19 DECEMBER 2018. - Koninklijk besluit nr. 2 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2018 en tekstbijwerking tot 10-03-2025)
Art. 1-12
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1.§ 1. De belastingplichtige die zijn activiteit [1 vóór 1 januari 2022]1 aanvangt kan de regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag genieten ingesteld bij artikel 56 van het Wetboek voor de in bijlage bij dit besluit opgesomde sectoren van activiteit wanneer hij in de bij artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte verklaart dat naar alle waarschijnlijkheid zijn activiteit zal voldoen aan de voorwaarden die voor de toepassing van deze regeling zijn bepaald.
De bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder de belastingplichtige ressorteert kan niettemin beslissen dat deze laatste de normale regeling van de belasting moet toepassen wanneer duidelijk blijkt dat de voor de toepassing van de forfaitaire regeling gestelde voorwaarden niet zijn vervuld. De kennisgeving van deze beslissing aan de belastingplichtige gebeurt bij aangetekende brief door de bevoegde ambtenaar van deze dienst.
§ 2. De beslissing van de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde dienst om overeenkomstig artikel 56, § 1, vijfde lid, van het Wetboek de forfaitaire grondslagen van aanslag aan te passen aan de eigen activiteit van de belastingplichtige, wordt hem door die dienst bij aangetekende brief meegedeeld.
Wanneer de belastingplichtige binnen een maand na deze kennisgeving die dienst niet heeft ingelicht de normale regeling van de belasting te willen behouden, is de beslissing op hem van toepassing en wordt hij geacht aan de forfaitaire regeling onderworpen te zijn.
----------
(1)<KB 2021-12-27/08, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.2.De belastingplichtige die onderworpen is aan de forfaitaire regeling is gehouden:
1° met het oog op het opstellen van zijn periodieke aangiften, een stuk op te maken met de berekening van zijn omzet volgens de forfaitaire grondslagen van aanslag;
2° [1 de regularisatie van de belasting die voortvloeit uit de wijzigingen die in de forfaitaire grondslagen van aanslag van het vorige jaar krachtens artikel 7, derde lid, zijn aangebracht, in voorkomend geval op te nemen in de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte in te dienen uiterlijk op 20 of 25 oktober van ieder jaar, al naargelang het een maand- of kwartaalaangifte betreft, en een stuk op te maken ter verantwoording van het bedrag van die herziening.]1
Deze stukken dienen ter inzage te worden gelegd op ieder verzoek van de bevoegde ambtenaar van de dienst bedoeld in artikel 1, § 1, tweede lid.
In afwijking van artikel 3, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, is de belastingplichtige ervan ontheven een stuk op te maken voor de vaststelling van in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek bedoelde handelingen die betrekking hebben op goederen die in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de forfaitaire regeling.
----------
(1)<KB 2024-09-29/05, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.3.§ 1. De belastingplichtige die niet meer de voorwaarden vervult om te worden belast volgens de forfaitaire regeling overeenkomstig artikel 56, § 1, van het Wetboek, [1 stelt de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde daarvan in kennis door middel van de aangifte bedoeld in artikel 2 of 7bis van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992, met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de [2 artikelen 15, § 2, vierde lid]2, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde en]1 wordt onderworpen aan de normale regeling van de belasting te rekenen vanaf de eerste dag van het kalenderkwartaal na dat waarin zijn toestand werd gewijzigd.
§ 2. [1 De aan de forfaitaire regeling onderworpen belastingplichtige die overeenkomstig artikel 56, § 4, eerste lid, van het Wetboek wenst te opteren voor de normale regeling van de belasting, stelt de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde daartoe in kennis door middel van de aangifte bedoeld in artikel 2 of 7bis van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992, met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de [2 artikelen 15, § 2, vierde lid]2, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde. Die optie wordt uitgeoefend vóór 15 maart en heeft uitwerking vanaf 1 april van hetzelfde jaar.]1
§ 3. De overeenkomstig artikel 56, § 4, derde lid, van het Wetboek terug te geven belasting wordt berekend over de waarde waarop de belastingplichtige bij toepassing van de forfaitaire regeling werd belast.
De teruggaaf kan slechts worden verleend mits indiening bij de in artikel 1, § 1, tweede lid, bedoelde dienst, van een inventaris van de voorraad, in twee exemplaren, binnen een maand vanaf de datum van de wijziging van de belastingregeling. De inventaris moet de gedetailleerde aanduiding bevatten van de hoeveelheden goederen in voorraad en de maatstaf aanduiden waarover de belasting werd berekend bij de verkrijging van deze goederen.
Wanneer de belastingplichtige die aan de forfaitaire regeling is onderworpen een jaarlijkse inventaris opmaakt, wordt de teruggaaf beperkt tot de belasting die betrekking heeft op de vermeerdering van de voorraad ten opzichte van de laatste opgemaakte inventaris waarmee rekening werd gehouden voor de berekening van de belasting. In de mate dat geen inventaris werd opgemaakt vóór de overgang naar de normale regeling, heeft de teruggaaf betrekking op alle goederen die in voorraad waren op het tijdstip van de wijziging van belastingregeling.
