Details





Titel:

7 DECEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot financiering van sommige sociale akkoorden in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2018 en tekstbijwerking tot 05-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK 2. - Maatregelen voor de vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten
Art. 2-5, 5bis, 6-10
HOOFDSTUK 3. - Tegemoetkoming in de vakbondspremie in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten
Art. 11-16
HOOFDSTUK 3/1. [1 Financiering jobcreatie en tegemoetkoming jobs fiscale en sociale maribel]1
Art. 16/1, 16/2
HOOFDSTUK 3/2. [1 Titels en beroepskwalificaties]1
Art. 16/3
HOOFDSTUK 3/3. [1 - Financiering functieclassificatie ter uitvoering van het Vijfde Vlaams Intersectoraal akkoord van 8 juni 2018 voor de social/nonprofitsectoren voor de periode 2018-2020]1
Art. 16/4, 16/5, 16/6, 16/7, 16/8, 16/9
HOOFDSTUK 3/4. [1 Financiering functieclassificatie ter uitvoering van het Vijfde Vlaams Intersectoraal akkoord van 8 juni 2018 en het Zesde Vlaams Intersectoraal akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren]1
Art. 16/10, 16/11, 16/12, 16/13, 16/14, 16/15, 16/15/1, 16/15/2, 16/15/3, 16/15/4, 16/15/5, 16/15/6, 16/15/7, 16/16
HOOFDSTUK 3/5. [1 Financiering van de functieclassificatie in ouderenvoorzieningen ter uitvoering van het Zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren: openbare sector ]1
Art. 16/17, 16/18, 16/19, 16/20, 16/21, 16/21/1, 16/21/2, 16/21/3, 16/21/4, 16/21/5, 16/21/6, 16/22
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Art. 17
HOOFDSTUK 5. - Indexering
Art. 18
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 19, 19/1, 19/2, 20-21
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003022388  2006022989  2018032546 



Uitvoeringsbesluit(en):

2018015659  2019014082  2019014451  2019030819 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° [3 [5 administratie: het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming]5]3;
  [5 1° /1 besluit van 28 juni 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;]5
  2° [5 centrum voor kortverblijf:
   a) een centrum voor kortverblijf type 1 vermeld in artikel 26, § 1, tweede lid, 1°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, met uitsluiting van het centrum voor kortverblijf dat uitgebaat wordt in de daartoe bestemde lokalen van een erkend centrum voor herstelverblijf;
   b) een centrum voor kortverblijf met een bijkomende erkenning vermeld in artikel 26, § 2, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019:
   een centrum voor kortverblijf dat gebruikers die thuis wonen tijdelijk en op een multidisciplinaire wijze een intensief observatie- en begeleidingstraject aanreikt met als doel de gebruikers te oriënteren naar het meest passende woonzorgaanbod, en dat daardoor een bijkomende erkenning als oriënterend kortverblijf heeft verkregen]5;
  [4 2° /1 centrum voor kortverblijf type 3: een centrum waarin respijtzorg voor ernstig zieke kinderen en jongeren tot en met 21 jaar aangeboden wordt, als vermeld in artikel 26, Ї 1, tweede lid, 3А, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;]4
  3° [1 [5 centrum voor dagverzorging:
   a) een centrum voor dagverzorging als vermeld in artikel 23 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, dat een bijkomende erkenning heeft conform artikel 6, § 2, eerste lid, 1°, en tweede lid, van het besluit van 28 juni 2019;
   b) een centrum voor dagverzorging voor personen met een ernstige ziekte: een centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning als centrum voor dagverzorging voor personen die lijden aan een ernstige ziekte als vermeld in artikel 6, § 2, eerste lid, 1°, en tweede lid, van het besluit van 28 juni 2019;
   c) een centrum voor dagverzorging voor zorgafhankelijke personen: een centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning als centrum voor dagverzorging voor zorgafhankelijke personen als vermeld in artikel 6, § 2, eerste lid, 1°, en tweede lid, van het besluit van 28 juni 2019]5;]1
  4° decreet van 6 juli 2018: het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
  [2 4° /1 deel M van de basistegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf: het deel van de basistegemoetkoming voor zorg in de woonzorgcentra en centra voor kortverblijf dat de voorzieningen tussen 1 januari 2020 en 31 december 2021 verkregen op basis van artikel 504/3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;]2
  [5 4° /2 initiatief van beschut wonen: een initiatief van beschut wonen als vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 6 juli 2018]5
  5° multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve zorg: een begeleidingsequipes als vermeld in artikel 2, 11° van het decreet van 6 juli 2018, die erkend zijn door de Vlaamse Regering conform artikel 96 van het voormelde decreet;
  6° openbare dienst: de plaatselijke of provinciale overheid waar de openbare voorziening van afhangt;
  7° psychiatrisch verzorgingstehuis: een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in artikel 2, 12° van het decreet van 6 juli 2018, dat erkend is door de Vlaamse Regering conform artikel 56 van het voormelde decreet;
  8° revalidatievoorziening: een revalidatievoorziening als vermeld in artikel 2, 16° van het decreet van 6 juli 2018, die erkend is door de Vlaamse Regering conform artikel 77 van het voormelde decreet;
  9° revalidatieziekenhuis: een revalidatieziekenhuis als vermeld in artikel 2, 17° van het decreet van 6 juli 2018;
  10° RSZ: de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, vermeld in artikel 5, 5/1 en 5/2 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  [2 10° /1 vijfde Vlaams Intersectoraal Akkoord: vijfde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 8 juni 2018 voor de social/-non profitsectoren (VIA5) voor de periode 2018 tot 2020;]2
  11°[5 woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, dat erkend is conform artikel 4 van het besluit van 28 juni 2019]5.
  [2 12° zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord: zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 30 maart 2021 voor de social/-non profitsectoren (VIA6) voor de periode 2021 tot 2025.]2
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/14, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 27-08-2019>
  (2)<BVR 2022-09-16/09, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 503, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (4)<BVR 2023-10-20/12, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
  (5)<BVR 2024-05-24/10, art. 16, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.1/1.[1 In dit artikel wordt verstaan onder vestiging: een of meer gebouwen die op dezelfde plaats liggen en die als woonzorgcentrum, centrum voor kortverblijf type 1 of centrum voor dagverzorging worden uitgebaat.
   Als meerdere vestigingen als één woonzorgcentrum, al dan niet met centrum voor kortverblijf of centrum voor kortverblijf met een bijkomende erkenning zijn erkend met toepassing van [2 artikel 28 of 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 over de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers]2, wordt elk van die vestigingen als een afzonderlijk woonzorgcentrum, al dan niet met bijbehorend centrum voor kortverblijf of centrum voor kortverblijf met een bijkomende erkenning beschouwd voor de toepassing van dit besluit.
   Als meerdere vestigingen als één centrum voor dagverzorging, één centrum voor dagverzorging voor personen met een ernstige ziekte of één centrum voor dagverzorging voor zorgafhankelijke personen zijn erkend met toepassing van [2 artikel 37 en 38]2 van het voormelde besluit, wordt elk van die vestigingen als een afzonderlijk centrum voor dagverzorging, centrum voor dagverzorging voor personen met een ernstige ziekte of centrum voor dagverzorging voor zorgafhankelijke personen beschouwd voor de toepassing van dit besluit. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-24/10, art. 17, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BVR 2024-07-19/27, art. 80, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

HOOFDSTUK 2. - Maatregelen voor de vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten
Art.2.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
  1° voorziening: een van de volgende instellingen als zij vallen onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst of een protocol zoals voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en in de uitvoeringsbesluiten bij deze wet, vermeld in artikel 3 van dit besluit:
  a) de revalidatievoorzieningen
  b) de woonzorgcentra;
  c) de dagverzorgingscentra, [3 ...]3;
  d) de centra voor kortverblijf;
  e) de psychiatrische verzorgingstehuizen;
  f) de multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve zorg;
  [2 g) de centra voor kortverblijf type 3;]2
  [3h) de initiatieven van beschut wonen; ]3
  2° personeelsleden:
  a) het verpleegkundig personeel, met inbegrip van de ziekenhuisassistenten en de sociaal verpleegkundigen, en het zorgkundig personeel;
  b) de medewerkers patiëntenvervoer;
  c) de laboratoriumtechnologen;
  d) de opvoeders-begeleiders die in de zorgteams geïntegreerd zijn;
  e) de logistiek assistenten;
  f) de maatschappelijk assistenten en psychologisch assistenten die in de zorgteams werken of die in het therapeutisch programma geïntegreerd zijn;
  g) de werknemers vermeld in artikel 54bis en 54ter van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;
  h) de kinesitherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, audiologen en diëtisten;
  i) de psychologen, orthopedagogen en pedagogen, die in de zorgteams werken of die in het therapeutisch programma geïntegreerd zijn;
  3° gelijkgestelde dagen of uren: de niet-gepresteerde dagen of uren die gelijkgesteld worden als ze aanleiding geven tot de betaling van een vergoeding door de voorziening;
  4° niet-gelijkgestelde dagen of uren: de niet-gepresteerde dagen of uren die niet gelijkgesteld worden met arbeidsdagen of uren, als ze geen aanleiding geven tot de betaling van een vergoeding door de voorziening. Daarin moeten ook de dagen worden opgenomen van het personeelslid met disponibiliteit door ziekte.
  De omschrijving van de kwalificaties, vermeld in het eerste lid, 2° verwijst naar de reëel uitgeoefende functie volgens de bepalingen van het contract of, in de overheidssector, de functiebeschrijving of aanstellingsbeslissing.
  Bij een exploitatietransfer vanuit een openbare dienst, wordt het gedetacheerde statutaire personeel dat op het moment van de overdracht van de exploitatie opgenomen is in een lijst, gelijkgesteld aan eigen loontrekkend of statutair personeel, als de volgende gegevens aan [1 de administratie]1 worden bezorgd:
  1° de exhaustieve lijst met namen van de statutaire personeelsleden in kwestie, hun kwalificatie en hun wekelijkse arbeidsduur, waarbij een kopie van de beslissing van hun aanstelling is gevoegd. Die lijst moet worden ondertekend door de openbare dienst én door de verantwoordelijke van de voorziening en aan het agentschap worden bezorgd binnen een maand na de exploitatietransfer. Aan die lijst kunnen nadien geen personen worden toegevoegd. De wekelijkse arbeidsduur van de personen kan wel worden verhoogd en hun kwalificatie kan worden aangepast. De voormelde wijzigingen hebben voor de berekening van de tegemoetkoming pas uitwerking op de dag van de wijziging;
  2° als het agentschap erom vraagt, alle andere bijkomende informatie over de exploitatietransfer en de rol van de openbare dienst.
  [4 Personeelsleden die vanuit een openbare dienst ter beschikking worden gesteld aan een woonzorgcentrum, in voorkomend geval met bijbehorend centrum voor kortverblijf, of een centrum voor dagverzorging, worden gelijkgesteld aan de eigen personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, op voorwaarde dat er een overeenkomst is gesloten tussen enerzijds het woonzorgcentrum, in voorkomend geval met bijbehorend centrum voor kortverblijf, of het centrum voor dagverzorging waaraan het personeel ter beschikking gesteld wordt en anderzijds de openbare dienst.]4
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 504, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (2)<BVR 2023-10-20/12, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
  (3)<BVR 2024-05-24/10, art. 18, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (4)<BVR 2024-07-19/37, art. 25,1°, 023; Inwerkingtreding : 15-09-2024>

