29 MEI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen insolventie bij de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-06-2018 en tekstbijwerking tot 03-10-2023)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - De zekerheid
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - De verzekeringsvoorwaarden
Art. 4-9
HOOFDSTUK 4. - De verzekeringsprestatie
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 10-12
Afdeling 2. - De teruggave van de betaalde bedragen
Art. 13-14
Afdeling 3. - De repatriëring
Art. 15-17
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Fonds voor de tussenkomst van de Staat in het kader van de insolventieverzekering van professionelen in de reissector]1
Art. 17/1, 17/2, 17/3, 17/4, 17/5
HOOFDSTUK 5. - Opheffingsbepaling
Art. 18
HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepalingen
Art. 19-20
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2015/2302/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2006/2004 en van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van richtlijn 90/314/EEG van de Raad.
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° de wet: de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten;
2° de verzekeringsnemer: de professioneel in de zin van artikel 2, 7°, van de wet, die de verzekeringsovereenkomst aangaat in toepassing van artikel 2 van dit besluit;
3° de begunstigde: elke reiziger in de zin van artikel 2, 6°, van de wet ten voordele van wie de verzekeringsprestaties bedoeld in hoofdstuk 4 van dit besluit zijn bedongen;
[1 4° de verzekeringsovereenkomst: de verzekeringsovereenkomst bedoeld in artikel 60 van de wet die de bescherming bij insolventie biedt.]1
----------
(1)<KB 2023-09-07/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 2. - De zekerheid
Art.3.
<Opgeheven bij KB 2023-09-07/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 3. - De verzekeringsvoorwaarden
Art.4. De verzekering wordt enkel toegestaan of behouden, indien:
1° de eigen middelen van de verzekeringsnemer 15 % bereiken van het balanstotaal na aftrek van de immateriële of moeilijke te verwezenlijken activa, tenzij de verzekeringsnemer een aanvullende bankwaarborg geeft, zonder dat deze eigen middelen lager dan 25.000 euro mogen liggen;
2° de verzekeringsnemer zijn jaarrekening meedeelt binnen één maand na de goedkeuring ervan door de algemene vergadering;
3° de verzekeringsnemer binnen de wettelijke termijnen de belasting op de toegevoegde waarde, de bijdragen aan de Rijksinstituut voor Sociale Zekerheid en de bedrijfsvoorheffing betaalt.
Art.5.De verzekeraar kan de verzekeringsnemer vrijstellen van de voorwaarden bedoeld in [1 artikel 4, 1° en 2°]1, wanneer deze verzekeringsnemer [1 een microvennootschap, een microVZW, een microIVZW of een microstichting is, bedoeld in de artikelen 1:25, 1:29 en 1:31 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]1.
In dat geval kan de verzekeraar een aanvullende bankwaarborg of elke andere gelijkwaardige waarborg eisen.
----------
(1)<KB 2023-09-07/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 13-10-2023>
Art.6. De verzekeraar kan van de verzekeringsnemer eisen :
1° hetzij dat het bedrijfskapitaal, te weten het verschil tussen de vorderingen op korte termijn verhoogd met de geldelijke middelen en de schulden op korte termijn, steeds positief is en de liquide middelen steeds de vaste kosten over één maand dekken;
2° hetzij dat het bedrijfskapitaal op korte termijn positief is, zijnde dat het verschil tussen de vlottende activa en de schulden op korte termijn positief is;
3° hetzij elke gelijkaardige liquiditeitsratio.
Art.7. De verzekeraar kan eisen dat de jaarrekening van de verzekeringsnemer wordt gecontroleerd door een externe accountant of door een bedrijfsrevisor.
Art.8. § 1. Wanneer een verzekeraar een verzekeringsovereenkomst afsluit met de professionelen bedoeld in artikel 2, 7° , van de wet, brengt hij het centraal contactpunt bedoeld in artikel 62 van de wet daar onmiddellijk van op de hoogte.
§ 2. In geval van schorsing van de dekking, van opzegging of nietigverklaring van de verzekeringsovereenkomst of van gedeeltelijk of volledig verval van recht op de uitkering, alsook wanneer de verzekeringsovereenkomst niet wordt vernieuwd op zijn eindvervaldag, brengt de verzekeraar onmiddellijk het centraal contactpunt bedoeld in artikel 62 van de wet op de hoogte.
Bij gebrek daaraan levert de verzekeraar een dekking minstens tot op het ogenblik dat hij het centraal contactpunt verwittigt.
§ 3. Elke melding aan het centraal contactpunt vermeldt de naam of de benaming van de professioneel, zijn adres en zijn ondernemingsnummer.
Het centraal contactpunt kan de modaliteiten van de meldingen bepalen.
Art.9. De verzekeringsovereenkomst wordt opgezegd indien de overheid, die de professioneel bedoeld in artikel 2, 7°, van de wet heeft erkend, deze erkenning intrekt.
De verzekeringsnemer verwittigt onmiddellijk de verzekeraar van deze intrekking, tenzij de overheid die de erkenning heeft ingetrokken zich met deze informatie belast.
