11 JUNI 2018. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag en de betalingsmodaliteiten van de vergoeding voor de stagemeesters in de geneeskunde van kandidaat-specialisten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-06-2018 en tekstbijwerking tot 20-02-2024)
Art. 1-4, 4/1, 5-7, 7/1, 8-9
Artikel 1.Dit besluit bepaalt de criteria en de regels volgens dewelke een vergoeding kan worden toegekend aan de stagemeesters in de geneeskunde voor het begeleiden van artsen-specialisten in opleiding, werkzaam in een ziekenhuis dat [1 al dan]1 niet kan genieten van het budget dat de kosten dekt vermeld in de onderdelen B7A en B7B, bedoeld in artikel 7, eerste alinea, 2°, g) van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, of in een erkende stagedienst buiten een ziekenhuis.
[2 Dit besluit regelt de toelage voor de pedagogische component van de professionele stage die artsen volgen met het ook op het bekomen van erkenning in een bijzondere beroepstitel.
De voorziene middelen voor onderhavig besluit worden verdeeld over de stagemeesters, zoals hieronder beschreven, in functie van het aantal artsen-in-opleiding de stage volgen.
Krachtens dit besluit, wordt in artikel 7/1 een overlegstructuur tussen betrokken partijen ingericht die zich buigt over de doelmatige aanwending van de middelen en de ontwikkeling van een persoonsvolgend model van betoelaging via vouchers die toegekend worden aan de arts-specialist in opleiding.]2
----------
(1)<KB 2020-03-31/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<KB 2020-03-31/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.2.§ 1. De vergoeding kan worden toegekend indien voldaan is aan alle hiernagaande voorwaarden
1° de stagemeester is erkend door de FOD Volksgezondheid in een titel van niveau 2 en/of niveau 3, zoals bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, met uitzondering van de huisarts, de geneesheer-specialist in de gerechtelijke geneeskunde, de geneesheer-specialist in de arbeidsgeneeskunde, de geneesheer-specialist in het beheer van gezondheidsgegevens en de geneesheer-specialist in de verzekeringsgeneeskunde en de medische expertise. [2 Wat betreft buitenlandse, wetenschappelijke en specifieke stages wordt voor toepassing van dit besluit als stagemeester beschouwd de stagemeester die als coördinerende stagemeester optreedt overeenkomstig het ministerieel besluit van 23 april 2014 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van arts-specialisten, stagemeesters en stagediensten, in bijzonder artikel 11, § 3, 2, artikel 11/1, § 2, 2° of artikel 12, § 2, 2°]2;
2° de stagedienst waaraan de stagemeester is verbonden werd erkend door de FOD Volksgezondheid.
3° de arts-specialist in opleiding die werkzaam is in deze stagedienst dient te beschikken over een door de bevoegde Minister goedgekeurd stageplan [1 evenals over een diploma dat machtigt om de geneeskunde uit te oefenen zoals voorzien in art. 3 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, afgeleverd door een Belgische universiteit of een universiteit van een andere lidstaat van de EU, van de EER of van een gelijkgestelde staat]1;
[2 4° luidende "Enkel stages die voldoen aan de voorwaarden van het ministerieel besluit van 23 april 2014 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van arts-specialisten, stagemeesters en stagediensten kunnen hierbij in rekening worden genomen. Worden als stages voor dit artikel aanvaard de stages bij een erkend stagemeester in een universitair of niet-universitair ziekenhuis, rotatiestages, extramurale stages, buitenlandse stages, specifieke stages en wetenschappelijke stages, overeenkomstig de bepalingen in voornoemd ministerieel besluit]2
§ 2. Uiterlijk op [3 15 mei]3 van het jaar volgend op het jaar waarin de stages begeleid werden, maakt de FOD Volksgezondheid aan het RIZIV de gegevens over die toelaten om de erkende stagemeesters, werkzaam in een ziekenhuis of stagedienst, bedoeld in artikel 1 en die artsen-specialisten in opleiding begeleiden met een goedgekeurd stageplan te kunnen identificeren met het oog op de controle en de uitbetaling van de in artikel 4 bedoelde vergoeding. Het betreft ten minste:
- De erkenningsstatus van de stagemeester;
De erkenningsstatus van de stagedienst waaraan de stagemeester verbonden is;
----------
(1)<KB 2019-11-24/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<KB 2020-03-31/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<KB 2020-03-31/07, art. 3,§3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.3. De vergoeding is niet verschuldigd voor de periode waarin de Hoge Raad van artsen-specialisten en van huisartsen, na evaluatie van de performantie van de stagedienst en van de stagemeester heeft vastgesteld dat de kwaliteitscriteria niet werden nageleefd.
De Hoge Raad brengt het RIZIV hiervan op de hoogte binnen de dertig dagen na de beslissing.