Art.3. § 1. Elke voorziening heeft recht op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming ter vergoeding van de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, zoals dit is voorzien in het akkoord voor de gezondheidssector van 26 april 2005, afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector, of in het protocol nr. 148/2 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten van 29 juni, 5 juli en 18 juli 2005, als die voorziening onder de toepassing valt van een collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten in het bevoegde paritair comité, of in een protocol zoals voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en in de uitvoeringsbesluiten bij deze wet. De financiële tegemoetkoming dekt alleen de voordelen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 6, en is alleen mogelijk als in de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol zoals voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en in de uitvoeringsbesluiten bij deze wet, de voordelen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 6, zijn bepaald en de personeelsleden in kwestie die voordelen daadwerkelijk krijgen.
  § 2. De voltijdse personeelsleden die de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar hebben bereikt, hebben recht op vrijstelling van arbeidsprestaties van ofwel 2, 4 of 6 uur per week ofwel 96, 192 of 288 betaalde uren per jaar. Die vrijstelling treedt in werking op de eerste dag van de maand waarin de voormelde leeftijden zijn bereikt. Op een tussenliggende leeftijd gaat de vrijstelling in de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de werknemer aan alle voorwaarden heeft voldaan.
  De verpleegkundigen kunnen ook kiezen voor het behoud van de prestaties die gepaard gaat met een premie van 5,26 %, 10,52 % of 15,78 %, berekend op hun voltijdse loon. In geval van een combinatie van opties vanaf de leeftijd van 50 jaar, wordt de tegemoetkoming toegekend op basis van een uitsplitsing in volledige schijven van twee uur.
  De personeelsleden, vermeld in punt 4 van het federaal meerjarenplan van 1 maart 2000 en punt 3 van het protocol nr. 20/03 van het federaal comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten van 22 juni 2000, die voor de premie, vermeld in het tweede lid, hebben gekozen, behouden het recht op die premie;
  § 3. Het personeelslid dat deeltijds werkt, heeft recht op een aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties, of eventueel een equivalente premie die gelijk is aan de proportionele toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties of van de premie.
  Aan deeltijdse werknemers in de private sector wordt voorgesteld om de wekelijkse arbeidsduur die ingeschreven is in hun arbeidsovereenkomst, automatisch te verhogen binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht over deeltijdse arbeid. Zij krijgen eventueel een vrijstelling van prestaties op basis van hun nieuwe contract.
  Voor de werknemers van de publieke sector die deeltijds werken en voor wie de maatregelen van eindeloopbaan gelden, is de voorziening ertoe gehouden hen voor te stellen dat de wekelijkse arbeidsduur die ingeschreven is in hun arbeidsovereenkomst, verhoogd wordt naar rato van het aantal uren van vrijstelling van prestaties dat bepaald is voor de leeftijdscategorie waartoe ze behoren. Dat voorstel wordt hen door de voorziening voorgesteld drie maanden vóór de datum waarop ze recht hebben op het stelsel van de eindeloopbaan of waarop ze toegang krijgen tot een hoger recht in dat kader. De werknemer is ertoe gehouden uiterlijk één maand vóór hij recht heeft op het stelsel of op zijn hogere recht in het kader van de eindeloopbaanregeling, aan de voorziening mee te delen of hij akkoord gaat met die verhoging of die verhoging weigert. In dat laatste geval krijgt de werknemer een vermindering van de wekelijkse arbeidsduur van zijn arbeidsprestaties die bepaald is voor de leeftijdscategorie waartoe hij behoort, naar rato van zijn wekelijkse arbeidsduur ten opzichte van een voltijdse werknemer.
  § 4. Voltijdse werknemers worden gelijkgesteld met personeelsleden, als ze gedurende een referentieperiode van 24 maanden die voorafgaat aan de maand waarin ze de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereiken, minstens 200 uur bij dezelfde voorziening hebben gewerkt in een of meer functies waarvoor ze het supplement voor onregelmatige prestaties, namelijk prestaties op zondag, zaterdag, feestdag, tijdens nachtdienst of onderbroken dienst of tijdens de avond, of om het even welke vergoeding hebben ontvangen in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een of in een protocol zoals voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en in de uitvoeringsbesluiten bij deze wet, of compensatierust hebben gekregen ten gevolge van die prestaties. De periodes van verantwoorde afwezigheid worden in aanmerking genomen op basis van het gemiddelde van de rest van de referentieperiode. De vrijstelling van arbeidsprestaties gaat automatisch in de eerste van de maand waarin de werknemer 45, 50 of 55 jaar wordt.
  In het eerste lid wordt verstaan onder periodes van verantwoorde afwezigheid: de periodes van afwezigheid in de periode van tewerkstelling van de werknemer, met een maximale duur van twaalf maanden, die aanleiding hebben gegeven tot het betalen van een vergoeding door de voorziening of van een vervangingsinkomen in het kader van een stelsel van sociale zekerheid, zoals arbeidsongeschiktheid door een ziekte of ongeval, zwangerschapsverlof, ouderschapverlof, adoptieverlof, preventief verlof, verwijdering als maatregel ter bescherming van de zwangerschap, arbeidsongeval of beroepsziekte.
  De werknemer die niet meer aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, voldoet, behoudt de verkregen vrijstelling van prestaties, maar komt niet in aanmerking voor een bijkomende vrijstelling van arbeidsprestaties als hij in een volgende leeftijdsklasse terechtkomt.
  De werknemers, die gelijkgesteld worden op basis van punt 4 van het federaal meerjarenplan van 1 maart 2000 en punt 3 van het protocol nr. 20/03 van het federaal comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten van 22 juni 2000, en de werknemers die van functie wisselen, behouden hun verworven rechten.
  De werknemer die op het ogenblik dat hij 45, 50 of 55 jaar wordt, geen 200 uur onregelmatige prestaties heeft verricht bij dezelfde voorziening of die deze voorwaarde niet meer vervult, treedt toe tot het statuut van gelijkgesteld personeelslid en heeft bijgevolg recht op de vrijstelling van arbeidsprestaties op het ogenblik dat die 200 uur verricht is in de loop van een periode van maximaal 24 opeenvolgende maanden. De vrijstelling van arbeidsprestaties gaat dan in op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de werknemer die voorwaarde heeft vervuld.
  Voor de deeltijdse werknemers worden de uren van onregelmatige prestaties berekend naar rato van de contractuele of statutaire arbeidsduur op het ogenblik dat het recht op de vrijstelling van arbeidsprestaties wordt geopend. In afwijking van het eerste tot en met het vijfde lid, kan ook een werknemer die 200 uur onregelmatige prestaties heeft uitgevoerd bij verschillende voorzieningen, die allemaal geregistreerd zijn op hetzelfde sociale zekerheidsnummer, het statuut van lid van het gelijkgestelde personeel verwerven. De werknemer die van voorziening verandert nadat hij het statuut van lid van het gelijkgestelde personeel heeft verworven, behoudt ook dat statuut als zijn nieuwe voorziening geregistreerd is op hetzelfde sociale zekerheidsnummer als de voorgaande.
  § 5. De werknemers die van prestaties worden vrijgesteld, worden altijd beschouwd als werknemers die hun contractuele of statutaire arbeidsduur bewaren.
  § 6. De optie vrijstelling van prestaties is altijd definitief. Het behoud van de prestaties die gekoppeld zijn aan een premie, kan daarentegen op elk ogenblik worden omgezet in een vrijstelling van arbeidsprestaties.

