mee te delen. Als de kandidaat zijn dossier niet binnen de drie maanden na de aanvraag heeft vervolledigd, sluit de administratie de aanvraag af en brengt daar de kandidaat bij aangetekend schrijven op de hoogte van.
De commissie onderzoekt het dossier van de aanvraag op grond van de voorwaarden die ter uitvoering van de wet vastgesteld worden.
Art.9. De commissie spreekt zich uit over het stageplan of elke andere vraag in verband met de stage binnen zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier door de administratie.
De commissie doet uitspraak op stukken. Indien haar advies afwijkt van het ingediende plan, wordt het in beraad gehouden. In dat geval wordt de kandidaat ten minste veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, opgeroepen.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Art.10. Als het advies van de Commissie over het stageplan gunstig is, keurt de Minister of diens afgevaardigde het stageplan goed.
De administratie deelt de kandidaat de beslissing binnen een termijn van dertig dagen mee.
Art.11. § 1. Bij ongunstig advies, brengt daar de administratie de kandidaat bij aangetekend schrijven op de hoogte van binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies.
Wanneer de kandidaat het ongunstig advies van de commissie niet betwist, neemt de Minister of diens afgevaardigde zijn beslissing over het stageplan.
§ 2. Als het ongunstig advies van de commissie wordt betwist, kan de kandidaat de administratie een nota sturen met zijn met redenen omklede opmerkingen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dat geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op verzoek van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om haar alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behoudens in dringende gevallen, wordt hij minstens veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, verwittigd.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede beslissing, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan haar oorspronkelijke advies bevestigen of een nieuw advies op grond van nieuwe gegevens uitbrengen.
§ 3. De Minister of diens afgevaardigde neemt zijn beslissing op grond van het laatste advies van de Commissie.
§ 4. De administratie deelt de kandidaat de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen mee. Wanneer de beslissing negatief is, wordt ze aan de aanvrager bij aangetekend schrijven meegedeeld.
Art.12.[1 Vanaf het begin van de stage gebruikt de kandidaat een door de Administratie ter beschikking gesteld stageboek waarin hij alle jaarlijkse activiteiten noteert die hij in het kader van zijn opleiding heeft verricht. Dit naar behoren ingevulde stageboek wordt elk jaar, binnen zes maanden na de "verjaardag" van het begin van de stage, via de Administratie aan de Commissie toegezonden, waarna het door een nieuw stageboek wordt vervangen.
Indien de kandidaat het stageboek niet binnen de bovengenoemde termijnen indient of niet binnen die termijnen naar behoren vervolledigt, wordt de betrokken stageperiode ten belope van een periode van drie maanden ongeldig verklaard, behalve in door de Commissie vast te stellen uitzonderlijke omstandigheden.
De bedoelde stageperiode wordt ook ongeldig verklaard als de kandidaat-specialist of kandidaat-huisarts een jaarlijkse beoordeling heeft gekregen die door de stagemeester als onvoldoende wordt beoordeeld.
De kandidaat moet ook jaarlijks een vertrouwelijk verslag over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van zijn stage bij de Commissie indienen.
De artikelen 7, § 3, eerste lid, en 8 tot en met 11 zijn mutatis mutandis van toepassing.]1
----------
(1)<BFG 2021-11-18/03, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
Art.13.Het stageplan kan alleen met de voorafgaande toestemming van de Minister of diens afgevaardigde worden gewijzigd.
[2 De wijziging wordt van kracht op de datum van haar goedkeuring. Er wordt geen rekening gehouden met de stageperiode die is voltooid vóór de goedkeuring van de wijziging van het stageplan.]2
[1 Een wijziging van het stageplan moet, onder meer, worden ingevoerd in geval van :
1° verlenging van de stage na ongeldigverklaring van een stageperiode;
2° verlenging van de stage na een onderbreking van meer dan 15 weken om welke reden dan ook;
3° verandering van stagemeester of -dienst.]1
De aanvraag om wijziging van het stageplan wordt bij de administratie ingediend door middel van een formulier waarvan het model in bijlage 1 of in bijlage Ibis, naargelang van het geval, wordt vermeld, dat ofwel bij aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg volgens het door de administratie ter beschikking gestelde proces.