Betalingen die op basis van latere gegevens als onverschuldigd kunnen worden aangemerkt, kunnen worden teruggevorderd.
Art.4.[6 De vergoeding wordt vastgelegd per volledige kalendermaand stagebegeleiding van een kandidaat met een volledige activiteitsgraad, gedurende welke de stagemeester optreedt als exclusieve stagebegeleider. De vergoeding wordt proportioneel herleid in zoverre niet aan deze parameters is voldaan. In het geval waarin een stagemeester een kandidaat niet gedurende een volledige kalendermaand heeft begeleid wordt de reductie toegepast op basis van het totaal aantal dagen]6. [4 Met uitzondering van de buitenlandse, wetenschappelijke en specifieke stages voorzien in artikel 2, § 1, 1°, kan enkel vergoeding worden ontvangen voor stagemaanden waarvoor de stagemeester overeenkomstig diens erkenningsbesluit, was erkend.]4
Voor de referentiejaren 2016 en 2017 bedraagt de tegemoetkoming 1510,57 EUR per kalendermaand. [1 Voor het referentiejaar 2018 bedraagt de tegemoetkoming 2407,21 EUR per kalendermaand.]1 [2 Voor het referentiejaar 2019 bedraagt de tegemoetkoming 705,98 EUR per kalendermaand per arts-specialist in opleiding overeenkomstig artikel 2; behoudens voor de gevallen voorzien onder artikel 4 van het voornoemd ministerieel besluit van 23 april 2014, waarbij de tegemoetkoming wordt gereduceerd overeenkomstig de genoteerde activiteitsgraad.]2 [3 Voor de referentiejaar 2020 wordt dit bedrag vastgesteld op 719,75 EUR.]3 [5 Voor het referentiejaar 2021 wordt dit bedrag vastgesteld op 672,04 EUR.]5 [6 Voor het referentiejaar 2022 wordt dit bedrag vastgesteld op 598,85 EUR en voor referentiejaar 2023 op 647,60 EUR.]6
[2 [6 ...]6]2
----------
(1)<KB 2019-11-24/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<KB 2020-03-31/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<KB 2021-06-27/19, art. 1,§2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<KB 2021-06-27/19, art. 1,§1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(5)<KB 2022-09-25/04, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(6)<KB 2024-02-06/04, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.4/1. [1 § 1. Teneinde het RIZIV toe te laten om de stagemeesters bedoeld in artikel 2 en de kandidaten in opleiding met een goedgekeurd stageplan te kunnen identificeren met het oog op de berekening en de uitbetaling van de in artikel 4 bedoelde vergoeding:
1) Maakt de FOD Volksgezondheid uiterlijk op 15 mei van het jaar volgend op het jaar waarin deze stages begeleid werden, voor elke stagemeester de hierna volgende gegevens met betrekking tot de erkenning van de stagemeester en van de stagedienst waaraan de stagemeester verbonden is, over aan het RIZIV:
1. identificatie van de stagemeester aan de hand van het rijksregisternummer,
2. de begin- en einddatum van de erkenning als stagemeester voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft,
3. aantal stageplaatsen per erkenningsperiode,
4. toegestane opleidingstijd per kandidaat;
2) Worden de gefedereerde entiteiten door het RIZIV verzocht voor elke kandidaat geviseerd door dit besluit, de volgende gegevens met betrekking tot de stage uiterlijk op 15 mei van het jaar volgend op het jaar waarin deze stages begeleid werden, over te maken aan het RIZIV:
1. identificatie van elke kandidaat aan de hand van het rijksregisternummer,
2. stageperiode en type van stage van elke kandidaat volgens het goedgekeurde stageplan,
3. activiteitsgraad van elke kandidaat per stagemeester per stageperiode,
4. identificatie van de stagemeester aan de hand van het rijkregisternummer;
De overdracht aan het RIZIV van de gegevens aangeleverd door de gefedereerde entiteiten kan uitgevoerd worden door de FOD Volksgezondheid.
§ 2. De gegevens aangehaald in paragraaf 1 zijn, behoudens vastgestelde administratieve fout, onweerlegbaar. Zij worden door het RIZIV, gehanteerd tot berekening van de vergoeding die voor het desbetreffende vergoedingsjaar verschuldigd is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-02-06/04, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.5.[1 § 1. De stagemeester dient, op straffe van verval, een aanvraag tot tegemoetkoming in tussen 1 juni en 30 september van het jaar volgend op het jaar waarvoor de tegemoetkoming aangevraagd wordt volgens de modaliteiten gepubliceerd op de website van het RIZIV.
Het RIZIV kan bepalen dat onder stagemeester wordt verstaan de stagemeester of diens gemandateerde derde, voor een deel of het geheel van de procedure.