Art.4.In geval van vrijstelling van arbeidsprestaties is de financiële tegemoetkoming alleen mogelijk als die vrijstelling wordt gecompenseerd met een nieuwe aanwerving of een verhoging van het aantal arbeidsuren van een personeelslid.
  De volgende werknemers geven geen recht op een tegemoetkoming voor vervangende tewerkstelling:
  1° de voltijdse personeelsleden die in aanmerking komen voor de voordelen, vermeld in artikel 3 van dit besluit;
  2° de personeelsleden die onder de toepassing vallen van de "sociale of fiscale maribel" met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
  3° de gesubsidieerde contractuelen, tewerkgesteld met toepassing van BVR 18 december 2015 tot regularisatie en uitdoving van arbeidsplaatsen van gesco's die zijn tewerkgesteld met een overeenkomst als vermeld in artikel 1 12°, 14°, 15° en 36° Besluit Vlaamse Regering 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen en artikel 1, 13° Besluit Vlaamse Regering 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het KB nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
  4° [1 ...]1
  5° de personeelsleden die aangeworven zijn met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, en die niet onderworpen zijn aan de gewone socialezekerheidsbijdragen met toepassing van artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  6° [1 ...]1
  7° de personeelsleden die tewerkgesteld zijn met toepassing van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
  8° de personeelsleden die tewerkgesteld zijn met toepassing van het besluit van 19 december 2002 van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en van andere wetsbepalingen;
  9° de vervangers van de werknemers van minstens vijftig jaar, die niet van de maatregelen van vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan genieten, maar die een bijkomend verlof genieten zoals dit is voorzien in het akkoord voor de gezondheidssector van 26 april 2005, afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector, of in het protocol nr. 148/2 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten van 29 juni, 5 juli en 18 juli 2005;
  10° de personeelsleden die andere personeelsleden vervangen die een opleiding tot verpleegkundige [2 of zorgkundige]2 volgen, met toepassing van alle collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende het vormingsproject tot verpleegkundigen;
  11° de personeelsleden die andere personeelsleden vervangen die een opleiding tot verpleegkundige [2 of zorgkundige]2 volgen, met toepassing van de raamakkoorden over het opleidingsproject tot verpleegkundige in de federale gezondheidssector;
  12° de personeelsleden die gefinancierd worden in het kader van het koninklijk besluit van 2 juli 2009 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité met toepassing van artikel 56, § 2, eerste lid, 3°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, overeenkomsten kan sluiten voor de financiering van alternatieve en ondersteunende zorg voor kwetsbare ouderen;
  13° de personeelsleden die gefinancierd worden in het kader van de overeenkomsten gesloten met toepassing van artikel 22 van de gecoördineerde ziekteverzekeringswet;
  14° de personeelsleden die gefinancierd worden in het kader van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in socialprofitsector voortspruitend uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
  15° het animatiepersoneel dat gefinancierd wordt op basis van de bepalingen van boek 3, deel 2, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 1, onderafdeling 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
  16° de referentiepersoon voor dementie die in deel E 3 wordt gefinancierd op basis van de bepalingen van boek 3, deel 2, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 1, onderafdeling 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
  17° het zorgpersoneel boven norm en het ondersteunend personeel die gefinancierd worden op basis van de [3 bepalingen]3 van artikel 663/1 tot en met artikel 663/11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
  18° de personeelsleden in de centra voor dagverzorging die gefinancierd worden op basis van de bepalingen van boek 3, deel 1, titel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
  19° de personeelsleden die gefinancierd worden in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  20° de personeelsleden die werken onder het statuut van een leercontract of een overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven, vermeld in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 juli 1998 betreffende de overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven van de centra voor alternerende opleiding en onderwijs;
  21° het aandeel vte waarin de prestaties van de loontrekkende kinesitherapeut via de nomenclatuur worden gefactureerd.
  [2 22° de logistieke medewerkers in de zorg;
   23° de zijinstroomzorgkundigen, vermeld in artikel 1,58° /1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
   24° de BelRAI-coördinator voor het deel dat gefinancierd wordt in deel A2 op basis van artikel 487 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
   25° de personeelsleden die een opleiding volgen tot verpleegkundige of zorgkundige in het kader van het federaal project #kiesvoordezorg;
   26° de personeelsleden die gefinancierd worden krachtens andere wetten, decreten, ordonnanties, reglementaire bepalingen of krachtens een individueel of collectief gesloten overeenkomst.]2
  ----------
  (1)<BVR 2020-09-18/04, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (2)<BVR 2024-05-24/10, art. 19, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<BVR 2024-07-19/37, art. 26, 023; Inwerkingtreding : 15-09-2024>

