Details





Titel:

27 JULI 2017. - Ordonnantie ter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie door de toekenning van steun met economische finaliteit ten voordele van ondernemingen en onderzoeksorganisaties gelijkgesteld met ondernemingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-09-2017 en tekstbijwerking tot 19-04-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Regels van toepassing op alle door de Regering toegekende steun
Art. 5, 5/1, 5/2, 6-8
Art. 8 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 9-12
HOOFDSTUK III. - Categorieën van door de Regering toegekende steun
Afdeling 1. - Steun toegekend overeenkomstig de AGVV
Onderafdeling 1. - Steun ten gunste van het industrieel onderzoek
Art. 13
Onderafdeling 2. - Steun ten gunste van de experimentele ontwikkeling
Art. 14
Onderafdeling 3. - Steun voor proces-en organisatie-innovatie
Art. 15
Onderafdeling 4. - Steun ten gunste van haalbaarheidsstudies
Art. 16
Onderafdeling 4/1. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun voor projecten waaraan het kwaliteitslabel "Excellentiekeur" is toegekend]1Art. 16/1. TOEKOMSTIG RECHT
Onderafdeling 4/2. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun voor ERC-Proof of concept-acties]1Art. 16/2. TOEKOMSTIG RECHT
Onderafdeling 4/3. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun vervat in gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten]1Art. 16/3. TOEKOMSTIG RECHT
Onderafdeling 4/4. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun voor teamvormingsacties]1Art. 16/4. TOEKOMSTIG RECHT
Onderafdeling 5. - Investeringssteun voor onderzoeksinfrastructuur
Art. 17
Onderafdeling 5/1. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Investeringssteun voor test- en experimenteerinfrastructuur]1Art. 17/1. TOEKOMSTIG RECHT
Onderafdeling 6. - Steun voor innovatieclusters
Art. 18
Onderafdeling 7. - Steun voor het verkrijgen, valideren en verdedigen van octrooien
Art. 19
Onderafdeling 8. - Steun voor de detachering van hooggekwalificeerd personeel van een onderzoeksorganisatie of een grote onderneming naar een kleine of middelgrote onderneming
Art. 20
Onderafdeling 9. - Steun ten gunste van Living labs-projecten
Art. 21
Onderafdeling 10. - Steun voor de valorisatie van industrieel onderzoek via het oprichten van ondernemingen
Art. 22
Onderafdeling 11. - Steun aan innovatieve starters
Art. 23
Onderafdeling 12. - Financiering van innovatieadviesdiensten en innovatieondersteuningsdiensten
Art. 24
Onderafdeling 13. - Steun ten gunste van projecten ingediend in het kader van bepaalde Europese programma's
Art. 25
Onderafdeling 14. - Steun ten gunste van projecten ingediend in het kader van programma's ingericht door het Waals Gewest en Vlaanderen
Art. 26
Afdeling 2. - Steun toegekend overeenkomstig de de-minimisverordening
Art. 27
Onderafdeling 1. - Steun voor het opzetten van [1 ...]1 projecten
Art. 28
Art. 28 TOEKOMSTIG RECHT
Onderafdeling 2. - Steun voor het opzetten van co-creatieprojecten
Art. 29
Onderafdeling 3. - Innovatiecheques
Art. 30
Onderafdeling 4. - Steun ten gunste van projecten die de sensibilisering voor wetenschappen en innovatie en de promotie hiervan beogen
Art. 31
Onderafdeling 5. - Prijzen toegekend ter ondersteuning van de sensibilisering voor wetenschappen en innovatie en de promotie hiervan
Art. 32
Hoofdstuk III/1. [1 - Verwerking van persoonsgegevens]1
Art. 32/1
HOOFDSTUK IV. - Slot-, wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 33-36



