23 MEI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de Hoge Raad van Financiën(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-05-2018 en tekstbijwerking tot 13-03-2023)
HOOFDSTUK I. - De Hoge Raad van Financiën
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - De Afdeling financieringsbehoeften van de overheid
Afdeling 1. - De samenstelling van de Afdeling
Art. 6-8
Afdeling 2. - De werking en de opdrachten van de Afdeling
Art. 9-11
Afdeling 3. - Het secretariaat van de Afdeling
Art. 12
HOOFDSTUK III. - De Afdeling fiscaliteit en parafiscaliteit
Afdeling 1. - De samenstelling van de Afdeling
Art. 13-15
Afdeling 2. - De werking en de opdrachten van de Afdeling
Art. 16-17
Afdeling 3. - Het secretariaat van de Afdeling
Art. 18
HOOFDSTUK IV. - Het bureau
Art. 19
HOOFDSTUK IV/1. [1 - De Studiecommissie voor overheidsinvesteringen]1
Afdeling 1. [1 - Samenstelling van de Commissie]1
Art. 19/1, 19/2, 19/3
Afdeling 2. [1 - De werking en de opdrachten van de Commissie]1
Art. 19/4, 19/5, 19/6, 19/7, 19/8, 19/9, 19/10
Sectie 3. [1 - Secretariaat van de Commissie]1
Art. 19/11
HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen.
Art. 20-22
HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en eindbepalingen.
Art. 23-25
HOOFDSTUK I. - De Hoge Raad van Financiën
Artikel 1.Er wordt bij de Federale Overheidsdienst Financiën een Hoge Raad van Financiën opgericht, hierna de Raad genoemd.
De Raad bestaat uit:
1° twee permanente afdelingen, verder "de afdelingen" genoemd:
a) de Afdeling financieringsbehoeften van de overheid;
b) de Afdeling fiscaliteit en parafiscaliteit;
2° de Studiecommissie voor de vergrijzing als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 2, van de wet van 5 september 2001 tot oprichting van een Studiecommissie voor de vergrijzing en opstelling van een Vergrijzingsnota;
[1 3° de Studiecommissie voor overheidsinvesteringen.]1
----------
(1)<KB 2023-02-16/10, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.2. De bevoegdheden van de afdelingen zijn van technische en raadgevende aard.
Onverminderd de bevoegdheden van de afdelingen bedoeld in artikelen 10 en 17, zijn de afdelingen ermede belast de Minister van Financiën en de Minister van Begroting te adviseren bij de voorbereiding van het fiscaal beleid, het financieel beleid en het begrotingsbeleid. De Afdeling financieringsbehoeften van de overheid kan eveneens een advies verstrekken aan de gemeenschaps- en gewestregeringen, met het oog op de voorbereiding van hun financieel en begrotingsbeleid. De Afdeling brengt de Minister van Financiën en de Minister van Begroting hiervan op de hoogte.
Art.3. In het raam van hun bevoegdheden beraadslagen de afdelingen over de aangelegenheden die hen worden voorgelegd door de Minister van Financiën, voor wat betreft aangelegenheden van fiscale of financiële aard, of door de Minister van Begroting voor wat betreft aangelegenheden van budgettaire aard.
Wanneer de afdelingen zelf kennis nemen van een probleem, is de meerderheid bestaande uit twee derden van de leden vereist opdat een standpunt zou worden aangenomen.
De afdelingen verstrekken aan de Minister van Financiën, op aanvraag van deze laatste of op eigen initiatief, adviezen over de aangelegenheden waarover ze hebben beraadslaagd.
De afdelingen verstrekken aan de Minister van Begroting, op aanvraag van deze laatste of op eigen initiatief, adviezen over de aangelegenheden waarover ze hebben beraadslaagd.
Art.4. De samenstelling en de bevoegdheden van de Studiecommissie van de vergrijzing zijn bepaald bij voormelde wet van 5 september 2001.
Art.5.De Minister van Financiën draagt de titel van Voorzitter van de Raad . Hij maakt noch deel uit van een van de afdelingen, noch van de Studiecommissie voor de vergrijzing, vermeld in artikel 1 [1 noch van de Studiecommissie voor overheidsinvesteringen]1.