HOOFDSTUK 4. - De verzekeringsprestatie
Afdeling 1. - Algemeen
Art.10. De waarborg van de verzekeringsovereenkomst is verworven door de begunstigde vanaf het ogenblik dat de overeenkomst met de professioneel bedoeld in artikel 2, 7°, van de wet, werd gesloten tijdens de geldigheidsduur van de verzekeringsovereenkomst.
Art.11. Wanneer een schadegeval zich voordoet, stelt de verzekeraar onmiddellijk praktische informatie ter beschikking van de reizigers, zodat ze op een eenvoudige manier hun rechten op terugbetaling of repatriëring kunnen doen gelden. Deze informatie wordt onder meer op een gemakkelijk toegankelijke manier beschikbaar gesteld op de website van de verzekeraar. Hij licht het centraal contactpunt bedoeld in artikel 62 van de wet in van de rechtstreekse link naar de betrokken webpagina.
Art.12. § 1. De verzekeringsovereenkomst biedt, ingeval van insolventie van een professioneel, de volgende dekking:
1° de verderzetting van de reis, indien dit mogelijk is ;
2° de terugbetaling van de bedragen die de begunstigde reeds heeft voldaan bij het sluiten van de overeenkomst met de professioneel;
3° de terugbetaling van de bedragen van de reisdiensten die niet kunnen worden verstrekt als gevolg van de insolventie van de professioneel ;
4° de repatriëring van de reizigers, wanneer de uitvoering van de overeenkomst met de professioneel reeds een aanvang heeft genomen en deze overeenkomst voorziet in het vervoer van de begunstigde, en indien nodig, de accommodatie in afwachting van de repatriëring.
§ 2. Bij een schadegeval bepaalt de verzekeraar de meest aangewezen tussenkomst ten gunste van de reiziger.
Afdeling 2. - De teruggave van de betaalde bedragen
Art.13. De terugbetaling betreft alle bedragen die de begunstigde aan de professioneel heeft betaald voor de reisovereenkomst wanneer deze geen uitvoering krijgt als gevolg van zijn insolventie of alle betaalde bedragen voor reisdiensten die niet worden geleverd als gevolg van zijn insolventie.
De verzekeringsovereenkomst mag niet voorzien in een schadevergoeding of een vrijstelling ten laste van de begunstigde. Er mogen hem geen kosten aangerekend worden voor de regeling van het schadegeval.
Art.14. De terugbetalingen aan de reiziger gebeuren zonder onnodige vertraging. Er mogen hem geen documenten, bewijsstukken of verklaringen worden gevraagd, indien deze niet nodig zijn voor de regeling van het schadegeval.
Afdeling 3. - De repatriëring
Art.15. Wanneer vervoer deel uitmaakt van de overeenkomst met de professioneel, gaat de verzekeraar over tot repatriëring zo de reis een aanvang heeft genomen en de terugkeer van de begunstigde onzeker of verhinderd is ingevolge de insolventie van de professioneel.
Art.16. De verzekeraar beslist autonoom over de modaliteiten tot repatriëring en verderzetting van de reis met inachtneming van het belang van de begunstigde. In het bijzonder gebeurt de repatriëring via een transportwijze, op de datum en naar een plaats die zo nauw mogelijk aansluiten op hetgeen voorzien werd in het contract met de professioneel. In afwachting van de repatriëring staat de verzekeraar in voor financiering van de accommodatie.
Art.17. De verzoeken tot repatriëring zijn aan geen enkele vormvereiste onderworpen. Niettemin zijn de begunstigden die zich op een verzoek tot repatriëring tegenover de verzekeraar beroepen, gehouden er het bewijs van te leveren, behalve indien de verzekeraar aan dit verzoek spontaan tegemoetkomt.
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Fonds voor de tussenkomst van de Staat in het kader van de insolventieverzekering van professionelen in de reissector]1
----------
(1)
Art.17/1. [1 Het Fonds wordt beheerd door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-09-07/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/2. [1 Overeenkomstig artikel 60/2, § 2, van de wet worden de jaarlijkse anticiperende bijdragen bedoeld in artikel 60/1, § 3, van de wet ten laatste op 30 juni van het betrokken jaar gestort op de rekening van het Fonds, en berekend op het totale incasso van premies en bijkomende kosten, zonder acquisitiekosten en commissies, dat door de verzekeringsonderneming in het betreffende jaar reeds ontvangen werd.
Indien het totale incasso van premies en bijkomende kosten, zonder acquisitiekosten en commissies, dat door de verzekeringsonderneming in het betreffende jaar ontvangen werd, hoger is dan het in acht genomen bedrag voor de betaling van de jaarlijkse anticiperende bijdragen, moet de verzekeringsonderneming een bijkomende bijdrage die overeenkomt met het verschil tussen deze bedragen ten laatste op 15 september van het jaar na het betrokken jaar storten op de rekening van het Fonds.