Art.5.§ 1. De voorzieningen delen aan [2 de administratie]2 de volgende gegevens per trimester mee:
  1° de volgende gegevens over de voorziening:
  a) het statuut;
  b) het sociale zekerheidsnummer;
  c) de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur voor voltijdse prestaties;
  2° de volgende gegevens per personeelslid in een bepaalde functie. Het betreft de personeelsleden die in het jaar waarvoor de tegemoetkoming wordt bepaald, minstens 44 jaar zijn geworden:
  a) de voor- en achternaam;
  b) het [3 INSZ-numme]3;
  c) het aantal te presteren uren per week, zoals blijkt uit de arbeidsovereenkomst of de individuele benoemingsakte, in de functie die het voordeel van de maatregel, vermeld in artikel 3 van dit besluit, verantwoordt met begin- en einddatum waarop dat aantal uren van toepassing is;
  d) als het gaat om een nieuw personeelslid of als een einde is gesteld aan de tewerkstelling: de begin- of einddatum;
  e) het aantal gepresteerde en gelijkgestelde dagen en voor de periode van deeltijdse tewerkstelling het aantal gepresteerde en gelijkgestelde uren;
  f) de optie voor vrijstelling van arbeidsprestaties of het behoud van de arbeidsduur met het recht op een premie als tegenwaarde en de periode waarvoor die optie van toepassing is;
  g) de beroepskwalificatie [3 ...]3;
  h) voor de gelijkgestelde personeelsleden: de gegevens waaruit blijkt dat die personeelsleden voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 4, van dit besluit;
  i) het aantal niet-gelijkgestelde dagen of uren;
  3° de volgende gegevens over de compensatie van vrijstelling van arbeidsprestaties waaruit blijkt dat de vrijstelling van arbeidsprestaties gecompenseerd is door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur van een andere werknemer:
  a) de voornaam, de achternaam en de beroepskwalificatie van de werknemer;
  b) [3 het INSZ-nummer van de werknemer;]3 in het Rijksregister;
  c) het aantal uren van de nieuwe of bijkomende tewerkstelling en de aanvangsdatum en eventueel de einddatum ervan;
  d) als [2 de administratie]2 erom verzoekt, een afschrift van de arbeidsovereenkomst of een afschrift van de benoemingsakte van de inrichtende macht als het om een openbare dienst gaat. Uit dat afschrift moet blijken dat de nieuwe of bijkomende tewerkstelling, vermeld in punt c), het gevolg is van de compensatie van de vrijstelling van arbeidsprestaties;
  e) als [2 de administratie]2 erom verzoekt, een kopie van de RSZ-aangifte waarin het personeelsbestand is opgenomen;
  f) als [2 de administratie]2 erom verzoekt, het bewijs dat de voordelen, vermeld in artikel 3 van dit besluit, worden toegepast.
  [3 Op basis van het INSZ-nummer dat wordt meegedeeld conform het eerste lid, haalt de administratie de volgende gegevens zelf op uit het Rijksregister of uit de Kruispuntbankregisters, vermeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid
   1° voor- en achternaam;
   2° geboortedatum."
   5° er wordt een paragraaf vier toegevoegd, die luidt als volgt:
   " § 4. De administratie bewaart de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, gedurende maximaal tien jaar nadat de voorziening de gegevens in kwestie heeft bezorgd.]3
  § 2. [4 De voorziening bezorgt aan de administratie over ieder trimester een elektronisch ingevulde vragenlijst waarvan de administratie het model bepaalt]4.
  De voorziening is verplicht om de voorlopige tegemoetkomingen, vermeld in artikel 8, die eventueel te veel betaald zijn, terug te storten aan het agentschap als blijkt dat ze op geen andere wijze gerecupereerd [5 kunnen]5 worden.
  [6 ...]6
  [1 § 3. Het agentschap kan jaarlijks de gegevens die meegedeeld zijn in de elektronisch ingevulde vragenlijst, vermeld in paragraaf 2, controleren door de gegevens te vergelijken met de authentieke bronnen van de bevoegde overheidsdiensten die daarvoor beschikbaar zijn. Als het agentschap dat nodig acht, kan het bijkomende informatie opvragen bij de voorziening.
   Als [2 de administratie]2 in het kader van de controles, vermeld in het eerste lid, vaststelt dat er foutieve gegevens meegedeeld zijn in de laatst afgelopen referentieperiode, kan het agentschap de gegevens die de voorziening via de elektronische vragenlijst bezorgd heeft, nadat het informatie ingewonnen heeft bij de voorziening, aanpassen op basis van de reële gegevens voor de referentieperiode. Op basis van de reële gegevens wordt de tegemoetkoming herberekend.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-17/66, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 08-09-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 505, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-24/10, art. 20, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (4)<BVR 2024-07-19/37, art. 27,1°, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
  (5)<BVR 2024-07-19/37, art. 27,2°, 023; Inwerkingtreding : 15-09-2024>
  (6)<BVR 2024-07-19/37, art. 27,3°, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.5bis. [1 Op 30 september volgend op de referentieperiode gaat de administratie na of voor alle trimesters de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, is ingediend. Uiterlijk op 7 oktober volgend op de referentieperiode verstuurt de administratie een laatste herinnering aan de voorzieningen die geen elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, voor een of meer trimesters hebben ingediend.
   Het agentschap dient de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, in voor de trimesters waarvoor op 16 oktober die volgt op de referentieperiode geen elektronische vragenlijst is ingediend.
   De administratie berekent jaarlijks twee voorlopige berekeningen en een definitieve berekening van de bedragen van de definitieve tegemoetkomingen per personeelslid, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid.
   Vanaf 16 oktober die volgt op de referentieperiode bezorgt de administratie de eerste voorlopige berekening van de voorlopige berekeningen, vermeld in het derde lid. De voorziening kan aansluitend de gegevens wijzigen tot en met dertig dagen na de dag waarop ze de eerste voorlopige berekening heeft ontvangen van de administratie. De administratie heropent daarvoor alle trimesters van de referentieperiode in kwestie, voor alle voorzieningen. De administratie dient de elektronische vragenlijst in voor de trimesters waarvoor de elektronische vragenlijst na de voormelde periode van dertig dagen niet opnieuw zijn ingediend.
   Vanaf de eenendertigste dag die volgt op de eerste voorlopige berekening, vermeld in het vierde lid, bezorgt de administratie de tweede voorlopige berekening van de voorlopige berekeningen, vermeld in het derde lid. De voorziening kan aansluitend de gegevens een laatste keer wijzigen tot veertien dagen na de dag waarop ze de tweede voorlopige berekening heeft ontvangen van de administratie. De te wijzigen trimesters in kwestie worden heropend na het bezorgen van een motivering aan de administratie. De administratie dient de elektronische vragenlijst in voor de trimesters waarvoor de elektronische vragenlijst na de voormelde periode van veertien dagen niet opnieuw zijn ingediend. De elektronische vragenlijst wordt als afgesloten beschouwd.
   De definitieve berekening wordt door de administratie bezorgd vanaf de vijftiende dag die volgt op de tweede voorlopige berekening, vermeld in het vijfde lid.
   Een voorziening, kan tot en met de twintigste dag na de dag waarop ze de definitieve berekening, vermeld in het zesde lid, heeft ontvangen, de administratie verzoeken om uitzonderlijk en eenmalig de gegevens te laten wijzigen met het oog op een wijziging van de bedragen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, door de administratie. De voorziening dient daarvoor een gemotiveerd verzoek in. Een voorziening die voldoet aan al de volgende voorwaarden, komt in aanmerking voor een wijziging van de gegevens:
   1° een motivering bezorgen van de noodzaak en het doel van de aanpassing van de gegevens. De voorziening deelt daarbij mee in het kader van welke berekening de aanpassing beoogd wordt, welke aanpassing er beoogd wordt en de reden waarom;
   2° een zelfevaluatie bezorgen van de reden waarom de aanpassing van de gegevens noodzakelijk is en niet eerder is meegedeeld;
   3° een actieplan bezorgen met de manier waarop in de toekomst een soortgelijke situatie laattijdige vaststelling van incorrect of onvolledig meegedeelde gegevens zal worden vermeden;
   4° aantonen dat de beoogde aanpassing, verminderd met de vermindering vermeld in het negende lid, een financiële meerwaarde heeft ten opzichte van de definitieve berekening, vermeld in het zesde lid, die de zorgvoorziening heeft ontvangen.
   De administratie beoordeelt of voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het zevende lid. Als de voorwaarden niet zijn vervuld, bezorgt de leidend ambtenaar een weigeringsbeslissing aan de voorziening met een aangetekende zending of op om het even welke andere manier die toelaat de ontvangstdatum met zekerheid vast te stellen. De voorziening kan binnen drie maanden na de datum waarop ze de weigeringsbeslissing heeft ontvangen, beroep aantekenen bij de arbeidsrechtbank.
   De voorziening waarvoor met toepassing van het zevende lid, uitzonderlijk en eenmalig de gegevens worden gewijzigd met het oog op een wijziging van de bedragen van de definitieve tegemoetkomingen per personeelslid, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, ontvangt een uitzonderlijke eenmalige herberekening. Op de bedragen van de definitieve tegemoetkomingen per personeelslid, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, wordt een vermindering toegepast van 6,25%.
   Als een voorziening de gegevens uitzonderlijk en eenmalig laat wijzigen conform het zevende lid, met het oog op een wijziging van de berekening van de bedragen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, van dit besluit, door de administratie én een wijziging van de basistegemoetkoming voor zorg conform artikel 454, achtste lid, en/of artikel 456, § 2, achtste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, wordt alleen het bedrag van de basistegemoetkoming voor zorg verminderd conform artikel 454, tiende lid, en artikel 456, § 2, tiende lid van het voormelde besluit. De bedragen van de definitieve tegemoetkomingen per personeelslid, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, van dit besluit, worden in dat geval niet verminderd.
   Als de gegevens, vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid, op de eenentwintigste dag na de dag waarop de voorziening de definitieve berekening, vermeld in het zesde lid, heeft ontvangen, nog altijd niet zijn bezorgd, kan de administratie de terugbetaling eisen van de voorlopige tegemoetkomingen, vermeld in artikel 8. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/37, art. 28, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2024>


Art.6.§ 1. De tegemoetkoming, vermeld in artikel 3, wordt door [1 de administratie]1 berekend aan de hand de gegevens, vermeld in artikel 5, voor elke periode, vermeld in artikel 8, § 1.
  § 2. De tegemoetkoming per personeelslid dat heeft gekozen voor het behoud van de arbeidsduur (Tp1) wordt vastgesteld met de volgende formule: Tp1 = Y1 * vte-premie, waarbij:
  1° Y1 = de gemiddelde jaarlijkse loonkosten tijdens de referentieperiode, gedekt door het contract van de werknemer in functie van zijn categorie, berekend op basis van de bedragen, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;
  2° vte-premie = de som van de vte-premie van elk trimester van de referentieperiode. De vte-premie per trimester wordt berekend met de volgende formule:((X - (38 - T))/38 * A)/4, waarbij:
  a) X = het trimestriële gemiddelde van het aantal uren per week dat overeenstemt met de premie die toegekend is aan een voltijds personeelslid in de leeftijdscategorie waartoe hij behoort;
  b) T = de wekelijkse arbeidsduur voltijdse prestaties van de voorziening;
  c) A = het jaarlijkse voltijds equivalent (vte) dat beperkt is tot 1, verricht in de functie die het voordeel van de maatregel, vermeld in artikel 3 van dit besluit, verantwoordt. Dat vte wordt op de volgende wijze berekend:
  1) voor de periode van voltijdse tewerkstelling: het vte per trimester tx = ((P/(P+NP)) x (d1/d2)), waarbij:
  a) P = het aantal gepresteerde en het aantal gelijkgestelde dagen in trimester tx;
  b) NP = het aantal niet gelijkgestelde dagen in trimester tx;
  c) d1 = het aantal dagen van voltijdse tewerkstelling;
  d) d2 = het aantal dagen in het trimester;
  2) het voltijds equivalent voor deeltijds werkende personeelsleden:het vte per trimester tx = (P/H), waarbij:
  a) P = het aantal gepresteerde en- geassimileerde uren tijdens het trimester, met uitsluiting van het aantal uren van voltijdse tewerkstelling, vermeld in punt 1);
  b) H = het aantal dagen van maandag tot vrijdag, gedurende het trimester, vermenigvuldigd met 7,6 uur per dag.
  Als de vte-premie per trimester kleiner dan nul is, wordt ze herleid naar nul.
  § 3. De tegemoetkoming voor een werknemer die de uren van vrijstelling van een personeelslid dat gekozen heeft voor de vrijstelling van de arbeidsprestaties (Tp2), compenseert, wordt vastgesteld conform het tweede tot en met het zesde lid.
  De vte-vervanging die gefinancierd moet worden in de vermelde periode, wordt op de volgende wijze berekend: het agentschap berekent de hoeveelheid aan vte-arbeidsduurvermindering die effectief worden toegekend in de referentieperiode aan de personeelsleden die in aanmerking komen voor de maatregel ('Sigma'1) en de hoeveelheid aan vte van de uren die besteed worden aan hun vervanging ('Sigma'2), waarbij 'Sigma'1 en 'Sigma'2 op de volgende wijze worden berekend:
  1° 'Sigma'1: som voor alle personeelsleden die gekozen hebben voor arbeidsduurvermindering, van de vte-arbeidsduurvermindering, die op de volgende wijze wordt berekend per werknemer: U1/T * (V - (38 - T))/38 * C/365, waarbij:
  a) U1 = aantal uren/week van het contract van het personeelslid;
  b) T = wekelijkse arbeidsduur voltijdse prestaties van de voorziening;
  c) V = aantal uren vrijstelling per week waarvan het personeelslid geniet;
  d) C = aantal dagen in de periode in kwestie, gedekt door het contract van het personeelslid.
  Als de vte- arbeidsduurvermindering per werknemer kleiner dan nul is, wordt ze herleid naar nul;
  2° 'Sigma'2: som, van de vte-vervanging, berekend per contract van de werknemer, voor alle personeelsleden die de uren arbeidsduurvermindering compenseren
  Het vte-VERV per contract van de werknemer stemt overeen met de som van het vte-vervanging van elk trimester van de vermelde referentieperiode. Het vte-VERV per trimester wordt berekend met de volgende formule: (Z/U2 * A)/4, waarbij:
  1° Z = het aantal uren per week voor de vervanging van een of meer personeelsleden die het voordeel van de maatregel krijgen;
  2° U2 = het aantal uren per week van het contract van de vervanger
  3° A = het jaarlijkse voltijds equivalent (vte) berekend volgens de formule, vermeld in paragraaf 2, 2°.
  Als met toepassing van het tweede en het derde lid 'Sigma'2 < 'Sigma'1, wordt de tegemoetkoming begrensd tot 'Sigma'2. Als met toepassing van het tweede en het derde lid 'Sigma'2 > 'Sigma'1, wordt de tegemoetkoming begrensd tot 'Sigma'1. In dat geval worden de vervangers in chronologische volgorde van hun aanwerving of van de wijziging van hun arbeidsovereenkomst in aanmerking genomen.
  Het agentschap past voor de berekening van de tegemoetkoming per vervangingscontract voor elk vervangingscontract de volgende formule toe: Tp2 = Y2 * vte-VERV, waarbij Y2 gelijk is aan de gemiddelde jaarlijkse loonkosten tijdens de referentieperiode, gedekt door het contract van de werknemer in functie van zijn categorie, berekend op basis van de bedragen, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is toegevoegd.
  Als met toepassing van het vifde lid 'Sigma'2 > 'Sigma'1, wordt het te financieren vte-vervanging in chronologische volgorde in rekening gebracht, totdat 'Sigma'1 bereikt is.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 506, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.7.In afwijking van artikel 6, § 2, wordt de tegemoetkoming begrensd tot 13 uur per week als een [1 of een centrum voor kortverblijf type 3]1 een nieuwe werknemer heeft aangeworven om de uren van vrijstelling van arbeidsprestaties, die effectief zijn toegekend aan haar personeelsleden en waarvan de som minder dan 13 uur per week bedraagt, te compenseren.
  ----------
  (1)<BVR 2023-10-20/12, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-12-2023>