Na advies van de commissie neemt de minister of diens afgevaardigde zijn beslissing.
De artikelen 7, § 3, eerste lid, en 8 tot 11, zijn van overeenkomstige toepassing.
----------
(1)<BFG 2021-11-18/03, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 11-12-2021>
(2)<BFG 2024-11-13/09, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 13-12-2024>
Art.14. Een onderbreking van de stage mag in geen geval de totale duur van de opleiding verkorten. Wanneer de kandidaat zijn opleiding onderbreekt, moet hij onmiddellijk de commissie daarvan in kennis stellen en de reden van de onderbreking vermelden.
De kandidaat heeft het recht, gedurende zijn opleiding, zijn stage, zonder verlenging, te onderbreken gedurende de wettelijke duur van het moederschapsverlof, zoals bepaald in de arbeidswet van 16 maart 1971, alsook gedurende de wettelijke duur van het verlof voor palliatieve verzorging, zoals bepaald in de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
De kandidaat heeft eveneens het recht, gedurende zijn werkelijke opleiding, deze om medische redenen te onderbreken.
In alle gevallen moet de commissie de maximumduur van de onderbreking zonder verlenging van de stage bepalen.
De kandidaat deelt de administratie een medisch attest mee dat de reden van de onderbreking aantoont. De kandidaat doet, in onderlinge overeenstemming met zijn stagemeester, een voorstel tot verlenging van de stage. Het voorstel tot verlenging wordt de Minister ter goedkeuring voorgelegd, die daarover beslist na advies van de commissie.
De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om verlenging van de stage binnen een termijn van dertig dagen en legt die om advies aan de commissie voor.
De commissie spreekt zich uit over de aanvraag om verlenging van de stage binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag.
De Minister of diens afgevaardigde neemt een beslissing over de aanvraag om verlenging van de stage op grond van het advies van de commissie.
De administratie deelt de beslissing aan de kandidaat mee binnen een termijn van dertig dagen.
Art.15. De kandidaat en de stagemeester kunnen de stageovereenkomst niet eenzijdig wijzigen, noch de stageovereenkomst vroegtijdig beëindigen.
Art.16. In geval van een meningsverschil tussen een kandidaat en zijn stagemeester kan zowel de een als de ander het geschil aanhangig maken bij de commissie.
De commissie hoort beide partijen. Indien één of beide partijen niet verschijnen, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij een met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Indien het geschil blijft bestaan, belast de commissie een onderzoekscommissie, samengesteld uit één of meer van haar leden en uit een ambtenaar van de administratie, met een onderzoek. In voorkomend geval kan die opdracht op de plaats van de stage worden uitgevoerd.
De commissie brengt een advies uit na kennis te hebben genomen van het verslag dat door de onderzoekscommissie wordt opgemaakt. Ze deelt haar advies aan de kandidaat en aan de stagemeester mee binnen een termijn van dertig dagen en legt dit aan de Minister ter goedkeuring voor.
Art.17. § 1. Wanneer de stagemeester oordeelt dat de kandidaat niet geschikt is voor de gekozen discipline, of ongewenst is geworden in zijn dienst, deelt hij zulks mede aan de kandidaat en aan de commissie, met opgave van de redenen waarop hij zijn oordeel steunt.
De commissie hoort beide partijen. Indien één of beide partijen niet verschijnen, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Indien de stagemeester bij zijn standpunt blijft, belast de commissie, binnen de zestig dagen volgend op de hoorzitting, een onderzoekscommissie, samengesteld uit een of meer van haar leden en uit een ambtenaar van de administratie, met een onderzoek. In voorkomend geval, kan die opdracht op de plaats van de stage worden uitgevoerd.
