28 JANUARI 2016. - Ministerieel besluit betreffende de beroepsopleiding inzake landbouw(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-02-2016 en tekstbijwerking tot 18-09-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1, 1/1, 2
HOOFDSTUK II. - Organisatie van de opleidingsactiviteiten
Art. 3-7
HOOFDSTUK III. - Stage
Art. 8-10
HOOFDSTUK IV. - Selectie van de projecten
Art. 11-16
HOOFDSTUK V. - Betaling van de subsidies
Art. 17
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepaling
Art. 18
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Overeenkomstig artikel 4, 3°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt, regelt dit besluit, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 127 ervan.
In afwijking van het eerste lid, zijn de bepalingen betreffende de organisatie en de subsidiëring van cursussen van fytolicentie van toepassing op het gezamenlijke grondgebied van het Waalse Gewest.
Art. 1/1.[1 Dit besluit waarborgt de naleving van de bepalingen van de artikelen 1, 3 tot [2 9, 11 tot 13]2 en 21 van [2 Verordening (EG) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L327 van 21.12.2022, blz.1. ]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2017-11-29/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 14-12-2017>
(2)<MB 2024-05-23/25, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
Art.2. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016, het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016 houdende uitvoering van hoofdstuk 2 van Titel IV van het Waalse Landbouwwetboek betreffende de beroepsopleiding in de landbouw.
HOOFDSTUK II. - Organisatie van de opleidingsactiviteiten
Art.3.[1 De cursussen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° voldoen aan de profielen bepaald door de "Service francophone des Métiers et Qualifications", opgericht bij het decreet van 17 december 2015 tot bekrachtiging van het samenwerkingsakkoord van 29 oktober 2015 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de "Service francophone des Métiers et des Qualifications", afgekort "SFMQ", en goedgekeurd door de Waalse Regering, voor zover ze bestaan ;
2° voldoen aan het tweede tot en met vierde lid.]1
De cursussen landbouwtechnieken hebben betrekking op de domeinen van de biologie, chemie, plantkunde, natuurwetenschappen, bemesting, genetica, economie, informatica, teelt, plantenteelt, veehouderij, landelijke genie, sanitaire aspecten, de algemene vakken die nodig zijn voor de verwerking van de bovenvermelde vakken, alsook het gebruik van de beste praktijken in het domein van de milieubescherming en de duurzaamheid van de bedrijven in de ontwikkeling van nieuwe producten en innoverende producten.
De cursussen van beheer en landbouweconomie hebben betrekking op één van de volgende onderwerpen :
1° de economische, financiële, juridische, fiscale en sociale aspecten i.v.m. de installatie als landbouwexploitant;
2° de kostenraming, de analyse en het beheer van minstens één type landbouwbedrijf;
3° het gemeenschappelijk landbouwbeleid met inbegrip van de specifieke steun voor de sector;
4° de openbare en privé actoren die zich met de landbouw bezighouden.
De bijscholingscursussen hebben betrekking op één van de volgende onderwerpen:
1° één of meer technische, economische of juridische aspecten van het landbouwbedrijf in verband met het multifunctionele aspect van de landbouw;
2° de diversificatie van de economische landbouwbasis;
3° het gebruik van nieuwe technologieën die specifiek zijn voor de landbouw, met inbegrip van de informatie- en communicatietechnologieën;
4° de sanitaire aspecten i.v.m. de landbouw, met inbegrip van de milieugezondheidskunde en de gezondheid op het werk;
5° het streven naar de beste kwaliteit in deze sector;
6° het gebruik van landbouwtractors en hun aanhangwagens, alsook voertuigen die ingeschreven zijn als landbouwmateriaal, motorploeg of maaimachine.
----------
(1)<MB 2024-05-23/25, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
Art.4.De cursussen landbouwtechnieken hebben een minimale duur van vijfenzeventig uur en een maximale duur van honderdvijftig uur. Wanneer de cursussen betrekking hebben op de biologische landbouw, bedraagt de maximale duur vierhonderd uur.
De cursussen van beheer en landbouweconomie hebben een minimale duur van negentig uur en een maximale duur van honderdvijftig uur.