§ 2. Deze aanvraag bevat minimaal de specificatie van het jaar waarvoor de tegemoetkoming aangevraagd wordt en het rekeningnummer waarop de betaling door het RIZIV kan gebeuren.
§ 3. Indien het RIZIV nadere regels voor het indienen van de aanvraag, bedoeld in paragraaf 1, niet op 1 juni of later ter beschikking heeft gesteld van de stagemeesters, dan wordt de termijn voor het indienen verlengd met 1 kalendermaand per kalendermaand die is aangevangen vanaf 1 juni.
§ 4. Het RIZIV kan beslissen deze aanvraag vervuld te achten voor een deel of het geheel van stagemeesters die, op basis van de bij het RIZIV tegen 15 mei van het jaar volgend op het vergoedingsjaar beschikbare gegevens, bij conforme aanvraag, recht zouden hebben op de betaling van enige bij dit besluit voorziene vergoeding in het respectievelijke vergoedingjaar, voor zover de stagemeester uiterlijk op deze datum tot ontvangst van deze vergoeding een rekeningnummer en titularis hiervan heeft opgegeven via de module die het RIZIV daartoe ter beschikking stelt."
§ 5. In uitzondering op paragrafen 1 en 4 wordt de termijn waarbinnen de gegevens bedoeld in de paragrafen 1 en 4 voor het vergoedingsjaar 2022 moeten worden verstrekt, vastgesteld op 90 dagen na bekendmaking van het koninklijk besluit van xxx tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 2018.]1
----------
(1)<KB 2024-02-06/04, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.6.Na het indienen van de aanvraag tot tegemoetkoming, beslist de leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV [1 of de door hem gemandateerde persoon]1 voor welk bedrag de stagemeester in aanmerking komt en deelt [1 hij]1 deze beslissing aan de stagemeester mee.
----------
(1)<KB 2019-11-24/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.7.[1 De stagemeester heeft de mogelijkheid om de in het artikel 6 bedoelde beslissing te betwisten bij de leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV volgens de modaliteiten gepubliceerd op de website van het RIZIV, op straffe van onontvankelijkheid binnen de zestig dagen te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing en onder opgave van de kandidaat-specialist(en), de respectievelijke stageperiode(n) en de hoedanigheid waarin de stage werd begeleid.
Het RIZIV kan in de mogelijkheid voorzien dat de stagemeester zich in het kader van een geïnformatiseerde aanvraagprocedure middels een wilsuiting waarvan het voorwerp in het kader van deze procedure voorafgaandelijk en uitdrukkelijk gespecificeerd wordt, en welke de vaststelling van de relevante feiten, de berekening en de bepaling van de vergoeding kan omvatten, uitdrukkelijk en onherroepelijk met deze elementen akkoord verklaart en hiermee uitdrukkelijk afstand doet van de mogelijkheid tot betwisting.]1
----------
(1)<KB 2021-06-27/19, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 7/1.[1 § 1 Bij de DG Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid, wordt tot opvolging van dit besluit een adviescommissie ingesteld.
§ 2 Deze adviescommissie wordt samengesteld uit de volgende groepen:
a) 4 werkende en 4 plaatsvervangende leden die de universiteiten vertegenwoordigen;
b) 4 werkende en 4 plaatsvervangende leden die de representatieve beroepsorganisaties van artsen vertegenwoordigen;
c) 4 werkende en 4 plaatsvervangende leden die de representatieve organisaties die de artsen-specialisten in opleiding vertegenwoordigen, paritair samengesteld
d) 2 werkende en 2 plaatsvervangend leden die de Minister belast met uitvoering van dit besluit vertegenwoordigen.
Met uitzondering van de groep die de bevoegde Minister vertegenwoordigt dienen alle leden houder te zijn van een diploma van arts.
§ 3. De commissie wordt voorgezeten door de directeur-generaal van de DG Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid of door de door hem aangeduide vertegenwoordiger
[2 § 3/1 De commissie kan voorbereidende werkzaamheden delegeren aan een geheeld of gedeeltelijk extern samengestelde werkgroep of orgaan.]2
§ 4 De adviescommissie volgt het financieringsmodel op en het conceptualiseert een verantwoorde kostenstructuur van de stagecoördinatie in functie van de gestelde normen en de realisatie van een persoonsvolgend model van financiering via vouchers, die gekoppeld worden aan een kwaliteitssysteem [2 en kwaliteitsindicatoren]2 ontwikkeld door de voornoemde DG Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid;
§ 5 De adviescommissie legt vanaf 2020 jaarlijks ten laatste op 31 juli een verslag voor aan de Minister belast met uitvoering van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-31/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<KB 2024-02-06/04, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 28 augustus 2017.
Art. 9. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.