25 OKTOBER 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de contactambtenaren bij Europol of Interpol en de verbindingsofficieren
HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 4-5
HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1. In artikel I.I.1 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 december 2005, van 3 april 2013, van 3 februari 2014 en van 4 maart 2018 en de wet van 21 april 2016, wordt een bepaling onder 10ter° ingevoegd, luidende :
"10ter° "contactambtenaar" : de titularis van een alsdusdanig op de personeelsformatie van de federale politie voorziene betrekking die als hoofdtaak heeft om de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, te vertegenwoordigen bij Europol of Interpol;".
Art.2. In artikel VI.II.68bis, § 1, RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 april 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid, worden de woorden "of voor een betrekking van contactambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "voor een dergelijke betrekking" en de woorden "te worden aangewezen";
2° in het derde lid, worden de woorden "een betrekking van verbindingsofficier in het buitenland" vervangen door de woorden "een betrekking van verbindingsofficier of voor een betrekking van contactambtenaar";
3° in het derde lid, worden de woorden "die betrekking" vervangen door de woorden "de betrokken betrekking".
Art.3. In deel VI, titel II, hoofdstuk II, RPPol, wordt een afdeling 7 ingevoegd die het artikel VI.II.68quater bevat, luidende :
"AFDELING 7. - BIJZONDERE BEPALINGEN EIGEN AAN DE MOBILITEIT NAAR EEN BETREKKING VAN CONTACTAMBTENAAR
Art. VI.II.68quater. Voor de toekenning van een betrekking van contactambtenaar, komt uitsluitend het personeelslid in aanmerking dat nog ten minste zes volle dienstjaren kan vervullen voor de verplichte leeftijd van opruststelling.
De laureaat van de selectieprocedure voor een betrekking van contactambtenaar wordt aangewezen voor een periode gelijk aan :
1° de duur van het project, indien de bedoelde betrekking verbonden is aan de verwezenlijking van een bijzonder project, zonder dat de duur ervan zes jaar mag overschrijden;
2° de duur van het project, indien de bedoelde betrekking verbonden is aan de verwezenlijking van een bijzonder project, en de duur van eventuele navolgende eraan verbonden projecten, zonder dat de totale duur zes jaar mag overschrijden;
3° zes jaar, indien de bedoelde betrekking niet verbonden is aan de verwezenlijking van een bijzonder project.
Het personeelslid dat voor een betrekking van contactambtenaar werd aangewezen kan niet worden aangewezen voor een betrekking van contactambtenaar of voor een betrekking van verbindingsofficier binnen de twee jaar na het verstrijken van de aanwijzingsperiode bedoeld in het tweede lid.
In afwijking van het derde lid, kan het personeelslid zich geldig kandidaat stellen en deelnemen aan de selectie voor een betrekking van contactambtenaar of voor een betrekking van verbindingsofficier, vooraleer de bedoelde periode van twee jaar is verstreken, met dien verstande dat zijn kandidaatstelling slechts wordt onderzocht indien er geen enkele andere kandidaat geschikt wordt bevonden voor de betrokken betrekking door de selectiecommissie.".
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.4. De personeelsleden die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn aangewezen als contactambtenaar, behouden die aanwijzing, naar gelang van het geval, gedurende de duur van het lopende project, zonder dat de duur ervan zes jaar mag overschrijden te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gedurende de duur van het lopende project en de duur van eventuele navolgende eraan verbonden projecten, zonder dat de totale duur ervan zes jaar mag overschrijden te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, of gedurende een termijn van zes jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 5. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.