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1955072302  2003031361  2009031189  2010031063  2010031580  2010031581  2010031582 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021022052 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art.2.§ 1. Deze ordonnantie voorziet steunmaatregelen met economische finaliteit ter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie ten voordele van ondernemingen.
  § 2. Een onderzoeksorganisatie wordt gelijkgesteld met een onderneming in de zin van deze ordonnantie in het geval en louter in de mate dat haar economische activiteiten precies dezelfde input verbruiken (zoals materialen, uitrusting, arbeid en vast kapitaal) als de niet-economische activiteiten en dat de jaarlijks voor die economische activiteiten uitgetrokken capaciteit meer dan 20 % bedraagt van de totale jaarcapaciteit van deze organisatie.
  Ondernemingen die bepalende invloed kunnen uitoefenen op een onderzoeksorganisatie, bijvoorbeeld in hun hoedanigheid van aandeelhouder of vennoot, kunnen geen aanspraak maken op bevoorrechte toegang tot de resultaten die deze laatste genereert.
  § 3. [1 Een entiteit kan geen steun genieten in toepassing van deze ordonnantie indien zij op het moment van de beslissing tot toekenning of weigering tot toekenning van steun:
   1° reeds staatssteun krijgt die onwettig bevonden werd of onderzocht wordt door de Europese Commissie; of
   2° het voorwerp uitmaakt van een insolventieprocedure op het moment van herstructurering of van vereffening; of
   3° zich in een vergelijkbare toestand bevindt als deze bedoeld in 2°, ingevolge een soortgelijke procedure die bestaat in andere nationale reglementeringen.
   Entiteiten die beschouwd worden als "onderneming in moeilijkheden" in de zin van artikel 2 (18) van verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, kunnen geen steun genieten in toepassing van hoofdstuk III, afdeling 1 van deze ordonnantie.]1.
  [1 § 4. De entiteit die steun geniet in toepassing van deze ordonnantie leeft alle toepasselijke verplichtingen op het vlak van milieu-, sociaal en arbeidsrecht na.
   Ze voegt bij haar steunaanvraag een verklaring op erewoord toe dat ze bovenvermelde wettelijke verplichtingen naleeft en dat ze erop zal toezien dat dit tijdens de gehele duur van de steun het geval zal zijn.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art.3.De in deze ordonnantie voorziene steun wordt [1 ...]1 toegekend overeenkomstig de algemene en specifieke voorwaarden voor iedere steun bepaald in onderhavige ordonnantie en binnen de grenzen van Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag [VWEU] met de interne markt verenigbaar worden verklaard [1 of van verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023]1 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun of van de voorwaarden omschreven in de bepalingen aangenomen op niveau van de Europese Unie ter wijziging, aanvulling of opheffing van deze verordeningen.
  [1 De in deze ordonnantie bedoelde steun kan ook worden toegekend in overeenstemming met artikel 108, paragraaf 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art.4.Voor de toepassing van deze ordonnantie, verstaat men onder :
  1° " Gewest " : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ;
  2° " Regering " : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ;
  3° " Onderneming " : iedere entiteit, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd entiteiten die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen, overeenkomstig artikel 1 van bijlage I van de AGVV ;
  4° " Kleine onderneming " : elke onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen euro niet overschrijdt, overeenkomstig artikel 2, § 2, van bijlage I van de AGVV ;
  5° " Middelgrote onderneming " : elke onderneming waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt, overeenkomstig artikel 2, § 1, van bijlage I van de AGVV ;
  6° " Grote onderneming " : elke onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming is, overeenkomstig artikel 2, 24°, van de AGVV ;
  7° " Onderzoeksorganisatie " of " Organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding " : een entiteit (zoals universiteiten of onderzoeksinstellingen, agentschappen voor technologieoverdracht, innovatie-intermediairs, entiteiten voor fysieke of virtuele onderzoeksgerichte samenwerking), ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, en met het breed verspreiden van de resultaten van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht, overeenkomstig artikel 2, 83°, van de AGVV ;
  8° " Starter " : niet-beursgenoteerde kleine ondernemingen tot vijf jaar na hun registratie, [1 die aan de volgende voorwaarden voldoen overeenkomstig artikel 22, § 2, van de AGVV:
   a) de activiteit van een andere onderneming niet hebben overgenomen, tenzij de omzet van de overgenomen activiteit in het boekjaar voorafgaand aan de overname minder dan 10% van de omzet van de in aanmerking komende onderneming bedraagt;
   b) nog geen winst hebben uitgekeerd; en
   c) geen andere onderneming hebben overgenomen of niet uit een concentratie zijn ontstaan, tenzij de omzet van de overgenomen onderneming minder dan 10% van de omzet van de in aanmerking komende onderneming in het boekjaar voorafgaand aan de overname bedraagt of de omzet van de onderneming die uit een concentratie is ontstaan, minder dan 10% hoger is dan de gezamenlijke omzet van de bij de concentratie betrokken ondernemingen in het boekjaar voorafgaand aan de concentratie.
   Voor in aanmerking komende ondernemingen die zich niet hoeven te laten registreren, wordt de periode van vijf jaar om in aanmerking te komen, geacht aan te vangen hetzij op het tijdstip dat de onderneming haar economische activiteiten aanvangt, hetzij op het tijdstip dat de onderneming belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten, als dat eerder is.
   In afwijking van de eerste alinea, c), worden ondernemingen die ontstaan uit een concentratie van op grond van dit artikel voor steun in aanmerking komende ondernemingen ook als in aanmerking komende ondernemingen beschouwd tot vijf jaar vanaf de registratie van de oudste onderneming die bij de concentratie betrokken is]1;
  9° [1 "Innovatieve starter": elke starter die, overeenkomstig artikel 2, 80°, van de AGVV, aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
   a) zij kan aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden;
   b) haar kosten voor onderzoek en ontwikkeling bedragen ten minste 10% van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startup zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;
   c) in de drie jaar voorafgaand aan de toekenning van de steun:
   i) heeft zij van de Europese Innovatieraad een excellentiekeurmerk gekregen overeenkomstig het Horizon 2020-werkprogramma 2018-2020 dat is vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit C(2017) 7124 van de Commissie, of overeenkomstig artikel 2, punt 23, en artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad; of
   ii) heeft zij een investering ontvangen van het Fonds van de Europese Innovatieraad, zoals een investering in het kader van het in artikel 48, lid 7, van Verordening (EU) 2021/695 genoemde Accelerator-programma;
   d) in de drie jaar voorafgaand aan de toekenning van de steun:
   i) heeft zij deelgenomen aan een actie van het ruimtevaartinitiatief "Cassini" van de Commissie (zoals Cassini Business Accelerator of Cassini Matchmaking); of
   ii) heeft zij een investering ontvangen uit de Cassini Seed and Growth Funding Facility, of de InnovFin Space Equity Pilot; of
   iii) heeft zij een Cassini Prize gekregen; of
   iv) heeft zij financiering overeenkomstig verordening (EU) 2021/695 op het gebied van ruimteonderzoek ontvangen resulterend in de oprichting van een startup; of
   v) heeft zij financiering ontvangen als begunstigde van een actie inzake onderzoek en ontwikkeling in het kader van het Europees Defensiefonds overeenkomstig verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad; of
   vi) heeft zij financiering ontvangen in het kader van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie overeenkomstig verordening (EU) 2018/1092 van het Parlement en de Raad]1;
  10° " Industrieel onderzoek " : planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés of diensten [1 of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren, daaronder begrepen digitale producten, processen of diensten, ongeacht domein, technologie, bedrijfstak of sector (met inbegrip van, doch niet beperkt tot digitale bedrijfstakken en technologieën, zoals supercomputers, kwantumtechnologie, blockchaintechnologie, artificiële intelligentie, cyberbeveiliging, big data en cloudtechnologie)]1. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie, overeenkomstig artikel 2, 85°, van de AGVV ;
  11° " Daadwerkelijke samenwerking " : samenwerking tussen ten minste twee onafhankelijke partijen om kennis of technologie uit te wisselen of om een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken, waarbij de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen, bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan, en het risico en de resultaten ervan delen. Eén of meer partijen kunnen de volledige kosten van het project dragen en zodoende de andere partijen bevrijden van de aan het project verbonden financiële risico's. Contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten worden niet als vormen van samenwerking beschouwd, overeenkomstig artikel 2, 90°, van de AGVV ;
  12° " Experimentele ontwikkeling " : het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procédés of diensten [1 , daaronder begrepen digitale producten, processen of diensten, ongeacht domein, technologie, bedrijfstak of sector (met inbegrip van, doch niet beperkt tot digitale bedrijfstakken en technologieën, zoals supercomputers, kwantumtechnologie, blockchaintechnologie, artificiële intelligentie, cyberbeveiliging, big data en cloudtechnologie)]1. Dit kan ook bijvoorbeeld activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procédés of diensten.
  Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procédés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procédés of diensten die niet grotendeels vast staan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden.
  Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden, overeenkomstig artikel 2, 86°, van de AGVV ;
  13° [1 "Procesinnovatie": de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode, daaronder begrepen aanzienlijke veranderingen in technieken, uitrusting of software, op het niveau van de onderneming (op groepsniveau in de betrokken industriesector in de EER), bijvoorbeeld door gebruikmaking van nieuwe of innovatieve digitale technologieën of oplossingen. Van deze definitie zijn uitgesloten geringe veranderingen of verbeteringen, verhogingen van de productie- of dienstverleningscapaciteit door de toevoeging van productie- of logistieke systemen die sterk gelijken op die welke reeds in gebruik zijn, het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg van prijswijzigingen voor productiefactoren zijn, aanpassingen op maat, lokalisatie, gebruikelijke seizoens- en andere cyclische veranderingen, het verhandelen van nieuwe of sterk verbeterde producten, overeenkomstig artikel 2, 97°, van de AGVV]1 ;
  14° [1 "Organisatie-innovatie": de toepassing van een nieuwe organisatiemethode op het niveau van de onderneming (op groepsniveau in de betrokken industriesector in de EER), in de organisatie op de werkvloer of in de externe betrekkingen van een onderneming, bijvoorbeeld door gebruikmaking van nieuwe of innovatieve digitale technologieën. Van deze definitie zijn uitgesloten veranderingen die zijn gebaseerd op organisatiemethoden die reeds in gebruik zijn in de onderneming, veranderingen in de managementstrategie, fusies en acquisities, het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg zijn van prijswijzigingen voor productiefactoren, aanpassingen op maat, lokalisatie, gebruikelijke, seizoens- en andere cyclische veranderingen, het verhandelen van nieuwe of sterk verbeterde producten, overeenkomstig artikel 2, 96°, van de AGVV;]1 ;
  15° " Haalbaarheidsstudie " : het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn, overeenkomstig artikel 2, 87°, van de AGVV ;
  16° " Onderzoeksinfrastructuur " : faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op hun respectieve vakgebied onderzoek te verrichten. Hierbij gaat het om : wetenschappelijke uitrusting of sets wetenschappelijke instrumenten ; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie ; ict-gebaseerde enabling infrastructuur zoals gridnetwerken, computers, software en communicatie, of iedere andere entiteit met een uniek karakter die onontbeerlijk is om onderzoek te kunnen verrichten. Dit soort infrastructuur kan zich op één enkele locatie bevinden (single-sited) dan wel verspreid zijn (distributed) (een georganiseerd netwerk van hulpbronnen) in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig artikel 2, 91°, van de AGVV ;
  [1 16° /1 "test- en experimenteerinfrastructuur": faciliteiten, uitrusting, capaciteiten en hulpmiddelen, zoals proefbanken, proeflijnen, demonstratie-installaties, testfaciliteiten of levende laboratoria, en aanverwante ondersteunende diensten die voornamelijk worden gebruikt door ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, die steun vragen voor tests en experimenten met het oog op de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde producten, procedés en diensten en voor het testen en opschalen van technologieën om vooruitgang te boeken via industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Toegang tot door de overheid gefinancierde test- en experimenteerinfrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en moet op transparante en niet-discriminerende wijze en op marktvoorwaarden worden toegekend. Test- en experimenteerinfrastructuur staat ook bekend als technologische infrastructuur, overeenkomstig artikel 2, 98° bis, van de AGVV;]1
  17° " Innovatie " : het proces gericht op de creatie van een nieuw product, procédé, dienst of organisatie of op de verbetering ervan, met uitzondering van de fases van fundamenteel onderzoek en de commercialisering ;
  18° " Immateriële activa " : fysiek of financieel niet-tastbare activa, zoals octrooien, licenties, knowhow of andere intellectuele eigendomsrechten ; overeenkomstig artikel 2, 30°, van de AGVV ;
  19° " Materiële activa " : activa bestaande uit gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting ; overeenkomstig artikel 2, 29°, van de AGVV ;
  20° [1 "Innovatieclusters": structuren of georganiseerde groeperingen van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve startups, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, onderzoeksinfrastructuur, test- en experimenteerinfrastructuur, digitale innovatiehubs, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die zijn opgezet om innovatieve activiteiten en nieuwe vormen van samenwerking te stimuleren, zoals door digitale middelen, door het delen en/of bevorderen van het delen van faciliteiten en het uitwisselen van kennis en deskundigheid, en door daadwerkelijk bij te dragen aan kennisoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster. Digitale innovatiehubs (daaronder begrepen Europese digitale innovatiehubs die worden gefinancierd in het kader van het bij verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde centraal beheerde programma Digitaal Europa) zijn entiteiten die tot doel hebben de brede toepassing door het bedrijfsleven (met name kleine en middelgrote ondernemingen) en organisaties uit de publieke sector van digitale technologieën - zoals artificiële intelligentie, cloud-, edge- en high-performance computing en cyberbeveiliging - te stimuleren. Digitale innovatiehubs kunnen op zichzelf kwalificeren als een innovatiecluster; overeenkomstig artikel 2, 92°, van de AGVV;]1;
  21° " Hooggekwalificeerd personeel " : personeel met een tertiaire opleiding en ten minste vijf jaar relevante beroepservaring, waarin ook doctoraatsopleidingen kunnen meetellen, in het domein van onderzoek, ingenieurswetenschappen, de conceptie van producten, diensten of procédés, ter aanvulling van artikel 2, 93°, van de AGVV ;
  22° " Living lab " : een fysieke of virtuele ruimte voor dialoog, ontmoetingen en gezamenlijke productie van kennis, die de gebruiker betrekt in een proces van open vernieuwing. Deze ruimte maakt het mogelijk innovatieve producten, procédés, diensten of organisaties te testen en te ontwikkelen in de reële omgeving van de gebruikers tijdens hun gebruik ;
  23° " Co-creatie " : innovatiemethode die de actieve deelname van de gebruikers inhoudt, van conceptie tot validatie ;
  24° " Spin-out " : een nieuwe onderneming opgericht om de resultaten van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkelingen te valoriseren ;
  25° " Centra de Groote of gelijkaardig " of " Centra de Groote " : onderzoeksorganisaties opgericht door de besluitwet van 30 januari 1974 (wet de Groote) en belast met de bevordering en de coördinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van `s lands bedrijfsleven, door het wetenschappelijk onderzoek ;
  26° " Erkende centra " : de centra de Groote, de universitaire onderzoekseenheden, de onderzoekscentra van hogescholen erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap van België, evenals de andere centra die door de Regering erkend zijn overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 30 van de ordonnantie tot toekenning van steun met niet-economische finaliteit.
  27° [1 "Innovatieadviesdiensten": consulting, bijstand of opleiding op het gebied van kennisoverdracht, verwerving, bescherming of exploitatie van immateriële activa of het gebruik van normen en regels waarin deze zijn vastgelegd, alsmede consulting, bijstand of opleiding over de invoering of het gebruik van innovatieve technologieën en oplossingen (daaronder begrepen digitale technologieën en oplossingen), overeenkomstig artikel 2, 94°, van de AGVV]1;
  28° [1 "Innovatieondersteuningsdiensten": het verschaffen van kantoorruimte, databanken, cloud- en gegevensopslagdiensten, bibliotheken, marktonderzoek, laboratoria, diensten in verband met kwaliteitslabels, testing, experimentering en certificatie of andere daarmee samenhangende diensten, daaronder begrepen diensten verricht door organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, onderzoeksinfrastructuur, en test- en experimenteerinfrastructuur of innovatieclusters, met het oog op de ontwikkeling van doeltreffendere of technologisch geavanceerde producten, procedés of diensten, daaronder begrepen de invoering van innovatieve technologieën en oplossingen (daaronder begrepen digitale technologieën en oplossingen), overeenkomstig artikel 2, 95°, van de AGVV]1;
  29° " Terugbetaalbaar voorschot " : een lening voor een project die in één of meer tranches wordt betaald en waarbij de voorwaarden voor terugbetaling afhangen van de uitkomst van het project, overeenkomstig artikel 2, 21°, van de AGVV ;
  30° " Subsidie " : elke vorm van financiële ondersteuning die door de Regering wordt verstrekt voor een door derden georganiseerde activiteit die het algemeen belang dient, ongeacht de benaming die aan die ondersteuning wordt gegeven, en ongeacht de benaming of de aard van de akte waarmee deze ondersteuning wordt toegekend ;
  31° " Lening " : een overeenkomst die de Regering verplicht een overeengekomen geldbedrag voor een overeengekomen termijn ter beschikking te stellen aan de kredietnemer en waarbij de kredietnemer verplicht is dat bedrag binnen de overeengekomen termijn terug te betalen. Dit instrument kan de vorm aannemen van leningen of andere financieringsinstrumenten daaronder begrepen leasing, die de Regering een overheersend bestanddeel van minimumopbrengst bieden. De herfinanciering van bestaande leningen geldt niet als een in aanmerking komende lening, overeenkomstig artikel 2, 82°, van de AGVV ;
  32° " Garantie " : een schriftelijke aansprakelijkheidsverklaring voor het geheel of een deel van nieuw geproduceerde risicofinancieringskrediettransacties zoals schuld- of leasinginstrumenten, alsmede quasi-eigenvermogensinstrumenten, overeenkomstig artikel 2, 67°, van de AGVV ;
  33° " AGVV " : Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard ;
  34° " De-minimisverordening " : Verordening (EU) nr. [1 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023]1 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun ;
  35° " Eureka-project " : transnationaal innovatief project met het label van het Europees intergouvernementeel netwerk Eureka [1 ;]1
  [1 36° "Innoviris": Brussels Instituut voor Onderzoek en Innovatie, opgericht door de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van Innoviris.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

HOOFDSTUK II. - Regels van toepassing op alle door de Regering toegekende steun
Art.5. De Regering kan binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten financieel tussenkomen in de in aanmerking komende kosten van de in aanmerking komende projecten, onder de voorwaarden vastgelegd in deze ordonnantie en op basis hiervan.

Art. 5/1. [1 § 1. De Regering stelt periodiek de strategische doelstellingen en prioritaire thema's vast voor de toekenning van de steun voorzien in deze ordonnantie.
   § 2. Voor elk type steun kan de Regering ook de indicatoren voor evaluatie en opvolging van deze strategische doelstellingen en prioritaire thema's vaststellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>


Art. 5/2. [1 § 1. Om steun te genieten voorzien in deze ordonnantie, moet een project als voorbeeldig beschouwd worden op sociaal of milieuvlak.
   Bovendien mag het project geen significante schade toebrengen aan een van de doelstellingen opgenomen in de paragrafen 2 en 3, noch aan het werkgelegenheidspeil in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
   § 2. Een project is voorbeeldig op sociaal vlak wanneer het een significante bijdrage levert aan een van de volgende doelstellingen:
   1° een voldoende hoge levensstandaard voor de categorieën van personen die kwetsbaarder zijn of bijzondere behoeften hebben, met inbegrip van:
   a) de verbetering van de toegang tot producten en diensten die beantwoorden aan de fundamentele menselijke behoeften, zoals water, met inbegrip van afvalwaterbeheer, voeding, huisvesting, gezondheidszorg, met inbegrip van zorgverlening in het kader van het werk, onderwijs, met inbegrip van beroepsopleiding;
   b) de verbetering van de toegang tot economische basisinfrastructuren, met inbegrip van duurzaam vervoer, telecommunicatie en internet, elektriciteit en financiële inclusie;
   2° de ontwikkeling van kwaliteitsvolle plaatselijke tewerkstelling;
   3° de ontwikkeling van sociaal en democratisch ondernemerschap;
   4° de totstandbrenging van een meer inclusieve samenleving.
   § 3. Een project is voorbeeldig op milieuvlak wanneer het een significante bijdrage levert aan een van de volgende doelstellingen:
   1° een rationeler gebruik van hulpbronnen, met name door recyclage, de praktijk van de circulaire economie of de verbetering van de energieprestaties, met inbegrip van koolstofneutraliteit;
   2° de verbetering van de milieu-impact, met name wat betreft de verontreinigende emissies, de mobiliteit, de biodiversiteit en de ecosystemen;
   3° een aanpassing aan de klimaatveranderingen.
   § 4. De Regering kan de criteria voor de voorbeeldigheid op milieu- en sociaal vlak nader bepalen.
   Zij kan bij besluit de definitie van voorbeeldige projecten op milieu- en sociaal vlak in dit artikel wijzigen om de omzetting te verzekeren van de bepalingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met inbegrip van de Europese taxonomie van duurzame economische activiteiten. Deze wijzigingen worden bekrachtigd bij ordonnantie binnen één jaar na hun inwerkingtreding.
   § 5. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan een project dat niet voorbeeldig is op sociaal of milieuvlak maar dat bijzonder disruptief is of blijk geeft van een hoog potentieel voor versterking van het ecosysteem van onderzoek, ontwikkeling en innovatie van het Gewest, steun genieten voorzien in deze ordonnantie.
   Het project bedoeld in het eerste lid moet voldoen aan de bepalingen van paragraaf 1, tweede lid.
   Het totaal van de steun die in het kader van deze uitzondering, en van de gelijkaardige uitzondering voorzien in artikel 4/2, § 5, van de ordonnantie van 27 juli 2017 ter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie door de toekenning van steun met niet-economische finaliteit ten voordele van non-profitorganisaties, onderzoeksorganisaties en ondernemingen, tezamen beschouwd, wordt toegekend, mag echter niet hoger zijn dan 10% van de begroting van Innoviris die jaarlijks wordt gereserveerd voor de uitvoering van de opdrachten zoals bedoeld in deze ordonnantie en in de bovengenoemde ordonnantie van 27 juli 2017 met niet-economische finaliteit.
   § 6. De voorwaarden voorzien in dit artikel vallen onder de beslissing omtrent de toekenning of weigering van steun bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>


