Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 APRIL 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 2016 houdende het beheer van het centraal register van testamenten en het centraal register van huwelijksovereenkomsten



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2016015117 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 september 2016 houdende het beheer van het centraal register van testamenten en het centraal register van huwelijksovereenkomsten, wordt de bepaling onder 2/1 ingevoegd, luidende:
  "2/1. verklaring van behoud: de verklaringen bedoeld in artikel 66, § 2, derde lid, 2° en vierde lid, 2°, van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake.".

Art.2. Artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de bepaling onder 3, luidende:
  "3. de verklaringen van behoud".

Art.3. In artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 1°, worden de woorden "in de gevallen bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2° ", ingevoegd na het woord "beschikker".
  b) een bepaling onder 1° /1 wordt ingevoegd, luidende:
  "Van de schenker die een verklaring van behoud heeft opgemaakt, in de gevallen bedoeld in artikel 3, eerste lid, 3° :
  a) naam en voorna(a)m(en);
  b) identificatienummer;
  c) geboortedatum en -plaats;
  d) adres of opgegeven woonplaats".

Art.4. In artikel 9, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "of de schenker die een verklaring van behoud heeft afgelegd" worden telkens ingevoegd na de woorden "de beschikker".
  2° in paragraaf 1, de woorden "of de schenker die een verklaring van behoud heeft afgelegd" worden ingevoegd na de woorden "de beschikker zelf".

Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2017.

Art. 6. De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.