Er wordt op voordracht van de Minister van Financiën en de Minister van Begroting een vice-voorzitter benoemd die tevens voorzitter wordt van de Studiecommissie van de vergrijzing zoals voorzien in het artikel 10 van de wet van 5 september 2001 tot oprichting van een Studiecommissie voor de vergrijzing en opstelling van een Vergrijzingsnota. De vice-voorzitter maakt geen deel uit van een van de afdelingen.
----------
(1)<KB 2023-02-16/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
HOOFDSTUK II. - De Afdeling financieringsbehoeften van de overheid
Afdeling 1. - De samenstelling van de Afdeling
Art.6. De Afdeling is samengesteld uit twaalf leden, waarvan één voorzitter, door Ons op voordracht van de Minister van Financiën en van de Minister van Begroting benoemd.
De twaalf leden bestaan uit:
1° zes leden door Ons benoemd wegens hun bijzondere onderlegdheid en ervaring op financieel, budgettair en economisch gebied:
a) drie leden op voordracht van de Nationale Bank van België;
b) één lid op voordracht van de Minister van Financiën;
c) één lid op voordracht van de Minister van Begroting;
d) één lid op gezamenlijke voordracht van de Minister van Financiën en van de Minister van Begroting;
2° zes leden door Ons benoemd wegens hun bijzondere onderlegdheid en ervaring op financieel, budgettair en economisch gebied, op voordracht van de Minister van Financiën en van de Minister van Begroting en op voordracht van de regeringen van de gemeenschappen en van de gewesten, onder wie:
a) twee leden op voordracht van de Regering van de Vlaamse Gemeenschap;
b) één lid op voordracht van de Regering van de Franse Gemeenschap;
c) één lid op voordracht van de Regering van het Waalse Gewest;
d) twee leden op voordracht van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waarvan een lid tot de Franse taalrol en het andere tot de Nederlandse taalrol behoort.
De helft van de twaalf leden behoren tot de Franse taalrol, de andere helft tot de Nederlandse taalrol.
De Afdeling wordt aangevuld met een lid door Ons benoemd en op voordracht van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap. Dit lid woont de vergaderingen bij met raadgevende stem.
Het mandaat van de leden van de Afdeling duurt vijf jaar. Het kan worden vernieuwd.
Art.7. De leden kunnen geen mandaten uitoefenen van lid van de Wetgevende Kamers, van lid van het Parlement van een gemeenschap of een gewest, van gedeputeerde, van burgemeester of van schepen of van OCMW-voorzitter. De leden mogen geen deel uitmaken van een kabinet van een lid van de federale Regering of van een lid van een regering van de gemeenschappen en de gewesten.
Art.8. De Voorzitter van de Afdeling wordt door Ons benoemd, na advies van de gewest- en gemeenschapsministers van Begroting en Financiën en na beraadslaging in de Ministerraad, uit de leden van de Afdeling afkomstig van de Nationale Bank van België.
De Minister van Financiën nodigt de gewest- en gemeenschapsministers van Begroting en Financiën schriftelijk uit om het in het eerste lid bedoelde advies te verlenen binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de dag volgend op de verzending van de uitnodiging. Als er binnen de vastgestelde termijn geen advies wordt verleend, wordt dit geacht gunstig te zijn.
Afdeling 2. - De werking en de opdrachten van de Afdeling
Art.9. De Voorzitter van de Afdeling bepaalt de organisatie en het verloop van de werkzaamheden van de Afdeling.
De Afdeling werkt volledig autonoom: enkel de leden mogen de ontwerpadviezen en -verslagen bediscussiëren en goedkeuren. Een lid mag bij de uitoefening van zijn mandaat geen enkele instructie krijgen in het bijzonder vanwege de overheid of instelling die het lid heeft voorgedragen.
De Afdeling mag op elk moment onafhankelijk en publiekelijk communiceren, zonder enige restrictie of censuur. Dit omvat eveneens de publicatie van de rapporten en adviezen.
