28 APRIL 2016. - Decreet. - Lening "Coup de Pouce"(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-05-2016 en tekstbijwerking tot 06-01-2021)
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden betreffende de partijen bij de lening
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Vormvoorwaarden en voorschriften betreffende de lening
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Bestemming van het kapitaal dat in het kader van de lening wordt geleend
Art. 6
HOOFDSTUK V. - Jaarlijkse bewijslevering en controle
Art. 7
HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen
Art. 8, 8/1
HOOFDSTUK VII. - Sancties
Art. 9
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepaling
Art. 10
HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1. Het Gewest kent een belastingskrediet zoals bedoeld in Hoofdstuk VI onder de voorwaarden bepaald in de hoofdstukken II tot V toe.
Art.2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° de lening : de overeenkomst voor een lening op interest, in de zin van de artikelen 1892 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een kredietgever aan een kredietnemer geldmiddelen ter beschikking stelt onder de verbintenis van terugbetaling door de kredietnemer en waarbij interesten worden bepaald;
2° de datum waarop de lening wordt gesloten; de datum waarop de geldmiddelen ter beschikking worden gesteld;
3° de kredietnemer : de KMO of de zelfstandige die, in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten, een kredietovereenkomst sluit;
4° de kredietgever : de natuurlijke persoon die, buiten het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten, een lening sluit;
5° de onderneming : de eenheid in de zin van artikel 1 [1 van Bijlage]1 van Aanbeveling 2003/361/EG van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen alsook de natuurlijke personen die dezelfde voorwaarden vervullen;
6° de KMO : de kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, ongeacht haar rechtsvorm, alsook de zelfstandigen die dezelfde voorwaarden vervullen;
7° de zelfstandige : de natuurlijke persoon die de voorwaarden bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen vervult;
8° de bestaande schulden : de schulden die vaststaand en opeisbaar waren voor de datum waarop de lening gesloten werd;
9° de wettelijke rentevoet : de rentevoet, omschreven in artikel 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest;
10° de bijzondere financieringswet : de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
11° het Wetboek van de Inkomstenbelastingen; het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 van 10 april 1992;
12° [1 ...]1.
----------
(1)<DWG 2020-12-17/29, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden betreffende de partijen bij de lening
Art.3.§ 1. De lening wordt gesloten tussen twee partijen, een unieke kredietgever en een unieke kredietnemer.
§ 2. [2 Op de datum waarop de lening wordt gesloten, moet de kredietnemer aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° hij is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen of bij een organisme voor de sociale zekerheid van de zelfstandigen als een inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen niet verplicht is;
2° hij heeft een maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest;
3° hij oefent geen activiteit uit of heeft geen doel dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat :
a) in investering;
b) in het verrichten van geldbeleggingen;
c) in financiering in de zin van artikel 2, § 1, 5°, d), e) en f) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;
4° hij bestaat niet uit een vennootschap die houder is van zakelijke rechten op een onroerende goederen, waarvan natuurlijke personen die een mandaat of een functie uitoefenen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, hun echtgenoot of wettelijk samenwonende partner of hun kinderen, het genot of het gebruik voor privé-doeleinden hebben.
Bovendien, indien de kredietnemer een rechtspersoon is, vervult hij de volgende voorwaarden :
1° hij is een vennootschap of een vereniging of stichting in de zin van de artikelen 1: 1, 1 : 2 en 1: 3 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, met rechtspersoonlijkheid;
2° hij is geen vennootschap die is opgericht met het oog op het afsluiten van een management- of bestuurdersovereenkomst of die haar voornaamste bron van inkomsten haalt uit management- of bestuurdersovereenkomsten;
3° hij is een niet-beursgenoteerde vennootschap.
Lid 2, 2°, is niet van toepassing op leningen die aan vennootschappen worden toegekend met het oog op de overname van alle of een deel van de aandelen van een onderneming.
De voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 2° tot 4°, en in het tweede lid, 1° en 2°, worden tijdens de duur van de lening vervuld]2.