Nadat de commissie kennis heeft genomen van het onderzoeksverslag, adviseert ze ofwel de stage of een deel van de stage te beëindigen, ofwel een andere stagemeester aan te wijzen. In dit laatste geval bepaalt zij in hoeverre de stage die werd gevolgd bij de stagemeester die een negatieve beoordeling heeft uitgebracht in aanmerking komt voor de berekening van de totale duur van de stage die voor de discipline vereist wordt.
De commissie deelt haar advies aan de stagemeester en aan de kandidaat binnen dertig dagen mee. De Minister of diens afgevaardigde neemt een beslissing.
§ 2. Wanneer de Minister of diens afgevaardigde beslist een stagemeester te vervangen, stelt de kandidaat een nieuwe stagemeester voor. In onderlinge overeenstemming met de nieuwe stagemeester, legt de kandidaat een wijziging van het stageplan aan de Minister of diens afgevaardigde ter goedkeuring voor, na advies van de commissie. Die wijziging wordt aan de administratie gericht door middel van een formulier waarvan het model in bijlage I of Ibis, naar gelang van het geval, wordt vermeld, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg volgens het proces dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld.
Indien de nieuwe stagemeester, gedurende de voortgezette stage, eveneens een ongunstig advies uitbrengt, kan de commissie adviseren de kandidaat niet toe te laten zijn stage in de discipline in kwestie voort te zetten. De administratie brengt daar de kandidaat op de hoogte van binnen dertig dagen bij aangetekend schrijven. Het advies van de commissie wordt de Minister ter goedkeuring voorgelegd.
Wanneer de kandidaat het ongunstig advies van de commissie niet betwist, beslist de Minister of diens afgevaardigde over het stopzetten van de opleiding van de kandidaat.
Als de kandidaat het ongunstig advies van de commissie betwist, kan hij de administratie een nota meedelen met zijn met redenen omklede opmerkingen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dit geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op verzoek van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behalve in dringende gevallen wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan op de hoogte gebracht.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan bij haar oorspronkelijke advies blijven of een nieuw advies uitbrengen op grond van nieuwe gegevens.
De Minister of diens afgevaardigde neemt zijn beslissing op grond van het laatste advies van de commissie.
De administratie deelt de betrokkene de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen mee. Wanneer de beslissing negatief is, wordt ze bij aangetekend schrijven meegedeeld.
Afdeling 2. - Erkenning
Art.18. De aanvraag om erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel wordt, na het beëindigen van de stage, bij de administratie ingediend door middel van een formulier waarvan het model in bijlage II vermeld wordt, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel via elektronische weg volgens het proces dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld.
De aanvraag om erkenning gaat vergezeld van :
1° een attest van slagen voor de specifieke universitaire opleiding;
2° een afschrift van de scriptie die in het kader van de specifieke opleiding wordt opgesteld;
3° een autonomie-attest, uitgereikt door de laatste stagemeester of de coördinerende stagemeester;
4° het laatste stageboekje en elk ander document dat de commissie in staat stelt de waarde van de kandidaat te beoordelen.
Het dossier van de aanvraag omvat ook elk ander bewijsstuk dat bevestigt dat de kandidaat aan de erkenningscriteria voldoet.
De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om erkenning binnen een termijn van dertig dagen.
Art.19. Wanneer het dossier volledig is, zendt de administratie dit voor advies aan de erkenningscommissie.
Wanneer het dossier onvolledig is, verzoekt de administratie de betrokkene haar de ontbrekende documenten te bezorgen. Indien de kandidaat zijn dossier niet binnen de drie maanden na de aanvraag vervolledigt, kan de administratie de aanvraag afsluiten en brengt dan de kandidaat daar bij aangetekend schrijven op de hoogte van.
Art.20. De commissie spreekt zich uit over de aanvraag om erkenning binnen de negentig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier door de administratie.
De commissie vergelijkt de meegedeelde gegevens met deze die gedurende de opleiding werden opgenomen. Indien de commissie een gebrek aan overeenstemming vaststelt, kan zij het uitbrengen van haar advies uitststellen. In dit geval verzoekt ze de betrokkene aanvullende gegevens te bezorgen en kan hem uitnodigen om te worden gehoord bij één van haar latere vergaderingen.