Art.8.§ 1. De bedragen van de voorlopige tegemoetkomingen per personeelslid, hierna voorschotten te noemen, en de bedragen van de definitieve tegemoetkomingen per personeelslid, worden door het agentschap meegedeeld aan de voorziening en worden gestort op de financiële rekening die de voorziening doorgeeft aan [2 de administratie]2.
  [4 Voor de voorzieningen die de voorwaarden, vermeld in artikel 5, § 2, naleven, worden de voorschotten en de definitieve tegemoetkomingen op de volgende wijze geregeld:
   1° het voorschot van 31 januari en 31 juli van het jaar J is gelijk aan: 1/2 x (bedrag van de definitieve tegemoetkoming voor het derde en vierde trimester van het jaar J-2 en het eerste en tweede trimester van het jaar J-1 x 1,02). Het voorschot van 31 januari wordt betaald in januari. Het voorschot van 31 juli wordt samen met het eventueel resterende verschil, vermeld in paragraaf 2, betaald in juli;
   2° vervolgens wordt het verschil tussen de tegemoetkomingen voor de laatste twee trimesters van het jaar J en de eerste twee trimesters van het jaar J + 1, en de voorschotten voor diezelfde trimesters betaald in januari van het jaar J+2.]4]1.
  § 2. Als een voorziening te veel voorschotten heeft ontvangen, en als de terugvordering via de volgende [4 twee]4 voorschotten niet mogelijk is, wordt het saldo door de voorziening teruggestort aan [2 de administratie]2 vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin [2 de administratie]2 het terug te vorderen bedrag aan de voorziening heeft meegedeeld. Dat bedrag kan eventueel worden teruggevorderd via een compensatie op de bedragen die [2 de administratie]2 in de loop van datzelfde jaar verschuldigd is aan de voorziening met toepassing van hoofdstuk 3.
  § 3. [8 ...]8
  ----------
  (1)<BVR 2020-06-26/34, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2018>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 507, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2023-10-20/02, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 28-10-2023>
  (4)<BVR 2024-05-24/10, art. 21, 021; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
  (5)<BVR 2024-07-19/37, art. 29,1°, 023; Inwerkingtreding : 15-09-2024>
  (6)<BVR 2024-07-19/37, art. 29,2°, 023; Inwerkingtreding : 15-09-2024>
  (7)<BVR 2024-07-19/37, art. 29,3°, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
  (8)<BVR 2024-07-19/37, art. 30, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art.9.[1 De administratie]1 staat in voor de coördinatie van de controle op de juistheid van de gegevens die de voorzieningen meedelen.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 508, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.10.Tegen de beslissingen, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, 1°, is er geen administratief beroep mogelijk.
  In geval van een gerechtelijk geschil over de beslissingen, vermeld in artikel 8, stort [1 de administratie]1, in afwachting van een uitspraak door de rechtbank, het bedrag van de tegemoetkomingen op basis van de berekeningen van [1 de administratie]1.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 508, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 3. - Tegemoetkoming in de vakbondspremie in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten
Art.11.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
  1° voorzieningen:
  a) de woonzorgcentra;
  b) de centra voor kortverblijf;
  c) de revalidatieziekenhuizen;
  2° vakbondspremiebijdrage: de bijdrage, vermeld in artikel 4, 2°, van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector;
  3° referentiejaar: het kalenderjaar [1 dat]1 voorafgaat aan het jaar waarin het recht op de uitbetaling van de vakbondspremie ontstaat.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-17/18, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 30-01-2022>

Art.12.Elk jaar stort [3 de administratie]3 een tegemoetkoming in de kosten voor de vakbondspremiebijdrage aan [1 de woonzorgcentra en de centra voor kortverblijf die behoren tot de openbare sector]1. Die tegemoetkoming moet worden aangewend bij de inning van de vakbondspremiebijdragen die verschuldigd zijn voor de werknemers die werken in [1 de voorzieningen die]1 tot de provinciale en lokale besturen behoren.
  Elk jaar stort [2 de administratie]2 een tegemoetkoming in de kosten voor vakbondspremies aan het Syndicaal Fonds Non-Profit dat bestaat uit de representatieve werknemersorganisaties en dat de juridische vorm heeft van een vzw. Die tegemoetkoming wordt aangewend om een vakbondspremie uit te keren.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-17/18, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 30-01-2022>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 509, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.13.[1 Het bedrag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 12, eerste lid, wordt per woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf op de volgende wijze bepaald: 562.316,74 euro x het aantal erkende woongelegenheden van het woonzorgcentrum en het centrum voor kortverblijf samen op 30 juni van het referentiejaar / het totale aantal erkende woongelegenheden van de woonzorgcentra en centra voor kortverblijf die behoren tot de openbare sector op 30 juni van het referentiejaar.]1
  De tegemoetkoming, vermeld in artikel 12, tweede lid, bedraagt 1.039.066,10 euro.
  De bedragen, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn de bedragen die gelden op 1 juni 2017, tegen spilindexcijfer 103,04, waarbij basis 2013 = 100.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-17/18, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 30-01-2022>

Art.14.De vzw Syndicaal Fonds Non-Profit, met KBO-nummer 0480.161.084, stuurt [1 de administratie]1 jaarlijks zijn begroting die in de algemene vergadering is goedgekeurd, de jaarrekening, de toelichting bij de balans en de resultatenrekening met een duidelijke opsplitsing van de gedane uitgaven en het rapport van de bedrijfsrevisor.
  De documenten, vermeld in het eerste lid, moeten bezorgd zijn voor [1 de administratie]1 het bedrag, vermeld in artikel 13, tweede lid, aan de vzw Syndicaal Fonds Non-Profit kan storten.
  Het bedrag, vermeld in artikel 13, tweede lid, wordt gestort op voorwaarde dat uit de laatste balans die door de algemene vergadering van de vzw Syndicaal Fonds Non-Profit is goedgekeurd, blijkt dat het eigen vermogen groter dan 1 euro (een euro) is en dat de schulden maximaal 3.500.000 euro (drie miljoen vijfhonderdduizend euro) bedragen. Als uit diezelfde balans blijkt dat het eigen vermogen groter dan 7.000.000 euro (zeven miljoen euro) is, wordt het bedrag van de tegemoetkoming verminderd met het bedrag van het verschil tussen het eigen vermogen en die 7.000.000 euro (zeven miljoen euro).
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 510, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.15.[1 ...]1
  [2 De administratie]2 stort de tegemoetkoming, vermeld in artikel 13, tweede lid, uiterlijk op [3 30 juni"]3 van het jaar na het referentiejaar aan de vzw Syndicaal Fonds Non-Profit, met vermelding van het referentiejaar.
  ----------
  (1)<BVR 2021-12-17/18, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 30-01-2022>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 511, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-24/10, art. 22, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16.
  <Opgeheven bij BVR 2021-12-17/18, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 30-01-2022>

