25 MAART 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden
Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Artikel 34 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden, wordt vervangen als volgt :
"Art. 34. De werkgever bepaalt, op grond van de resultaten van een risicoanalyse, aan welke voorwaarden de verlichting van de arbeidsplaatsen, al dan niet in open lucht, evenals van de werkposten moet beantwoorden teneinde ongevallen door de aanwezigheid van voorwerpen of hindernissen en vermoeidheid van de ogen te voorkomen.
De werkgever die de vereisten van de norm NBN EN 12464-1 en de norm NBN EN 12464-2 toepast bij het bepalen van de voorwaarden inzake verlichting wordt vermoed te hebben gehandeld in overeenstemming met het eerste lid.
Wanneer de werkgever de normen bedoeld in het tweede lid niet wenst toe te passen, moet de verlichting tenminste beantwoorden aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage 2.".
Art.2. Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 35. Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van de kunstverlichting aan een verhoogd risico zijn blootgesteld, zijn uitgerust met een verlichting die bijdraagt aan de veiligheid van de personen die bezig zijn met een mogelijk gevaarlijke activiteit of zich in een mogelijk gevaarlijke situatie bevinden en die het hen mogelijk maakt een gepaste afsluitprocedure uit te voeren voor de veiligheid van de bediener en andere aanwezigen in het gebouw. De sterkte van deze verlichting mag niet minder zijn dan 10 % van de normaal vereiste verlichtingssterkte voor de betreffende taak.".
Art.3. Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 36. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers in de werklokalen over voldoende verse lucht beschikken, rekening houdend met de werkmethoden en de door de werknemers te leveren lichamelijke inspanningen.
Hiertoe neemt de werkgever de nodige technische of organisatorische maatregelen opdat de CO2-concentratie in deze werklokalen lager is dan 800 ppm, tenzij deze kan aantonen dat dit om objectieve en gegronde redenen niet mogelijk is.
In elk geval mag de CO2-concentratie in deze werklokalen nooit hoger zijn dan 1200 ppm."
Art.4. In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, 1° worden de woorden "enkel zuivere lucht" vervangen door de woorden "verse lucht";
2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt :
"3° ze is dermate ingesteld dat de over een werkdag gemiddelde relatieve luchtvochtigheid, tussen 40 en 60 % ligt, tenzij dit om technische redenen niet mogelijk is;";
3° artikel 38 wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De relatieve luchtvochtigheid bedoeld in het eerste lid, 3° mag tussen 35 en 70 % liggen indien de werkgever aantoont dat de lucht geen chemische of biologische agentia bevat die een risico kunnen vormen voor de veiligheid en de gezondheid van de aanwezige personen op de arbeidsplaats.".
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 2 ingevoegd die als bijlage is gevoegd bij dit besluit.
Art.6. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Nota
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage 2. - Minimumvoorschriften waaraan de verlichting van de arbeidsplaatsen moet beantwoorden als bedoeld de artikelen 33 tot35
Op de werkposten is de gemiddelde verlichtingssterkte van het werkvlak voldoende voor de uit te voeren taken, en is, gemeten op het werkvlak, of bij afwezigheid van een werkvlak op een horizontale hoogte van 0,85 meter van de grond, ten minste :
- 200 lux voor refter, kleedkamer, wasplaats, landbouwactiviteiten, brouwerij, ruw assembleerwerk;
- 300 lux voor bakkerij, machinewerk, middelmatig precies assembleerwerk, fruit sorteren, wasserij, lassen, garage, receptie, kopieerwerk, kinderopvang, klaslokaal, auditorium, sporthal;
- 500 lux voor EHBO-lokaal, laboratoria, controleruimten, precisie machinewerk, fijn assembleerwerk, autoassemblage, keuken, slachthuis, productcontrole, kapsalon, schoenmakerij, boekbinderij, drukkerij, spinnerij, weverij, houtbewerking, bureauwerk, vergaderzaal;
- 750 lux voor glasbewerking, materiaalinspectie, precisie-assemblage, naaiwerk, verfspuiten, technisch tekenen;
- 1000 lux voor precisiewerk, kleurinspectie, juweelproductie, medisch onderzoekslokaal.
Op plaatsen die enkel dienen voor verplaatsing is de verlichtingssterkte gemeten op de vloer ten minste :
- 5 lux voor kolenopslag, houtopslag, stapelplaatsen met occasioneel verkeer, buiten gelegen doorgangen voor voetgangers, autoparking;
- 10 lux voor algemene verlichting van havens, risicovrije zones in de petrochemie en gelijkaardige industrieën, opslag van verzaagd hout, wegen voor traag verkeer (minder dan 10 km per uur) van bijvoorbeeld fietsen of heftrucks;
- 20 lux voor auto- en containeropslagplaatsen in havens, normaal autoverkeer, in- en uitritten van parkings;
- 50 lux voor industrieterreinen, opslagzones buiten, risicogebieden in havens, olieopslagtanks, koeltorens, pompgemalen, waterzuiveringsinstallaties, plaatsen voor laden en ontladen, materiaalbehandeling in havens, bouwwerf, opslaghal zonder manueel werk;
- 100 lux voor verplaatsingszones in het bedrijf, gangen, trappen, magazijnen.
Indien er werknemers zijn met een grotere lichtbehoefte omwille van oogafwijkingen of leeftijd moet de verlichtingssterkte hieraan aangepast worden.
De verlichting van het werkvlak moet gelijkmatig verdeeld zijn. Snelle en sterke overgangen in de verlichtingssterkte van het werkvlak en de onmiddellijk aangrenzende zone moeten vermeden worden. De lampen mogen geen flikkering of stroboscopieverschijnselen vertonen. Er mag geen hinderlijke verblinding door directe of indirecte waarneming van heldere lichtbronnen in het gezichtsveld optreden.
Indien op een werkvlak een gemiddelde verlichtingssterkte groter dan 200 lux nodig is mag zij bekomen worden door middel van een plaatselijke verlichting, mits de installatie voor de algemene verlichting alleen reeds, in elk geval, op dezelfde plaats een gemiddelde verlichtingssterkte van minimum 200 lux verzekert.
De kunstmatige verlichting mag de kleuren van de veiligheids- en gezondheidssignalering en de pictogrammen niet wijzigen. De lampen die gebruikt worden voor de verlichting van het werkvlak hebben een kleurweergave-index van 80 of meer en een kleurtemperatuur die aangepast is aan de taak.
Bij de keuze van de soort en de plaatsing van de lampen moeten de veiligheidsrisico's die onderhoud en vervanging van lampen met zich meebrengen in rekening gebracht worden."