Art.6. De in aanmerking komende aanvaardbare kosten voor de financiering van een in aanmerking komend project zijn de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van dit project, of ze nu rechtstreeks gemaakt worden door de begunstigde of gedragen worden door een onderaannemer.
  De in aanmerking komende kosten worden door deze ordonnantie voor elk soort steun op afzonderlijke wijze bepaald. De Regering kan voor elk type steun de categorieën in aanmerking komende kosten beperken.
  De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecifieerd en actueel zijn, overeenkomstig artikel 7, § 1, van de AGVV. De Regering bepaalt welke documenten door de begunstigden van elk soort steun overgemaakt moeten worden.

Art.7. § 1. De bedragen die in rekening worden genomen bij de berekening van de in aanmerking komende kosten en de steunintensiteit worden berekend vóór aftrek van belastingen of andere heffingen ; overeenkomstig artikel 7, § 1, van de AGVV.
  § 2. Indien de begunstigde van de steun onderworpen is aan de belasting over de toegevoegde waarde, wordt het bedrag van deze belasting uitgesloten van de in aanmerking komende kosten.
  § 3. De Regering is gemachtigd om de bedragen bedoeld in paragraaf 1 te wijzigen om over te gaan tot hun periodieke indexering in functie van de prijsevolutie en om rekening te houden met de evolutie van het geldende kader voor staatssteun op het niveau van de Europese Unie. Dergelijke indexering geschiedt op de in aanmerking komende kosten en binnen de maximale interventiepercentages en grenzen vastgelegd in de AGVV en/of de grens vastgelegd in de de-minimisverordening.

Art.8. De Regering bepaalt voor elk soort steun voorzien in deze ordonnantie de modaliteiten en de procedure betreffende de selectie, de evaluatie, de uitvoering en de opvolging van de projecten.
  De Regering kan, onder de door hem vastgestelde hypotheses en voorwaarden, de bevoegdheden delegeren om beslissingen te nemen inzake de ontvankelijkheid van steunaanvragen en de beslissingen omtrent de toekenning of weigering van steun.

Art. 8 TOEKOMSTIG RECHT.   [1 § 1.]1 De Regering bepaalt voor elk soort steun voorzien in deze ordonnantie de modaliteiten en de procedure betreffende de selectie, de evaluatie, de uitvoering en de opvolging van de projecten.
  De Regering kan, onder de door hem vastgestelde hypotheses en voorwaarden, de bevoegdheden delegeren om beslissingen te nemen inzake de ontvankelijkheid van steunaanvragen en de beslissingen omtrent de toekenning of weigering van steun.
  [1 § 2. Onverminderd de andere bepalingen die de controle op het gebruik van de subsidies regelen, bepaalt de Regering de hypotheses voor opschorting en volledige of gedeeltelijke intrekking van de toegekende steun, alsook de toepasselijke modaliteiten en procedures. Innoviris is de bevoegde instantie om deze beslissingen te nemen.
   De Regering organiseert een administratief beroep van de begunstigden tegen beslissingen tot opschorting en volledige of gedeeltelijke intrekking van de steun. Dit beroep wordt ingesteld bij de autoriteit die de steun heeft toegekend, in de gevallen waarin deze autoriteit de Regering of de Minister of staatssecretaris belast met wetenschappelijk onderzoek is. Het wordt ingesteld bij de Minister of staatssecretaris belast met wetenschappelijk onderzoek in het geval waarin de autoriteit die de steun heeft toegekend Innoviris is.]1  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 7, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.9. De Regering kan de nodige maatregelen nemen, inclusief de opheffing, toevoeging, wijziging of vervanging van de bepalingen van deze ordonnantie, om ervoor te zorgen dat ze conform de verplichtingen is die voor het Gewest voortvloeien uit de rechtsregels van de Europese Unie betreffende staatssteun.
  De besluiten aangenomen met toepassing van het eerste lid worden geacht geen uitwerking te hebben gehad indien ze niet bekrachtigd worden bij een ordonnantie van het Gewest binnen een termijn van zes maanden na hun inwerkingtreding.

Art.10. Onverminderd artikel 14, paragraaf 4, achtste lid, heeft de toekenning van steun niet tot gevolg dat het Gewest zakelijke rechten verwerft op de resultaten en de knowhow die voortvloeit uit de uitvoering van projecten waarvoor steun wordt toegekend.

Art.11. § 1. Geen enkele in deze ordonnantie voorziene steun kan toegekend worden voor een project dat al een dergelijke steun of enige andere financiële steun van het Gewest ontvangen heeft.
  § 2. Indien een project financiële steun van een andere overheid dan het Gewest heeft gekregen, wordt de steun toegekend in toepassing van deze ordonnantie evenredig verminderd, om te garanderen dat de cumulatie van verschillende toegekende soorten steun de in deze ordonnantie vastgelegde grenzen niet overschrijdt.

Art.12. Ondernemingen die geen exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest, maar wel een exploitatiezetel in een ander Gewest van het Koninkrijk hebben, kunnen deelnemen aan projecten gefinancierd op basis van deze ordonnantie, zonder te genieten van steun van het Gewest.