HOOFDSTUK 3/1. [1 Financiering jobcreatie en tegemoetkoming jobs fiscale en sociale maribel]1   ----------   (1)
Art. 16/1. [1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder voorzieningen:
   1° centrum voor kortverblijf;
   2° dagverzorgingscentrum;
   3° woonzorgcentrum]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-12-07/20, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 16/2.[1 Ter uitvoering van de federale sociale akkoorden van 2000, 2005, 2011 en 2013 stort [2 de administratie]2 elk jaar in de maand januari:
   1° 39.645.429 euro aan het Fonds Sociale Maribel van het paritair comité 330, kamer ouderenzorg;
   2° 11.886.681 euro aan het Fonds Sociale Maribel van de overheidssector.
   De bedragen, vermeld in het eerste lid, zijn de bedragen die gelden op 1 juni 2017, tegen spilindexcijfer 103,04, waarbij basis 2013 = 100.
   De fondsen, vermeld in het eerste lid, plegen overleg met de Vlaamse Regering over de toewijzing van bijkomende tewerkstelling in de voorzieningen vermeld in art. 16/1, om ervoor te zorgen dat die toewijzingen in overeenstemming zijn met de visie van de Vlaamse Regering op het vlak van personeelsbeleid in de ouderenvoorzieningen, met bijzondere aandacht voor de problematiek van de zorgzwaarte, het werkbaar werk en nieuwe ontwikkelingen.
   De toewijzing van bijkomende tewerkstelling kan niet op de Vlaamse overheid worden verhaald. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-12-07/20, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 512, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 3/2. [1 Titels en beroepskwalificaties]1   ----------   (1)
Art. 16/3.[1 [3 De administratie berekent voor het centrum voor dagverzorging een tegemoetkoming voor de premies voor titels en beroepskwalificaties die de voorziening betaald heeft aan de rechthebbende verpleegkundige met toepassing van artikel 1, § 1 en § 2, van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties. De voormelde tegemoetkoming wordt op de volgende wijze berekend:
   1° voor de rechthebbende op de premie, vermeld in artikel 1, § 1, van het voormelde koninklijk besluit, conform de volgende formule: (1656,02 euro x het aantal te financieren voltijdsequivalenten van verpleegkundigen in de voorziening dat beschikt over een beroepsbekwaamheid van geriatrisch verpleegkundige of een beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de palliatieve zorg);
   2° voor de rechthebbende voor de premie, vermeld in artikel 1, § 2, van het voormelde koninklijk besluit, conform de volgende formule: (4968,07 euro x het aantal te financieren voltijdsequivalenten van verpleegkundigen in de voorziening die beschikken over een beroepstitel van geriatrisch verpleegkundige)]3.
  [3 De administratie stort de tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, aan de rechthebbende uiterlijk op 31 december van het jaar waarin het centrum voor dagverzorging die tegemoetkoming heeft uitbetaald]3.
  [3 De administratie kan de facturen, en eventuele bijkomende informatie, van de voorziening opvragen ter controle.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-10/14, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 513, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-24/10, art. 23, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 3/3. [1 - Financiering functieclassificatie ter uitvoering van het Vijfde Vlaams Intersectoraal akkoord van 8 juni 2018 voor de social/nonprofitsectoren voor de periode 2018-2020]1   ----------   (1)
Art. 16/4.[1 Voor de toepassing van hoofdstuk 3/3 wordt verstaan onder voorzieningen:
   a) psychiatrische verzorgingstehuizen;
   b) woonzorgcentra;
   c) dagverzorgingscentra;
   d) centra voor kortverblijf;
   e) revalidatievoorzieningen;
   f) initiatieven voor beschut wonen;
   g) multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve zorg;
   h) de lokale dienstencentra die vallen onder het paritair comité 330 en die voldoen aan de subsidievoorwaarden, zoals vermeld in artikel 17, 20, 21 en 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers.
   De voorzieningen, vermeld in 1e lid, betreft alleen de voorzieningen uit de private sector.]1
  ----------
  (1)<BVR 2020-02-07/08, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2019>

Art. 16/5.[1 In november 2019 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/4, een bedrag ter compensatie van de eerste fase in de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen.
   Het aan de voorzieningen te storten bedrag zal in oktober 2019 aan [2 de administratie]2 worden meegedeeld door een orgaan of instelling die tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie kunnen overgaan en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen wordt gestort, mag niet hoger zijn dan 4.635.875 euro.
   Indien het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen wordt gestort, lager ligt dan 4.635.875 euro, wordt het restant gestort aan de verantwoordelijke inrichters van de tweede pensioenpijler als voorschot op de dotatie van het jaar 2020.]1
  ----------
  (1)<BVR 2020-02-07/08, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 514, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/6.[1 [2[3 de administratie]3 stort aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/4, met uitzondering van de voorzieningen, vermeld in artikel 16/4, eerste lid, g), voor de rechten van november en december 2019, het saldo van het bedrag ter compensatie van de eerste fase in de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, of vordert het bedrag dat in december 2019 te veel is ontvangen, terug.]2
   Het aan de voorzieningen te storten bedrag zal [2 uiterlijk 30 juni 2020]2 aan [3 de administratie]3worden meegedeeld door een orgaan of instelling die tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie kunnen overgaan en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit
  [2 Het totaalbedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, mag niet hoger zijn dan 896.046,27 euro.]2
  [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-02-07/08, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2019>
  (2)<BVR 2020-09-18/04, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 515, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/7.[1 In 2020 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/4, eerste lid, g), een bedrag ter compensatie van de eerste fase in de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2019.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt aan [2 de administratie]2 meegedeeld door een orgaan dat of instelling die de nodige b erekeningen kan uitvoeren in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Het totaalbedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, mag niet hoger zijn dan 20.000 euro.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-18/04, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 516, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/8.[1 Uiterlijk tegen 31 juli 2020 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/4, een bedrag ter compensatie van de eerste fase in de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2020. Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen wordt gestort, mag niet hoger zijn dan 23.114.185 euro.
   In 2021 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/4, het saldo van het bedrag ter compensatie van de eerste fase in de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2020, of vordert het te veel betaalde bedrag terug.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt aan [2 de administratie]2 meegedeeld door een orgaan dat of instelling die de nodige berekeningen kan uitvoeren in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Het totaalbedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort met toepassing van het eerste en het tweede lid, mag niet hoger zijn dan 23.114.185 euro.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-18/04, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 516, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/9.[1 De voorziening die weigert zich aan de controle van [2 de administratie]2 te onderwerpen, verliest de rechten, vermeld in dit hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-18/04, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 516, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 3/4. [1 Financiering functieclassificatie ter uitvoering van het Vijfde Vlaams Intersectoraal akkoord van 8 juni 2018 en het Zesde Vlaams Intersectoraal akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren]1   ----------   (1)
Art. 16/10.[1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder voorzieningen:
   1° psychiatrische verzorgingstehuizen;
   2° woonzorgcentra;
   3° dagverzorgingscentra;
   4° centra voor kortverblijf;
   5° revalidatievoorzieningen;
   6° initiatieven voor beschut wonen;
   7° multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve zorg;
   8° de lokale dienstencentra die vallen onder het paritair comité 330 en die voldoen aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 17, 20, 21 en 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;
   9° de diensten voor oppashulp die vallen onder het paritair comité 330 en die voldoen aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 17, 20 en 24 van het voormelde besluit.
  [2 0° centra voor geestelijke gezondheidszorg als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, die erkend zijn door de Vlaamse Regering conform artikel 19 en 20 van het voormelde decreet.]2
   De voorzieningen, vermeld in het eerste lid, betreffen alleen de voorzieningen uit de private sector.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/18, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<BVR 2022-09-16/09, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>

Art. 16/11.[1 § 1. In juli 2021 stort [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, [2 eerste lid, 1° tot en met 9°, ]2 een bedrag ter compensatie van de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2021.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt in juni 2021 aan [3 de administratie]3 meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort, is niet hoger dan het hiervoor op basis van het vijfde en zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord voorziene bedrag in de begroting 2021.]1
   § 2. In september 2022 stort [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2021.
   Het voorschot, vermeld in het eerste lid, bedraagt in totaal 60% van het hiervoor op basis van het zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord voorziene bedrag in de begroting 2021. Het voorschot wordt pro rata verdeeld over de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, op basis van rubriek 62 van de resultatenrekening van 2020.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/18, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<BVR 2022-09-16/09, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 517, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/12.[1 § 1. In juni 2022 stort [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, [2 "eerste lid, 1° tot en met 9°, ]2 een bedrag ter compensatie van de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2021.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt berekend door het bedrag dat de voorziening in 2021 heeft ontvangen in het deel M van de basistegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf, af te trekken van het bedrag dat in mei 2022 aan [3 de administratie]2 wordt meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Een bedrag dat moet worden teruggevorderd, brengt het agentschap in mindering op de rechten 2022, vermeld in artikel 16/14.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform dit artikel en artikel 16/11, is niet hoger dan het hiervoor op basis van het vijfde en zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord voorziene bedrag in de begroting 2021.]1
  [2 § 2. Het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, te compenseren voor de rechten 2021, wordt in november 2022 aan [3 de administratie]3 meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   In december 2022 betaalt [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren voor de rechten 2021, of vordert [3 de administratie]3 het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen het bedrag dat door het orgaan of de instelling, conform het vorige lid, in november 2022 aan [3 de administratie]3 meegedeeld wordt en het bedrag dat [3 de administratie]3 op basis van artikel 16/11, § 2, betaald heeft.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform deze paragraaf en artikel 16/11, § 2, is niet hoger dan het hiervoor op basis van het zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord voorziene bedrag in de begroting 2021]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/18, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<BVR 2022-09-16/09, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 517, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/13.[1 [2 § 1.]2 In januari 2022 stort [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, [2 eerste lid, 1° tot en met 9°,]2 een bedrag ter compensatie van de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2022.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, is gelijk aan twee derden van het bedrag dat aan de voorzieningen is betaald met toepassing van artikel 16/11.]1
  [2 § 2. In september 2022 stort [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, een voorschot op het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2022.
   Het voorschot, vermeld in het eerste lid, bedraagt in totaal 60% van het hiervoor op basis van het zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord voorziene bedrag in de begroting 2022. Het voorschot wordt pro rata verdeeld over de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, 10°, op basis van rubriek 62 uit van de resultatenrekening van 2021.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/18, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<BVR 2022-09-16/09, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 517, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/14.[1 In juli 2022 stort [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, [2 punt 1° tot en met 9°,]2 een bedrag ter compensatie van de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2022.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, bedraagt maximaal de helft van het bedrag dat in juni 2022 aan het agentschap wordt meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
  [4 ...]4. In dit bedrag wordt ook de opbrengst van het deel M van de basistegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf zoals bedoeld in artikel 16/12, tweede lid opgenomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/18, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<BVR 2022-09-16/09, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 517, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (4)<BVR 2023-07-14/05, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 15-07-2023>

