Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

21 MAART 2018. - Koninklijk besluit tot bepaling van de regels voor de overdracht van de personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag aan het Waalse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° "het Agentschap" : het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag;
  2° "de personeelsleden" : de houders van een managementfunctie, de ambtenaren, de stagiairs, de met een arbeidsovereenkomst aangeworven personeelsleden en de overeenkomstig artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid in het kader van een startbaanovereenkomst aangeworven personeelsleden van het Agentschap;
  3° "de entiteiten" : de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
  4° "de datum van overname van de bevoegdheid" : de datum waarop een entiteit de bevoegdheid inzake het beheer van het betaalnetwerk en de regulatorrol van het regionaal kinderbijslagsysteem overneemt.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit :
  1° worden de stagiairs beschouwd als houders van de graad of de klasse waarin ze aangeworven zijn;
  2° worden de met een arbeidsovereenkomst aangeworven personeelsleden beschouwd als houders van de graad of de klasse die overeenstemt met de functie waarvoor ze aangeworven zijn of, indien dat niet in de arbeidsovereenkomst vermeld is, de graad of de klasse waaraan de bijbehorende loonschaal verbonden is;
  3° staan de houders van een managementfunctie hiërarchisch gezien hoger dan klasse A5. De overgedragen houder van een managementfunctie van wie het mandaat beëindigd is, hervat zijn activiteit in de federale overheidsdienst waarin hij benoemd is, tenzij hij bij het Agentschap benoemd is;
  4° moet een personeelslid, om in een betrekking aan de Duitstalige Gemeenschap overgedragen te worden, vóór de betekening van de gemeenschappelijke dienstorder aantonen dat hij Duits kent, overeenkomstig artikel 15, § 1 van de wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

Art.2. § 1. De personeelsleden die op de datum van overname van de bevoegdheid door het Waalse Gewest, aan de betaalbureaus van Waals-Brabant, Charleroi, Libramont, Luik, Bergen, Namen en Wallonië toegewezen zijn, worden ambtshalve aan het Waalse Gewest overgedragen.
  § 2. De personeelsleden die op de datum van overname van de bevoegdheid door de Vlaamse Gemeenschap, aan de betaalbureaus van Vlaams-Brabant, Antwerpen, Brugge, Gent, Hasselt en Vlaanderen toegewezen zijn, worden ambtshalve aan de Vlaamse Gemeenschap overgedragen.
  § 3. De personeelsleden die op de datum van overname van de bevoegdheid door de Duitstalige Gemeenschap, aan het betaalbureau van Eupen zijn toegewezen, worden ambtshalve aan de Duitstalige Gemeenschap overgedragen.
  § 4. De personeelsleden die op de datum van overname van de bevoegdheid door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, aan het betaalbureau van Brussel toegewezen zijn, worden ambtshalve aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overgedragen.

