Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 SEPTEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering betreffende de vergoedingen van bestuurders en regeringscommissarissen in de Vlaamse publieke sector



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren
Art. 1-10
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren
Art. 11-13
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot regeling van de vergoedingen van de bestuurders van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid en van de regeringsafgevaardigden die toezicht uitoefenen bij deze agentschappen
Art. 14-22
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 23-24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1988029296  1988029691  2007035563 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren
Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° voor het bestaande punt 1°, dat punt 1° /1 wordt, wordt een punt 1° ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "1° besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988: het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren;";
  2° in het bestaande punt 1°, dat punt 1° /1 wordt, wordt de zinsnede "instellingen van openbaar nut die vallen onder toepassing van de wet van 16 maart 1954" vervangen door de zinsnede "instellingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988";
  3° in punt 2° worden de woorden "publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instellingen of ondernemingen" vervangen door de zinsnede "instellingen of ondernemingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988";
  4° in punt 3° wordt de zinsnede "instellingen, ondernemingen of niet-adviserende bijzondere commissies die bij decreet of bij besluit van de Vlaamse regering werden opgericht" vervangen door de zinsnede "instellingen, ondernemingen of niet-adviserende bijzondere commissies, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988".

Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 4. § 1. Behoudens andersluidende wettelijke, decretale of algemene reglementaire bepalingen kan voor de personen, vermeld in artikel 1, 1° /1 en 2°, die aangewezen zijn door de Vlaamse Regering, een forfaitaire jaarlijkse toelage worden toegekend van:
  1° een maximumbedrag van 1270 euro voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie I als vermeld in artikel 3, § 1;
  2° een maximumbedrag van 1900 euro voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie II als vermeld in artikel 3, § 1;
  3° een maximumbedrag van 2540 euro voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie III als vermeld in artikel 3, § 1.
  § 2. De forfaitaire toelage, vermeld in paragraaf 1, kan alleen betaald worden aan de betrokken personen als ze in het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft, aanwezig waren op minstens twee derde van de vergaderingen van de raad van bestuur waarvoor ze op regelmatige wijze waren uitgenodigd. Deze maatregel geldt niet als de afwezigheid het gevolg was van overmacht of gewettigde verhindering.
  De forfaitaire toelage, in voorkomend geval verminderd overeenkomstig artikel 16, wordt betaald in het begin van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de toelage betrekking heeft.
  Als het mandaat van een persoon in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag van de forfaitaire toelage pro rata berekend, in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat begonnen of beëindigd is.
  De forfaitaire toelage is ten laste van de instelling, onderneming of bijzondere commissie waarbij de bedoelde personen aangewezen zijn.".

Art.3. In artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap" worden opgeheven;
  2° de zinsnede "artikel 1, 1° en 2° " wordt vervangen door de zinsnede "artikel 1, 1° /1 en 2° ".

Art.4. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 6. § 1. Behoudens andersluidende wettelijke, decretale of algemene reglementaire bepalingen kan aan de voorzitters, vermeld in artikel 1, 3°, een forfaitaire jaarlijkse toelage worden toegekend van:
  1° een maximumbedrag van 1900 euro voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie I als vermeld in artikel 3, § 1;
  2° een maximumbedrag van 2850 euro voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie II als vermeld in artikel 3, § 1;
  3° een maximumbedrag van 3800 euro voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie III als vermeld in artikel 3, § 1.
  § 2. De forfaitaire toelage, vermeld in paragraaf 1, kan alleen betaald worden als de voorzitter in het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft, aanwezig was op minstens twee derde van de vergaderingen van de raad van bestuur waarvoor hij in die hoedanigheid aangesteld is. Deze maatregel geldt niet als de afwezigheid het gevolg was van overmacht of gewettigde verhindering.
  De forfaitaire toelage, in voorkomend geval verminderd overeenkomstig artikel 16, wordt betaald in het begin van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de toelage betrekking heeft.
  Als het mandaat van de voorzitter in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag van de forfaitaire toelage pro rata berekend, in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat begonnen of beëindigd werd.
  De toelage is ten laste van de betrokken instelling, onderneming of bijzondere commissie.".

Art.5. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 1996, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 9. Aan de personen, vermeld in artikel 1, 3°, kan een presentiegeld worden toegekend van:
  1° een maximumbedrag van 45 euro per zitting tot maximaal 1800 euro per jaar voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie I als vermeld in artikel 3, § 1;
  2° een maximumbedrag van 65 euro per zitting tot maximaal 2600 euro per jaar voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie II als vermeld in artikel 3, § 1;
  3° een maximumbedrag van 85 euro per zitting tot maximaal 3400 euro per jaar voor de instellingen, ondernemingen of bijzondere commissies die gerangschikt worden in categorie III als vermeld in artikel 3, § 1.
  Aan de personen, vermeld in het eerste lid, die een handicap hebben en die zonder assistentie van een derde persoon de zittingen van de niet-adviserende organen niet kunnen bijwonen, kan het presentiegeld, vermeld in het eerste lid, verhoogd worden met 32,50 euro per zitting van een halve dag en met 65 euro per zitting van een hele dag.".