De bijscholingscursussen hebben een minimale duur van acht uur en een maximale duur van honderdvijftig uur.
[1 De cursussen landbouwtechnieken, de cursussen van beheer en landbouweconomie en de bijscholingscursussen]1 en bijscholing worden voor minstens drie uur per dag en maximum acht uur per dag verstrekt.
----------
(1)<MB 2017-02-02/26, art. 53, 002; Inwerkingtreding : 30-03-2017>
Art.5. De afdoende ervaring bedoeld in artikel 5, eerste lid, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016, wordt mits een arbeidsattest van de werkgever bewezen, waarin het uurstelsel van de arbeid, de datum van indiensttreding en het einde van de overeenkomst alsook de uitgeoefende functie worden bepaald. In het geval van zelfstandige, moet laatstgenoemde het bewijs van zijn ervaring leveren d.m.v de documenten overgemaakt door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.
Kunnen in aanmerking komen om de afdoende ervaring te bewijzen bedoeld in artikel 5, eerste lid, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016 :
1° de stages bedoeld in artikel 8;
2° de stages verwezenlijkt vóór de inwerkingtreding van die besluit overeenkomstig hoofdstuk III van het besluit van 18 februari 2008 houdende uitvoering van het decreet van 12 juli 2001 betreffende de beroepsopleiding in de landbouw.
Art.6. De cursussen landbouwtechnieken, de cursussen van beheer en landbouweconomie, en de bijscholingscursussen, met uitzondering van de cursussen bedoeld in artikel 3, derde lid, 6°, worden georganiseerd voor minstens acht personen die ingeschreven zijn voor deze cursussen met uitzondering van de bijscholingscursussen waarvoor een lager minimaal aantal deelnemers kan worden gerechtvaardigd door het opleidingscentrum in het kader van een oproep tot projecten.
In het geval van een opleiding medegefinancierd door ELFPO, komt laatstgenoemde slechts tussen naar rato van het aantal deelnemers die in aanmerking komen voor de medefinanciering met inachtneming van het Waals programma voor plattelandsontwikkeling.
Art.7.De afstandscursussen bedoeld in artikel D.99, § 2, 1°, van het Wetboek worden georganiseerd volgens de volgende bepalingen :
1° [1 ...]1;
2° op verzoek van de dienst, deelt het opleidingscentrum, op elk ogenblik, alle inlichtingen mee over de werking en het verloop van de cursussen;
3° het opleidingscentrum houdt een register bij met de werken die door de deelnemers worden uitgevoerd;
4° de werken afgegeven door de deelnemers worden verbeterd uiterlijk vijftien dagen na het overmaken ervan aan de opleider.
----------
(1)<MB 2024-05-23/25, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
HOOFDSTUK III. - Stage
Art.8.De stage bestaat uit maximum zestig gesubsidieerde dagen prestaties, uitgevoerd over een maximale duur van drie jaar. Een stagedag bestaat uit minstens zeven uur werk per stagiair.
De stage(s) uitgevoerd in één of meerdere vervangdiensten, in een bedrijf of instelling i.v.m. de landbouwsector hebben een maximale gecumuleerde duur die niet één derde van de totale duur van de stage overschrijdt.
Art.9.De stages uitgevoerd in elk landbouwbedrijf in het kader van een erkende schoolopleiding [1 of alternerende opleiding]1 worden gevaloriseerd voor een maximale duur van twintig dagen prestaties, mits het afgeven van een officieel stageattest uitgegeven door de erkende onderwijsinstelling(en) [1 of het Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes Entreprises " (Instituut voor Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen).]1
----------
(1)<MB 2024-05-23/25, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
Art.10. Overeenkomstig artikel 14, § 5, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016, voldoet de stagebegeleider aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
1° sinds minstens drie jaar gevestigd zijn als verantwoordelijke in hoofdberoep van een landbouwbedrijf zoals omschreven in artikel D.3, 15°, van het Wetboek;
2° een ervaring inzake opleiding en communicatie kunnen bewijzen, desgevallend, de verbintenis aangaan om een opleiding ter zake te volgen binnen het jaar dat volgt op de indiensttreding als opleider.