Art.3. § 1. Alle personeelsleden die op de dag van de verzending van het dienstorder niet toegewezen zijn aan een betaalbureau en dus niet overeenkomstig artikel 2 zullen worden overgedragen, worden aan de entiteiten overgedragen volgens de in dit artikel bepaalde regels.
  § 2. In overleg met de entiteiten, wordt er een gemeenschappelijk dienstorder opgesteld waarin, enerzijds, de binnen de Duitstalige Gemeenschap en de binnen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te begeven betrekkingen worden opgesomd en waarin, anderzijds, louter ten informatieve titel, ook de binnen de Vlaamse Gemeenschap en de binnen het Waalse Gewest te begeven betrekkingen of functiefamilies met vermelding van de daarin te begeven betrekkingen, worden weergegeven. De in het gemeenschappelijk dienstorder opgesomde betrekkingen kunnen vacant verklaard worden in één taalrol of in beide taalrollen.
  Het gemeenschappelijk dienstorder wordt per aangetekend schrijven naar de personeelsleden verzonden. In dat schrijven wordt aan de personeelsleden, die een aanvraag wensen in te dienen, gevraagd om met een aangetekende brief met ontvangstbevestiging en binnen dertig kalenderdagen die ingaan de dag nadat de post dit schrijven heeft aangeboden, te laten weten in welke van de in het gemeenschappelijk dienstorder opgesomde, binnen de Duitstalige Gemeenschap of binnen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, te begeven betrekkingen ze willen worden overgedragen, met vermelding van hun voorkeursvolgorde.
  De personeelsleden sturen hun aanvraag rechtstreeks aan het Algemeen Bestuur van het Agentschap. Een personeelslid kan enkel een aanvraag indienen voor betrekkingen die met zijn klasse of graad en taalrol overeenstemmen.
  § 3. De binnen de Duitstalige Gemeenschap en de binnen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te begeven betrekkingen worden als volgt toegewezen aan de personeelsleden die een aanvraag als bedoeld in § 2 hebben ingediend :
  A. Voor elke betrekking worden de aanvragen als volgt gerangschikt :
  1° de personeelsleden die bij het Agentschap belast zijn met de taken die met deze betrekking overeenstemmen;
  2° de andere personeelsleden.
  B. In elk van de in punt A vermelde groepen worden de personeelsleden als volgt gerangschikt :
  1° de houders van een managementfunctie en de ambtenaren;
  2° de stagiairs;
  3° de personeelsleden die met een arbeidsovereenkomst werden aangeworven;
  4° de personeelsleden die met een in artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid bedoelde startbaanovereenkomst werden aangeworven.
  C. In elk van de in punt B vermelde groepen worden de personeelsleden als volgt gerangschikt :
  1° het personeelslid met de grootste graad- of klasseanciënniteit;
  2° bij een gelijke graad- of klasseanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;
  3° bij een gelijke dienstanciënniteit, het oudste personeelslid.
  Het graad- of klassecriterium geldt niet voor personeelsleden die geen rijksambtenaar zijn.
  De dienstanciënniteit van personeelsleden die geen rijksambtenaar zijn betreft de periode waarin ze ongeacht hun hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking gewerkt hebben voor een instelling van het federaal administratief openbaar ambt, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
  D. Enkel de personeelsleden die batig gerangschikt zijn, kunnen worden overgedragen.
  § 4. Als er, na het doorlopen van de toewijzingsprocedure zoals bedoeld in § 3, nog binnen de Duitstalige Gemeenschap en/of binnen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te begeven betrekkingen ingevuld moeten worden, worden deze betrekkingen als volgt toegewezen aan de personeelsleden :
  A. Voor elke betrekking worden de overblijvende personeelsleden als volgt gerangschikt :
  1° de personeelsleden die bij het Agentschap belast zijn met de taken die met deze betrekking overeenstemmen;
  2° de andere personeelsleden.
  B. In elk van de in punt A vermelde groepen worden de personeelsleden als volgt gerangschikt :
  1° de personeelsleden die met een in artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid bedoelde startbaanovereenkomst werden aangeworven;
  2° de personeelsleden die met een arbeidsovereenkomst werden aangeworven;
  3° de stagiairs;
  4° de houders van een managementfunctie en de ambtenaren.
  C. In elk van de in punt B vermelde groepen worden de personeelsleden als volgt gerangschikt :
  1° het jongste personeelslid;
  2° bij een gelijke leeftijd, het personeelslid met de kleinste dienstanciënniteit;
  3° bij een gelijke dienstanciënniteit, het personeelslid met de kleinste graad- of klasseanciënniteit.
  § 5. De personeelsleden die overeenkomstig de toewijzingsprocedures zoals bedoeld in §§ 3 en 4 worden overgedragen naar een binnen de Duitstalige Gemeenschap te begeven betrekking, worden overgedragen op de datum van overname van de bevoegdheid door de Duitstalige Gemeenschap.
  De personeelsleden die overeenkomstig de toewijzingsprocedures zoals bedoeld in §§ 3 en 4 worden overgedragen naar een binnen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te begeven betrekking, worden overgedragen op de datum van overname van de bevoegdheid door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  § 6. De personeelsleden die overblijven, na het doorlopen van de toewijzingsprocedures zoals bedoeld in §§ 3 en 4, worden op de datum van overname van de bevoegdheid door het Waalse Gewest ambtshalve aan het Waalse Gewest overgedragen als ze tot de Franse taalrol behoren.
  De personeelsleden die overblijven, na het doorlopen van de toewijzingsprocedures zoals bedoeld in §§ 3 en 4, worden op de datum van overname van de bevoegdheid door de Vlaamse Gemeenschap ambtshalve aan de Vlaamse Gemeenschap overgedragen als ze tot de Nederlandse taalrol behoren.
  § 7. In afwijking van §§ 5 en 6, worden de houders van de managementfuncties van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal overgedragen op de datum van overname van de bevoegdheid door de entiteit die het langst gebruik heeft gemaakt van het federale betaalnetwerk. Tot op het ogenblik van hun overdracht, zal de loonkost van deze personeelsleden worden gedragen door de entiteit die het langst gebruik heeft gemaakt van het federale betaalnetwerk.

