Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

9 APRIL 2018. - Ministerieel besluit tot delegatie van sommige bevoegdheden voor de toepassing van diverse ministeriële besluiten inzake de rijopleiding en het rijexamen aan het hoofd van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - Bevoegdheidsdelegaties
Art. 5
HOOFDSTUK 3. - Mogelijkheid tot subdelegatie
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Regeling bij vervanging
Art. 8
HOOFDSTUK 5. - Gebruik van de delegaties en verantwoording
Art. 9-13
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het Departement Mobiliteit en Openbare Werken.

Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° departement: het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;
  2° het hoofd van het departement: het personeelslid dat belast is met de leiding van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;
  3° het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de jaarlijkse opleiding: het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de jaarlijkse opleiding voor het leidend en onderwijzend personeel van de rijscholen bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
  4° het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de voorafgaande opleiding: het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de voorafgaande opleiding bedoeld in artikel 26, § 2, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.

Art.3. De gedelegeerde beslissingsbevoegdheden worden uitgeoefend binnen de perken en met inachtname van de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in de bepalingen van de relevante wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, dienstorders en andere vormen van reglementeringen, instructies, richtlijnen en beslissingen.

Art.4. De gedelegeerde beslissingsbevoegdheden strekken zich ook uit tot:
  1° de beslissingen die moeten worden genomen in het kader van de voorbereiding en de uitvoering van de vermelde aangelegenheden;
  2° de beslissingen van ondergeschikt belang of aanvullende aard die noodzakelijk zijn om de bevoegdheid uit te oefenen, of die er inherent deel van uitmaken;
  3° de ondertekening van briefwisseling met derden.

HOOFDSTUK 2. - Bevoegdheidsdelegaties
Art.5. Het hoofd van het departement heeft delegatie om de volgende bevoegdheden uit te oefenen:
  1° de bevoegdheden, vermeld in bijlage 1, voor de toepassing van het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de jaarlijkse opleiding;
  2° de bevoegdheden, vermeld in bijlage 2, voor de toepassing van het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de voorafgaande opleiding.

HOOFDSTUK 3. - Mogelijkheid tot subdelegatie
Art.6. Met het oog op een efficiënte en resultaatgerichte interne organisatie kan het hoofd van het departement de gedelegeerde aangelegenheden subdelegeren aan personeelsleden van het departement die onder zijn hiërarchische gezag staan, tot op het meest functionele niveau.

Art.7. De subdelegaties worden vastgelegd in een besluit van de secretaris-generaal. Het besluit wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
  Een afschrift van het besluit wordt aan de minister bezorgd.

HOOFDSTUK 4. - Regeling bij vervanging
Art.8. De bij dit besluit verleende delegaties worden ook verleend aan het personeelslid dat met de waarneming van de functie van hoofd van het departement belast is of dat het hoofd van het departement vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering.
  In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst het betrokken personeelslid, boven de vermelding van zijn graad en handtekening, de formule "voor de secretaris-generaal, afwezig".

HOOFDSTUK 5. - Gebruik van de delegaties en verantwoording
Art.9. Het hoofd van het departement alsook de personeelsleden aan wie met toepassing van artikel 6 beslissingsbevoegdheden zijn gesubdelegeerd, nemen de nodige zorgvuldigheid in acht bij het gebruik van de verleende delegaties.
  Het gebruik van de verleende delegaties kan nader worden geregeld in een ministerieel besluit.

Art.10. Het hoofd van het departement organiseert het systeem van interne controle op zodanige wijze dat de verleende delegaties op een doeltreffende en doelmatige wijze worden gebruikt en dat misbruiken worden vermeden.

Art.11. Het hoofd van het departement is ten aanzien van de minister verantwoordelijk voor het gebruik van de verleende delegaties. Die verantwoordelijkheid betreft ook de aangelegenheden waarvoor de beslissingsbevoegdheid door het hoofd van het departement is gesubdelegeerd aan andere personeelsleden.

Art.12. Het hoofd van het departement legt periodiek verantwoording af over het gebruik van de verleende delegaties in een rapport dat hij voorlegt aan de minister.
  Het rapport bevat de nodige informatie over de beslissingen die met toepassing van de verleende delegaties in de periode in kwestie zijn genomen.
  De informatie in het rapport is exact, toereikend en relevant. Het rapport is niet overmatig. Het is op een degelijke wijze gestructureerd en op een toegankelijke wijze voorgesteld.
  Over alle aangelegenheden wordt informatie op geaggregeerd niveau verstrekt. Daarnaast wordt, bij de aangelegenheden waarvoor dat relevant en aangewezen is, informatie op het niveau van afzonderlijke en individuele onderwerpen en dossiers opgenomen.
  De minister stelt, in overleg met het hoofd van het departement, vast met welke periodiciteit het rapport wordt voorgelegd.
  De minister kan, na overleg met het hoofd van het departement, nadere instructies geven over de concrete informatie die per gedelegeerde aangelegenheid in het rapport verstrekt moet worden en een verplicht te volgen schema voor de rapportering vaststellen.

Art.13. De minister kan, buiten de verplichte periodieke rapportering, op ieder ogenblik aan het hoofd van het departement verantwoording vragen over het gebruik van de delegatie in een bepaalde aangelegenheid.
  De minister heeft het recht om, bij ministerieel besluit, de verleende delegaties tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, op te heffen.
  In voorkomend geval worden de beslissingen over de aangelegenheden waarvoor de delegatie tijdelijk is opgeheven, genomen door de minister.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Bevoegdheden voor de toepassing van het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de jaarlijkse opleiding, vermeld in artikel 5, 1°



BEVOEGDHEID ARTIKEL
het uitgewerkte programma van de jaarlijkse opleiding goedkeuren 3, eerste lid
het programma goedkeuren opdat colloquia en seminaries beschouwd worden als opleidingen 3, tweede lid
Art. N2. Bijlage 2. Bevoegdheden voor de toepassing van het ministerieel besluit van 30 januari 2006 tot bepaling van de leerstof van de voorafgaande opleiding, vermeld in artikel 5, 2°



BEVOEGDHEID ARTIKEL
het programma van de voorafgaande opleiding goedkeuren 2