Art.10. De Afdeling vervult de opdrachten bedoeld in artikel 49, § 6, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
Wanneer de Minister van Financiën aan deze Afdeling in uitvoering van artikel 49, § 6, derde lid, een advies vraagt, dan stelt hij een termijn vast binnen dewelke dit advies moet gegeven worden. Deze termijn mag niet minder dan vijftien dagen bedragen. In uitzonderlijke en behoorlijk met redenen omklede omstandigheden kan de termijn minder dan vijftien dagen bedragen, zonder evenwel tot minder dan drie werkdagen herleid te worden.
De Afdeling vervult de opdrachten die haar zijn toegewezen in het samenwerkingsakkoord van 13 december 2013 tussen de Federale Overheid, de Gemeenschappen, de Gewesten en de Gemeenschapscommissies betreffende de uitvoering van artikel 3, § 1, van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie.
De Afdeling vervult de opdrachten die haar zijn toegewezen in het samenwerkingsakkoord van 22 mei 2014 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de Gemeenschapscommissies tot organisatie van de publicatie van de maandelijkse en de kwartaalbegrotingsgegevens en tot aanduiding van de onafhankelijke instelling belast met de evaluatie van de begrotingsprognoses.
Art.11. De Afdeling stelt zijn reglement van inwendige orde op. Dit reglement wordt door de Minister van Financiën goedgekeurd.
Het reglement kan, onder de voorwaarden welke het bepaalt, voorzien in de toekenning van presentiegeld en de terugbetaling van werkelijke onkosten, aan de leden van de Afdeling en aan de eventueel geraadpleegde deskundigen.
Afdeling 3. - Het secretariaat van de Afdeling
Art.12. § 1. De Afdeling wordt bijgestaan door een secretariaat. Het secretariaat bestaat uit tien leden, waaronder een directeur van het secretariaat die de operationele leiding heeft. Er zijn evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
§ 2. Vijf leden van het secretariaat worden gekozen uit de personeelsleden van de Stafdienst Beleidsexpertise en -ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Financiën en de personeelsleden van de Dienst Begroting en Beleidsevaluatie van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.
Vijf leden worden gekozen uit de personeelsleden van de gewestelijke en gemeenschapsadministraties, onderverdeeld als volgt:
- twee leden van de Vlaamse Gemeenschap;
- één lid van het Waalse Gewest;
- één lid van de Franse Gemeenschap;
- één lid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Een gewest of een gemeenschap kan enkel een lid voorstellen wanneer zij een samenwerkingsakkoord sluit met de federale overheid, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, waarbij de ter beschikkingstelling en de voorwaarden waaronder dit gebeurt worden geregeld.
Voor de toepassing van deze paragraaf dient te worden verstaan onder personeelsleden: de ambtenaren benoemd in vast verband en de contractuele werknemers met een contract van onbepaalde duur.
§ 3. De leden van het secretariaat moeten een bijzondere onderlegdheid en ervaring op financieel, budgettair of economisch gebied hebben.
De leden van het secretariaat moeten in hun administratie van herkomst, titularis van een ambt in het niveau A zijn of van een- gelijkwaardig niveau voor wat de leden afkomstig uit de gewest- of gemeenschapsadministraties betreft.
§ 4. De voorgedragen leden van het secretariaat worden, na eensluidend advies van de Voorzitter van de Afdeling, gezamenlijk aangewezen door de Minister van Financiën en de Minister van Begroting. Zij worden gedurende vijf jaar ter beschikking gesteld van het secretariaat. Deze aanwijzing is hernieuwbaar.
§ 5. Het secretariaat is belast met het bijstaan van de Afdeling en de eventuele werkgroepen bedoeld in artikel 20.
De leden van het secretariaat van de Afdeling werken uitsluitend op instructie en onder leiding van de Voorzitter van de Afdeling. Een lid mag bij de uitoefening van zijn functie geen instructies krijgen van buiten de Afdeling, in het bijzonder vanwege de overheid of de instelling die het lid heeft voorgedragen.
