16 AUGUSTUS 2016. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van de forfaitaire basiskosten, de variabelen en de franchise voor de berekening van het bedrag van de premie voor buitensporige opgravingskosten en van de inhoud van het aanvraagdossier
Art. 1-5
Artikel 1. De forfaitaire basiskosten voor de berekening van de premie voor buitensporige opgravingskosten bedragen 12.123 euro.
Art.2. De franchise bij de premie voor buitensporige opgravingskosten bedraagt 1500 euro.
Art.3. De premie voor buitensporige opgravingskosten wordt berekend op basis van de volgende formule:
[[12.123 + (a x 353,1) + (b x 3.296,5) + (c x 37) + (d x 56,9) - (e x 921) - (339,8 als f) - (6.284,3 als g) - (4.326,3 als h]] - 1.500} x 0,40
Art.4. De volgende variabelen worden in rekening gebracht bij de berekening van de premie voor buitensporige opgravingskosten:
1° het aantal mensdagen, met factor 353,1. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "a";
2° het aantal complexe spoorcombinaties dat opgegraven werd, met factor 3296,5. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "b";
3° het aantal antropogene spoorcombinaties dat opgegraven werd, met factor 37. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "c";
4° het aantal natuurlijke spoorcombinaties en verstoringen dat opgegraven werd, met factor 56,9. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "d";
5° het aantal archeologische structuren, met factor -921. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "e";
6° het gegeven dat het een site zonder complexe verticale stratigrafie betreft, met factor -339,8. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "f";
7° het gegeven dat de opgraving is uitgevoerd als een werfbegeleiding, met factor -6284,3. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "g";
8° het gegeven dat geen bemaling werd toegepast voor de opgraving, met factor -4326,3. Deze variabele wordt in artikel 3 aangeduid als "h".
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° antropogene spoorcombinatie: een spoorcombinatie die door de mens is gecreëerd en die archeologische waarde heeft;
2° archeologische structuur: een geheel van meerdere met elkaar in tijd of in functioneel opzicht samenhangende sporen of spoorcombinaties;
3° archeologische waarde: het gegeven dat een roerend of onroerend goed, als overblijfsel of ander spoor van het menselijk bestaan en de menselijke bestaansomgeving in het verleden, door behoud of door bestudering bijdraagt tot de reconstructie van de bestaansgeschiedenis van de mensheid en haar relatie tot die omgeving;
4° bemaling: het door middel van een grondvaste installatie op verschillende plaatsen tegelijk oppompen en via een leiding afvoeren van grondwater, om plaatselijk en tijdelijk de grondwaterspiegel te verlagen;
5° complexe spoorcombinatie: een groep van sporen die op basis van hun ruimtelijke samenhang een afgebakend en betekenisvol geheel vormen en die in hun opbouw bestaan uit een veelheid aan samenstellende sporen, of waaruit de archeologische artefacten een betekenisvolle onderlinge ruimtelijke ordening vertonen;
6° complexe verticale stratigrafie: een opbouw van het bodemarchief waarbij de vorming van sporen, lagen, spoorcombinaties en archeologische structuren geleid heeft tot een aanzienlijke accumulatie in verticale zin, en waarbinnen grote interferentie bestaat tussen de samenstellende sporen, lagen, spoorcombinaties en archeologische structuren;
7° mensdagen: het aantal bezoldigde mensdagen dat tijdens het veldwerk van de opgraving gepresteerd is op het terrein voor de opgraving, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, met uitzondering van mensdagen die gepresteerd zijn om gemotoriseerde toestellen voor grondverzet te bedienen;
8° natuurlijke spoorcombinatie: een spoorcombinatie die niet door de mens is gecreëerd;
9° spoor: een ruimtelijk begrensbaar verschijnsel in de ondergrond of aan de oppervlakte, van antropogene of natuurlijke oorsprong;
10° spoorcombinatie: een groep van sporen die op basis van hun ruimtelijke samenhang een afgebakend en betekenisvol geheel vormen;
11° verstoring: een spoorcombinatie die geen archeologische waarde heeft, ongeacht of ze door de mens of de natuur is gecreëerd;
12° werfbegeleiding: de methode van archeologische opgraving waarbij de regie van de graafwerken bij de uitvoerder van de werken berust en het archeologisch onderzoek zich beperkt tot wat mogelijk is binnen het gegeven kader van de werken.
Art. 5. Het aanvraagdossier voor de premie voor buitensporige opgravingskosten bevat minstens:
1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, dat ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap;
2° in voorkomend geval, het bewijs dat de aanvrager de btw niet kan recupereren;
3° de bewijsstukken waarmee de aanvrager aantoont dat hij de kosten draagt van de verplichte archeologische opgraving;
4° de bewijsstukken waarmee de aanvrager aantoont dat de opgraving niet valt onder het toepassingsgebied van artikel 11.7.1 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014;
5° de bewijsstukken waarmee de aanvrager aantoont dat de initiatiefnemer van de vergunde handelingen of werken waarbinnen de opgraving plaatsvond, voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 11.7.3 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014;
6° een verklaring op erewoord dat de premienemer de opdrachtgever van de opgraving is.