Details





Titel:

18 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling, de werking en de zetel van het Nationaal College voor Socialeverzekeringsgeneeskunde inzake arbeidsongeschiktheid(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-01-2017 en tekstbijwerking tot 11-01-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2021202738  2024200080 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "het College": het Nationaal College van Socialeverzekeringsgeneeskunde inzake arbeidsongeschiktheid.

Art.2.Het College is samengesteld uit :
  1° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;
  2° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
  3° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door [1 het beheerscomité voor de arbeidsongevallen bij Fedris]1;
  4° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door [2 het beheerscomité voor de beroepsziekten bij Fedris]2;
  5° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door de Directie-generaal Personen met een Handicap van de FOD Sociale Zekerheid;
  6° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door het Bestuur Medische expertise van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
  7° 4 effectieve leden en 4 plaatsvervangende leden voorgesteld door het Nationaal Intermutualistisch College;
  8° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door Domus Medica;
  9° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Société Scientifique de Médecine Générale;
  10° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Wetenschappelijke Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde - Forum voor Vlaamse Verzekeringsartsen;
  11° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Association Scientifique de Médecine d'Assurance;
  12° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Belgische Nederlandse Vereniging van Verzekeringsraadsgeneesheren en Medische Experten;
  13° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Association Belge Francophone du dommage corporel;
  14° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Arbeidsgezondheidskunde;
  15° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Société Scientifique de Santé au Travail.
  ----------
  (1)<KB 2018-09-06/13, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<KB 2018-09-06/13, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.3. Het bureau is samengesteld uit :
  1° de voorzitter van het College;
  2° de ondervoorzitter van het College;
  3° de effectieve leden voorgesteld door de in artikel 2, 1° tot 4°, vernoemde openbare instellingen van sociale zekerheid en door de in artikel 2, 5° en 6° vernoemde besturen.
  De voorzitter van het College en de ondervoorzitter van het College bedoeld in het vorige lid nemen respectievelijk de functies waar van voorzitter en ondervoorzitter van het bureau.

Art.4. Het bureau heeft inzonderheid tot opdracht :
  1° de agenda van de vergaderingen van het College vast te stellen;
  2° de werkzaamheden van het College te coördineren, alsook deze van de commissies;
  3° de door het College aangenomen voorstellen en aanbevelingen over te maken aan de beheerscomités van de betrokken takken van de sociale zekerheid, aan de Nationale Arbeidsraad en aan de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap;
  4° de wijzigingen van het huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor personen met een beperking voor te leggen.

Art.5. De voorzitter en de ondervoorzitter van het College worden door Ons benoemd onder de leden van het College. Hun mandaat verstrijkt samen met hun mandaat als lid van het College.

Art.6. Het College stelt zijn huishoudelijk reglement op dat het ter goedkeuring voorlegt aan de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor personen met een beperking.

Art.7. § 1. Het College kan alle voorbereidende studies toevertrouwen aan één of meer commissies.
  Het College beslist over de oprichting en de samenstelling van de commissies met een meerderheid van twee derde van de effectieve leden.
  De commissie rapporteert over zijn werkzaamheden aan het College.
  § 2. Personen die niet zetelen in het College kunnen worden uitgenodigd om te zetelen in een commissie om er gehoord te worden.

Art.8. De in artikel 2, 1° tot 4°, vernoemde openbare instellingen van sociale zekerheid en de in artikel 2, 5° en 6° vernoemde besturen verschaffen aan het College alle inhoudelijke expertise die vereist is om diens werkzaamheden uit te voeren. Indien nodig zullen de voornoemde besturen, voor zover dit nodig is voor het succesvol volbrengen van de opdrachten van het College, de benutting toelaten van gegevensbronnen die door hen worden beheerd, mits respect voor de geldende regels van confidentialiteit.

Art.9.[1 De leden van het College, met uitzondering van de leden bedoeld in artikel 2, 1° tot 6°, en de experts op wiens samenwerking een beroep wordt gedaan, kunnen aanspraak maken op de terugbetaling van de reiskosten volgens de voorwaarden vastgesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor ambtenaren van niveau A.
   De voorzitter en de ondervoorzitter van het College kunnen aanspraak maken op de terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
   In afwijking van het voorgaande lid kunnen de voorzitter en de ondervoorzitter van het College, wanneer zij geen deel uitmaken van het personeel van het federaal openbaar ambt, aanspraak maken op de terugbetaling van de reiskosten onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij het voornoemde koninklijk besluit van 18 januari 1965 voor ambtenaren van niveau A.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-05-27/07, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 14-01-2021>

Art.10.[1 § 1. De voorzitter en de ondervoorzitter van het College kunnen aanspraak maken op een presentiegeld van 150 euro per halve dag plenaire vergadering, van het bureau of van een commissie.
   § 2. Onder halve vergaderdag wordt een prestatie van minimum drie uur begrepen.
   § 3. De voorzitter en de ondervoorzitter van het College genieten van een presentiegeld gelijk aan het presentiegeld bedoeld in paragraaf 1 wanneer ze, buiten de vergaderingen van het bureau, van het College of van een commissie, prestaties van minimum drie uur kunnen verantwoorden die vallen onder deze opdrachten, met akkoord van de minister bevoegd voor Sociale Zaken.
   § 4. Per kalenderjaar wordt het presentiegeld toegekend voor een maximum van 30 halve dagen.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-05-27/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 14-01-2021>

Art.11. De bijeenkomsten van het bureau zijn beperkt tot een maximum.
  Voor het kalenderjaar 2016 wordt het aantal halve vergaderdagen dat in aanmerking komt tot de toekenning van het presentiegeld zoals bepaald in artikel 10, § 1 beperkt tot twaalf.
  Voor het kalenderjaar 2017 en de daarop volgende jaren wordt het aantal halve vergaderdagen dat in aanmerking komt tot de toekenning van het presentiegeld zoals bepaald in artikel 10, § 1 beperkt tot acht.

Art.12. De minister bevoegd voor sociale zaken of zijn afgevaardigde sluit, in het kader van de opdracht van dit College, een verzekeringscontract af tot schadeloosstelling van de leden en experts van het College, voor lichamelijke schade veroorzaakt door een ongeval tijdens een vergadering van het College of op de weg naar of van de plaats van de vergadering.

Art.13. De zetel van het College en van zijn bureau wordt ondergebracht bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.

Art.14.[1 Het College is opgericht tot 31 december 2025.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-12-21/13, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 21-01-2024>

Art.15.Het College brengt jaarlijks verslag uit over zijn werkzaamheden aan de minister bevoegd voor sociale zaken.

Art.16.[1 [2 Wanneer het zijn werkzaamheden heeft afgerond, en uiterlijk op 31 december [3 2025]3,]2 stelt het College een eindverslag over het resultaat van zijn werkzaamheden op en deelt het mee aan de minister bevoegd voor sociale zaken.]1
  ----------
  (1)<KB 2020-02-09/06, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<KB 2021-05-27/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 14-01-2021>
  (3)<KB 2023-12-21/13, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 21-01-2024>

Art. 17. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Personen met een beperking zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.