Art.6. In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "het eerste niveau van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap" vervangen door de woorden "niveau A bij de diensten van de Vlaamse overheid";
  2° in het tweede lid wordt de zinsnede "15 tot 17" vervangen door de zinsnede "A3 tot A4".

Art.7. In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
  "Behoudens andersluidende algemene reglementaire bepalingen worden het presentiegeld en de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten per kwartaal uitbetaald op basis van de gecontroleerde aanwezigheden op de zittingen.".

Art.8. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 13. De toelagen en presentiegelden, vermeld in artikel 4, 6 en 9, en de bedragen, vermeld in artikel 16, volgen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. Ze zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013).".

Art.9. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 15. § 1. Als binnen de raad van bestuur een auditcomité wordt opgericht, kan de raad van bestuur beslissen voor de prestaties van de in artikel 1 bedoelde personen als lid van het auditcomité een vergoeding toe te kennen.
  De vergoeding wordt toegekend in de vorm van een presentiegeld per bijgewoonde vergadering van het auditcomité.
  Het bedrag van het presentiegeld kan maximaal gelijk zijn aan het presentiegeld voor de deelname aan een vergadering van de raad van bestuur.
  Aan de bestuurder die voorzitter is van het auditcomité kan een dubbel presentiegeld worden toegekend.
  § 2. Als binnen de raad van bestuur een remuneratiecomité wordt opgericht, kan de raad van bestuur beslissen voor de prestaties van de in artikel 1 bedoelde personen als lid van het remuneratiecomité een vergoeding toe te kennen.
  De vergoeding wordt toegekend in de vorm van een presentiegeld per bijgewoonde vergadering van het remuneratiecomité.
  Het bedrag van het presentiegeld kan maximaal gelijk zijn aan het presentiegeld voor de deelname aan een vergadering van de raad van bestuur.
  Aan de bestuurder die voorzitter is van het remuneratiecomité kan een dubbel presentiegeld worden toegekend.
  § 3. Als binnen de raad van bestuur een comité wordt opgericht met een andere opdracht dan een auditcomité of een remuneratiecomité, kan voor de prestaties van in artikel 1 bedoelde personen als lid van een dergelijk comité geen extra vergoeding worden toegekend. De vergoeding daarvoor wordt geacht begrepen te zijn in de vergoedingen die worden toegekend als lid van de raad van bestuur.".

Art.10. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 16. § 1. Per kalenderjaar wordt de som van de presentiegelden en van de forfaitaire jaarlijkse toelage, die voor de vergaderingen van de raad van bestuur toegekend worden aan een persoon, vermeld in artikel 1, als volgt beperkt:
  1° voor kleine organisaties (maximaal 99 personeelsleden): 2500 euro;
  2° voor middelgrote organisaties (minimaal 100 en maximaal 499 personeelsleden): 4500 euro;
  3° voor grote organisaties (minimaal 500 personeelsleden): 6500 euro.
  Voor de voorzitters worden de voormelde bedragen verdubbeld.
  Als het mandaat van een persoon, vermeld in artikel 1, in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag, vermeld in het eerste lid, pro rata berekend in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat begonnen of beëindigd is.
  Het aantal personeelsleden is het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdsequivalenten (vte), dat in dienst is op 31 december van het jaar waarop de vergoedingen betrekking hebben.
  § 2. De Vlaamse Regering kan, op gemotiveerd voorstel van de betrokken instelling, onderneming of bijzondere commissie, een verhoging toestaan van de maximumbedragen van de vergoedingen, vermeld in artikel 4, 6 en 9, op voorwaarde dat de bedragen per kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1, niet overschreden worden.".

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren
Art.11. Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1988 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2008, wordt vervangen door wat volgt:
  "Artikel 1. Overeenkomstig artikel 3, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse regering behoren, worden volgende niet-adviserende bijzondere commissies, instellingen en ondernemingen ingedeeld in:
  Categorie I:
  - de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme;
  - de vzw Ancienne Belgique;
  - de vzw deSingel;
  - de vzw Antwerp Symphony Orchestra (deFilharmonie);
  - de vzw Museum van Hedendaagse Kunst-Antwerpen;
  - de vzw Kaaitheater;
  - de vzw Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor;
  - de vzw 'de Rand';
  - Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond;
  - de vzw Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ);
  - de vzw Sociale Dienst voor het Vlaams Overheidspersoneel;
  Categorie II:
  - de vzw Vlaams Audiovisueel Fonds;
  - het Vlaams Fonds voor de Letteren, afgekort VFL;
  - de Vlaamse Onderwijsraad;
  Categorie III:
  - de onderlinge verzekeringsvereniging VRT-Pensioenfonds;
  - de vzw Kunsthuis Opera Vlaanderen Ballet Vlaanderen;
  - de cvba Vlaams Woningfonds;
  - de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek;
  - het Grindfonds.".

