28 JANUARI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen tot nadere regeling van de organisatie, de samenstelling en de werking en tot vaststelling van de bekwaamheden van de personeelsleden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-02-2018 en tekstbijwerking tot 20-11-2023)
Art. 1-14
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad.
Art.2.[1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "wetboek": het Belgisch Scheepvaartwetboek;
2° "FOSO": de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen bedoeld in artikel 2.7.7.5 van het wetboek;
3° "onderzoekers": de personeelsleden van de FOSO bedoeld in artikel 2.7.7.6 van het wetboek;
4° "de minister" : de minister bedoeld in artikel 2.7.7.2, 20°, van het wetboek;
5° "DG Rekrutering & Ontwikkeling": het selectiebureau van de federale overheid.]1
----------
(1)<KB 2023-10-15/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.3.Het personeel van de FOSO bestaat uit 2 onderzoekers en 1 administratief assistent. De 2 onderzoekers worden samengesteld uit een senior onderzoeker en een junior onderzoeker.
[1 Behoudens afwijkende bepalingen in dit besluit zijn de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op het personeel binnen het federaal administratief openbaar ambt op overeenkomstige wijze van toepassing op het personeel van FOSO.]1
----------
(1)<KB 2023-10-15/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.4. De senior onderzoeker is bevoegd om alleen handelend de beslissingen te nemen die de FOSO krachtens de wet kan nemen.
De senior onderzoeker beslist in voorkomend geval om een externe deskundige bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet aan te wijzen.
Art.5. De onderzoekers hebben geen banden met een partij of instantie waarvan de belangen strijdig zouden kunnen zijn met de aan de FOSO toevertrouwde opdrachten.
Art.6.[1 ...]1
[1 De selectie van de onderzoekers wordt uitgevoerd door het DG Rekrutering & Ontwikkeling van de FOD Beleid en Ondersteuning op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel die worden vastgelegd door de minister en worden opgenomen in het Selectiereglement.]1
Bij het vaststellen van het competentieprofiel bedoeld in het tweede lid waakt de minister erover dat de onderzoekers naar behoren gekwalificeerd zijn op het gebied van ongevallen en incidenten op zee en dat zij over de nodige operationele kennis en praktische ervaring beschikken op de gebieden die onder hun normale onderzoeksbevoegdheden vallen.
----------
(1)<KB 2023-10-15/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.7.
<Opgeheven bij KB 2023-10-15/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.8.[1 De senior onderzoeker bekomt één van de weddeschalen die verbonden zijn aan de klasse A3 en de junior onderzoeker bekomt één van de weddeschalen die verbonden zijn aan de klasse A2. De weddeschaal wordt toegekend in toepassing van de bepalingen zoals vastgesteld bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.]1
----------
(1)<KB 2023-10-15/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.9.[1 ...]1
Voor de volgende verloven is een voorafgaandelijke toestemming van de Minister vereist :
a) het verlof voor volledige loopbaanonderbreking, uitgezonderd deze die het ouderschapsverlof, de palliatieve zorg en de medische bijstand betreft;
b) het verlof om een ambt uit te oefenen in een cel beleidsvoorbereiding of het kabinet van een minister of staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of een lid van de Regering van een Gemeenschap, van een Gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;
c) het verlof voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;
d) het verlof voor opdracht van algemeen belang;
e) de afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden;
f) het verlof zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergadering van de Staat en van de Gemeenschappen of Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.
----------
(1)<KB 2023-10-15/02, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.10.[1 De senior onderzoeker wordt geëvalueerd door de minister.]1
[1 De senior onderzoeker is de hiërarchische meerdere van de junior onderzoeker en de administratief assistent.]1
[1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-10-15/02, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.11.De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer stelt de administratief assistent bedoeld in artikel 3 ter beschikking van de FOSO.
De administratief assistent bedoeld in artikel 3 is een personeelslid tewerkgesteld bij van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, ingedeeld bij de FOSO door de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
De indeling bij de FOSO van de administratief assistent bedoeld in artikel 3 gebeurt na overleg tussen de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en de senior onderzoeker en na het akkoord van de administratief assistent bedoeld in artikel 3.
[1 ...]1
----------
(1)<KB 2023-10-15/02, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
Art.12. De zetel van de FOSO is gevestigd in Brussel-Hoofdstad.
Art.13. Het koninklijk besluit van 1 oktober 2012 betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen tot nadere regeling van de organisatie, de samenstelling en de werking en tot vaststelling van de bekwaamheden van de personeelsleden wordt opgeheven.
Art. 14. De minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.