§ 3. Op de datum waarop de lening wordt gesloten en tijdens de duur ervan moet de kredietgever aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° hij is geen werknemer van de kredietnemer;
2° als de kredietnemer een zelfstandige is, dan mag de kredietgever niet de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer zijn; en
3° [2 als de kredietnemer een rechtspersoon is, mag de kredietgever alsook zijn echtgenoot/ote of wettelijk samenwonende partner, niet rechtstreeks of onrechtstreek via een andere rechtspersoon die hij controleert in de zin van artikel 1: 14 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, oprichter, lid, medewerker of aandeelhouder van die rechtspersoon, of aandeelhouder zijn van die rechtspersoon, noch benoemd zijn of optreden als orgaan of lid van het orgaan belast met het dagelijks bestuur of beheer, als vereffenaar, of als houder van een vergelijkbaar mandaat binnen die rechtspersoon; hij mag ook niet optreden als vaste vertegenwoordiger van een andere rechtspersoon die wordt benoemd of zelf handelt als orgaan of lid van het orgaan belast met het dagelijks bestuur of het beheer van vereffenaar of een gelijkaardige functie]2;
4° hij is geen kredietnemer bij een andere lening die voldoet aan de voorwaarden bepaald in dit decreet of in de uitvoeringsbesluiten ervan.
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DWG 2020-12-17/29, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK III. - Vormvoorwaarden en voorschriften betreffende de lening
Art.4.[1 § 1. De lening is achtergesteld zowel ten aanzien van de bestaande als van de toekomstige schulden van de kredietnemer.
De lening heeft een looptijd van vier, zes, acht of tien jaar. Ze kan in één keer worden terugbetaald aan het einde van de looptijd van de lening of volgens een afschrijvingsschema dat door de kredietgever en de kredietnemer wordt ondertekend en als bijlage bij de leningovereenkomst wordt gevoegd.
In de voorwaarden van de lening kan ook worden bepaald dat de kredietnemer het recht heeft de lening vervroegd terug te betalen door middel van één enkele, volledige aflossing van het verschuldigde saldo in hoofdsom en interesten.
Het totale bedrag, in hoofdsom, dat in het kader van een of meerdere leningen uitgeleend wordt, bedraagt ten hoogste 125.000 euro per kredietgever.
Het totale bedrag, in hoofdsom, dat in het kader van een of meerdere leningen aan een kredietnemer uitgeleend wordt, bedraagt ten hoogste 250.000 euro per kredietnemer.
De interesten die de kredietnemer verschuldigd is, worden betaald op de overeengekomen vervaldagen in voorkomend geval volgens het afschrijvingsschema. Die rentevoet mag niet hoger zijn dan de wettelijke rentevoet die van kracht is op de datum waarop de lening gesloten wordt, en mag niet lager zijn dan de helft van dezelfde wettelijke rentevoet.
§ 2. Overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten kan de kredietgever op eerste verzoek de lening vervroegd opeisbaar stellen in de volgende gevallen :
1° in geval van inleiding van de faillissementsprocedure, gerechtelijke reorganisatie, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen ontbinding of vereffening van de kredietnemer;
2° als de kredietnemer een zelfstandige is, in geval hij zijn activiteit vrijwillig stopzet of overdraagt, tenzij het gaat om de overdracht van deze activiteit ten gunste van een bestaande of op te richten vennootschap waarvan de kredietnemer, alleen of samen met zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner of hun kinderen, de controle heeft in de zin van artikel 1: 14, § 2, 1°, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen;
3° als de kredietnemer een rechtspersoon is, ingeval die rechtspersoon onder voorlopig bewindvoerder geplaatst wordt;
4° in geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van een verschuldigde aflossing van de hoofdsom of van de interesten, gedurende meer dan drie maanden na de genoemde vervaldag;
5° in geval van automatische beëindiging van de overeenkomst als gevolg van het niet naleven door de kredietnemer van de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Als de kredietnemer een zelfstandige is, kan de kredietgever, in geval van overlijden van de kredietnemer, de lening op eerste verzoek vervroegd opeisbaar stellen bij de wettelijke erfgenamen van de kredietnemer.]1
----------
(1)<DWG 2020-12-17/29, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.5.§ 1. De lening wordt in een onderhandse of authentieke akte aan de hand van een door de Regering bepaald model vastgesteld.
De Regering bepaalt de gegevens die er absoluut vermeld moeten worden.
De akte wordt in drie originele documenten opgemaakt : één voor elke partij en één voor de in § 2, eerste lid, bedoelde instantie.
§ 2. Uiterlijk op een datum vastgesteld door de Regering en volgens de door haar bepaalde modaliteiten richt de kredietgever een aanvraag tot registratie van de lening aan de door de Regering aangewezen instantie. De Regering bepaalt de bijlagen bij deze aanvraag.
De in het eerste lid bedoelde datum mag niet van vóór 31 december 2017 dateren.
De leningen waarvan de registratieaanvraag binnen de in het eerste lid bedoelde termijn wordt gezonden en waarbij de vereiste bijlagen worden gevoegd, worden geregistreerd.