In afwijking van het eerste lid, 1° en behalve de inachtneming van de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 2°, als de stage in een ander bedrijf dan een landbouwbedrijf of in een instelling in contact met de landbouwsector plaatsvindt, vervult de stagebegeleider, sinds minstens drie jaar, functies in een bedrijf of in een instelling in contact met de landbouwsector, die hem toelaten om te voldoen aan de doelstellingen bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016.
HOOFDSTUK IV. - Selectie van de projecten
Art.11.Overeenkomstig artikel 4, § 4, [1 eerste lid]1 van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016, beschikt het centrum dat opleidingen organiseert voor het geheel van het Franse taalgebied over :
1° een centrale dienst bestaande uit minstens drie voltijds equivalenten met een voldoende beroepskwalificatie in de administratieve, technische en economische domeinen en van wie minstens één een universitair of hoger niet-universitair diploma bezit;
2° een secretariaat dat alle garanties biedt voor een gepaste organisatie en planning van de opleidingsactiviteiten.
----------
(1)<MB 2017-02-02/26, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 30-03-2017>
Art.12. De opleider voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden :
1° een ervaring inzake opleiding en communicatie kunnen bewijzen, desgevallend, de verbintenis aangaan om een opleiding ter zake te volgen binnen het jaar dat volgt op de indiensttreding als opleider;
2° in het geval van theoretische lessen, de technische bevoegdheden i.v.m. het voorwerp van de opleiding kunnen bewijzen, hetzij door het bezit van een titel of getuigschrift erkend door de bevoegde overheden in deze materies, hetzij door een praktische afdoende ervaring van minstens 3 jaar;
3° in het geval van praktische lessen, hetzij houder zijn van minstens een kwalificatiegetuigschrift afgegeven aan het einde van het zesde of zevende jaar van het technisch of beroepsonderwijs of van een gelijkwaardige titel, hetzij een praktische afdoende ervaring hebben in verband met het voorwerp van de opleiding;
4° een geactualiseerde kennis bewijzen van de onderwerpen i.v.m. het voorwerp van de opleiding, desgevallend, een opleiding volgen binnen het jaar dat volgt op het begin van de opleidingscursussen.
De afdoende ervaring wordt aangetoond met elk rechtsmiddel en overeenkomstig de documenten aangevraagd in de oproep tot projecten.
In afwijking van het eerste lid, 1°, zijn de opleiders en sprekers die erkend werden krachtens het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2008 tot uitvoering van het decreet van 12 juli 2001 betreffende de beroepsopleiding in de landbouw, geacht de pedagogische vaardigheden te hebben die nodig zijn voor de uitoefening van de functie.
Art.13. § 1. De oproepen tot de indiening van projecten worden door de Minister op gang gebracht met inachtneming van het Waals programma voor plattelandsontwikkeling.
De dossiers worden bij de dienst ingediend binnen de termijn voorzien in de oproep tot projecten.
De dienst maakt de rangschikking van de geselecteerde projecten aan de Minister over uiterlijk binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de dossiers.
§ 2. De dossiers ingediend in het kader van een oproep tot projecten worden naar de dienst gestuurd door elk middel dat een vaste datum aan de zending verleent, en bevatten het geheel van de documenten die toelaten om de naleving van de selectiecriteria te controleren. Ze maken het voorwerp uit van een bericht van ontvangst binnen tien werkdagen na de indiening ervan. Het bericht van ontvangst vermeldt:
1° de ontvangstdatum van de aanvraag;
2° de al dan niet ontvankelijkheid van de aanvraag zoals bepaald in de oproep tot projecten;
3° de termijn waarin de beslissing genomen wordt, beroep bij de commissie inbegrepen
4° de beroepsmiddelen, de bevoegde instanties om ze te berechten alsook de vormen en termijnen die nageleefd moeten worden;
5° in voorkomend geval, de vermelding dat bij gebrek aan antwoord van de dienst binnen de voorgeschreven termijn, eventueel verlengd, de toelating als nietig wordt beschouwd.