HOOFDSTUK III. - Categorieën van door de Regering toegekende steun
Afdeling 1. - Steun toegekend overeenkomstig de AGVV
Onderafdeling 1. - Steun ten gunste van het industrieel onderzoek
Art.13.§ 1. Elke onderneming met minstens één exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor een project van industrieel onderzoek dat ze alleen verwezenlijkt of in daadwerkelijke samenwerking met een of meerdere andere ondernemingen of onderzoeksorganisaties.
  In geval van daadwerkelijke samenwerking, moeten de bepalingen en voorwaarden van het samenwerkingsproject (met name de respectieve bijdragen aan de samenwerkingskosten, het delen van risico's en resultaten, de verspreiding van de resultaten, de toekenning van intellectuele eigendomsrechten en de toegang ertoe) het voorwerp uitmaken van een overeenkomst gesloten tussen de partijen [1 op het ogenblik van indiening van de steunaanvraag]1.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 25, § 3, van de AGVV zijn de in aanmerking komende kosten :
  1° personeelskosten : de kosten in verband met onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject of de activiteit in kwestie bezighouden ;
  2° kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd ;
  3° kosten van gebouwen en gronden, voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking ;
  4° kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's lenght-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt ;
  5° bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien. [1 Onverminderd artikel 7, lid 1, derde zin, van de AGVV, kunnen deze projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling bij wijze van alternatief worden berekend op basis van een vereenvoudigde kostenbenadering in de vorm van een vast percentage tot 20%, dat wordt toegepast op de totale in aanmerking komende projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in de punten 1° tot en met 4°. In dat geval worden de voor de berekening van de indirecte kosten gebruikte projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling vastgesteld op basis van normale boekhoudkundige praktijken en omvatten zij uitsluitend in aanmerking komende projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in de punten 1° tot en met 4°.]1
  § 5. Overeenkomstig artikel 25, § 5, b) et § 6 juncto van de AGVV, kan de steunintensiteit, uitgedrukt in percentage van de in aanmerking komende kosten, oplopen tot :
  1° 70 % indien de begunstigde van de steun een kleine onderneming is ;
  2° 60 % indien de begunstigde van de steun een middelgrote onderneming is ;
  3° 50 % indien de begunstigde van de steun een grote onderneming is.
  De intensiteitspercentages kunnen met 15 % van de in aanmerking komende kosten worden verhoogd, tot een maximale steunintensiteit van 80 %, als het project aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
  1° het project behelst daadwerkelijke samenwerking :
  - tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een kleine of middelgrote onderneming is, of wordt uitgevoerd in ten minste twee lidstaten of in een lidstaat en in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst, en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70 % van de in aanmerking komende kosten voor haar rekenging ; of
  - tussen een onderneming en één of meer onderzoeksorganisaties, waarbij deze laatste ten minste 10 % van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren.
  Onderaanneming wordt niet beschouwd als daadwerkelijke samenwerking.
  2° de projectresultaten ruim worden verspreid via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software.
  [2 ...]2.
  [1 § 5/1. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, kunnen de intensiteitspercentages met 15 procentpunten worden verhoogd, tot een maximale steunintensiteit van 80%, als het project aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
   1° het project behelst daadwerkelijke samenwerking:
   - tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een kleine of middelgrote onderneming is, of wordt uitgevoerd in ten minste twee lidstaten of in een lidstaat en in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst, en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening; of
   - tussen een onderneming en één of meer onderzoeksorganisaties, waarbij deze laatste ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren.
   Onderaanneming wordt niet beschouwd als daadwerkelijke samenwerking;
   2° de projectresultaten worden ruim verspreid via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software;
   3° de begunstigde verbindt zich ertoe licenties voor onderzoeksresultaten van gesteunde projecten inzake onderzoek en ontwikkeling die door intellectuele eigendomsrechten worden beschermd, tijdig tegen marktprijs en op niet-exclusieve en niet-discriminerende basis beschikbaar te stellen voor gebruik door geïnteresseerde partijen in de EER;
   4° het project wordt uitgevoerd in een steungebied dat aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoet;]1
  [1 § 5/2. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, kunnen de intensiteitspercentages met 5 procentpunten worden verhoogd, tot een maximale steunintensiteit van 80%, als het project wordt uitgevoerd in een steungebied dat aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoet.]1
  [1 § 5/3. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, kunnen de intensiteitspercentages met 25 procentpunten worden verhoogd, tot een maximale steunintensiteit van 80%, als het project:
   1° door een lidstaat is geselecteerd na een openbare oproep om deel uit te maken van een project dat gezamenlijk wordt opgezet door ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst; en
   2° een daadwerkelijke samenwerking inhoudt tussen ondernemingen in ten minste twee lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst wanneer de begunstigde een kleine of middelgrote onderneming is, of in ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst wanneer de begunstigde een grote onderneming is; en
   3° indien ten minste een van de twee volgende voorwaarden is vervuld:
   a) de resultaten van het project worden ruim verspreid in ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software; of
   b) de begunstigde verbindt zich ertoe licenties voor onderzoeksresultaten van gesteunde projecten inzake onderzoek en ontwikkeling die door intellectuele eigendomsrechten worden beschermd, tijdig tegen marktprijs en op niet-exclusieve en niet-discriminerende basis beschikbaar te stellen voor gebruik door geïnteresseerde partijen in de EER.
   Onderaanneming wordt niet beschouwd als daadwerkelijke samenwerking.]1
  [1 § 5/4. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, kunnen de verhogingen voorzien in de paragrafen 5/1, 5/2 en 5/3 onderling niet gecumuleerd worden.
   Het bedrag van de toegekende steun is in elk geval beperkt tot 35 miljoen euro per onderneming per project. Overeenkomstig artikel 4, paragraaf 1, i, iv), van de AGVV kan dit bedrag verdubbeld worden indien het project een Eureka-project is of ten uitvoer wordt gelegd in het kader van een gemeenschappelijke onderneming opgericht op grond van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.]1
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens één exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de werkzaamheden betreffende industrieel onderzoek mogen niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - de wetenschappelijke kwaliteit van het project van industrieel onderzoek en het innovatief karakter ervan, dat een vooruitgang voor de stand van de techniek in het betreffende vakgebied moet betekenen ;
  - de relevantie en de haalbaarheid van het project ;
  - de competenties van de kandiderende onderneming om het project te verwezenlijken ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van de potentiële resultaten van het project en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld;]1
  [1 - de perspectieven voor economische duurzaamheid van de resultaten van het project na gewestelijke financiering.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
  (2)<ORD 2024-04-04/06, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 2. - Steun ten gunste van de experimentele ontwikkeling
Art.14.§ 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor een project van experimentele ontwikkeling dat ze alleen verwezenlijkt of in daadwerkelijke samenwerking met een of meerdere andere ondernemingen of onderzoeksorganisaties.
  [1 In geval van daadwerkelijke samenwerking, moeten de bepalingen en voorwaarden van het samenwerkingsproject (met name de respectieve bijdragen aan de samenwerkingskosten, het delen van risico's en resultaten, de verspreiding van de resultaten, de toekenning van intellectuele eigendomsrechten en de toegang ertoe) het voorwerp uitmaken van een overeenkomst gesloten tussen de partijen op het ogenblik van indiening van de steunaanvraag.]1
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 8 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 8 van dit artikel.
  § 3. De steun kan toegekend worden onder de vorm van subsidies of terugbetaalbaar voorschot, naargelang de door de Regering vastgelegde modaliteiten.
  § 4. De Regering neemt alle noodzakelijke maatregelen om te garanderen dat steun onder de vorm van een terugbetaalbaar voorschot toegekend wordt in overeenstemming met de AGVV, met name voor wat de toegekende bedragen, de intensiteitsgrenzen van de steun, de procedures voor de terugbetaling van de terugbetaalbare voorschotten en de toepasbare interestvoeten betreft.
  Overeenkomstig artikel 4, § 1, i), v), van de AGVV en punt [1 85]1 van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie [1 (P.B. C414 van 28/10/2022, p.1)]1, indien steun toegekend wordt onder de vorm van een terugbetaalbaar voorschot, sluiten de Regering en de begunstigde een overeenkomst, die onder meer gedetailleerd de modaliteiten beschrijft voor de terugbetaling van de steun in het geval van een succesvolle uitkomst van het project, evenals de modaliteiten voor de overdracht van de intellectuele rechten indien het project mislukt.
  De definitie van een succesvolle uitkomst van de onderzoeksactiviteiten, bepaald op basis van een voorzichtige en redelijke veronderstelling, impliceert een identificatie van de technische en commerciële doelstellingen van het project nog vóór de verlening van de steun.
  In het geval van een succesvolle uitkomst van het project, wordt het voorschot terugbetaald, vermeerderd met een rente die ten minste gelijk is aan de disconteringsvoet zoals die resulteert uit de toepassing van de geldende mededeling van de Europese Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld.
  Bij gedeeltelijk succes is de terugbetaling evenredig aan de bereikte mate van succes van het project.
  In het geval van een succes dat verder gaat dan hetgeen als succesvol werd omschreven, kan de Regering betalingen eisen die verder gaan dan de terugbetaling van het voorschot vermeerderd met rente die in overeenstemming is met de toepasselijke disconteringsvoet vastgelegd door de Commissie.
  Indien de begunstigde aan wie een terugbetaalbaar voorschot werd toegekend, vaststelt dat het project mislukt is, moet deze afzien van de exploitatie van de resultaten, tijdens de realisatie ervan of ten laatste binnen de zes maand volgend op de afloop ervan. De begunstigde deelt aan de Regering mee dat het project mislukt is met betrekking tot de technische en zakelijke doelstellingen omschreven in de overeenkomst die hij sloot met de Regering.
  In dit laatste geval draagt de begunstigde aan de Regering of aan elke door deze laatste aangeduide entiteit de intellectuele rechten op de resultaten van het project waarvoor een terugbetaalbaar voorschot werd toegekend over en wordt hij volledig vrijgesteld van het terugbetalen van het voorschot.
  § 5. De in aanmerking komende kosten zijn die bedoeld in artikel 13, § 4, 1° tot 5°, van deze ordonnantie.
  § 6. Overeenkomstig artikel 25, § 5, c) et § 6 juncto van de AGVV, indien de steun toegekend wordt onder de vorm van een subsidie kan de intensiteit, uitgedrukt in percentage van de in aanmerking komende kosten, oplopen tot :
  1° 45 % indien de begunstigde van de steun een kleine onderneming is ;
  2° 35 % indien de begunstigde van de steun een middelgrote onderneming is ;
  3° 25 % indien de begunstigde van de steun een grote onderneming is.
  Overeenkomstig artikel 7, § 5, van de AGVV, indien de steun toegekend wordt onder de vorm van een terugbetaalbaar voorschot kan de intensiteit, uitgedrukt in percentage van de in aanmerking komende kosten, oplopen tot :
  1° 55 % indien de begunstigde van de steun een kleine onderneming is ;
  2° 45 % indien de begunstigde van de steun een middelgrote onderneming is ;
  3° 35 % indien de begunstigde van de steun een grote onderneming is.
  [1 ...]1
  [1 § 6/1. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, los van het feit of de steun toegekend wordt onder de vorm van een subsidie of een terugbetaalbaar voorschot, kunnen de interventiepercentages met 15 procentpunten worden verhoogd, tot een maximale steunintensiteit van 80%, als het project voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
   1° het project behelst daadwerkelijke samenwerking:
   a) tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een kleine of middelgrote onderneming is, of wordt uitgevoerd in ten minste twee lidstaten of in een lidstaat en in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst, en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening; of
   b) tussen een onderneming en één of meer onderzoeksorganisaties, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren.
   Onderaanneming wordt niet beschouwd als daadwerkelijke samenwerking.
   2° de projectresultaten worden ruim verspreid via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software;
   3° de begunstigde verbindt zich ertoe licenties voor onderzoeksresultaten van gesteunde projecten inzake onderzoek en ontwikkeling die door intellectuele eigendomsrechten worden beschermd, tijdig tegen marktprijs en op niet-exclusieve en niet-discriminerende basis beschikbaar te stellen voor gebruik door geïnteresseerde partijen in de EER;
   4° het project wordt uitgevoerd in een steungebied dat aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoet.]1
  [1 § 6/2. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, los van het feit of de steun toegekend wordt onder de vorm van een subsidie of een terugbetaalbaar voorschot, kunnen de interventiepercentages met 5 procentpunten worden verhoogd, tot een maximale steunintensiteit van 80%, als het project wordt uitgevoerd in een steungebied dat aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoet.]1
  [1 § 6/3. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, los van het feit of de steun toegekend wordt onder de vorm van een subsidie of een terugbetaalbaar voorschot, kunnen de interventiepercentages met 25 procentpunten worden verhoogd, tot een maximale steunintensiteit van 80%, als het project:
   1° door een lidstaat is geselecteerd na een openbare oproep om deel uit te maken van een project dat gezamenlijk wordt opgezet door ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst; en
   2° een daadwerkelijke samenwerking inhoudt tussen ondernemingen in ten minste twee lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst wanneer de begunstigde een kleine of middelgrote onderneming is, of in ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst wanneer de begunstigde een grote onderneming is; en
   3° indien ten minste een van de twee volgende voorwaarden is vervuld:
   a) de resultaten van het project worden ruim verspreid in ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software; of
   b) de begunstigde verbindt zich ertoe licenties voor onderzoeksresultaten van gesteunde projecten inzake onderzoek en ontwikkeling die door intellectuele eigendomsrechten worden beschermd, tijdig tegen marktprijs en op niet-exclusieve en niet-discriminerende basis beschikbaar te stellen voor gebruik door geïnteresseerde partijen in de EER.
   Onderaanneming wordt niet beschouwd als daadwerkelijke samenwerking.]1
  [1 § 6/4. Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van de AGVV, kunnen de verhogingen voorzien in de paragrafen 6/1, 6/2 en 6/3 onderling niet gecumuleerd worden.
   Het bedrag van de toegekende steun is in elk geval beperkt tot 25 miljoen euro per onderneming per project. Overeenkomstig artikel 4, paragraaf 1, i, iv), van de AGVV kan dit bedrag verdubbeld worden indien het project een Eureka-project is of ten uitvoer wordt gelegd in het kader van een gemeenschappelijke onderneming opgericht op grond van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Indien de steun wordt toegekend onder de vorm van een terugbetaalbaar voorschot, wordt dit bedrag vermeerderd met 50%.]1
  § 7. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de werkzaamheden betreffende de experimentele ontwikkeling mogen niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 8. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project van experimenteel onderzoek ;
  - de relevantie en de haalbaarheid van het project ;
  - de competentie van de kandiderende onderneming om het project te verwezenlijken ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van de potentiële resultaten van het project en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld;]1
  [1 - de perspectieven voor economische duurzaamheid van de resultaten van het project na gewestelijke financiering.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 3. - Steun voor proces-en organisatie-innovatie
Art.15.§ 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor de verwezenlijking van een project voor proces-en organisatie-innovatie dat ze alleen verwezenlijkt of in daadwerkelijke samenwerking met één of meerdere andere ondernemingen of onderzoeksorganisaties.
  Een grote onderneming kan echter slechts steun toegekend krijgen, indien ze dit project verwezenlijkt in daadwerkelijke samenwerking met één of meerdere kleine of middelgrote ondernemingen voor wat de gesteunde activiteit betreft en indien deze kleine of middelgrote ondernemingen ten minste 30 % van de totale in aanmerking komende kosten dragen.
  [1 In geval van daadwerkelijke samenwerking, moeten de bepalingen en voorwaarden van het samenwerkingsproject (met name de respectieve bijdragen aan de samenwerkingskosten, het delen van risico's en resultaten, de verspreiding van de resultaten, de toekenning van intellectuele eigendomsrechten en de toegang ertoe) het voorwerp uitmaken van een overeenkomst gesloten tussen de partijen op het ogenblik van indiening van de steunaanvraag.]1
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. [1 Overeenkomstig artikel 29, lid 3, van de AGVV, zijn de in aanmerking komende kosten:
   1° personeelskosten;
   2° kosten van apparatuur en uitrusting, gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;
   3° kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verkregen van externe bronnen;
   4° bijkomende algemene kosten en andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien]1.
  § 5. Overeenkomstig artikel 29, § 4, van de AGVV, kan de steunintensiteit, uitgedrukt in percentage van de in aanmerking komende kosten, oplopen tot :
  1° 50 % indien de begunstigde van de steun een kleine onderneming is ;
  2° 50 % indien de begunstigde van de steun een middelgrote onderneming is ;
  3° 15 % indien de begunstigde van de steun een grote onderneming is.
  Overeenkomstig artikel 4, § 1, m), van de AGVV, is het bedrag van de toegekende steun in elk geval beperkt tot [1 12,5]1 miljoen euro per onderneming per project.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de werkzaamheden betreffende de proces- en organisatie-innovatie mogen niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het project voor proces- en organisatie-innovatie moet kunnen resulteren in de ontwikkeling van een norm, model, methodologie of een economisch concept die systematisch kunnen worden gereproduceerd en in voorkomend geval gecertificeerd en geoctrooieerd ;
  - het project voor proces- en organisatie-innovatie moet een duidelijke risicograad inhouden, die onder meer bepaald kan worden door te verwijzen naar de kosten van het project in verhouding tot de omzet van de kandiderende onderneming, naar de tijd die nodig is om het nieuwe proces op punt te stellen, naar de verhoopte winst van de procesinnovatie in verhouding tot de kostprijs van het project of naar de kansen op mislukking.
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project ;
  - de relevantie en de haalbaarheid van het project ;
  - de competenties van de kandiderende onderneming om het project te verwezenlijken ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van de potentiële resultaten van het project en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld;]1
  [1 - de perspectieven voor economische duurzaamheid van de resultaten van het project na gewestelijke financiering.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 4. - Steun ten gunste van haalbaarheidsstudies
Art.16.§ 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor de verwezenlijking van een haalbaarheidsstudie ter ondersteuning van een innovatief project.
  De haalbaarheidsstudie kan intern uitgevoerd worden of door een consultant of door een instelling gespecialiseerd in het betreffende vakgebied, die haar activiteiten al minstens twee jaar uitoefent en blijk geeft van voldoende bekende competenties, gestaafd door middel van een lijst met referenties.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 25, § 4, van de AGVV zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van de studie.
  De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid in aanmerking komende uitgaven preciseren.
  § 5. Overeenkomstig artikel 25, § 5, d), et § 6, juncto van de AGVV, kan de steunintensiteit, uitgedrukt in percentage van de in aanmerking komende kosten, oplopen tot :
  1° 70 % indien de begunstigde van de steun een kleine onderneming is ;
  2° 60 % indien de begunstigde van de steun een middelgrote onderneming is ;
  3° 50 % indien de begunstigde van de steun een grote onderneming is.
  Overeenkomstig artikel 4, § 1, i) vi) van de AGVV, is het bedrag van de toegekende steun in elk geval beperkt tot [1 8,25]1 miljoen euro per studie.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de uitvoering van de studie mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project waarvoor de haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd ;
  - de relevantie en haalbaarheid van de haalbaarheidsstudie en van het project waarvoor de haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd ;
  - de competenties van het team van de kandiderende onderneming of van de gekozen externe consultant ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van de potentiële resultaten van het project waarvoor de haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld;]1
  [1 - de perspectieven voor economische duurzaamheid van de resultaten van het project na gewestelijke financiering.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 4/1. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun voor projecten waaraan het kwaliteitslabel "Excellentiekeur" is toegekend]1  ----------   (1)
Art. 16/1. TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. Elke kleine of middelgrote onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor de verwezenlijking van een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie waaraan in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel "Excellentiekeur" is toegekend.
   § 2. Overeenkomstig artikel 25bis, lid 2, van de AGVV, zijn de in aanmerking komende activiteiten die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten.
   § 3. Overeenkomstig artikel 25bis, lid 3, van de AGVV, zijn de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven verduidelijken.
   § 4. Overeenkomstig artikel 25bis, lid 4, van de AGVV, beloopt het maximale steunbedrag ten hoogste 2,5 miljoen euro per kleine of middelgrote onderneming per onderzoeks- en ontwikkelingsproject of haalbaarheidsstudie.
   § 5. Overeenkomstig artikel 25bis, lid 5, van de AGVV, is de totale overheidsfinanciering voor elk onderzoeks- en ontwikkelingsproject of elke haalbaarheidsstudie niet hoger dan het financieringspercentage dat volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma voor dat onderzoeks- en ontwikkelingsproject of die haalbaarheidsstudie is vastgesteld.
   § 6. Artikelen 13, 14 of 16, naargelang de aard van het project, zijn van toepassing onverminderd de regels met betrekking tot het betreffende Europees programma.
   De in het kader van dit artikel gesteunde projecten kunnen genieten van een vereenvoudigd onderzoek.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 13, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >


Onderafdeling 4/2. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun voor ERC-Proof of concept-acties]1  ----------   (1)
Art. 16/2. TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor de verwezenlijking van een ERC-Proof of concept-actie waaraan in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel "Excellentiekeur" is toegekend.
   § 2. Overeenkomstig artikel 25ter, lid 2, van de AGVV, zijn de in aanmerking komende activiteiten van de actie die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   § 3. Overeenkomstig artikel 25ter, lid 3, van de AGVV, zijn de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde actie die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven verduidelijken.
   § 4. Overeenkomstig artikel 25ter, lid 4, van de AGVV, is de totale overheidsfinanciering voor actie niet hoger dan het maximale steunniveau dat in het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma is bepaald.
   § 5. Artikelen 13, 14 of 16, naargelang de aard van het project, zijn van toepassing onverminderd de regels met betrekking tot het betreffende Europees programma.
   De in het kader van dit artikel gesteunde projecten kunnen genieten van een vereenvoudigd onderzoek.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 15, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >


Onderafdeling 4/3. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun vervat in gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten]1  ----------   (1)
Art. 16/3. TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor de verwezenlijking van een gecofinancierd project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie (met inbegrip van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die worden uitgevoerd in het kader van een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap op basis van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of een cofinancieringsactie voor programma's zoals gedefinieerd in de regels van het Horizon Europa-programma).
   Het project moet door ten minste drie lidstaten, of twee lidstaten en ten minste één geassocieerd land, worden uitgevoerd en op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen worden geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   § 2. Overeenkomstig artikel 25quater, lid 2, van de AGVV, zijn de in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten.
   § 3. Overeenkomstig artikel 25quater, lid 3, van de AGVV, zijn de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven verduidelijken.
   § 4. Overeenkomstig artikel 25quater, lid 4, van de AGVV, is de totale overheidsfinanciering voor elk onderzoeks- en ontwikkelingsproject of elke haalbaarheidsstudie niet hoger dan het financieringspercentage dat voor het onderzoeks- en ontwikkelingsproject of de haalbaarheidsstudie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   § 5. Overeenkomstig artikel 25quater, lid 5, van de AGVV, dekt de door het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma verschafte financiering ten minste 30% van de totale in aanmerking komende kosten van een onderzoeks- en innovatieactie of een innovatieactie als gedefinieerd in het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   § 6. Artikelen 13, 14 of 16, naargelang de aard van het project, zijn van toepassing onverminderd de regels met betrekking tot het betreffende Europees programma.
   De in het kader van dit artikel gesteunde projecten kunnen genieten van een vereenvoudigd onderzoek.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 17, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >


Onderafdeling 4/4. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Steun voor teamvormingsacties]1  ----------   (1)
Art. 16/4. TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor gecofinancierde teamvormingsacties.
   Bij de teamvormingsacties moeten ten minste twee lidstaten betrokken zijn en ze moeten op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen zijn geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
   § 2. Overeenkomstig artikel 25quinquies, lid 2, van de AGVV, zijn de in aanmerking komende activiteiten van de gecofinancierde teamvormingsacties die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten, zijn uitgesloten.
   § 3. Overeenkomstig artikel 25quinquies, lid 3, van de AGVV, zijn de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Daarnaast komen kosten voor investeringen in projectgerelateerde materiële en immateriële activa in aanmerking.
   De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven verduidelijken.
   § 4. Overeenkomstig artikel 25quinquies, lid 4, van de AGVV, is de totale overheidsfinanciering niet hoger dan het financieringspercentage dat voor de teamvormingsactie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Voorts bedraagt de steun voor investeringen in projectgerelateerde materiële en immateriële activa niet meer dan 70% van de investeringskosten.
   § 5. Overeenkomstig artikel 25quinquies, lid 5, van de AGVV, zijn de volgende aanvullende voorwaarden voor investeringssteun voor infrastructuur in het kader van een teamvormingsactie van toepassing:
   1° wanneer met de infrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie;
   2° de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, stemt overeen met een marktprijs;
   3° toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;
   4° wanneer de infrastructuur overheidsfinanciering ontvangt voor zowel economische als niet-economische activiteiten, werken de lidstaten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme uit om te garanderen dat de toepasselijke steunintensiteit niet wordt overschreden door een toename van het aandeel economische activiteiten ten opzichte van de situatie waarmee op het tijdstip van de toekenning van de steun werd gerekend.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 19, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >


Onderafdeling 5. - Investeringssteun voor onderzoeksinfrastructuur
Art.17.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan steun voor de bouw of het upgraden van een onderzoeksinfrastructuur toegekend worden aan een onderneming die minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest heeft of aan meerdere ondernemingen die elk minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 26, § 5, van de AGVV, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
  De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven verduidelijken.
  § 5. Overeenkomstig artikel 26, § 6, van de AGVV, kan de steunintensiteit oplopen tot 50 % van de in aanmerking komende kosten.
  [1 De steunintensiteit kan tot 60% worden verhoogd indien ten minste twee lidstaten overheidsfinanciering verstrekken, of voor een onderzoeksinfrastructuur die op het niveau van de Unie wordt geëvalueerd en geselecteerd.]1
  Overeenkomstig artikel 4, § 1, j), van de AGVV, is het bedrag van de toegekende steun in elk geval beperkt tot [1 35]1 miljoen euro per infrastructuur.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de verwerving, bouw of upgraden van de onderzoeksinfrastructuur mag niet begonnen zijn voor de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - de bijdrage van de investeringsaanvraag aan de technologische en/of wetenschappelijke vooruitgang en de relevantie van het project ten opzichte van de socio-technisch-economische behoeften van het Gewest ;
  - de haalbaarheid van het investeringsproject ;
  - de bijdrage van de investeringsaanvraag aan de toename van de expertise van de kandiderende onderneming, en de relevantie en samenhang van deze toename met het beleid van de kandiderende onderneming ;
  - de duurzaamheid van de investering na de gewestelijke financiering ;
  - de geschiktheid van het plan voor het gebruik van de uitrusting per soort activiteit en soort gebruiker en de modaliteiten voor de terbeschikkingstelling van de uitrustingen aan derden ;
  - het vermogen van de kandiderende onderneming om de uitrustingen bij derden bekend te maken, te valoriseren en te promoten ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van de infrastructuur en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld]1.
  § 8. Overeenkomstig artikel 26, § 4, van de AGVV, staat de toegang tot de infrastructuur waarvoor op basis van dit artikel steun wordt toegekend open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend.
  Elke gebruiker die de infrastructuur wil uitbaten of gebruiken voor economische doeleinden moet aan de begunstigde onderneming een prijs betalen die conform de marktprijs is.
  Elke gebruiker die de infrastructuur wil uitbaten of gebruiken voor niet-economische doeleinden moet een bijdrage voor de onderhoudskosten en de andere kosten voor de operationalisering van de infrastructuur betalen, die in verhouding staat tot het gebruik van de infrastructuur.
  Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 5/1. TOEKOMSTIG RECHT.1 - Investeringssteun voor test- en experimenteerinfrastructuur]1  ----------   (1)
Art. 17/1. TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan steun voor de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur toegekend worden aan een onderneming die minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest heeft of aan meerdere ondernemingen die elk minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben.
   § 2. De Regering kent deze steun toe:
   1° ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel;
   2° ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
   § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
   § 4. Overeenkomstig artikel 26bis, lid 4, van de AGVV, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
   De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven verduidelijken.
   § 5. Overeenkomstig artikel 26bis, lid 5 en lid 6, van de AGVV, kan de steunintensiteit, uitgedrukt in percentage van de in aanmerking komende kosten, oplopen tot:
   1° 45% indien de begunstigde van de steun een kleine onderneming is;
   2° 35% indien de begunstigde van de steun een middelgrote onderneming is;
   3° 25% indien de begunstigde van de steun een grote onderneming is.
   De intensiteitspercentages kunnen verhoogd worden tot een maximale steunintensiteit van 40% voor grote ondernemingen, 50% voor middelgrote ondernemingen en 60% voor kleine ondernemingen, indien het project aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
   1° verhoging met nog eens 10 procentpunten voor grensoverschrijdende test- en experimenteerinfrastructuur waarvoor ten minste twee lidstaten overheidsfinanciering verstrekken of voor test- en experimenteerinfrastructuur die op het niveau van de Unie is geëvalueerd en geselecteerd;
   2° verhoging met nog eens 5 procentpunten voor test- en experimenteerinfrastructuur waarvan ten minste 80% van de jaarlijkse capaciteit aan kleine en middelgrote ondernemingen wordt toegewezen.
   Overeenkomstig artikel 4, lid 1, j), van de AGVV, is het bedrag van de toegekende steun in elk geval beperkt tot 25 miljoen euro per infrastructuur.
   § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn:
   1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben;
   2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren;
   3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest;
   4° de verwerving, bouw of upgraden van de test- en experimenteerinfrastructuur mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
   § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn:
   - de bijdrage van de investeringsaanvraag aan de technologische en/of wetenschappelijke vooruitgang en de relevantie van het project ten opzichte van de socio-technisch-economische behoeften van het Gewest;
   - de haalbaarheid van het investeringsproject;
   - de bijdrage van de investeringsaanvraag aan de toename van de expertise van de kandiderende onderneming, en de relevantie en samenhang van deze toename met het beleid van de kandiderende onderneming;
   - de duurzaamheid van de investering na de gewestelijke financiering;
   - de geschiktheid van het plan voor het gebruik van de uitrusting per soort activiteit en soort gebruiker en de modaliteiten voor de terbeschikkingstelling van de uitrustingen aan derden;
   - het vermogen van de kandiderende onderneming om de uitrustingen bij derden bekend te maken, te valoriseren en te promoten;
   - de perspectieven op valorisatie van de infrastructuur en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld.
   § 8. Overeenkomstig artikel 26bis, lid 2 en lid 3, van de AGVV, staat de toegang tot de infrastructuur waarvoor op basis van dit artikel steun wordt toegekend open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend.
   Elke gebruiker die de infrastructuur wil uitbaten of gebruiken voor economische doeleinden moet aan de begunstigde onderneming een prijs betalen die conform de marktprijs is, of bij gebreke van een marktprijs, een afspiegeling van de kosten ervan, plus een redelijke marge.
   Elke gebruiker die de infrastructuur wil uitbaten of gebruiken voor niet-economische doeleinden moet een bijdrage voor de onderhoudskosten en de andere kosten voor de operationalisering van de infrastructuur betalen, die in verhouding staat tot het gebruik van de infrastructuur.
   Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 22, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >


Onderafdeling 6. - Steun voor innovatieclusters
Art.18.§ 1. [1 Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, kan investeringssteun worden toegekend aan de eigenaar van het innovatiecluster, met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest. Exploitatiesteun kan worden toegekend aan de exploitant van het innovatiecluster, met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest. De exploitant, indien verschillend van de eigenaar, kan een rechtspersoon zijn of een consortium van ondernemingen zonder afzonderlijke rechtspersoonlijkheid. In alle gevallen moet elke onderneming een afzonderlijke boekhouding voeren voor de kosten en opbrengsten van elke activiteit (eigendom, exploitatie en gebruik van het cluster) volgens de toepasselijke boekhoudkundige normen.]1.
  Overeenkomstig artikel 27, § 7, van de AGVV, heeft de exploitatiesteun als doel de exploitatie van innovatieclusters te ondersteunen.
  Overeenkomstig artikel 27, § 5, van de AGVV, heeft de investeringssteun als doel de bouw of het upgraden van innovatieclusters te ondersteunen.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 27, § 8, van de AGVV, zijn de voor exploitatiesteun ten behoeve van innovatieclusters in aanmerking komende kosten de personeelskosten en administratieve kosten (met inbegrip van de algemene kosten) met betrekking tot :
  - het aansturen van het cluster ter bevordering van samenwerking, informatiedeling en het verschaffen of toeleiden van gespecialiseerde en op maat gemaakte zakelijke ondersteuningsdiensten ;
  - de marketing van het cluster om nieuwe ondernemingen of organisaties aan te trekken en de zichtbaarheid te verhogen ;
  - het beheer van de faciliteiten van het cluster, de organisatie van opleidingsprogramma's, workshops en conferenties ter ondersteuning van kennisdeling, netwerking en transnationale samenwerking.
  De in aanmerking komende kosten voor investeringssteun zijn de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
  § 5. Overeenkomstig artikel 27, § 9, van de AGVV, bedraagt de intensiteit hiervan ten hoogste 50 % van de totale in aanmerking komende kosten over de periode waarvoor steun wordt toegekend indien exploitatiesteun wordt toegekend.
  Overeenkomstig artikel 27, § 6, van de AGVV, bedraagt de intensiteit hiervan ten hoogste 50 % van de in aanmerking komende kosten indien investeringssteun wordt toegekend. Dit percentage kan worden verhoogd met 5 % voor innovatieclusters gelegen in steungebieden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 107, paragraaf 3, punt c) van het VWEU, overeenkomstig de beslissing van de Europese Commissie van 16 september 2014 betreffende de regionale steunkaarten voor België en de latere besluiten die de Commissie hierover zal nemen.
  Overeenkomstig artikel 4, § 1, k), van de AGVV, is het bedrag van de toegekende steun is in elk geval beperkt tot [1 10]1 miljoen euro per innovatiecluster.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest van het project hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de uitvoering van het innovatieclusterproject mag niet begonnen zijn voor de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - de relevantie en de haalbaarheid van het innovatieclusterproject ;
  - de bijdrage van het project aan de technologische en/of wetenschappelijke vooruitgang en de relevantie van het project ten opzichte van de socio-technisch-economische behoeften van het Gewest ;
  - de duurzaamheid van het innovatiecluster na de gewestelijke financiering ;
  - het vermogen van de kandiderende onderneming om de diensten van het cluster bij derden bekend te maken, te valoriseren en te promoten ;
  - de geschiktheid van het gebruiksplan van het innovatiecluster per soort activiteit en soort gebruiker en de modaliteiten voor de terbeschikkingstelling van de uitrustingen aan derden ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van het innovatiecluster en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld]1.
  § 8. Overeenkomstig artikel 27, § 7, van de AGVV, mag exploitatiessteun ten hoogste tien jaar lopen.
  § 9. Overeenkomstig artikel 27, § 3, van de AGVV, staat toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het innovatiecluster waarvoor op basis van dit artikel steun wordt toegekend open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend.
  Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van het innovatiecluster hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld.
  De vergoedingen die voor het gebruik van de faciliteiten van het cluster en voor deelname aan de activiteiten van het cluster worden berekend, stemmen overeen met de marktprijs of weerspiegelen de kosten ervan [1 plus een redelijke marge.]1.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 7. - Steun voor het verkrijgen, valideren en verdedigen van octrooien
Art.19.§ 1. Kleine en middelgrote ondernemingen met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kunnen, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor het verkrijgen, valideren en verdedigen van octrooien.
  De Regering kan beslissen de in dit artikel bedoelde steun uit te breiden naar andere immateriële activa dan octrooien.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 28, § 2, a), van de AGVV, komen de in aanmerking komende kosten overeen met de kosten verbonden aan de verkrijging, validering en verdediging van octrooien.
  De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid in aanmerking komende uitgaven preciseren.
  § 5. Overeenkomstig artikel 28, § 3, van de AGVV, kan de steunintensiteit oplopen tot 50 % van de in aanmerking komende kosten.
  Overeenkomstig artikel 4, § 1, 1), van de AGVV, het maximaal bedrag van de steun is in elk geval beperkt tot [1 10]1 miljoen euro per onderneming per project.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet een kleine of middelgrote onderneming zijn ;
  2° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  3° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  4° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  5° de octrooiaanvraag (indien het gaat om een prioritaire indiening of een geografische uitbreiding tijdens het prioriteitsjaar) mag niet ingediend zijn vóór de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter van de technische oplossing die het octrooi biedt ;
  - de relevantie en de haalbaarheid van het octrooiproject ;
  - de kandiderende onderneming moet het belang van het octrooi voor haar innovatiestrategie en haar zakelijke strategie aantonen ;
  - de kandiderende onderneming moet aantonen dat het octrooi de mogelijkheid biedt tot valorisatie in het belang van het Gewest ;
  - de perspectieven op valorisatie van het octrooi en de impact van deze valorisatie op het Gewest.
  § 8. De Regering bepaalt de maximumduur van de steun toegekend op basis van dit artikel.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 8. - Steun voor de detachering van hooggekwalificeerd personeel van een onderzoeksorganisatie of een grote onderneming naar een kleine of middelgrote onderneming
Art.20.§ 1. Kleine en middelgrote ondernemingen met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kunnen, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor de detachering van een hooggekwalificeerd personeel komende van een onderzoeksorganisatie of een grote onderneming, dat belast wordt met onderzoeks-, ontwikkelings- of innovatietaken in het kader van een binnen de begunstigde onderneming nieuw gecreëerde functie, zonder andere personeelsleden te vervangen.
  De Regering bepaalt de modaliteiten van het partnerschap tussen de begunstigde onderneming en de entiteit die het gekwalificeerd personeel detacheert.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 28, § 2, b), van de AGVV, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten verbonden aan het detacheren van het personeel.
  De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven preciseren.
  § 5. Overeenkomstig artikel 28, § 3, van de AGVV, kan de steunintensiteit oplopen tot 50 % van de in aanmerking komende kosten.
  Overeenkomstig artikel 4, § 1er, l), van de AGVV, is het bedrag van de toegekende steun in elk geval beperkt tot [1 10]1 miljoen euro per onderneming per project.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° het project moet als doel de detachering van hooggekwalificeerd personeel van een onderzoeksorganisatie of een grote onderneming naar een kleine of middelgrote onderneming hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  3° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  4° de kandiderende onderneming moet onafhankelijk van de instelling van herkomst zijn ;
  5° het personeel moet minstens 2 jaar anciënniteit in de instelling van herkomst hebben ;
  6° het gedetacheerd personeel moet onderzoeks-, ontwikkelings- of innovatietaken uitvoeren in het kader van een binnen de begunstigde onderneming nieuw gecreëerde functie, zonder andere personeelsleden te vervangen ;
  7° de detachering mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project waaraan het gedetacheerd personeel toegewezen wordt ;
  - de haalbaarheid van het project ;
  - de omkadering van het hooggekwalificeerd personeel in de kandiderende onderneming ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van de potentiële resultaten van het project in het belang van het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld]1.
  § 8. De Regering bepaalt de maximumduur van de steun toegekend op basis van dit artikel.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 9. - Steun ten gunste van Living labs-projecten
Art.21.§ 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van de steun bedoeld in artikelen 13, 14 en 15 van deze ordonnantie, onder de in deze artikelen voorziene voorwaarden, voor het alleen of in samenwerkingsverband verwezenlijken van een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of proces- en organisatie-innovatie in het kader van een Living lab.
  § 2. Het project kan de actieve deelneming van de gebruikers inhouden, overeenkomstig de co-creatiemethode.
  [1 § 3. De in dit artikel bedoelde steun kan ook worden toegekend op basis van en in overeenstemming met de de-minimisverordening.
   In dat geval zijn de artikelen 13 tot 15 van toepassing, onder het volgende voorbehoud:
   1° in afwijking van de artikelen 13, § 5, 14, § 6, en 15, § 5, kan de steunintensiteit oplopen tot 100% van de in aanmerking komende kosten;
   2° de in artikelen 13, §§ 5/1 tot 5/3, en 14, §§ 6/1 tot 6/3, voorziene verhogingen van de intensiteitspercentages zijn niet van toepassing;
   3° de in artikelen 13, § 5/4, tweede lid, 14, § 6/4, tweede lid, en 15, § 5, tweede lid, voorziene maximale bedragen zijn niet van toepassing;
   4° in afwijking van de artikelen 13, § 6, 2°, 14, § 7, 2°, en 15, § 6, 2°, moet de kandiderende onderneming niet aantonen dat ze in staat is om haar aandeel in het project te financieren.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 10. - Steun voor de valorisatie van industrieel onderzoek via het oprichten van ondernemingen
Art.22.§ 1. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen voor de verwezenlijking van een project van experimentele ontwikkeling en voor innovatieadvies- of innovatieondersteuningsdiensten om een product, een proces of een dienst te voltooien, met het oog op de oprichting van een nieuwe onderneming, omschreven als " spin-out ".
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. De in aanmerking komende kosten zijn :
  1° de kosten bedoeld in artikel 14 van deze ordonnantie ;
  2° de kosten voor juridische, financiële, economische en marketing consultancy ;
  3° de kosten voor opleidingen inzake bedrijfsoprichting ;
  4° de kosten voor de economische demonstratie.
  § 5. De steunintensiteit, uitgedrukt in percentage van de in aanmerking komende kosten, kan oplopen tot de grenzen vastgelegd in artikel 14, paragraaf 6 betreffende de uitgaven voor experimentele ontwikkeling en in artikel 24, paragraaf 5 betreffende de uitgaven voor innovatieadvies-of innovatieondersteuningsdiensten van kleine en middelgrote ondernemingen.
  Betreffende de uitgaven voor innovatieadvies- of innovatieondersteuningsdiensten van grote ondernemingen, wordt geen enkele maximale steunintensiteit vastgelegd, maar de steun wordt enkel toegekend onder de voorwaarden beschreven in artikel 27.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° het project moet de valorisatie van resultaten verkregen in het kader van een haalbaarheidsstudie of in de loop van voorafgaande werkzaamheden inzake industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling beogen ;
  2° het project moet de valorisatie van deze resultaten middels de oprichting van een spin-out tot doel hebben ;
  3° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project te financieren ;
  4° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  5° de uitvoering van het project mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project ;
  - de haalbaarheid van het project ;
  - de wetenschappelijke, technische en bedrijfskundige competenties van de personeelsleden van de kandiderende onderneming ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van het project in het belang van het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld;]1
  [1 - de perspectieven voor economische duurzaamheid van de resultaten van het project na gewestelijke financiering.]1
  § 8. De Regering bepaalt de maximumduur van de steun toegekend op basis van dit artikel.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 11. - Steun aan innovatieve starters
Art.23.§ 1. De Regering kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten steun toekennen aan innovatieve starters met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 6 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 6 van dit artikel.
  § 3. De steun kan toegekend worden onder de vorm van :
  1° leningen met een maximumlooptijd van tien jaar tegen een rente die niet marktconform is ; of
  2° garanties met premies die niet marktconform zijn ; of
  3° subsidies, met inbegrip van eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensinvesteringen, rentekortingen en kortingen op de garantiepremies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 22, § 3, van de AGVV, mag het nominaal bedrag van de in paragraaf 3, 1°, bedoelde leningen niet hoger zijn dan 2 miljoen euro, voor leningen van vijf jaar of minder. Leningen van langere duur kunnen betrekking hebben op het bedrag dat verkregen wordt door het bedrag van [1 2,2 miljoen]1 euro te vermenigvuldigen met de ratio tien jaar/daadwerkelijke looptijd van de lening.
  Het bedrag gewaarborgd op basis van paragraaf 3, 2°, bedoelde garanties mag niet hoger zijn dan [1 3,3 miljoen]1 euro, voor garanties van vijf jaar of minder. Garanties van langere duur kunnen betrekking hebben op het bedrag dat verkregen wordt door het bedrag van 3 miljoen euro te vermenigvuldigen met de ratio tien jaar/daadwerkelijke looptijd van de garantie. Het gewaarborgde bedrag mag in geen geval meer dan 80 % van de waarde van de onderliggende lening bedragen.
  Het bedrag van de subsidies bedoeld in paragraaf 3, 3°, mag niet meer dan [1 1]1 miljoen euro in bruto-subsidie-equivalent bedragen.
  Een innovatieve starter kan steun ontvangen via een mix van de in paragraaf 3 bedoelde steuninstrumenten, mits het aandeel van de via één steuninstrument verleende steun, berekend op basis van het voor dat instrument toegestane maximale steunbedrag, in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van het resterende deel van het maximale steunbedrag dat is toegestaan voor de overige instrumenten die onderdeel vormen van dit soort gemengde instrument.
  [1 Naast de in paragraaf 3 vermelde bedragen, kan de steun de vorm aannemen van een overdracht van intellectueel eigendom (IP), of een verlening van de daarmee samenhangende toegangsrechten, hetzij kosteloos, hetzij onder de marktwaarde. De overdracht of de verlening wordt verricht door een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding die het onderliggende intellectueel eigendom heeft ontwikkeld door middel van haar eigen onafhankelijke of in samenwerkingsverband verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteit, aan een in aanmerking komende innovatieve starter. De overdracht of de verlening moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
   a) het doel van de overdracht van intellectueel eigendom of de verlening van daarmee samenhangende toegangsrechten is om een nieuw product of een nieuwe dienst op de markt te brengen; en
   b) de waarde van het intellectueel eigendom wordt tegen de marktprijs vastgesteld, hetgeen het geval is indien deze volgens een van de volgende methoden wordt bepaald:
   i) het bedrag is bepaald via een open, transparante en niet-discriminerende concurrerende procedure;
   ii) een taxatie van een onafhankelijke deskundige bevestigt dat het bedrag ten minste gelijk is aan de marktprijs;
   iii) in gevallen waarin de in aanmerking komende onderneming een voorkeursrecht heeft ten aanzien van het intellectueel eigendom dat in samenwerking met de organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding tot stand is gekomen, indien de organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding een wederzijds recht uitoefent om derde partijen om een economisch voordeliger bod te vragen zodat de samenwerkende in aanmerking komende onderneming haar bod daarmee in lijn moet brengen.
   De waarde van een - zowel financiële als niet-financiële - bijdrage van de in aanmerking komende onderneming in de kosten van de activiteiten van de organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding die het betrokken intellectueel eigendom hebben opgeleverd, kan op de in dit b) genoemde waarde van het intellectueel eigendom in mindering worden gebracht.
   c) het steunbedrag van de overdracht van intellectueel eigendom of de verlening van de daarmee samenhangende toegangsrechten mag op grond van deze paragraaf niet meer dan 1 miljoen euro bedragen. Het steunbedrag komt overeen met de waarde van het in b) bedoelde intellectuele eigendom, na aftrek van de in de laatste zin van b) bedoelde vermindering en na aftrek van elke aan de begunstigde van deze intellectuele eigendom verschuldigde vergoeding. De waarde van het in b) bedoelde intellectuele eigendom kan meer dan 1 miljoen euro bedragen, in welk geval dit extra bedrag door de in aanmerking komende onderneming met eigen middelen of met andere middelen kan worden gedekt.]1
  § 5. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de starter moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de starter moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  3° overeenkomstig artikel 2, 80°, van de AGVV, moet de starter zijn innovatief potentieel kunnen aantonen :
  - ofwel door een evaluatie van een extern en onafhankelijk deskundige te verstrekken, met name op basis van een businessplan, waaruit blijkt dat de onderneming in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procédés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in de betrokken sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden ;
  - ofwel door onderzoeks- en ontwikkelingskosten voor te leggen die minstens 10 % van zijn totale exploitatiekosten bedragen in de loop van minstens één van de drie jaar voorafgaand aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant.
  § 6. De criteria om de opportuniteit van de financiering en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke of technische kwaliteit van de producten, procédés en diensten van de starter ;
  - de relevantie van de strategie van de starter en de haalbaarheid van de uitvoering ervan ;
  - de competenties van de starter ;
  - de financiële leefbaarheid van de starter ;
  - [1 de perspectieven op valorisatie van het project en de impact van deze valorisatie op het Gewest, gelet op de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld;]1
  [1 - de perspectieven voor economische duurzaamheid van de resultaten van het project na gewestelijke financiering.]1
  § 7. De Regering bepaalt de maximumduur van de steun toegekend op basis van dit artikel.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 12. - Financiering van innovatieadviesdiensten en innovatieondersteuningsdiensten
Art.24.§ 1. Kleine en middelgrote ondernemingen met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kunnen, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, steun ontvangen om beroep te doen op innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. Overeenkomstig artikel 28, § 2, c), van de AGVV, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten verbonden aan innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning [1 , met inbegrip van de diensten die worden geleverd door organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, onderzoeksinfrastructuur, test- en experimenteerinfrastructuur of innovatieclusters]1.
  De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven preciseren.
  § 5. Overeenkomstig artikel 28, § 3, van de AGVV, kan de steunintensiteit oplopen tot 50 % van de in aanmerking komende kosten.
  Ze kan verhoogd worden tot 100 % van de in aanmerking komende kosten, mits het totale bedrag van de toegekende steun ten hoogste [1 220.000]1 euro bedraagt per onderneming over een periode van drie jaar, overeenkomstig artikel 28, § 4, van de AGVV.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in de diensten te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de uitvoering van de werkzaamheden voor de betreffende innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning mogen niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag ;
  5° de kandiderende onderneming moet de toegekende steun gebruiken om deze diensten aan te kopen tegen de marktprijs.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project of de diensten ;
  - de relevantie en de haalbaarheid van het project ;
  - de relevantie van de diensten ;
  - de competenties van het team verantwoordelijk voor de diensten ;
  - de perspectieven op valorisatie van de resultaten van het project en de impact van deze valorisatie op het Gewest.
  § 8. De Regering bepaalt de maximumduur van de steun toegekend op basis van dit artikel.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 13. - Steun ten gunste van projecten ingediend in het kader van bepaalde Europese programma's
Art.25. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van de steun bedoeld in artikelen 13, 14 en 15 van deze ordonnantie voor het verwezenlijken van een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of proces- en organisatie-innovatie, ingediend in het kader van een Europees programma.
  Artikelen 13, 14 en 15 zijn van toepassing onverminderd de regels met betrekking tot het betreffende Europees programma.

