Details





Titel:

28 APRIL 2016. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de basisopleiding aanvankelijke en de aanvullende voortgezette opleiding, en de evaluatie van de nodige kennis voor het verkrijgen van een fytolicentie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-05-2016 en tekstbijwerking tot 19-07-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Art. 1-2
Afdeling 2. - Erkenning van de opleidingscentra en evaluatiecentra
Art. 3-6
HOOFDSTUK II. - Basisopleidingen en aanvullende opleidingen
Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 7-8
Afdeling 2. - Basisopleidingen
Art. 9
Afdeling 3. - Aanvullende opleidingen
Art. 10-12
HOOFDSTUK III. - Evaluatie
Art. 13-15
HOOFDSTUK IV. - Controles en sancties
Art. 16-18
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 19-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2016027140 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Artikel 1. Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 127 ervan.
  In afwijking van het eerste lid, overeenkomstig artikel D.95 van het Wetboek, zijn de bepalingen betreffende de organisatie van de opleidingen en evaluaties van fytolicentie van toepassing op het geheel van het grondgebied van het Waalse Gewest.

Art.2. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het Wetboek : het Waals landbouwwetboek;
  2°. de basisopleiding : de opleiding die de voorwaarden vaststellen voor het verkrijgen van een fytolicentie en bedoeld in artikel 33 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013;
  3° de aanvullende opleiding: de opleiding die de voorwaarden vaststellen voor de hernieuwing van een fytolicentie en bedoeld in artikel 38 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013;
  4° de Minister : de Minister bevoegd voor Leefmilieu;
  5° de deelnemer : de persoon bedoeld in artikel D.98, 4° van het Wetboek;
  6° de Administratie : de administratie in de zin van artikel D.3, 3°, van het Wetboek of de instelling afgevaardigd door de administratie;
  7° de fytolicentie: het certificaat voor professioneel gebruik, distributie of voorlichting van producten in de zin van artikel 2, 11°, van het koninklijk besluit van 19 maart 2013;
  8° het koninklijk besluit van 19 maart 2013: het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen;
  9° het ministerieel besluit van 24 juli 2013: het ministerieel besluit van 24 juli 2013 houdende validatie van de programma's van de basisopleiding die toegang geeft tot de fytolicenties "Assistent professioneel gebruik", "Professioneel gebruik", "Distributie/Voorlichting" en "Distributie/voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik - NP";
  10° het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016: het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016 houdende uitvoering van hoofdstuk II van Titel IV van het Waalse Landbouwwetboek betreffende de beroepsopleiding in de landbouw;
  11° de evaluatie: de verificatie van de grondige kennis van de onderwerpen bedoeld in bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 19 maart 2013.
  De in het eerste lid bedoelde begripsomschrijvingen kunnen door de Minister bepaald worden.

Afdeling 2. - Erkenning van de opleidingscentra en evaluatiecentra
Art.3.[1 De directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu]1 erkent de centra die basisopleidingen en aanvullende opleidingen organiseren alsook de centra die evaluaties uitvoeren.
  Voorzover zij een aanvraag indienen bij de Administratie, zijn de centra die erkend kunnen worden de volgende:
  1° de opleidingscentra in de zin van artikel 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016 houdende uitvoering van hoofdstuk II van Titel IV van het Waalse Landbouwwetboek betreffende de beroepsopleiding in de landbouw;
  2° de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) ingesteld bij artikel 2 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling)
  3° de operatoren bedoeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 12 januari 2012 betreffende de geïndividualiseerde begeleiding van de werkzoekenden en betreffende de samenwerkingsregeling voor inschakeling;
  4° de centra bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling;
  5° de verenigingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest waarvan sommige opdrachten in de lijn liggen van het Waals reductieprogramma voor pesticiden;
  6° elk centrum die een opleiding of evaluatie wenst te organiseren, toont voldoende bevoegdheden aan bepaald door de Minister en leeft de voorwaarden na bedoeld in en krachtens dit besluit.
  De Minister bepaalt de modaliteiten voor de indiening van de erkenningsaanvraag bedoeld in het tweede lid, alsook de procedure voor het onderzoek van deze aanvraag.
  ----------
  (1)<BWG 2021-07-08/10, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.4.[1 De directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu]1 geeft de aanvrager kennis van zijn erkenning of van zijn weigering tot erkenning door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent in de zin van de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek, binnen zestig dagen na ontvangst van het volledige aanvraagdossier.
  In het geval van weigering van erkenning, kan de aanvrager een beroep indienen tegen deze beslissing volgens de modaliteiten bepaald door de Minister, met inachtneming van de artikelen D.17 en D.18 van het Wetboek, binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving van de beslissing.
  ----------
  (1)<BWG 2021-07-08/10, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.5. De Minister bepaalt de procedure voor de aanvraag tot verlenging van de erkenning, alsook de beroepsprocedure in geval van weigering tot verlenging.
  Ten vroegste honderdtwintig dagen en ten laatste zestig dagen vóór de einddatum van de geldigheidsduur van zijn erkenning bepaald bij artikel D.6, § 5, van het Wetboek, kan het centrum een aanvraag tot verlenging van zijn erkenning indienen bij de Minister of zijn afgevaardigde, volgens het model bepaald door de Minister.

Art.6. De lijst van de centra erkend krachtens dit besluit wordt bekendgemaakt op de website van de Waalse Overheidsdienst.