De leden van het secretariaat van de Afdeling kunnen geen mandaten uitoefenen van lid van de Wetgevende Kamers, van lid van het Parlement van een gemeenschap of een gewest, van gedeputeerde, van burgemeester of van schepen of van OCMW-voorzitter. Zij mogen geen deel uitmaken van een kabinet van een lid van de Federale Regering of van een lid van een regering van de gemeenschappen of de gewesten.
§ 6. De Afdeling en het secretariaat beschikken over voldoende middelen om hun taken te vervullen. Deze middelen omvatten de loonkosten, de eventuele toelagen en premies, en de werkingskosten.
De FOD Financiën stelt gratis kantoor- en vergaderruimte ter beschikking van de Afdeling en van het secretariaat.
De nodige kredieten voor de werking van de Afdeling en het secretariaat worden jaarlijks in de begroting opgenomen onder een afzonderlijk programma binnen de sectie 07. De directeur van het secretariaat bezorgt daartoe tijdig de opgave van de nodige kredieten aan de Stafdienst Begroting en Beheerscontrole van de FOD Financiën.
§ 7. De rechtstoestand, de toekenning van de lonen, de eventuele toelagen en premies, en de terugbetaling van werkelijke onkosten van de leden van het secretariaat worden door Ons bepaald.
HOOFDSTUK III. - De Afdeling fiscaliteit en parafiscaliteit
Afdeling 1. - De samenstelling van de Afdeling
Art.13. De Afdeling fiscaliteit en parafiscaliteit is samengesteld uit twaalf leden waarvan één voorzitter, door Ons op voordracht van de Minister van Financiën benoemd.
De twaalf leden bestaan uit:
1° twee leden op voordracht van de Minister van Financiën;
2° twee leden op voordracht van de Minister van Begroting;
3° één lid op voordracht van de Minister van Sociale Zaken;
4° één lid op voordracht van het Federaal Planbureau;
5° zes leden door Ons benoemd wegens hun bijzondere kennis op fiscaal gebied, onder wie:
a) één lid op voordracht van de Regering van het Waalse Gewest;
b) één lid op voordracht van de Regering van de Franse Gemeenschap;
c) twee leden op voordracht van de Regering van de Vlaamse Gemeenschap;
d) twee leden op voordracht van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waarvan één lid tot de Franse taalrol en het andere tot de Nederlandse taalrol behoort.
De helft van de twaalf leden behoren tot de Nederlandse taalrol, de andere helft tot de Franse taalrol.
Het mandaat van de leden van de Afdeling duurt vijf jaar. Het kan worden vernieuwd.
De Voorzitter van de Afdeling wordt door Ons benoemd na beraadslaging in de Ministerraad.
Art.14. De leden kunnen geen mandaten uitoefenen van lid van de Wetgevende Kamers, van lid van het Parlement van een gemeenschap of een gewest, van gedeputeerde, van burgemeester, of van schepen of van OCMW-voorzitter. De leden mogen geen deel uitmaken van een kabinet van een lid van de Federale Regering of van een lid van een regering van de gemeenschappen of de gewesten.
Art.15. De Afdeling stelt haar reglement van inwendige orde op. Dit reglement wordt goedgekeurd door de Minister van Financiën.
Het reglement kan, onder de voorwaarden welke het bepaalt, voorzien in de toekenning van presentiegeld en de terugbetaling van werkelijke onkosten aan de leden van de Afdeling en aan de eventueel geraadpleegde deskundigen. Het kan eveneens voorzien in de betaling van een premie en de terugbetaling van de werkelijke onkosten aan de personeelsleden van het secretariaat.
Afdeling 2. - De werking en de opdrachten van de Afdeling
Art.16. De Voorzitter van de Afdeling bepaalt de organisatie en het verloop van de werkzaamheden van de Afdeling.
De Afdeling werkt volledig autonoom: enkel de leden mogen de ontwerpadviezen en -verslagen bediscussiëren en goedkeuren. Een lid mag bij de uitoefening van zijn mandaat geen enkele instructie krijgen, in het bijzonder vanwege de overheid of instelling die het lid heeft voorgedragen.
De Afdeling mag op elk moment onafhankelijk en publiekelijk communiceren, zonder enige restrictie of censuur. Dit omvat eveneens de publicatie van de rapporten en adviezen.