Art. 16/15.[1 [2 § 1.]2 In juni 2023 stort [3 de administratie]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, [2 ]"eerste lid, 1° tot en met 9°, -2 een bedrag ter compensatie van de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen, voor de rechten 2022.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt in mei 2023 aan [3 de administratie]3 meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
  [4 ...]4. In dit bedrag wordt ook de opbrengst van het deel M van de basistegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf zoals bedoeld in artikel 16/12, tweede lid opgenomen.]1
  [2 § 2. Het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, te compenseren voor de rechten 2022, wordt in juni 2023 aan [3 de administratie]3 meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   In juni 2023 stort [3 de administratie ]3 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2022, of vordert het agentschap het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen het bedrag dat door het orgaan of de instelling, conform het vorige lid, in mei 2023 aan [3 de administratie ]3 meegedeeld wordt en het bedrag dat [3 ]3 op basis van artikel 16/13, § 2, betaald heeft.
   [4 ...]4
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/18, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<BVR 2022-09-16/09, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>
  (3)<BVR 2023-05-12/09, art. 517, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (4)<BVR 2023-07-14/05, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 15-07-2023>

Art. 16/15/1.[3 §1.]3 [1 Uiterlijk in maart 2023 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° tot en met 9°, een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2023.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, is gelijk aan het bedrag dat in juni 2022 conform artikel 16/14, tweede lid, aan [2 de administratie]2 werd meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit. ]1
  [3 § 2. Uiterlijk in september 2023 stort de administratie aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, een voorschot op het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2023.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort is gelijk aan het bedrag dat in juni 2023 conform artikel 16/15, § 2, aan de administratie werd meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-01-27/11, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 518, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2023-09-22/02, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 22-09-2023>

Art. 16/15/2.[4 § 1.]4 [1 In [5 augustus]5 2024 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° tot en met 9°, het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2023 of vordert het agentschap het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen het bedrag dat in [5 juli]5 2024 aan [2 de administratie]2 wordt meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit en het bedrag dat [2 de administratie]2 op basis van artikel 16/15/1, betaald heeft.
  [3 ...]3.]1
  [4 § 2. In [5 augustus]5 2024 wordt het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, te compenseren voor de rechten 2023, aan de administratie meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   In september 2024 stort de administratie aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 10°, het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2023, of vordert de administratie het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen het bedrag dat door het orgaan of de instelling, conform het vorige lid, in september 2024 aan de administratie meegedeeld wordt en het bedrag dat de administratie op basis van artikel 16/15/1, § 2, betaald heeft.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform deze paragraaf en artikel 16/15/1, § 2, is niet hoger dan het hiervoor op basis van het zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord voorziene bedrag in de begroting 2023.]4
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-01-27/11, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 518, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2023-07-14/05, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 15-07-2023>
  (4)<BVR 2023-09-22/02, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 22-09-2023>
  (5)<BVR 2024-05-03/60, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16/15/3. [1 Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° tot en met 9°, worden gestort conform artikel 16/13, 16/14, 16/15, 16/15/1 en 16/15/2, is niet hoger dan het totaal van de bedragen die daarvoor op basis van het vijfde en zesde Vlaams intersectoraal akkoord zijn vastgelegd in de begroting van 2022 en 2023. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-07-14/05, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 15-07-2023>


Art.16/15/4.[1 Uiterlijk op 31 mei 2024 stort de administratie aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° tot en met 10°, een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2024.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, is gelijk aan 90% van het bedrag dat conform artikel 16/15, § 1, tweede lid, in mei 2023 of conform artikel 16/15, § 2, eerste lid, in juni 2023 aan de administratie is meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16/15/5. [1 Uiterlijk op 31 december 2024 stort de administratie aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 2° tot en met 4° en uiterlijk op 30 april 2025 aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° en 5° tot en met 10°, het saldo van het bedrag ter compensatie van de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen voor de rechten 2024 of vordert de administratie het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen de volgende bedragen:
   1° het bedrag dat een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie, waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit, uiterlijk op 30 november 2024 aan de administratie meedeelt voor de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 2° tot en met 4°, en uiterlijk op 31 maart 2025 voor de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° en 5° tot en met 10° ;
   2° het bedrag dat de administratie op basis van artikel 16/15/4 betaalt.
   De som van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform het eerste lid en artikel 16/15/4 is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor op basis van het vijfde en zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord is vastgelegd in de begroting van 2024. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.16/15/6. [1 Uiterlijk op 31 maart 2025 stort de administratie aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° tot en met 10°, een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren voor de rechten 2025.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 2° tot en met 4° wordt gestort, is gelijk aan 90% van het bedrag dat conform artikel 16/15/5, eerste lid, 1°, uiterlijk op 30 november 2024 aan de administratie werd meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° en 5° tot en met 10° wordt gestort, is gelijk aan 90% van het bedrag dat conform artikel 16/15/5, eerste lid, 1°, uiterlijk op 31 maart 2025 aan de administratie werd meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.16/15/7. [1 . Uiterlijk op 31 december 2025 stort de administratie aan de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 2° tot en met 4° en uiterlijk op 30 april 2026 aan de voorzieningen vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° en 5° tot en met 10°, het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren voor de rechten 2025, of vordert de administratie het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen de volgende bedragen:
   1° het bedrag dat een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie, waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit, uiterlijk op 30 november 2025 aan de administratie meedeelt voor de voorzieningen vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 2° tot en met 4°, en uiterlijk op 31 maart 2026 voor de voorzieningen, vermeld in artikel 16/10, eerste lid, 1° en 5° tot en met 10° ;
   2° het bedrag dat de administratie op basis van artikel 16/15/6 betaalt.
   De som van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform het eerste lid en artikel 16/15/6, is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor op basis van het vijfde en zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord is vastgelegd in de begroting van 2025. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 16/16.[1 De voorziening die weigert zich aan de controle van [2 de administratie]2te onderwerpen, verliest de rechten, vermeld in dit hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-16/18, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 519, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 3/5. [1 Financiering van de functieclassificatie in ouderenvoorzieningen ter uitvoering van het Zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren: openbare sector ]1   ----------   (1)
Art. 16/17. [1 In dit hoofdstuk wordt onder voorzieningen de woonzorgcentra, de dagverzorgingscentra en de centra voor kortverblijf uit de openbare sector verstaan ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/09, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 16-09-2022>