De administratie deelt die beslissing aan de kandidaat binnen en termijn van dertig dagen mee. Behalve in dringende gevallen, wordt de kandidaat minstens veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, uitgenodigd.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Indien de kandidaat, die behoorlijk wordt opgeroepen, niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan ook adviseren dat de opleiding gedurende een bepaalde tijd moet worden voortgezet om te voldoen aan de erkenningscriteria.
De commissie doet uitspraak op grond van de beoordeling van het theoretische gedeelte, het klinische gedeelte en de scriptie.
Art.21. § 1. Bij gunstig advies van de commissie, neemt de Minister of diens afgevaardigde zijn beslissing op grond van dat advies.
Als het advies van de commissie ongunstig is, brengt de administratie de kandidaat bij aangetekend schrijven daarvan op de hoogte binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies.
§ 2. Wanneer de kandidaat het ongunstige advies van de commissie niet betwist, neemt de Minister of diens afgevaardigde zijn beslissing op verzoek van de kandidaat.
§ 3. Als de kandidaat het ongunstig advies van de commissie betwist, kan hij de administratie een nota meedelen met zijn met redenen omklede opmerkingen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dit geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op verzoek van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behalve in dringende gevallen wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan op de hoogte gebracht.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De commissie kan bij haar oorspronkelijke advies blijven of een nieuw advies uitbrengen op grond van nieuwe gegevens.
De Minister of diens afgevaardigde doet uitspraak op grond van het laatste advies van de commissie.
Art.22. De administratie deelt de aanvrager de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen mee. Wanneer de beslissing negatief is, wordt deze de aanvrager bij aangetekend schrijven meegedeeld.
HOOFDSTUK 4. - Controle, opschorting, afzien en intrekking van de erkenning van een bijzondere beroepstitel
Afdeling 1. - Controle
Art.23. § 1. Vóór het einde van elke cyclus van zes jaar, deelt de beoefenaar van de tandheelkunde de commissie de inlichtingen mee die aantonen dat de criteria voor het behoud van de erkenning in acht worden genomen.
§ 2. De commissie behoudt zich in ieder geval het recht voor de naleving van de voorwaarden voor het behoud van de erkenning indien nodig en op eigen initiatief te controleren. De betrokkene wordt daar bij aangetekend schrijven op de hoogte van gebracht.
§ 3. De beoefenaar van de tandheelkunde, bedoeld in paragraaf 1 of 2, naargelang van het geval, die niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, wordt opgeroepen om zich vóór de commissie te verantwoorden. Behoudens in dringende gevallen, wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier zal worden onderzocht, op de hoogte daarvan gebracht.
De belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde deelt de commissie de documenten mee die aantonen dat de voorwaarden voor het behoud van de erkenning van de bijzondere beroepstitel worden nageleefd, binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling. De commissie kan die termijn verlengen wanneer de betrokkene zich op uitzonderlijke en met redenen omklede omstandigheden beroept.
De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
Op zijn verzoek of op verzoek van zijn raadsman, kan de betrokkene in zijn administratieve dossier inzage krijgen gedurende de termijn waarover hij krachtens het tweede lid beschikt.
§ 4. De beoefenaar van de tandheelkunde die geen afdoende verantwoording voor de commissie aflegt, moet zich schikken naar de criteria voor het behoud van de erkenning binnen een termijn die hem door de commissie ter kennis wordt gebracht, met een maximum van twee jaar.
Indien de betrokkene, binnen een hem opgelegde termijn, niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, trekt de minister de erkenning overeenkomstig de in artikel 27 bedoelde procedure in.
Afdeling 2. - Opschorting en afzien
Art.24. Een beoefenaar van de tandheelkunde kan vragen aan de Minister, via de administratie, om zijn erkenning gedurende een periode van maximum zes jaar op te schorten. Dit verzoek kan eenmalig worden verlengd voor drie opeenvolgende jaren vanaf de eerste aanvraag. Ongeacht deze verlenging mag de totale duur van de opschorting de zes jaar niet overschrijden.
