Details





Titel:

20 APRIL 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de modaliteiten voor het testen en het uitreiken van de bewijzen van het taalniveau Nederlands, vermeld in artikel 46/2 van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid en houdende wijziging van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2013 houdende uitvoering van het decreet van 18 november 2011 tot regeling van het bewijs van taalkennis, vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-05-2018 en tekstbijwerking tot 28-02-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-2, 2/1, 3-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2013035458  2015035758 



Uitvoeringsbesluit(en):

2018040506  2022040703 



Artikels:

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° decreet van 7 juni 2013: het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid;
  2° EVA: het Agentschap Integratie en Inburgering, vermeld in artikel 17, § 2, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  3° Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: de door de Raad van Europa geaccrediteerde Nederlandse vertaling, verzorgd door de Nederlandse Taalunie, van het Common European Framework of Reference for Languages: Learning, Teaching, Assessment;
  4° Huis: Huis van het Nederlands Brussel vzw, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015 tot toekenning van taken en kerntaken aan een vereniging zonder winstoogmerk als vermeld in artikel 25, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet van 7 juni 2013;
  5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen;
  6° stedelijk EVA: het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Antwerpen vzw en het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Gent vzw.

Art.2.Ter uitvoering van artikel 46/2, eerste lid, 1°, van het decreet van 7 juni 2013 organiseren het EVA, het stedelijk EVA en het Huis taaltesten om het taalniveau Nederlands van anderstaligen aan de hand van de niveaus van taalkennis die in het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen vastgelegd zijn, op een uniforme en gestandaardiseerde manier te bepalen.
  Het niveau van kennis van het Nederlands wordt getest voor de vaardigheden lezen, luisteren, spreken (productie en interactie) en schrijven. Naargelang het geval worden ofwel de vier vaardigheden ofwel welbepaalde vaardigheden getest. De taaltesten worden georganiseerd voor het publieke en het professionele domein van niveau A1 tot en met B2.
  Voor de afname van de taaltesten stelt [1 het EVA]1 een digitaal testinstrumentarium ter beschikking. Het EVA, het stedelijk EVA en het Huis gebruiken uitsluitend dat testinstrumentarium.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-17/43, art. 59, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2022>

Art.2/1. [1 Ter uitvoering van artikel 46/2, tweede lid, van het decreet van 7 juni 2013 is deelname aan de taaltest afhankelijk van een retributie van negentig euro voor de vaardigheden schrijven en lezen, en een retributie van negentig euro voor de vaardigheden luisteren en spreken.
   Anderstaligen die de taaltest afleggen in functie van het behalen van een vrijstelling voor het vormingspakket Nederlands als tweede taal in het kader van het inburgeringstraject, zijn vrijgesteld van het betalen van de retributies, vermeld in het eerste lid.
   De retributies, vermeld in het eerste lid, komen toe aan het EVA, het stedelijk EVA of het Huis.
   Het EVA, het stedelijk EVA en het Huis maken gezamenlijk afspraken over de wijze waarop de retributie wordt geïnd, en delen die afspraken mee aan de anderstalige in het betalingsverzoek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-12-17/43, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2022>


Art.3. Anderstaligen die een opleiding Nederlands als tweede taal volgen bij een centrum als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van het decreet van 7 juni 2013, kunnen, voor hetzelfde taalniveau, niet deelnemen aan de taaltesten, vermeld in artikel 2 van dit besluit.
  Anderstaligen die niet slaagden voor de test van de opleiding Nederlands als tweede taal, georganiseerd door een centrum als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van het decreet van 7 juni 2013, kunnen gedurende een periode van drie maanden na afname van de test, niet deelnemen aan de taaltesten, vermeld in artikel 2 van dit besluit.

Art.4. Op basis van de afgelegde taaltest beoordeelt het EVA, het stedelijk EVA of het Huis welk niveau van taalkennis, vastgelegd in het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen, de anderstalige heeft bereikt. Het niveau van taalkennis wordt afzonderlijk bepaald voor elk van de geteste vaardigheden lezen, luisteren, spreken (productie en interactie) of schrijven.
  Het EVA, het stedelijk EVA en het Huis hanteren een gemeenschappelijk reglement, dat door het EVA ter beschikking wordt gesteld. Het reglement omvat het volgende:
  1° de praktische organisatie van de taaltesten;
  2° de wijze en het tijdstip van bekendmaking van de resultaten;
  3° de praktische organisatie van de beroepsprocedure, vermeld in artikel 7.

Art.5. Ter uitvoering van artikel 46/2, eerste lid, 2°, van het decreet van 7 juni 2013 reiken het EVA, het stedelijk EVA en het Huis bewijzen van het taalniveau Nederlands uit. Als de anderstalige voor de vier vaardigheden lezen, luisteren, spreken (productie en interactie) en schrijven werd getest, ontvangt hij een bewijs dat voor elk van die vaardigheden het behaalde niveau attesteert. Als hij niet voor elk van de vaardigheden lezen, luisteren, spreken (productie en interactie) en schrijven werd getest, ontvangt hij een bewijs dat per geteste vaardigheid het behaalde niveau attesteert.
  Het model van bewijs van het taalniveau Nederlands wordt door het EVA ter beschikking gesteld via de Kruispuntbank Inburgering.

Art.6. De anderstalige kan vanaf drie maanden na de afgelegde taaltest herkansen voor elke geteste vaardigheid.

Art.7.Als de anderstalige niet akkoord gaat met de resultaten van zijn afgelegde taaltest, kan hij daartegen beroep aantekenen bij de beroepscommissie. De minister bepaalt de samenstelling en de werking van de beroepscommissie.
  Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep schriftelijk ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de resultaten.
  De beroepscommissie [1 is bevoegd om de oorspronkelijke beslissing te bevestigen of te wijzigen]1 en neemt een beslissing binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het beroep.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-17/43, art. 61, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2022>

Art.8. Artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2013 houdende uitvoering van het decreet van 18 november 2011 tot regeling van het bewijs van taalkennis, vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 7. De bewijzen van kennis van het Nederlands in het vereiste niveau van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen die worden uitgereikt door het Agentschap Integratie en Inburgering, het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Antwerpen vzw, het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Gent vzw en het Huis van het Nederlands Brussel vzw, zijn geldig als bewijs van taalkennis.
  In het eerste lid wordt verstaan onder het Agentschap Integratie en Inburgering: "het Agentschap Integratie en Inburgering, vermeld in artikel 17, § 2, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.".

Art.9. De volgende bepalingen van het decreet van 29 mei 2015 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid treden in werking:
  1° artikel 3, 2°, voor zover het artikel 17, tweede lid, 6° van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid betreft;
  2° artikel 7, voor zover het artikel 46/2 van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid betreft.

Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.