Art. 16/18.[1 Uiterlijk in september 2022 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt berekend door het bedrag dat de voorziening voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 heeft ontvangen voor het deel M van de basistegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf, af te trekken van het bedrag dat is berekend op basis van verwerkte gegevens tot en met 30 juni 2022, dat uiterlijk op 16 september 2022 aan [2 de administratie]2 wordt meegedeeld door een orgaan dat of een instelling die kan instaan voor de bepaling van de bedragen die moeten worden uitbetaald in het licht van de beoogde functieclassificatie, waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort, is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor is vastgelegd in de begroting 2021 op basis van het Zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord. Het voormelde bedrag is 25.499.251,89 euro. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/09, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 16-09-2022>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 520, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/19.[1 Uiterlijk op 31 maart 2023 stort de administratie[2 de administratie]2 aan de voorzieningen een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt berekend door het bedrag dat de voorziening voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 heeft ontvangen in het deel M van de basistegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf, af te trekken van het bedrag dat uiterlijk op 1 maart 2023 aan [2 de administratie]2 wordt meegedeeld door een orgaan dat of een instelling die kan instaan voor de bepaling van de bedragen die moeten worden uitbetaald in het licht van de beoogde functieclassificatie, waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit. Als het deel M dat de voorziening ontvangen heeft voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021, al verrekend is bij het te storten bedrag dat wordt bepaald conform artikel 16/18, wordt het niet opnieuw in mindering gebracht.
   Als er naar aanleiding van beroepscommissies bij de openbare besturen nog bijkomende betalingen vereist zijn, kan [2de administratie ]2 de betaling in de loop van 2023 uitvoeren binnen het beschikbare budget dat vastgelegd is in de begroting 2021.
   In het derde lid wordt verstaan onder beroepscommissies bij de openbare besturen: de interne en externe beroepscommissies, als vermeld in de regeling beroepsfase voor intern en extern beroep zoals bepaald in het Protocol IFIC Vlaamse publieke sectoren (deel 1): toewijzingsprocedures van de sectorale IFIC-functies.
   Een bedrag dat moet worden teruggevorderd, brengt [2 de administratie]2 in mindering op de rechten 2022, vermeld in artikel 16/21.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform dit artikel en artikel 16/18, is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor is vastgelegd in de begroting van 2021 op basis van het Zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord. Het voormelde bedrag is 25.499.251,89 euro. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/09, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 16-09-2022>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 520, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/20.[1 Uiterlijk in september 2022 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2022.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, is per voorziening gelijk aan 90% van het bedrag dat volgens artikel 16/18 aan [2 de administratie ]2 wordt meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit, vermenigvuldigd met 2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/09, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 16-09-2022>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 520, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/21.[1 Uiterlijk in juni 2023 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2022.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, wordt uiterlijk in mei 2023 aan [2 de administratie]2 meegedeeld door een orgaan dat of een instelling die kan instaan voor de bepaling van de bedragen die moeten worden uitbetaald in het licht van de beoogde functieclassificatie, waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort met toepassing van dit artikel en artikel 16/20, is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor is vastgelegd in de begroting van 2022 op basis van het Zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord. In dat bedrag wordt ook de opbrengst van het deel M van de basistegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf voor de openbare sector opgenomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/09, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 24-12-2022>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 520, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/21/1.[1 Uiterlijk in maart 2023 stort [2 de administratie]2 aan de voorzieningen een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2023.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, is per voorziening gelijk aan het bedrag dat conform artikel 16/18 en artikel 16/19 aan [2 de administratie]2 wordt meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit, vermenigvuldigd met 2 ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-01-27/11, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 521, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art. 16/21/2.[1 In [3 augustus]3 2024 stort [2 de administratie]2aan de voorzieningen het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren, voor de rechten 2023 of vordert [2 de administratie]2 het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen het bedrag dat in [3 juli]3 2024 aan het agentschap wordt meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit en het bedrag dat [2de administratie ]2 op basis van artikel 16/21/1 betaald heeft.
   Het totaal van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform dit artikel en artikel 16/21/1, is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor op basis van het zesde Vlaams intersectoraal akkoord is vastgelegd in de begroting van 2023. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-01-27/11, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 521, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (3)<BVR 2024-05-03/60, art. 3, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16/21/3. [1 Uiterlijk op 31 mei 2024 stort de administratie aan de voorzieningen een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren voor de rechten 2024.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, is gelijk aan 90% van het bedrag dat conform artikel 16/21, tweede lid, uiterlijk in mei 2023 aan de administratie is meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.16/21/4.[1 Uiterlijk op 31 december 2024 stort de administratie aan de voorzieningen het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren voor de rechten 2024 of vordert de administratie het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen de volgende bedragen:
   1° het bedrag dat een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie, waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit, uiterlijk op 30 november 2024 aan de administratie meedeelt;
   2° het bedrag dat de administratie op basis van artikel 16/21/3 betaalt.
   De som van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform het eerste lid en artikel 16/21/3, is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor op basis van het zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord is vastgelegd in de begroting van 2024. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.16/21/5. [1 . Uiterlijk op 31 maart 2025 stort de administratie aan de voorzieningen een bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren voor de rechten 2025.
   Het bedrag dat aan de voorzieningen wordt gestort, is gelijk aan 90% van het bedrag dat conform artikel 16/21/4, eerste lid, 1°, uiterlijk op 30 november 2024 aan de administratie is meegedeeld door een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie en waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.16/21/6. [1 Uiterlijk op 31 december 2025 stort de administratie aan de voorzieningen het saldo van het bedrag om de uitrol van de nieuwe functieclassificatie voor de werknemers van die voorzieningen te compenseren voor de rechten 2025 of vordert de administratie het te veel betaalde bedrag terug. Het saldo is het verschil tussen de volgende bedragen:
   1° het bedrag dat een orgaan dat of instelling die kan overgaan tot de nodige berekeningen in het licht van de beoogde functieclassificatie, waarmee de Vlaamse Regering met dat doel een overeenkomst sluit, uiterlijk op 30 november 2025 aan de administratie meedeelt;
   2° het bedrag dat de administratie op basis van artikel 16/21/5 betaalt.
   De som van de bedragen die aan de voorzieningen worden gestort conform het eerste lid en artikel 16/21/5, is niet hoger dan het bedrag dat daarvoor op basis van het zesde Vlaamse Intersectorale Akkoord is vastgelegd in de begroting van 2025. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/60, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 16/22.[1 De voorziening die weigert zich aan de controle van [2 de administratie]2 te onderwerpen, verliest de rechten, vermeld in dit hoofdstuk. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/09, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 16-09-2022>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 522, 014; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Art.17. In artikel 475, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, 2°, b), wordt de zinsnede "artikel 4, § 1, 3° van het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen" vervangen door de zinsnede "artikel 5, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 tot financiering van sommige sociale akkoorden in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten";
  2° in het tweede lid wordt de zinsnede "het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 tot financiering van sommige sociale akkoorden in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten".

HOOFDSTUK 5. - Indexering
Art.18.De bedragen vermeld in dit besluit, met uitzondering van de bedragen vermeld in [2 artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, derde lid, artikel 16/2, eerste lid, en artikel 16/3, eerste lid.]2] van dit besluit, en in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, worden geïndexeerd conform artikel 4 en artikel 6 van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, waarbij de verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de eerste maand die volgt op de maand waarvan het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
  De koppeling aan het indexcijfer, vermeld in het eerste lid, wordt berekend en toegepast conform [2 , § 2]2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
  De bedragen vermeld in dit besluit en in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd zijn de bedragen die gelden op 1 juni 2017, tegen spilindexcijfer 103,04, waarbij basis 2013 = 100.
  [2Voor de bedragen, vermeld in artikel 13, eerste en tweede lid, en artikel 16/2, eerste lid, van dit besluit, wordt de koppeling aan het indexcijfer berekend en toegepast conform artikel 2, § 2, van het Koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen. Die koppeling gebeurt op 31 december van het jaar van de spilindexoverschrijding voorafgaand aan het jaar van de betaling.
   Voor de bedragen, vermeld in artikel 16/3, eerste lid, wordt de koppeling aan het indexcijfer berekend en toegepast conform artikel 2, § 2, van het Koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen. Die koppeling gebeurt op 1 januari van het jaar dat op de spilindexoverschrijding volgt ]2
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-17/76, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/37, art. 31, 023; Inwerkingtreding : 15-09-2024>

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.19.
  <Opgeheven bij BVR 2023-10-06/08, art. 19, 019; Inwerkingtreding : 26-11-2023>

Art. 19/1.
  <Opgeheven bij BVR 2023-10-06/08, art. 19, 019; Inwerkingtreding : 26-11-2023>

Art. 19/2 (oud art. 19).De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft;
  2° het koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot uitvoering van artikel 59ter van de programmawet van 2 januari 2001 wat de tegemoetkoming in de vakbondspremie betreft, met uitzondering van artikel 5, laatste lid.
  [1 3° het koninklijk besluit van 17 augustus 2007, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 .]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-12-07/20, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.20. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019, met uitzondering van artikel 4, tweede lid, 4° tot en met 21°, die in werking treden op 1 juli 2019.

Art.21. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.Bedrag van de jaarlijkse loonkosten in het kader van de financiering van de eindeloopbaan (tegen spilindexcijfer 103,04 (1 juni 2017; basis 2013 = 100)) als vermeld in artikel 6.
  Aanduiding categorie per functie:


functie categorie
1° het verpleegkundige personeel (inclusief de ziekenhuisassistenten en de sociaal verpleegkundigen) A
2° de opvoeders-begeleiders die geïntegreerd zijn in de zorgteams A
3° het zorgkundige personeel B
4° de logistiek assistenten B
5° de werknemers, vermeld in artikel 54bis en 54ter van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 B
6° de medewerkers patiëntenvervoer C
7° gelijkgestelden C
8° de laboratoriumtechnologen D
9° de maatschappelijk assistenten en de psychologisch assistenten in de zorgteams of die geïntegreerd zijn in het therapeutische programma D
10° de kinesitherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en diëtisten D
11° de psychologen, orthopedagogen en pedagogen in de zorgteams of die geïntegreerd zijn in het therapeutische programma D
Bedrag van de jaarlijkse loonkosten in het kader van de financiering van de eindeloopbaan op 1 juni 2017 (tegen spilindexcijfer 103,04 (basis 2013 = 100)):


categorie woonzorgcentra, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf psychiatrische verzorgingstehuizen, revalidatiecentra en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve zorg
 premie vervanging premie vervanging
A 59.716,76 46.621,95 63.797,13 49.259,10
B 45.062,48 43.247,21 48.126,27 43.405,86
C 42.525,72 42.157,46 56.151,24 43.909,14
D 42.525,72 49.494,46 56.151,24 53.457,49
    

  [1 Bedrag van de jaarlijkse loonkosten in het kader van de financiering van de eindeloopbaan (tegen spilindexcijfer 103,04 (1 juni 2017; basis 2013 = 100)) als vermeld in artikel 6, specifiek voor de initiatieven voor beschut wonen.
   Aanwijzing categorie per functie:


functie categorie
de verpleegkundigen, de sociaal verpleegkundigen en de assistenten in de ziekenhuisverzorging i
de kinesitherapeuten, de ergotherapeuten, de logopedisten, de diëtisten, de opvoeders-begeleiders, geïntegreerd in de zorgteams, de maatschappelijk assistenten en de psychologisch assistenten in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutische programma, de psychologen, de orthopedagogen en de pedagogen in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutische programma ii
de verzorgenden en de werknemers, vermeld in artikel 152 en 153 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen iii
het gelijkgestelde personeel en de logistieke assistenten iv
Bedrag van de jaarlijkse loonkosten in het kader van de financiering van de eindeloopbaan op 1 juni 2017 (tegen spilindexcijfer 103,04 (basis 2013 = 100)), specifiek voor de initiatieven voor beschut wonen:


categorie premie vervanging
i 68.719,04 50.286,36
ii 68.719,04 50.286,36
iii 51.179,99 40.592,66
iv 46.245,61 40.554,10
.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-24/10, art. 24, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2024>