27 JUNI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de transactie bij inbreuken op de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten
Art. 1-6
Artikel 1. De processen-verbaal houdende vaststelling van inbreuken bedoeld in de artikelen 79 en 81 van de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten, hierna te noemen de wet van 21 november 2017, opgemaakt door de ambtenaren aangesteld door de minister bevoegd voor Economie, worden overgezonden aan de directeur-generaal van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
Art.2. De bedragen die bij wijze van transactie in de zin van artikel 84 van de wet van 21 november 2017 worden voorgesteld aan de overtreder, mogen:
1° niet lager zijn dan 26 euro, en niet hoger dan 200.000 euro voor de inbreuken bedoeld in de artikelen 79, eerste lid, en 81 van de wet van 21 november 2017;
2° niet lager zijn dan 26 euro, en niet hoger dan 400.000 euro voor de inbreuken bedoeld in artikel 79, tweede lid van de wet van 21 november 2017.
Art.3. Elk voorstel tot betaling wordt, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij aangetekende zending.
Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan, het rekeningnummer waarop de betaling dient te gebeuren, de houder van die rekening en de betalingsreferentie. De betalingstermijn bedraagt niet meer dan drie maanden, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden en na een gemotiveerde aanvraag een langere betalingstermijn wordt toegestaan, zonder dat die meer dan zes maanden mag bedragen.
Art.4. Indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 3, eerste lid, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.
Art.5. Overeenkomstig artikel 84, § 2, van de wet van 21 november 2017 wordt het proces-verbaal toegezonden aan de procureur des Konings als de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot transactie of de voorgestelde geldsom niet heeft betaald binnen de daarvoor bepaalde termijn.
Art. 6. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.