Indien het totale incasso van premies en bijkomende kosten, zonder acquisitiekosten en commissies, dat door de verzekeringsonderneming in het betreffende jaar ontvangen werd lager is dan het in acht genomen bedrag voor de betaling van de jaarlijkse anticiperende bijdragen, moet de Staat een terugbetaling die overeenstemt met het verschil tussen deze bedragen ten laatste op 15 september van het jaar na het betrokken jaar storten op de rekening van de verzekeringsonderneming.
De controle van de in het eerste, tweede en derde lid beoogde bijdragen gebeurt door een commissaris, lid van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren. Het verslag van de commissaris betreffende de bijdragen wordt door de verzekeringsonderneming aan de beheerder van het Fonds overgemaakt samen met de betaling van de volgende jaarlijkse bijdrage.
In afwijking van het eerste lid worden voor het jaar 2023 de jaarlijkse anticiperende bijdragen bedoeld in artikel 60/1, § 3, van de wet uiterlijk op 15 november op de rekening van het Fonds gestort.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-09-07/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/3. [1 Indien de betaling van de jaarlijkse anticiperende bijdragen bedoeld in artikel 60/1, § 3, van de wet onbetaald gebleven is, vordert de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen deze bijdragen in, overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-09-07/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/4. [1 De verzekeringsonderneming die haar bovengrens bedoeld in artikel 60/1, § 1, van de wet bereikt, verzoekt de beheerder van het Fonds om de tussenkomst zoals bedoeld in artikel 60/1, § 2, van de wet.
Het verzoek van de verzekeringsonderneming kan op elk moment worden uitgevoerd en moet voldoende gemotiveerd zijn en de bewijsstukken omvatten waaruit blijkt dat de bovengrens bedoeld in artikel 60/1, § 1, van de wet bereikt is.
De controle van cijfers vervat in dit verzoek gebeurt door een commissaris, lid van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren. Het verslag van de commissaris betreffende het bereiken van de bovengrens bedoeld in artikel 60/1, § 1, van de wet wordt door de verzekeringsonderneming aan de beheerder van het Fonds overgemaakt samen met het verzoek.
De beheerder van het Fonds stort het bedrag van de tussenkomst zoals bedoeld in artikel 60/1, § 2, van de wet op de rekening van de verzekeringsonderneming binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het voldoende gemotiveerd verzoek en het in het derde lid beoogde verslag van de commissaris.
Wanneer het verzoek van de verzekeringsonderneming betrekking heeft op het lopende jaar, wordt de bovengrens bedoeld in artikel 60/1, § 1, van de wet door de verzekeringsonderneming geraamd op basis van het totale incasso van premies en bijkomende kosten die de verzekeringsonderneming voor het lopende jaar heeft geïnd op het ogenblik van haar verzoek, zonder acquisitiekosten en commissies. In dat geval is het bedrag van de in artikel 60/1, § 2 bedoelde tussenkomst van de Staat voorlopig. Het definitieve bedrag van de tussenkomst van de Staat wordt vastgesteld uiterlijk op 15 september van het jaar dat volgt op het jaar waarin de tussenkomst van de Staat wordt betaald, op basis van het totale incasso van premies en bijkomende kosten die de verzekeringsonderneming heeft geïnd tijdens het jaar waarin de tussenkomst van de Staat wordt betaald, zonder acquisitiekosten en commissies. Als de verzekeringsonderneming te veel ontvangt, betaalt zij de Staat uiterlijk op 30 september van het jaar volgend op het jaar van de tussenkomst van de Staat terug. Als het bedrag van de voorlopige tussenkomst van de Staat lager is dan het definitieve bedrag, dient de verzekeringsmaatschappij een nieuwe aanvraag in.
Indien uit het verzoek van de verzekeringsonderneming en het verslag van de commissaris niet blijkt dat de bovengrens bedoeld in artikel 60/1, § 1, van de wet wordt bereikt, neemt de beheerder van het Fonds een beslissing van weigering binnen de in het vierde lid bedoelde termijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-09-07/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/5. [1 Op 15 september van elk jaar maken de verzekeringsondernemingen die de in artikel 60 van de wet bedoelde zekerheid verstrekken, aan de beheerder van het Fonds een verslag over inzake hun inkomsten en uitgaven in verband met de in artikel 60 van de wet bedoelde zekerheid, en de evolutie hiervan tijdens het afgelopen jaar.
Dit verslag wordt gecontroleerd door een commissaris, lid van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren, alvorens het aan de beheerder van het Fonds wordt overgemaakt.
In afwijking van het eerste lid dienen de verzekeringsondernemingen die de in artikel 60 van de wet bedoelde zekerheid verstrekken, voor het jaar 2023 uiterlijk op 15 november bij de beheerder van het Fonds een verslag in over hun inkomsten en uitgaven in verband met de in artikel 60 van de wet bedoelde zekerheid en de evolutie hiervan tijdens het afgelopen jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-09-07/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 5. - Opheffingsbepaling
Art.18. Het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 36 van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepalingen
Art.19. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2018.
Art. 20. De minister bevoegd voor Economie en Consumenten is belast met de uitvoering van dit besluit.