De administratie zendt de aanvraag om opschorting voor advies aan de erkenningscommissie over.
De artikelen 9 tot 11 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art.25. De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning met toepassing van artikel 24 werd opgeschort, richt aan de administratie een schriftelijke aanvraag om zijn erkenning weer in werking te stellen vóór het einde van de toegekende opschortingsperiode.
De administratie zendt de aanvrager een bericht van ontvangst van zijn aanvraag om terugwinning binnen een termijn van dertig dagen.
De artikelen 10 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art.26. De beoefenaar van de tandheelkunde die niet meer wenst de erkenning te genieten, moet de administratie schriftelijk verwittigen. In dit geval trekt de Minister of diens afgevaardigde de erkenning in.
De administratie brengt de kandidaat bij aangetekend schrijven daarvan op de hoogte binnen een termijn van dertig dagen.
De beoefenaar van de tandheelkunde die van het voordeel van de erkenning heeft afgezien, kan te allen tijde een nieuwe aanvraag om erkenning indienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2.
HOOFDSTUK 5. - Intrekking van de erkenning
Art.27. § 1. Wanneer de beoefenaar van de tandheelkunde aan de criteria voor de erkenning of het behoud van de erkenning niet meer beantwoordt, trekt de Minister of diens afgevaardigde, ofwel op eigen initiatief ofwel op voorstel van de commissie, de erkenning in.
Vóór elke maatregel tot intrekking van de erkenning, brengt de administratie de betrokkene op de hoogte daarvan bij aangetekend schrijven en vraagt het advies van de commissie aan.
De betrokkene kan de administratie een nota met zijn met redenen omklede opmerkingen meedelen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het aangetekend schrijven.
Wanneer de betrokkene de maatregel niet betwist, doet de commissie uitspraak op stukken.
Als de betrokkene de maatregel betwist, deelt hij zijn opmerkingen mee binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het aangetekend schrijven. De commissie onderzoekt het dossier.
Op zijn verzoek of op verzoek van de commissie, wordt de betrokkene door de commissie gehoord om alle nuttige inlichtingen te bezorgen. Behoudens in dringende gevallen, wordt hij ten minste veertien dagen vóór de vergadering gedurende welke zijn dossier zal worden onderzocht, op de hoogte daarvan gebracht.
De betrokkene kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk met redenen omklede afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.
De betrokkene kan, op zijn verzoek of op verzoek van zijn raadsman, inzage krijgen in zijn administratieve dossier, gedurende de periode waarover hij krachtens paragraaf 1, derde lid en zesde lid, beschikt.
De Minister of diens afgevaardigde spreekt zich uit over de aanvraag van betrokkene op grond van het door de commissie uitgebrachte advies.
§ 2. De administratie deelt de betrokkene de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde binnen een termijn van dertig dagen. Wanneer de beslissing negatief is, wordt deze bij aangetekend schrijven aan betrokkene meegedeeld.
§ 3. De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning werd ingetrokken, kan te allen tijde een nieuwe aanvraag om erkenning indienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.28. De adviezen die in de bij dit besluit geregelde aangelegenheid tussen 1 januari 2016 en de datum van benoeming van de in artikel 2 van dit besluit bedoelde leden werden uitgebracht door de Franstalige leden van de commissies ingesteld krachtens artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 10 november 1996, worden geacht uitgebracht te zijn door de in hoofdstuk 2 van dit besluit ingestelde commissie.
Art.29. De dossiers waarvan het onderzoek op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds aan de gang is, worden overeenkomstig dit besluit behandeld.
Art.30. De artikelen 3, 2°, 6 en 7, 1° tot 3°, hoofdstuk 3, die de artikelen 9 tot 32 van het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel, omvatten, worden opgeheven.
Art.31. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.32. De Minister bevoegd voor de erkenning van de gezondheidszorgberoepen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N.
(NOTA : geen Nederlandse versie, zie Franse versie)