Art.17. § 1. De Afdeling is gemachtigd binnen de perken van zijn bevoegdheden, op vraag van de Minister van Financiën of op eigen initiatief, een advies uit te brengen over alle algemene problemen op fiscaal en parafiscaal gebied.
§ 2. De Afdeling brengt jaarlijks advies uit omtrent de overdracht van fiscale ontvangsten door de Federale overheid geïnd voor rekening van de lokale besturen.
§ 3. De Afdeling wordt belast met de inzameling, de centralisatie, het beheer, de overdracht en de analyse van de informatie betreffende de ondergrondse economie. De Afdeling brengt jaarlijks een rapport uit in samenwerking met alle bij de fraudebestrijding betrokken actoren. Het jaarlijks rapport omvat minstens:
1° de omvang en evolutie van de informele economie in haar geheel en opgesplitst per gewest en per sector;
2° de directe en indirecte opbrengst en de impact van fiscale en sociale fraudebestrijding;
3° de evaluatie van het rendement van de investeringen in fraudebestrijding.
Afdeling 3. - Het secretariaat van de Afdeling
Art.18. De Afdeling wordt bijgestaan door een secretariaat dat enkel de opdrachten uitvoert die worden opgelegd door de Voorzitter van de Afdeling.
De leden worden aangewezen door de Minister van Financiën. Ze worden gekozen uit de personeelsleden van de Stafdienst voor Beleidsexpertise- en ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Financiën. De directie van het secretariaat wordt verzekerd door de Directeur van de Stafdienst voor Beleidsexpertise- en ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Wanneer het advies parafiscale aspecten behandelt, dan worden een of meerdere personeelsleden van de FOD sociale zekerheid of van een van de openbare instellingen van sociale zekerheid bij de werkzaamheden van het secretariaat betrokken. Deze personeelsleden worden aangewezen door de Minister van Sociale Zaken op basis van hun bevoegdheid in de specifieke materie.
HOOFDSTUK IV. - Het bureau
Art.19.Binnen de Raad wordt een bureau opgericht. Het bureau is samengesteld uit:
1° de Voorzitter van de Raad;
2° de Vice-voorzitter van de Raad;
3° de voorzitters van de afdelingen bepaald in artikel 1, tweede lid, 1° ;
4° het lid bedoeld in artikel 6, tweede lid, 1°, b;
5° één van de drie leden bedoeld in artikel 6, tweede lid, 1°, a, door Ons daartoe aangeduid op voordracht van de Minister van Financiën en de Minister van Begroting;
6° het lid bedoeld in artikel 13, tweede lid, 4°.
Wanneer de Voorzitter, bepaald in artikel 5, afwezig is, wordt hij vervangen door:
a) de Voorzitter van de Afdeling financieringsbehoeften van de overheid tijdens de eerste dertig maanden vanaf de samenstelling van de Raad;
b) de Voorzitter van de Afdeling fiscaliteit en parafiscaliteit tijdens de resterende termijn van de samenstelling van de Raad.
Het bureau heeft enkel een bevoegdheid in materies waarbij de Raad als geheel optreedt. Het bureau heeft geen enkele bevoegdheid inzake de werkzaamheden en opdrachten die door wet of ingevolge dit besluit aan een van de afdelingen [1 , de Studiecommissie voor de vergrijzing of de Studiecommissie voor overheidsinvesteringen]1 is toebedeeld.
----------
(1)<KB 2023-02-16/10, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
HOOFDSTUK IV/1. [1 - De Studiecommissie voor overheidsinvesteringen]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Samenstelling van de Commissie]1
----------
(1)
Art.19/1. [1 De Studiecommissie voor overheidsinvesteringen is samengesteld uit zeven leden en één voorzitter, door Ons op voordracht van de minister bevoegd voor Financiën benoemd.
De zeven leden bestaan uit:
1° één lid op voordracht van het Federaal Planbureau;
2° één lid op voordracht van de Nationale Bank van België.