Art.4. § 1. De aan de entiteiten overgedragen personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun graad of klasse, hun administratieve anciënniteit en hun geldelijke anciënniteit.
  Ongeacht de bepalingen van § 2 behouden ze ook de toelagen, vergoedingen of premies en de andere voordelen die ze overeenkomstig de voor hen geldende reglementering genoten bij het Agentschap en dat vanaf de datum waarop de rechten werden verworven.
  Ze behouden de aan een functie verbonden voordelen enkel als de toekenningsvoorwaarden ervoor bestaan in de diensten van de entiteit waaraan ze worden overgedragen.
  § 2.Wanneer een personeelslid belast is met een hogere functie bij het Agentschap, dan zal er voor de overdracht enkel rekening gehouden worden met zijn statutaire graad of klasse.
  Als hij, bij de diensten van de entiteit onmiddellijk na zijn overdracht en zonder onderbreking dezelfde hogere functie als bij het Agentschap uitoefent, dan wordt hij geacht die hogere functie verder uit te oefenen zoals die werd toegewezen overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
  § 3. De houders van een managementfunctie behouden hun evaluaties in de diensten van de entiteit waaraan ze worden overgedragen.
  De overgedragen personeelsleden behouden hun laatst toegekende evaluatie overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt in de diensten van de entiteit waaraan ze worden overgedragen.
  Die evaluatie blijft geldig tot een nieuwe evaluatie wordt uitgevoerd.
  § 4. De laureaten van een vergelijkende selectie voor de overgang naar een hoger niveau bij het Agentschap behouden de bijbehorende bevorderingsrechten in de diensten van de entiteit waaraan ze worden overgedragen.
  Voor hun rangschikking worden de laureaten beschouwd deelgenomen te hebben aan de selectie bij de diensten van de entiteit waaraan ze worden overgedragen.
  Als de processen-verbaal van de selecties op dezelfde datum werden afgerond, worden de laureaten onderling gerangschikt alsof ze aan dezelfde selectie hebben deelgenomen.
  Als de processen-verbaal op verschillende data werden afgerond, wordt aan de selectie waarvan het proces-verbaal het eerst werd afgerond voorrang gegeven.

Art.5. Alle overeenkomstig de artikelen 2 en 3 naar de entiteiten overgedragen personeelsleden worden bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit aangewezen, genomen op gezamenlijk voorstel van de Eerste Minister en de Minister van Sociale Zaken, na advies van de betrokken regeringen en het betrokken college van de entiteiten.
  Die overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen. Ze kunnen niet als mutaties in de zin van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel worden beschouwd.

Art. 6. De Eerste Minister en de Minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn ieder wat hen betreft belast met de uitvoering van dit besluit.