Art.12. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.13. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot regeling van de vergoedingen van de bestuurders van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid en van de regeringsafgevaardigden die toezicht uitoefenen bij deze agentschappen
Art.14. In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot regeling van de vergoedingen van de bestuurders van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid en van de regeringsafgevaardigden die toezicht uitoefenen bij deze agentschappen wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
  "Voor elk van de vier categorieën gelden verschillende maximumbedragen voor de vaste vergoeding op jaarbasis en het presentiegeld per vergadering, zoals bepaald in de onderstaande tabel :


 vaste vergoeding
  op jaarbasis (in euro)
presentiegeld per
  vergadering (in euro)
categorie I 3000 300
categorie II 2400 240
categorie III 1800 180
categorie IV 1500 150
"

Art.15. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt:
  "2° De Vlaamse Waterweg, naamloze vennootschap;";
  2° punt 3° wordt opgeheven.

Art.16. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 en 20 december 2013, wordt punt 4° opgeheven.

Art.17. Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 en 10 november 2017, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 8. In categorie IV worden ingedeeld, de hiernavolgende publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen :
  1° Vlaamse Regulator voor de Media;
  2° Vlaams Agentschap voor Samenwerking rond Gegevensdeling tussen de Actoren in de Zorg.".

Art.18. In hetzelfde besluit wordt een artikel 10/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 10/1. § 1. Per kalenderjaar wordt de som van de presentiegelden voor de vergaderingen van de raad van bestuur en van de vaste vergoeding op jaarbasis, die toegekend worden voor de vergaderingen van de raad van bestuur, voor een bestuurder als volgt beperkt:
  1° voor kleine organisaties (maximaal 99 personeelsleden): 2500 euro;
  2° voor middelgrote organisaties (minimaal 100 en maximaal 499 personeelsleden): 4500 euro;
  3° voor grote organisaties (minimaal 500 personeelsleden): 6500 euro.
  Voor de bestuurder die de functie van voorzitter vervult, worden de voormelde bedragen verdubbeld.
  Als het mandaat van een bestuurder of van de voorzitter in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag, vermeld in het eerste lid, pro rata berekend in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat begonnen of beëindigd is.
  Het aantal personeelsleden is het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdsequivalenten (vte), dat in dienst is op 31 december van het jaar waarop de vergoedingen betrekking hebben.
  § 2. De Vlaamse Regering kan, op gemotiveerd voorstel van het betrokken agentschap, een verhoging toestaan van de maximumbedragen van de vergoedingen, vermeld in artikel 3, op voorwaarde dat de bedragen per kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1, niet overschreden worden.".

Art.19. Artikel 11, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  " § 2. Als binnen de raad van bestuur een remuneratiecomité wordt opgericht, kan de raad van bestuur beslissen voor de prestaties van de bestuurders als lid van het remuneratiecomité een vergoeding toe te kennen.
  De vergoeding wordt toegekend in de vorm van een presentiegeld per bijgewoonde vergadering van het remuneratiecomité.
  Het bedrag van het presentiegeld kan maximaal gelijk zijn aan het presentiegeld voor de deelname aan een vergadering van de raad van bestuur.
  Aan de bestuurder die voorzitter is van het remuneratiecomité kan een dubbel presentiegeld worden toegekend.
  § 3. Als binnen de raad van bestuur een comité wordt opgericht met een andere opdracht dan een auditcomité of een remuneratiecomité, kan voor de prestaties van bestuurders als lid van een dergelijk comité geen extra vergoeding worden toegekend. De vergoeding daarvoor wordt geacht begrepen te zijn in de vergoedingen die worden toegekend als lid van de raad van bestuur.".

Art.20. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 13. De vaste vergoeding op jaarbasis kan alleen betaald worden aan de bestuurders en aan de voorzitter als ze, in het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft, aanwezig waren op minstens twee derde van de vergaderingen van de raad van bestuur waarvoor ze op regelmatige wijze waren uitgenodigd. Deze maatregel geldt niet als de afwezigheid het gevolg was van overmacht of gewettigde verhindering.
  Als het mandaat van een bestuurder in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag van de vaste vergoeding pro rata berekend in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat begonnen of beëindigd is.
  De vaste vergoeding op jaarbasis, in voorkomend geval verminderd overeenkomstig artikel 10/1, wordt betaald in het begin van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft.
  Het presentiegeld wordt betaald binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de desbetreffende vergadering.".

Art.21. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 15. De bedragen, vermeld in artikel 3 en in artikel 10/1, volgen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. Ze zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013).".

Art.22. In artikel 16, § 3, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "Artikelen 3, 10," vervangen door de zinsnede "Artikel 3, 10, 10/1,".

HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.23. De forfaitaire jaarlijkse toelagen en de vaste vergoedingen op jaarbasis die betrekking hebben op het kalenderjaar 2018 worden berekend en uitbetaald overeenkomstig de regels die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 24. De minister-president, bevoegd voor het algemeen regeringsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.