3° één lid op voordracht van de minister bevoegd voor Financiën;
4° één lid op voordracht van de minister bevoegd voor Begroting;
5° een lid op voordracht van de minister bevoegd voor Economie.
6° een lid op voordracht van de minister bevoegd voor Klimaat.
7° een lid op voordracht van de minister bevoegd voor Digitalisering.
De Voorzitter van de Commissie wordt door Ons benoemd, op voordracht van het Federaal Planbureau.
Van de acht leden van de Commissie behoort de helft tot de Franse taalrol en de andere helft tot de Nederlandse taalrol.
Het mandaat van de leden van de Commissie duurt vijf jaar. Het kan worden vernieuwd.
De gefedereerde entiteiten kunnen elk een vertegenwoordiger aanwijzen die de vergaderingen van de Commissie met raadgevende stem bijwoont.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/2. [1 De leden worden benoemd op basis van hun bijzondere deskundigheid op financieel, budgettair en economisch gebied.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/3. [1 De leden kunnen geen mandaten uitoefenen van lid van de Wetgevende Kamers, van lid van het Parlement van een gemeenschap of een gewest, van gedeputeerde, van burgemeester of van schepen of van OCMW-voorzitter. De leden mogen geen deel uitmaken van een kabinet van een lid van de federale Regering of van een lid van een regering van de gemeenschappen en de gewesten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Afdeling 2. [1 - De werking en de opdrachten van de Commissie]1
----------
(1)
Art.19/4. [1 De voorzitter van de Commissie bepaalt de organisatie en het verloop van de werkzaamheden van de Commissie.
De Commissie werkt volledig autonoom: enkel de leden mogen de ontwerpverslagen en -adviezen bediscussiëren en goedkeuren. Een lid mag bij de uitoefening van zijn mandaat geen enkele instructie krijgen in het bijzonder vanwege de overheid of instelling die het lid heeft voorgedragen.
De Commissie kan te allen tijde onafhankelijk en openbaar communiceren, zonder beperking of censuur. Dit omvat ook de publicatie van verslagen en adviezen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/5. [1 De Commissie heeft als opdracht het opstellen van verslagen en adviezen rond de evolutie, de behoeften, de uitvoering en de gevolgen van overheidsinvesteringen in België onder meer om de minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor Begroting bij te staan bij het uitwerken van het beleid inzake overheidsinvesteringen.
De uitvoering van deze opdrachten omvat ten minste de volgende taken
a) het opstellen van een thematische inventaris van overheidsinvesteringen en de huidige programmering in België, alsmede ten opzichte van andere landen in de eurozone
b) het in kaart brengen van de behoeften en mogelijkheden voor overheidsinvesteringen, met name in het kader van de dubbele transitie (ecologisch en digitaal);
c) de (regelgevende, administratieve en financiële) belemmeringen voor de uitvoering van overheidsinvesteringen en mogelijke oplossingen in kaart te brengen en evalueren;
d) methodologische instrumenten en procedures aanbevelen voor de selectie en ex ante evaluatie van overheidsinvesteringen, met name op basis van de op internationaal niveau waargenomen beste praktijken;
e) de technische dialoog tussen de entiteiten van het land op het gebied van overheidsinvesteringen aan te moedigen en de uitwisseling van goede praktijken tussen deze entiteiten te organiseren. Dit blijft facultatief, gezien het zuiver federale karakter van de nieuwe opgerichte Commissie.
Het verslag of advies dat voortvloeit uit elk van deze taken, wordt periodiek en op eigen initiatief van de Commissie uitgebracht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/6. [1 Naast de in artikel 19/5 bedoelde verslagen en adviezen, is de Commissie gemachtigd om op vraag van de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Economie of de minister bevoegd voor Begroting of op eigen initiatief verslag of advies uit te brengen op het gebied van overheidsinvesteringen.
Wanneer de in artikel 19/6 bedoelde ministers de Commissie een verslag of advies vragen, wordt de termijn binnen dewelke dit verslag of advies moet worden uitgebracht in overleg met de voorzitter van het Comité vastgesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/7. [1 Bij de opstelling van verslagen en adviezen werkt de Commissie samen met andere instellingen zoals de Nationale Productiviteitsraad, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven of de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling.