HOOFDSTUK II. - Basisopleidingen en aanvullende opleidingen
Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art.7. De centra erkend door de Minister overeenkomstig dit besluit kunnen basisopleidingen en aanvullende opleidingen organiseren overeenkomstig de artikelen 33 en 38 en bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 19 maart 2013.
  De Minister bepaalt :
  1° de minimale inhoud van het programma van de basisopleiding en de aanvullende opleiding;
  2° de voorwaarden waaraan de opleiders voldoen;
  3° de toegangsvoorwaarden tot de opleidingen;
  4° de manier waarop de aanwezigheid van de deelnemers op de opleidingen wordt gecontroleerd door het opleidingscentrum.

Art.8. Elk opleidingscentrum kan aan de deelnemers deelnemingskosten vragen die de maximale bedragen bepaald door de Minister niet overschrijden.

Afdeling 2. - Basisopleidingen
Art.9. De Minister bepaalt de modaliteiten inzake de organisatie van basisopleidingen.

Afdeling 3. - Aanvullende opleidingen
Art.10. De Minister bepaalt de modaliteiten inzake de organisatie van aanvullende opleidingen.

Art.11. De Minister of zijn afgevaardigde erkent de opleidingsmodules van de centra voor aanvullende opleiding ten opzichte van de eisen bepaald bij artikel 7, rekening houdend met de taken en verantwoordelijkheden van de houder van de fytolicentie.

Art.12. De Minister of zijn afgevaardigde maken de gegevens betreffende de deelname aan de aanvullende opleidingen die nodig zijn voor de vernieuwing van de fytolicentie over aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

HOOFDSTUK III. - Evaluatie
Art.13. De Administratie of de centra erkend door de Minister overeenkomstig dit besluit kunnen de evaluaties organiseren die nodig zijn voor het verkrijgen of voor de vernieuwing van een fytolicentie overeenkomstig hoofdstuk 5 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013.
  De Minister bepaalt :
  1° de toegangsvoorwaarden tot de evaluaties;
  2° de modaliteiten en de methodes inzake evaluatie bedoeld in het eerste lid om de grondige kennis van de onderwerpen te controleren die vermeld zijn in bijlage 3 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013;
  3° de minimale inhoud van de evaluaties;
  4° de modaliteiten voor het verkrijgen en het verlenen van een attest van grondige kennis van deze onderwerpen;
  5° de beroepsmodaliteiten van de deelnemers.
  De evaluatie van de kennissen vermeld in het koninklijk besluit van 19 maart 2013 is toegankelijk voor elke kandidaat voor de fytolicentie die fytofarmaceutische producten wenst te gebruiken, verkopen of aanbevelen in een beroepskader.

Art.14. De deelnemer die de basisopleiding niet heeft gevolgd kan slechts één keer toegang hebben tot de evaluatie betreffende de fytolicentie die hij wenst te verkrijgen.

Art.15. Elk evaluatiecentrum kan aan de deelnemers deelnemingskosten vragen die de maximale bedragen bepaald door de Minister niet overschrijden.

HOOFDSTUK IV. - Controles en sancties
Art.16. De Minister kan de erkenning van een centrum geheel of gedeeltelijk intrekken wanneer :
  1° de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn;
  2° het centrum binnen de termijnen de nodige inlichtingen of bewijsstukken gevraagd door de Administratie niet verstrekt;
  3° de verstrekte opleidingen de bepalingen bedoeld bij of krachtens dit besluit niet naleven;
  4° onregelmatigheden in de evaluaties of hun organisatie worden vastgesteld;
  5° de controles belemmerd of belet worden door het centrum.
  De onregelmatigheden vastgesteld krachtens het eerste lid, 4°, sluiten geen andere gevolgen uit op de evaluaties die de Minister bepaalt.

Art.17. De Waalse Overheidsdienst kan ter plaatse de organisatie van de basisopleidingen of de aanvullende opleidingen controleren, alsook de organisatie van de evaluaties, zonder het centrum te verwittigen.

Art.18. Als de Administratie een reden voor de intrekking van de erkenning vaststelt, deelt ze die mee aan het betrokken centrum binnen dertig dagen van haar vaststelling door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent in de zin van de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek.
  Het centrum beschikt, op straffe van onontvankelijkheid, over dertig dagen na de verzending bedoeld in het eerste lid om zijn bezwaren aan de Administratie mee te delen door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek.
  Binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de bezwaren van het centrum of van de vervaldatum bedoeld in het tweede lid, deelt de Administratie aan de Minister haar verslag mee, over de reden van de intrekking van de erkenning van het centrum vergezeld, in voorkomend geval, van de analyse van zijn bezwaren. De Minister deelt zijn beslissing mee aan het centrum door elk middel dat vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek, binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de datum van ontvangst van het verslag van de Administratie.
  De Minister bepaalt de modaliteiten van de procedure voor de intrekking van de erkenning en voor de aantekening van het beroep tegen de beslissing bedoeld in het derde lid.

HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.19. In afwijking van artikel 14, kan de deelnemer verschillende keren toegang hebben tot de evaluatie wanneer hij de basisopleiding niet gevolgd heeft, voor zover hij, vóór de inwerkingtreding van dit besluit en van het ministerieel besluit aangenomen krachtens dit besluit, een opleiding gevolgd heeft of aan het volgen is, op het ogenblik van deze inwerkingtreding, waarvan de inhoud overeenkomt met de inhoud vastgelegd in het ministerieel besluit van 24 juli 2013.

Art.20. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 21. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.