Als het dossier niet volledig is, stuurt de dienst een schrijven aan de aanvrager, per elektronische weg of per post, waarin hij verzocht wordt het dossier aan te vullen binnen vijftien dagen na ontvangst van het schrijven door de aanvrager. De termijn van vijftien dagen kan worden verlengd op gemotiveerd verzoek van de aanvrager. Na het verstrijken van de termijn en als het dossier niet volledig is, wordt het dossier onontvankelijk verklaard door de dienst die de aanvrager daarvan op de hoogte brengt binnen vijftien dagen na de beslissing.
Art.14.In het kader van de verificatie van de toelaatbaarheidsvoorwaarden, worden de volgende documenten aan de dienst overgemaakt:
1° de benaming van het centrum;
2° de omschrijving van de materiële, menselijke en financiële middelen en hulpmiddelen die nodig zijn voor de goede werking van het opleidingscentrum, met inbegrip van:
a. het afschrift van het attest voor het afsluiten van een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid die o.a. elk risico voor de deelnemer dekt;
b. een omschrijving van de technische en logistieke middelen alsook van de didactische uitrusting voor de organisatie van de activiteiten van het opleidingscentrum;
c. de lijst van het administratief personeel dat nodig is voor het goede beheer van het opleidingscentrum, met inbegrip van de begeleiding en de coördinatie van de activiteiten;
d. een vooruitlopende begroting van de voorgestelde activiteiten;
e. als het centrum reeds opleidingen heeft georganiseerd in het kader van de oproep tot projecten, het activiteitenverslag van de cursussen die tijdens deze oproep tot projecten werden georganiseerd, alsook de balans en de resultatenrekeningen van de jaren die betrokken zijn bij deze cursussen.
[1 ...]1
Het opleidingscentrum is vrijgesteld, mits akkoord van de dienst, van het verstrekken van de documenten bedoeld in het eerste lid waarover de dienst, het betaalorgaan of [2 het Departement Inspectie]2 beschikt of waarover hij kan beschikken via een gegevensbank van authentieke bronnen.
----------
(1)<MB 2017-02-02/26, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 30-03-2017>
(2)<MB 2024-05-23/25, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
Art.15.Overeenkomstig artikel 14, § 6, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2816, deelt het opleidingscentrum het volgende aan de dienst mee:
1° het activiteitenverslag van de cursussen die tevoren georganiseerd werden in het kader van de oproep tot projecten en waarvoor het centrum geselecteerd werd, alsook de balans en de resultatenrekeningen van de jaren die betrokken zijn bij deze cursussen.
2° de geactualiseerde lijst van het administratief personeel bedoeld in [1 artikel 14, eerste lid, 2°, c);]1
3° elk ander document bedoeld in artikel 14, als deze documenten verschillen van de documenten overgemaakt in het kader van de analyse van de naleving van de toelaatbaarheidsvoorwaarden;
4° in voorkomend geval, een verklaring op erewoord waarbij bevestigd wordt dat hij de toelaatbaarheidsvoorwaarden naleeft.
In afwijking van het eerste lid, wordt het opleidingscentrum vrijgesteld, mits akkoord van de dienst, van het verstrekken van de documenten bedoeld in het eerste lid waarover de dienst, het betaalorgaan of [2 het Departement Inspectie]2 beschikt of waarover hij kan beschikken via een gegevensbank van authentieke bronnen.
[2 Het Departement Inspectie]2 kan elke vorm van toezicht en controle uitoefenen om de naleving na te gaan van de toelaatbaarheidsvoorwaarden en de selectiecriteria.
----------
(1)<MB 2017-02-02/26, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 30-03-2017>
(2)<MB 2024-05-23/25, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
Art.16.Voor het kalenderjaar 2016 worden de dossiers ingediend bij de dienst binnen de termijnen vastgelegd in de oproep tot projecten.
De dienst maakt de rangschikking van de geselecteerde projecten aan de Minister over volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 13 binnen een termijn van één maand na het lanceren van de oproep tot projecten.
Wat de eerste oproep tot projecten betreft uitgevoerd in 2016, spreekt de Minister zich uit binnen een termijn van twee maanden die volgt op het lanceren van de oproep tot projecten.
