Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit over de maximale begrotingsgrens en over de dekking van de werkingskosten voor het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "de wet" : de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.
  Voor het overige gelden voor de toepassing van dit koninklijk besluit dezelfde definities als die opgenomen in artikel 3 van de wet.

Art.2. § 1. De in artikel 40, 6°, van de wet bedoelde maximale begrotingsgrens voor de som van het bedrag van de begroting van het College en van het bedrag van de werkingskosten van de sanctiecommissie in verband met het opleggen van de in artikel 59 van de wet bedoelde administratieve maatregelen en geldboetes, met uitzondering van de uitzonderlijke kosten, wordt vastgesteld op 2.800.000 euro per jaar.
  § 2. De in paragraaf 1 bedoelde maximale begrotingsgrens wordt jaarlijks op 31 december verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met de proportionele verhoging van de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen van de personeelsleden van de FSMA die bijdragen tot de uitoefening van de door de wet bepaalde bevoegdheden, die voortvloeit uit de aanpassing, inclusief de baremaverhogingen, van de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen van die personeelsleden.
  § 3. Bovendien wordt de in paragraaf 1 bedoelde maximale begrotingsgrens jaarlijks op 31 december en voor het eerst op 31 december 2017 aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen tijdens het afgelopen boekjaar. Het in aanmerking genomen referentie-indexcijfer is dat van de maand december.

Art.3. De werkingskosten van het College, de werkingskosten van de sanctiecommissie in verband met het opleggen van de in artikel 59 van de wet bedoelde administratieve maatregelen en geldboetes, alsook de uitzonderlijke kosten worden gedekt door de bijdragen van de bedrijfsrevisoren, de in België geregistreerde auditkantoren en de in België geregistreerde auditors en auditorganisaties van derde landen.

Art.4. § 1. Het Instituut betaalt jaarlijks een globale bijdrage waarvan het bedrag overeenstemt met de som van het bedrag van de werkingskosten van het College, zoals dat voortvloeit uit de begroting die met toepassing van artikel 40, 5°, van de wet door het College wordt vastgesteld, en het bedrag van de raming van de werkingskosten van de sanctiecommissie in verband met het opleggen van de in artikel 59 van de wet bedoelde administratieve maatregelen en geldboetes.
  § 2. De FSMA vraagt de betaling van de globale bijdrage uiterlijk op 31 januari op.
  § 3. De globale bijdrage wordt in vier gelijke schijven gestort, die respectievelijk op uiterlijk 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van het betrokken jaar worden betaald.

Art.5. De FSMA betaalt het werkingsoverschot aan het Instituut terug.
  Met werkingsoverschot wordt in dit besluit het positieve verschil bedoeld tussen de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage voor een bepaald boekjaar en de som van de werkelijke kosten voor dat boekjaar, zoals die op basis van het in artikel 8 bedoelde verslag kan worden bepaald.

Art.6. De eventuele uitzonderlijke kosten worden gedekt door één of meer uitzonderlijke bijdragen die aan het Instituut worden gevraagd.

Art.7. De globale of uitzonderlijke bijdragen worden door het Instituut omgeslagen over de bedrijfsrevisoren, de in België geregistreerde auditkantoren en de in België geregistreerde auditors en auditorganisaties van derde landen. Het Instituut slaat de globale of uitzonderlijke bijdragen om in verhouding tot de bijdragen die, voor de financiering van zijn werkingskosten, aan het Instituut zijn betaald door de bedrijfsrevisoren, de in België geregistreerde auditkantoren en de in België geregistreerde auditors en auditorganisaties van derde landen, als bepaald door de uitvoeringsmaatregelen die zijn genomen ingevolge artikelen 26 en 65 van de wet.
  Het Instituut bepaalt de modaliteiten voor de inning van de individuele bijdragen van de bedrijfsrevisoren, de in België geregistreerde auditkantoren en de in België geregistreerde auditors en auditorganisaties van derde landen.
  Het Instituut is verantwoordelijk voor het innen en betalen van de in dit besluit bedoelde bijdragen.

Art.8. De FSMA stuurt het Instituut, voor elk boekjaar, een verslag waarin de werkelijke kosten van het afgelopen boekjaar worden vermeld. Het verslag bevat minstens de volgende posten :
  1° de personeelskosten;
  2° de indirecte kosten per personeelslid;
  3° de werkingskosten van het College en van de sanctiecommissie in verband met het opleggen van de in artikel 59 van de wet bedoelde administratieve maatregelen en geldboetes;
  4° de advocatenkosten;
  5° de kosten voor het beroep dat bij inspecties op externe deskundigen wordt gedaan;
  6° de kosten in het kader van de Europese en de internationale samenwerking;
  7° het eventuele werkingsoverschot of -tekort.

Art.9. De personeelsleden van de FSMA die bijdragen tot de uitoefening van de door de wet bepaalde bevoegdheden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het maximumaantal operationele personeelsleden van de FSMA, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, zoals gedefinieerd in artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 17 mei 2012 betreffende de vergoeding van de werkingskosten van de FSMA.

Art.10. Voor de toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 17 mei 2012 betreffende de vergoeding van de werkingskosten van de FSMA wordt het bedrag van de werkingskosten van de FSMA die ontstaan bij de uitoefening van de bevoegdheden krachtens de wet, opgenomen in de begroting die door de Raad van toezicht wordt vastgesteld met toepassing van artikel 48, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002, en afgetrokken van de globale bijdrage als bedoeld in artikel 4 van voornoemd koninklijk besluit van 17 mei 2012.

Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12. De minister bevoegd voor Economie en Consumentenbescherming en de minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.