9 SEPTEMBER 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de bezoldigingsregeling van sommige personeelsleden van het onderwijs en wat betreft de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.
Art. 5
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs
Art. 6-7
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 8-9
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Artikel 1. In artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan punt A wordt een punt y) toegevoegd, dat luidt als volgt:
"y) de werkelijke diensten die het personeelslid heeft verstrekt in een bezoldigde functie met volledige prestaties in de vzw Voorrangsbeleid Brussel.";
2° aan punt B wordt een punt o) toegevoegd, dat luidt als volgt:
"o) de werkelijke diensten die het personeelslid heeft verstrekt in een bezoldigde functie met onvolledige prestaties in de vzw Voorrangsbeleid Brussel.".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art.2. In artikel 14, 11°, van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, wordt een punt f) ingevoegd, dat luidt als volgt:
"f) in de vzw Voorrangsbeleid Brussel.".
Art.3. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2014, wordt een artikel 26bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 26bis. Voor de tijdelijke personeelsleden zijn de volgende dagen betaalbaar:
1° alle dagen, gerekend van het begin tot het einde van de tijdelijke aanstelling, met inbegrip, als ze geheel of gedeeltelijk in de duur van de tijdelijke aanstelling begrepen zijn, van:
a) de wettelijke feestdagen;
b) de weekends;
c) de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie;
d) de afwezigheden waarvoor het tijdelijke personeelslid, op grond van een reglementaire bepaling, recht heeft op een salaris of salaristoelage van de Vlaamse Gemeenschap;
2° de wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie tussen twee tijdelijke aanstellingen, als die dag, die periode of de dagen binnen die periode aansluiten op een periode die met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld, of op de laatste dag van de tijdelijke aanstelling en als die dag, die periode of de dagen binnen die periode aansluiten op de eerste dag van de erop volgende tijdelijke aanstelling of op een periode die met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld.
Voor de dag, de periode of de dagen binnen die periode, vermeld in het eerste lid, 2°, behoudt het tijdelijke personeelslid de bezoldiging die wordt toegekend overeenkomstig de prestaties, verstrekt aan de vooravond van de te bezoldigen dag, periode of dagen binnen die periode, of aan de vooravond van een periode die met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld, tot op de vooravond van een nieuwe tijdelijke aanstelling. De toepassing van deze bezoldigingsregel mag echter niet tot gevolg hebben dat een tijdelijk personeelslid niet wordt bezoldigd voor de dagen waarvoor hij effectief is aangesteld.
Als een personeelslid een aanstelling heeft voor een volledig schooljaar en daarnaast een tijdelijke aanstelling voor een deel van hetzelfde schooljaar, geldt het eerste lid, 2°, voor de tijdelijke aanstelling voor het deel van het schooljaar, voor zover de gestelde voorwaarden vervuld zijn.".
Art.4. In artikel 32 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de artikelen 26 en 27" vervangen door de zinsnede "artikel 26, 26bis en 27".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.
Art.5. In artikel 7, § 3, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid wordt punt 4° opgeheven;
2° het derde lid wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs
Art.6. In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2010, wordt paragraaf 1 opgeheven.
Art.7. In artikel 8, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2010, wordt punt g) opgeheven.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2016, met uitzondering van artikel 1 en artikel 2 die in werking treden op 1 januari 2017.
Artikel 3 en artikel 4 hebben uitwerking met ingang van 1 september 1999.
Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.