HOOFDSTUK V. - Betaling van de subsidies
Art.17.[1 § 1. De subsidies worden verleend voor zover het scholingscentrum het minimum aantal ingeschrevenen voor de opleidingen naleeft, zoals bedoeld in artikel 6.
§ 2. Binnen de veertien dagen die volgen op de kennisgeving van de opleidingen, geselecteerd door de dienst in het vormingscentrum, kan laatstgenoemde de dienst [2 op de wijze die door de dienst is vastgesteld in de kennisgeving van de selectie na de oproep tot het indienen van projecten]2, een initiële schuldvorderingsverklaring indienen :
1° [2 ...]2;
2° overeenstemmend met een bedrag van dertig percent van de toegekende subsidie.
Het bedrag bedoeld in lid 1er, 2°, wordt als voorschot gestort om het opleidingscentrum de eerste uitgaven in verband met de uitvoering van de geselecteerde opleidingen te kunnen voldoen. De terugvordering van het voorschot wordt toegerekend op de trimestriële schuldvorderingsverklaringen, bedoeld in de vijfde paragraaf, totdat het bedrag van dat voorschot bereikt is, vermeerderd met een gelijkwaardige bruto-subsidie, berekend volgens de methode omschreven in het ministerieel besluit van 10 september 2015 tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende steun voor ontwikkeling en investering in de landbouwsector.
§ 3. De subsidies toegekend aan opleidingscentra worden vereffend na ontvangst door de dienst van een driemaandelijkse schuldaangifte:
1° uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het einde van het kwartaal aan de dienst worden gericht en verzonden [2 volgens de voorwaarden die de dienst heeft vastgelegd in de kennisgeving van de selectie naar aanleiding van de oproep tot het indienen van projecten]2;
2° die voor de opleidingen landbouwtechniek, voor de opleidingen landbouwmanagement en economie en voor de vervolgopleidingen betrekking heeft op de uren van activiteiten die tijdens het afgelopen kwartaal zijn uitgevoerd, en voor stages op de dagen van activiteiten die tijdens het afgelopen kwartaal zijn uitgevoerd. Deze uren en dagen van activiteiten zijn beperkt tot de geschatte budgetten die het opleidingscentrum bij de indiening van zijn project heeft opgegeven;
3° [2 ...]2.
[2 ...]2.
Wanneer het dossier onvolledig is of om hem toe te laten om zijn opdrachten goed te vervullen, kan de dienst van het opleidingscentum elk document of bewijsstuk opeisen die hij nodig acht, opvragen.
§ 4. [2 Het opleidingscentrum moet het departement jaarlijks uiterlijk op 31 oktober van het jaar volgend op de periode waarop de subsidie betrekking heeft, op de hoogte brengen :
1° van een toerekeningstabel bij, waarvan het model door de dienstwordt vastgelegd.
2° een afschrijvingsschema voor de vaste activa van de organisatie;
3° een gedetailleerde versie van de balans neergelegd bij de Nationale Bank van België voor het overeenstemmende jaar;
4° een kopie van de bewijsstukken met betrekking tot de uitgaven die in de toewijzingstabel zijn aangegeven en het betalingsbewijs;
5 de titel, het getuigschrift of vereiste diploma zoals bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 4°, in voorkomend geval, het bewijs van een afdoende ervaring;
6° een verklaring op erewoord die betrekking heeft ofwel op de geactualiseerde kennis van de onderwerpen i.v.m. het voorwerp van de opleiding of op de verbintenis om opleidingen te volgen naast de door hem verstrekte opleiding. ]2]1
----------
(1)<MB 2019-05-22/42, art. 69, 004; Inwerkingtreding : 22-11-2019>
(2)<MB 2024-05-23/25, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepaling
Art. 18. In artikel 8, § 1, tweede lid, 2°, van het ministerieel besluit van 10 september 2015 tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende steun voor ontwikkeling en investering in de landbouwsector worden de woorden "bedoeld in de artikelen 6 tot 12 van het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2008 ter uitvoering van het decreet van 12 juli 2001 betreffende de beroepsopleiding in de landbouw" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 9 tot 13 van het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016 houdende uitvoering van hoofdstuk II van Titel IV van het Waalse Landbouwwetboek betreffende de beroepsopleiding in de landbouw".