De teruggaaf heeft plaats overeenkomstig de regelen bepaald door of ter uitvoering van de artikelen 78 en 80 van het Wetboek.
----------
(1)<KB 2022-10-26/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
(2)<KB 2023-12-17/15, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.4.[1 § 1. De belastingplichtige die de zetel van zijn economische activiteit in België heeft gevestigd en die is onderworpen aan de forfaitaire regeling kan overeenkomstig artikel 56ter, § 1, van het Wetboek gebruikmaken van de vrijstellingsregeling van belasting vanaf 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van een kalenderjaar wanneer zijn totale omzet die aan de forfaitaire regeling onderworpen is gedurende het voorgaande kalenderjaar het in artikel 56ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek bedoeld bedrag niet heeft overschreden.
De belastingplichtige die van die regeling gebruik wil maken, dient in dat geval de aanvraag in binnen de termijn en volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 3, § 2, tweede tot en met vijfde lid, van het koninklijk besluit nr. 19 van 15 december 2024 met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen.
De in het tweede lid bedoelde kennisgeving heeft uitwerking overeenkomstig artikel 3, § 2, vierde en vijfde lid, van het koninklijk besluit nr. 19 van 15 december 2024 met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen.
§ 2. Bij de overgang naar de vrijstellingsregeling van belasting, verricht de belastingplichtige de herziening onder de voorwaarden bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit nr. 19 van 15 december 2024 met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen. Hij kan evenwel overeenkomstig artikel 56, § 4, derde lid, van het Wetboek, teruggaaf van de voldane belasting verkrijgen volgens de in artikel 3, § 3, tweede en derde lid voorziene modaliteiten.]1
----------
(1)<KB 2024-12-15/05, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.5.
<Opgeheven bij KB 2021-12-27/08, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.6.
<Opgeheven bij KB 2021-12-27/08, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.7. In de loop van ieder jaar worden overeenkomstig artikel 56, § 1, eerste lid, van het Wetboek, voorlopige forfaitaire grondslagen vastgesteld voor de berekening van de in de loop van het volgend jaar te betalen belasting.
Deze grondslagen kunnen in de loop van dit laatste jaar volgens dezelfde procedure worden gewijzigd, om rekening te houden met de gevoelige wijzigingen die ondertussen zouden zijn ingetreden in de samenstellende elementen van de forfaitaire regeling.
De grondslagen die werden vastgesteld overeenkomstig het eerste en tweede lid zijn definitief voor zover de wijzigingen, die na de vaststelling van de grondslagen in de samenstellende elementen van de forfaitaire regeling zouden zijn ingetreden, de forfaitair berekende omzet niet ten minste 2 pct. hebben gewijzigd.
Art.8.De bedrijfsgroeperingen [1 die wensen deel te nemen aan het overleg]1 voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag dienen ieder jaar voor 1 februari, aan de administratie de gedetailleerde en becijferde elementen te verschaffen die nodig zijn voor de vaststelling van deze forfaitaire grondslagen.
[1 In afwijking van het eerste lid wat de in bijlage van dit besluit vermelde sectoren van de caféhouders en kleine caféhouders betreft, verschaffen de bedrijfsgroeperingen van die sectoren die wensen deel te nemen aan het overleg voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de jaren 2020 tot en met 2024, vóór 1 juni 2025 aan de administratie de gedetailleerde en becijferde elementen die nodig zijn voor het vaststellen van deze forfaitaire grondslagen.]1
----------
(1)<KB 2025-03-02/03, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2025>
Art.9. De Minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalt de praktische toepassingsmodaliteiten van onderhavig besluit wat betreft de voldoening van de belasting en de wijziging van belastingregeling. Hij bepaalt tevens de vorm en de inhoud van de documenten met betrekking tot deze regeling.
Art.10. Het koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969 met betrekking tot de vaststelling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde wordt opgeheven.
Art.11.[1 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2027.]1
----------
(1)<KB 2021-12-27/08, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.12. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage bedoeld in artikel 1 van KB nr. 2
Forfaitaire grondslagen van aanslag zijn vastgesteld voor de volgende sectoren van activiteit: |
Apothekers |
Bakkers, brood- en banketbakkers |
Caféhouders |
Consumptie-ijsbereiders |
Exploitanten van frietkramen |
Foornijveraars |
Kappers |
[<font color="red">1</font> Kleine caféhouders]<font color="red">1</font> |
Kleinhandelaars in diverse textiel- en lederwaren |
Kleinhandelaars in kranten en tijdschriften |
Kleinhandelaars in levensmiddelen |
Kleinhandelaars in zuivelproducten en melkventers |
Schoenherstellers |
Slagers-spekslagers |