Onderafdeling 14. - Steun ten gunste van projecten ingediend in het kader van programma's ingericht door het Waals Gewest en Vlaanderen
Art.26. Elke onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van de steun bedoeld in artikelen 13, 14 en 15 van deze ordonnantie, bij deelname aan een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of proces- en organisatie-innovatie in samenwerkingsverband, in het kader van een programma ingericht door het Vlaams of het Waals Gewest.
  Artikelen 13, 14 en 15 zijn van toepassing onverminderd de regels met betrekking tot het betreffende programma.

Afdeling 2. - Steun toegekend overeenkomstig de de-minimisverordening
Art.27.Overeenkomstig artikel 3, § 2, van de de-minimisverordening kan de in deze afdeling voorziene steun slechts toegekend worden als en in de mate dat deze steun het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan een onderneming wordt verleend niet de grens van [1 300.000 euro over een periode van drie jaar]1.
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 1. - Steun voor het opzetten van [1 ...]1 projecten   ----------   (1)
Art.28. § 1. Elke kleine of middelgrote onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van steun bestemd voor het ondersteunen van de voorbereiding en de indiening van een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of innovatie in een internationale instelling of organisatie, om een financiering of een erkenning te krijgen in het kader van een internationaal programma.
  § 2. De Regering kent deze steun toe op elk moment van het jaar, op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. De in aanmerking komende kosten, met uitsluiting van alle uitgaven voor de verwezenlijking van het internationaal project, zijn :
  1° de verloning van het personeel van de entiteit belast met de voorbereiding en de indiening van het internationaal project of de verloning van het extern personeel belast met dezelfde taken ;
  2° de kosten voor vertalingen gemaakt in uitvoering van een dienstencontract ;
  3° de kosten voor juridische prestaties in uitvoering van een dienstencontract ;
  4° de verplaatsings- en reiskosten.
  § 5. De intensiteit van de steun mag niet meer bedragen dan 75 % van de in aanmerking komende kosten.
  Onverminderd artikel 27 van deze ordonnantie is het maximumbedrag van de steun in elk geval beperkt tot :
  - 25.000 euro per onderneming per project als de begunstigde onderneming de coördinator van het project is ;
  - 10.000 euro per onderneming per project als de begunstigde onderneming een partner is van het project of de individuele projectdrager is.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet alleen of in consortium een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of innovatie dragen, dat ingediend zal worden in het kader van een internationaal programma, om een financiering of een erkenning te krijgen ;
  3° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in de voorbereiding en indiening van het project te financieren ;
  4° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  5° het opzetten van het project mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van de financiering en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - de overeenstemming van de uitgaven met het programma voor het opzetten van het onderzoeksproject ;
  - de perspectieven op valorisatie van de resultaten van het onderzoeksproject en de impact van deze valorisatie op het Gewest.

Art. 28 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. Elke kleine of middelgrote onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van steun bestemd voor het ondersteunen van de voorbereiding en de indiening van een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of innovatie in een [1 internationale, nationale of gewestelijke instelling of organisatie]1, om een financiering of een erkenning te krijgen in het kader van een [1 programma ter ondersteuning van onderzoek, ontwikkeling of innovatie erkend door Innoviris]1.
  [1 De erkenning van een programma door Innoviris, bedoeld in het eerste lid, is gebaseerd op de volgende criteria:
   - een voldoende mate van complexiteit van de projecten om een opzetfase te rechtvaardigen;
   - een voldoende meerwaarde van de opzetfase voor de kwaliteit van het project.
   De Regering kan aanvullende criteria vaststellen.]1
  § 2. De Regering kent deze steun toe op elk moment van het jaar, op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. De in aanmerking komende kosten, met uitsluiting van alle uitgaven voor de verwezenlijking van het [1 ...]1 project, zijn :
  1° de verloning van het personeel van de entiteit belast met de voorbereiding en de indiening van het [1 ...]1 project of de verloning van het extern personeel belast met dezelfde taken ;
  2° de kosten voor vertalingen gemaakt in uitvoering van een dienstencontract ;
  3° de kosten voor juridische prestaties in uitvoering van een dienstencontract ;
  4° de verplaatsings- en reiskosten.
  § 5. De intensiteit van de steun [1 kan oplopen tot 100%]1 van de in aanmerking komende kosten.
  Onverminderd artikel 27 van deze ordonnantie is het maximumbedrag van de steun in elk geval beperkt tot :
  - 25.000 euro per onderneming per project als de begunstigde onderneming de coördinator van het project is ;
  - 10.000 euro per onderneming per project als de begunstigde onderneming een partner is van het project of de individuele projectdrager is.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet alleen of in consortium een project van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of innovatie dragen, dat ingediend zal worden in het kader van een [1 programma ter ondersteuning van onderzoek, ontwikkeling of innovatie erkend door Innoviris]1, om een financiering of een erkenning te krijgen ;
  3° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in de voorbereiding en indiening van het project te financieren ;
  4° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  5° het opzetten van het project mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van de financiering en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - de overeenstemming van de uitgaven met het programma voor het opzetten van het onderzoeksproject ;
  - de perspectieven op valorisatie van de resultaten van het onderzoeksproject en de impact van deze valorisatie op het Gewest.  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 32, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >


Onderafdeling 2. - Steun voor het opzetten van co-creatieprojecten
Art.29. § 1. Elke kleine of middelgrote onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van steun bij de voorbereiding en het opzetten van een co-creatieproject van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of proces- en organisatie-innovatie, dat ingediend zal worden met het oog op het verkrijgen van de steun vermeld in artikel 21, § 2, van deze ordonnantie.
  De steun wordt toegekend aan de projectcoördinator of de individuele projectdrager.
  § 2. De Regering kent deze steun toe op elk moment van het jaar, op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. De in aanmerking komende kosten, met uitsluiting van alle uitgaven voor de verwezenlijking van het project, zijn :
  1° de personeelskosten ;
  2° de werkingskosten voor het organiseren van vergaderingen en workshops met het oog op de voorbereiding en het opzetten van het project ;
  3° de kosten voor juridische prestaties in uitvoering van een dienstencontract ;
  4° de kosten voor consultancyprestaties, de kosten voor de tussenkomst van een onderzoeksorganisatie en andere soortgelijke kosten in het kader van het opzetten van het project.
  § 5. De intensiteit van de steun kan oplopen tot 100 % van de in aanmerking komende kosten.
  Onverminderd artikel 27 van deze ordonnantie is het maximumbedrag van de steun in elk geval beperkt tot 25.000 euro per project.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in de voorbereiding van het onderzoeksproject te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de voorbereiding van het project mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - de overeenstemming van de uitgaven met het programma voor het opzetten van het project ;
  - de perspectieven op valorisatie van de resultaten van het project en de impact van deze valorisatie op het Gewest.