De in het eerste lid bedoelde instantie brengt de kennisgever [1 ...]1 volgens modaliteiten bepaald door de Regering op de hoogte van registratie of de onmogelijkheid om te registreren.
§ 3. [1 Wanneer één van de voorwaarden bepaald in de artikelen 3 en 4, § 1, van dit decreet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, niet meer vervuld wordt of wanneer de lening vervroegd is afgelost overeenkomstig artikel 4, § 1, derde lid, stelt de kredietgever de in § 2, eerste lid, bedoelde instantie in kennis daarvan volgens modaliteiten bepaald door de Regering binnen drie maanden na het voorkomen van het evenement dat aan de basis ligt van de niet-naleving van de voorwaarde of van de vervroegde terugbetaling door de kredietnemer]1.
§ 4. Wanneer de lening op eerste verzoek overeenkomstig artikel 4, § 2, vervroegd opeisbaar gesteld wordt, informeert de kredietgever de in § 2, eerste lid, bedoelde instantie daarover binnen drie maanden volgens modaliteiten bepaald door de Regering.
[1 ...]1.
§ 5. Onverminderd de bovenvermelde machtigingen bepaalt de Regering de formele voorwaarden en de procedure voor de registratie [1 en automatische beëindiging]1 van de lening.
----------
(1)<DWG 2020-12-17/29, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK IV. - Bestemming van het kapitaal dat in het kader van de lening wordt geleend
Art.6.[1 De kredietnemer gebruikt de in het kader van de lening geleende of ter beschikking gestelde geldmiddelen uitsluitend voor ondernemingsdoeleinden.
De kredietnemer zal de geleende geldmiddelen niet inbrengen of uitlenen aan een bestaande of op te richten rechtspersoon waarvan hijzelf, zijn echtgenoot/ote of wettelijk samenwonende partner, rechtstreeks of onrechtstreeks, via een andere rechtspersoon die hij controleert in de zin van artikel 1 : 14 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, oprichter, lid, vennoot of aandeelhouder is.
De kredietnemer mag niet benoemd zijn of optreden als orgaan of lid van het orgaan belast met het dagelijks bestuur of beheer, als vereffenaar, of als houder van een vergelijkbaar mandaat binnen die rechtspersoon en mag ook niet optreden als vaste vertegenwoordiger van een andere rechtspersoon die wordt benoemd of zelf handelt als orgaan of lid van het orgaan belast met het dagelijks bestuur of het beheer van vereffenaar of een gelijkaardige functie.
De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op de zelfstandige kredietnemer indien de inbreng of de lening wordt gedaan ter gelegenheid van de overdracht van zijn hoofdactiviteit ten gunste van een bestaande of op te richten vennootschap waarvan de kredietnemer, alleen of samen met zijn echtgenoot/ote of wettelijk samenwonende partner of hun kinderen, de controle heeft in de zin van artikel 1: 14, § 2, 1°, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.
De kredietnemer gebruikt niet de geleende geldmiddelen voor een verdeling van dividenden of voor de aankoop van acties of aandelen, noch voor het toestaan van een lening.]1
----------
(1)<DWG 2020-12-17/29, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK V. - Jaarlijkse bewijslevering en controle
Art.7.§ 1. [1 De toekenning en de handhaving van het belastingkrediet zoals bedoeld in Hoofdstuk VI is ondergeschikt aan de voorwaarde dat de kredietgever de bewijsstukken waaruit blijkt dat hij één of meerdere lopende leningen had, ter beschikking houdt van de federale belastingadministratie voor elke periode waarvoor hij het voordeel van het belastingkrediet wil eisen]1.
De Regering bepaalt de aard en de vorm van de in het eerste lid bedoelde bewijzen.
§ 2. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de controle op de naleving van dit decreet en van uitvoeringsbesluiten. Ze wijst de met die controle belaste ambtenaren aan.
----------
(1)<DWG 2020-12-17/29, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen
Art.8.[1 § 1. Een belastingkrediet wordt toegekend aan de kredietgever onderworpen aan de personenbelasting of aan de belasting van de niet-inwoners, zoals gelokaliseerd in het Waalse Gewest overeenkomstig artikel 5/1, § 2, en 54/2 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en artikel 248/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
§ 2. Het belastingkrediet wordt berekend op basis van de uitgeleende bedragen die verschuldigd zijn in het kader van één of meerdere geregistreerde leningen.
§ 3. Het rekenkundig gemiddelde van alle bedragen, in hoofdsom, die in het kader van één of meerder geregistreerde leningen op 1 januari en 31 december van het belastbare tijdperk zijn uitgeleend, wordt als berekeningsgrondslag van het in § 1 bedoelde belastingkrediet genomen.