De verslagen en adviezen van de Commissie worden ter kennis gebracht van de afdeling Financieringsbehoeften wanneer zij van belang zijn voor de opdrachten van deze afdeling, bedoeld in artikel 10.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/8. [1 De Commissie verstrekt aan de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Economie, en de minister bevoegd voor Begroting, op aanvraag van deze laatste of op eigen initiatief, de verslagen en adviezen voor over de aangelegenheden waarover het heeft beraadslaagd.
De verslagen en adviezen die in het kader van haar in artikel 19/5 bedoelde opdrachten worden opgesteld, worden op de website van de Hoge Raad van Financiën ter beschikking van het publiek gesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/9. [1 De Commissie stelt haar reglement van inwendige orde op vast. Dit reglement wordt goedgekeurd door de minister bevoegd voor Financiën.
Dit reglement bepaalt het minimumaantal vergaderingen per jaar, de opstelling van de agenda van de vergaderingen en de wijze waarop de door de Commissie te bestuderen onderwerpen worden vastgesteld.
Het reglement kan, onder de voorwaarden welke het bepaalt, voorzien in de toekenning van presentiegeld en de terugbetaling van werkelijke onkosten aan de leden van de Commissie en aan de eventueel geraadpleegde deskundigen. Het kan eveneens voorzien in de terugbetaling van de werkelijke onkosten aan de personeelsleden van het secretariaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.19/10. [1 Voor de aanneming van een verslag of een advies is een meerderheid van de leden vereist.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Sectie 3. [1 - Secretariaat van de Commissie]1
----------
(1)
Art.19/11. [1 De Commissie wordt bijgestaan door een secretariaat dat alleen de door de voorzitter van de Commissie opgelegde taken uitvoert. Het Federaal Planbureau wordt belast met het secretariaat van de Studiecommissie voor overheidsinvesteringen. De leden van het secretariaat worden aangeworven door de Commissie op voordracht van de voorzitter, na een selectieprocedure die openstaat voor alle personeelsleden van de federale staat, alsook voor externe kandidaten, via een detacheringsmechanisme of via aanwerving op contractuele basis. Zij worden maximaal vijf jaar ter beschikking van het secretariaat gesteld. Deze benoeming kan worden verlengd.
De leden van het secretariaat werken uitsluitend op instructie en onder leiding van de voorzitter. Een lid mag bij de uitoefening van zijn functie geen instructies ontvangen van buiten de Commissie, met name van de overheid of de instelling die hem heeft voorgedragen. Bovendien mag hij tijdens deze periode van detachering niet werken voor de instelling die hem heeft voorgesteld.
Het Federaal Planbureau stelt gratis de Commissie en het secretariaat kantoor- en vergaderruimte ter beschikking.
De voorziene kredieten voor de werking van de Commissie en het secretariaat kunnen met name worden gebruikt ter betaling van de lonen van de leden van het secretariaat die er zijn tewerkgesteld of gedetacheerd zijn vanuit een instelling, alsook voor de uitbesteding van studieopdrachten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-16/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen.
Art.20.De afdelingen [1 , de Studiecommissie voor de vergrijzing of de Studiecommissie voor overheidsinvesteringen]1 kunnen voor het vervullen van hun opdrachten tijdelijke werkgroepen oprichten waarvan zij zelf de opdracht en de samenstelling bepalen.
----------
(1)<KB 2023-02-16/10, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.21.De afdelingen, de Studiecommissie voor de vergrijzing [1 , de studiecommissie voor overheidsinvesteringen]1 en de werkgroepen kunnen, in de loop van hun werkzaamheden, de personen horen van wie het advies hun nuttig voorkomt. Desgevallend kunnen zij een beroep doen op deskundigen.
----------
(1)<KB 2023-02-16/10, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 23-03-2023>
Art.22. Ieder jaar stelt de Raad een verslag op over zijn werkzaamheden. Dit verslag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en eindbepalingen.
Art.23. Het koninklijk besluit van 3 april 2006 betreffende de Hoge Raad van Financiën wordt opgeheven.
Art.24. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 25. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.