Onderafdeling 3. - Innovatiecheques
Art.30. § 1. Elke kleine en middelgrote onderneming met minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van steun onder de vorm van innovatiecheques, voor specifieke studies ter ondersteuning van innovatieve projecten, uitgevoerd in door de Regering erkende centra, met inbegrip van erkende onderzoekscentra overeenkomstig artikel 30 van de ordonnantie tot toekenning van steun met niet-economische finaliteit.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. De in aanmerking komende kosten komen overeen met de kosten van de uitgevoerde studie of prestatie.
  De Regering kan de categorieën van in de zin van het eerste lid toegelaten uitgaven preciseren.
  § 5. De intensiteit van de steun mag niet meer bedragen dan 75 % van de in aanmerking komende kosten.
  Onverminderd artikel 27 van deze ordonnantie is het maximumbedrag van de steun in elk geval beperkt tot 10.000 euro per begunstigde per jaar.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de kandiderende onderneming moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° de kandiderende onderneming moet aantonen in staat te zijn haar aandeel in het project of de prestatie te financieren ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° de gefinancierde studie of prestatie mag niet begonnen zijn voor de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het innovatieve project ;
  - de relevantie en de haalbaarheid van het innovatief project ;
  - de relevantie en de haalbaarheid van de studie ;
  - de perspectieven op valorisatie van de resultaten van het innovatief project en de impact van deze valorisatie op het Gewest.
  § 8. De Regering bepaalt de maximumduur van de steun toegekend op basis van dit artikel.

Onderafdeling 4. - Steun ten gunste van projecten die de sensibilisering voor wetenschappen en innovatie en de promotie hiervan beogen
Art.31.§ 1. Ondernemingen kunnen, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, genieten van steun voor de verwezenlijking van een project voor de sensibilisering, promotie of vulgarisering van wetenschappen en innovatie, al dan niet gericht op doelpublieken.
  § 2. De Regering kent deze steun toe :
  - ofwel in het kader van een projectoproep, op basis van een rangschikking van de projecten in functie van de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel ;
  - ofwel op elk moment van het jaar op basis van een evaluatie van de opportuniteit, gebaseerd op de criteria vastgelegd in paragraaf 7 van dit artikel.
  § 3. De steun wordt toegekend onder de vorm van subsidies.
  § 4. De in aanmerking komende kosten zijn :
  - de kosten bedoeld in artikel 13, § 4, 1°, 2° en 5°, van deze ordonnantie ;
  - de kosten voor de expertisediensten en gelijkaardige diensten die exclusief gebruikt worden voor de verwezenlijking van het project ;
  - de kosten noodzakelijk voor het bekend maken van het project.
  § 5. De intensiteit van de steun kan oplopen tot 100 % van de in aanmerking komende kosten, onverminderd artikel 27 van deze ordonnantie.
  § 6. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor elke steunaanvraag gebaseerd op dit artikel zijn :
  1° de aanvrager moet minstens een exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben ;
  2° het project moet als doel de sensibilisering voor of de promotie of vulgarisering van wetenschappen en innovatie in het Gewest hebben ;
  3° de kandiderende onderneming moet voldaan hebben aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest ;
  4° het project mag niet begonnen zijn vóór de indiening van de steunaanvraag.
  § 7. De criteria om de opportuniteit van het toekennen van steun en het bedrag ervan te evalueren zijn :
  - het innovatief karakter of de wetenschappelijke kwaliteit van het project voor de sensibilisering, promotie of vulgarisering van wetenschappen en innovatie ;
  - desgevallend, het creatief en ludiek karakter van de voorgestelde activiteiten ;
  - de kwaliteit en de beroepservaring van het personeel van de kandiderende onderneming, evenals de kwaliteit van de wetenschappelijke, technische en functionele omkadering van het project ;
  - de afstemming van de middelen op het project ;
  - de kwaliteit van een eventueel partnerschap met een wetenschappelijke actor ;
  - de impact van het project op het kwantitatief en kwalitatief beoogde publiek ;
  - [1 het verband met de strategische doelstellingen en de prioritaire thema's die de Regering heeft vastgesteld]1.
  [1 § 8. In afwijking van artikel 27, kan de steun voorzien in dit artikel ook worden toegekend in overeenstemming met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.]1
  ----------
  (1)<ORD 2024-04-04/06, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Onderafdeling 5. - Prijzen toegekend ter ondersteuning van de sensibilisering voor wetenschappen en innovatie en de promotie hiervan
Art.32. De Regering kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, een prijs toekennen aan een onderneming om diens activiteiten ten voordele van de sensibilisering voor wetenschappen en innovatie en de promotie hiervan te belonen.

Hoofdstuk III/1. [1 - Verwerking van persoonsgegevens]1   ----------   (1)
Art. 32/1. [1 § 1. De uitvoering van deze ordonnantie geeft aanleiding tot de verwerking van persoonsgegevens met als doel de bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie ten voordele van ondernemingen door de toekenning van steun met economische finaliteit.
   De evaluatie van de financieringsaanvragen, de administratieve verwerking van de steundossiers en de opvolging van de gesubsidieerde projecten geven aanleiding tot de verwerking van de volgende categorieën persoonsgegevens:
   1° de identificatie- en contactgegevens van de natuurlijke personen die de rechtspersonen vertegenwoordigen die betrokken zijn bij de projecten waarvoor steun is aangevraagd of toegekend;
   2° de identificatie-, adres- en contactgegevens van de zelfstandige ondernemingen natuurlijke persoon en van de andere natuurlijke personen die betrokken zijn bij de projecten waarvoor steun is aangevraagd of toegekend;
   3° het academisch curriculum en de loongegevens van de natuurlijke personen bedoeld in 2° ;
   4° voor de opvolging van de gesubsidieerde projecten, de loongegevens en de identificatie van de personen op wie deze lonen in verband met de projecten betrekking hebben.
   § 2. Innoviris is de verantwoordelijke voor de verwerkingen van persoonsgegevens bedoeld in paragraaf 1.
   Alleen het personeel dat belast is met het technisch onderzoek van de dossiers heeft toegang tot het academisch curriculum.
   Alleen hiertoe geaccrediteerde personeelsleden hebben toegang tot de loongegevens.
   Innoviris kan de in paragraaf 1, lid 2, 2° tot en met 4°, bedoelde persoonsgegevens bekomen van de werkgever van de natuurlijke persoon in kwestie.
   Innoviris kan de persoonsgegevens bedoeld in paragraaf 1 met uitzondering van de loongegevens overmaken aan de juryleden die belast zijn met de evaluatie van de projecten waarvoor steun wordt aangevraagd, voor dat doeleinde.
   § 3. De maximale bewaringstermijn voor persoonsgegevens die op grond van dit artikel worden verwerkt, bedraagt tien jaar vanaf de dag van de weigering of van de vereffening van de steun, behalve voor persoonsgegevens die eventueel nodig zouden zijn voor de behandeling van geschillen, die worden bewaard gedurende de tijd die nodig is om dergelijke geschillen te behandelen, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van eventuele rechterlijke beslissingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2024-04-04/06, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2024>


HOOFDSTUK IV. - Slot-, wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art.33. § 1. In artikel 4, § 1, 2° van de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, worden de punten a) tot e) vervangen door een enig lid dat als volgt luidt : " het beheer van alle dossiers voortvloeiend uit de uitvoering van de ordonnantie ter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie door de toekenning van steun met economische finaliteit ten voordele van ondernemingen en onderzoeksorganisaties gelijkgesteld met ondernemingen en het toekennen van de betreffende subsidies " ;
  § 2. In artikel 4, § 1, 3°, van dezelfde ordonnantie, worden de punten a) tot c) vervangen door een enig lid dat als volgt luidt : " het beheer van alle dossiers voortvloeiend uit de uitvoering van de ordonnantie ter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie door de toekenning van steun met niet-economische finaliteit ten voordele van non-profitorganisaties, onderzoeksorganisaties en ondernemingen en het toekennen van de betreffende subsidies " ;
  § 3. In artikel 13, 4°, van dezelfde ordonnantie, worden de woorden " op basis van de ordonnantie van 21 februari 2002 betreffende de aanmoediging en de financiering van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische innovatie " vervangen door de woorden " op basis van de ordonnantie ter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie door de toekenning van steun met economische finaliteit ten voordele van ondernemingen en onderzoeksorganisaties gelijkgesteld met ondernemingen ".

Art.34. § 1. Het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel (IWOIB) heet voortaan " Innoviris ".
  § 2. Hiertoe worden de termen " Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel " in de titel van de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijke Onderzoek en de Innovatie van Brussel vervangen door het woord " Innoviris ".
  Artikel 2, 3°, van dezelfde ordonnantie wordt als volgt vervangen : " Innoviris : het Brussels Instituut voor onderzoek en innovatie ".
  In artikel 3, lid 1, van dezelfde ordonnantie worden de woorden " afgekort als IWOIB " geschrapt, en de woorden " Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel " worden vervangen door " Innoviris ".
  In artikel 3, lid 2 ; artikel 3, lid 3 ; artikel 4, eerste paragraaf, eerste lid ; artikel 4, paragraaf 2; artikel 5; artikel 6; artikel 7; artikel 11, lid 2 en 3; artikel 12; artikel 13, eerste lid van dezelfde ordonnantie, worden de woorden " Het Instituut " vervangen door het woord " Innoviris ".
  In artikel 7; artikel 8; artikel 13, 2° van dezelfde ordonnantie, worden de woorden " van het Instituut " vervangen door de woorden " van Innoviris " ;
  § 3. In alle wetten, ordonnanties en reglementen worden de woorden " Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel " en de woorden " het IWOIB " en " het Instituut " (als verwezen wordt naar het " Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel ") vervangen door het woord " Innoviris ".
  In alle wetten, ordonnanties en reglementen worden de woorden " van het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel " en de woorden " van het IWOIB " en " van het Instituut " (als verwezen wordt naar het " Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel ") vervangen door de woorden " van Innoviris ".
  In alle wetten, ordonnanties en reglementen worden de woorden " die het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel " en de woorden " die het IWOIB " en " die het Instituut " (als verwezen wordt naar het " Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel ") vervangen door de woorden " die Innoviris ".

Art.35. Worden opgeheven, met uitwerking op de datum vermeld in artikel 36 :
  - de ordonnantie van 26 maart 2009 tot bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de innovatie ;
  - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 2010 houdende uitvoering van de ordonnantie van 26 maart 2009 tot bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de innovatie ;
  - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 december 2010 houdende uitvoering van artikel 21 van de ordonnantie van 26 maart 2009 tot bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de innovatie ;
  - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 december 2010 houdende uitvoering van artikel 22 van de ordonnantie van 26 maart 2009 tot bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de innovatie ;
  - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 december 2010 houdende uitvoering van artikel 25 van de ordonnantie van 26 maart 2009 tot bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de innovatie.

Art. 36. Deze ordonnantie treedt in werking op de door de Regering vastgelegde datum.

(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 15-03-2019 door BESL 2019-02-21/07, art. 85)