De berekeningsgrondslag bedraagt maximum 125.000 euro per kredietnemer met dien verstande dat de som van de leningen, voor het betrokken belastbare tijdperk niet hoger is dan 125.000 euro.
§ 4. Het in § 1 bedoelde belastingkrediet is vier procent van de in § 3 bedoelde grondslag in de loop van de vier eerste belastbare tijdperken vanaf het tijdperk waarin de lening is gesloten.
Het belastingkrediet is 2,5 % tijdens de eventuele volgende belastbare tijdperken.
§ 5. Het in § 1 bedoelde belastingkrediet wordt toegestaan voor de looptijd van de geregistreerde lening, te beginnen met het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de lening werd gesloten.
Het fiscale voordeel wordt ontzegd voor het belastbare tijdperk waarin de in de artikelen 3, 4 en 6 bedoelde voorwaarden niet meer vervuld worden of waarvoor de in artikel 7 bedoelde bewijzen ontbreken, niet conform zijn, of onvolledig zijn. Er is geen mogelijkheid tot overdracht van het geweigerde fiscale voordeel, dat gederfd wordt, naar volgende aanslagjaren.
Het fiscale voordeel vervalt vanaf het volgende aanslagjaar dat verbonden is met het belastbare tijdperk :
1° waarin de kredietgever overleden is;
2° waarin de lening vervroegd is terugbetaald overeenkomstig artikel 4, § 1, derde lid;
3° waarin de lening vervroegd opeisbaar is gesteld overeenkomstig artikel 4, § 2.]1
----------
(1)<DWG 2020-12-17/29, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.8/1. [1 § 1. Onverminderd artikel 8 komt de kredietgever onder de volgende cumulatieve voorwaarden in aanmerking voor één belastingkrediet :
1° uiterlijk zes maanden na de contractuele vervaldag van de lening bevindt de kredietnemer zich in een van de situaties bedoeld in artikel 4, § 2, 1°;
2° de kredietnemer kan de lening in hoofdsom niet volledig of gedeeltelijk terugbetalen;
3° de kredietgever is onderworpen aan de personenbelasting of aan de belasting van de niet-inwoners, zoals gelokaliseerd in het Waalse Gewest overeenkomstig artikel 5/1, § 2, en 54/2 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en artikel 248/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;
4° de kredietgever heeft de lening opeisbaar gesteld overeenkomstig artikel 4, § 2.
§ 2. Het eenmalige belastingkrediet wordt toegekend voor het aanslagjaar waarin het definitieve karakter van de niet-terugbetaling van de gehele of een deel van de hoofdsom van de lening wordt vastgesteld. Deze hoofdsom van de lening, waarvoor het definitieve karakter van de niet-terugbetaling is vastgesteld, wordt als basis genomen als berekeningsgrondslag van het eenmalige belastingkrediet.
De Regering bepaalt de wijze waarop het definitieve karakter van de niet-terugbetaling van de hoofdsom van de lening of een deel daarvan in de in artikel 4, § 2, eerste lid, bedoelde gevallen kan worden aangetoond.
§ 3. De in § 2 bedoelde berekeningsgrondslag bedraagt maximum 125.000 euro.
§ 4. Het belastingkrediet is dertig procent van de in § 2 bedoelde grondslag.
§ 5. In geval van overlijden van de kredietgever vóór de in artikel 1, § 1°, bedoelde vervaldag, wordt het voordeel van het eenmalige belastingkrediet overgedragen aan zijn rechthebbenden en rechtsopvolgers. In dat geval zijn de bepalingen van dit artikel op hen van toepassing, zo nodig in verhouding tot de rechten die zij uit hoofde van de lening ontvangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2020-12-17/29, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK VII. - Sancties
Art.9. De kredietnemer die de voorwaarden waaraan hij krachtens de artikelen 3 en 4, § 1, van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan onderworpen is, niet heeft vervuld, loopt een boete op gelijk aan het belastingskrediet toegekend aan de kredietgever voor elk jaar waarin de voorwaarden niet waren vervuld.
In dit geval mag de kredietnemer bovendien niet in aanmerking komen voor een lening "Coup de Pouce" tijdens een periode van acht jaar te rekenen van 1 januari van het jaar volgend op het jaar van de vaststelling van de overtreding.
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepaling
Art. 10.Dit decreet treedt in werking op een door de Regering te bepalen datum en uiterlijk op 30 september 2016.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 30-09-2016 door BWG 2016-09-22/02, art. 9)