26 FEBRUARI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen uit de regelgeving betreffende de woonzorgvoorzieningen
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art. 3-4
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art. 5-10
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van bijlage II bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art. 11-14
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van bijlage IV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art. 15
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het ministerieel besluit van 30 november 1999 inzake de kwaliteitszorg in de diensten voor Gezinszorg
Art. 16
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het ministerieel besluit van 22 maart 2002 inzake kwaliteitszorg in lokale dienstencentra, in de regionale dienstencentra en in de diensten voor oppashulp
Art. 17
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 18-20
2001036064 2002035323 2002035632 2009036117 2009203683 2009A36117 2009B36117 2009D36117
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Artikel 1. Aan artikel 34/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014, worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"De overdracht van een erkenning is alleen mogelijk op voorwaarde dat de dienst de intentie om zijn erkenning over te dragen, bekendmaakt aan alle erkende diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg die hulp- en dienstverlening aanbieden in een van de gemeenten van het werkgebied van die dienst. Na het bekendmaken van die intentie krijgen geïnteresseerde diensten minstens een maand de tijd om daarover in overleg te gaan met de dienst. De dienst bezorgt vervolgens zijn gemotiveerde beslissing tot overdracht van de erkenning aan alle diensten die interesse betoonden. De overdracht van de erkenning van een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg mag niet gekoppeld worden aan de overdracht van de erkenning van een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf.
Het vorige lid is niet van toepassing als de initiatiefnemer van de dienst die zijn erkenning wil overdragen, lid is van de rechtspersoon waaraan de erkenning wordt overgedragen en vertegenwoordigd is in het bestuur van die rechtspersoon.".
Art.2. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden een artikel 34/2 tot en met 34/7 ingevoegd, die luiden als volgt:
"Art. 34/2. De erkenning van een dienst voor oppashulp die erkend is met toepassing van hoofdstuk II en aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kan samen met het aantal subsidiabele uren vrijwilligersoppas dat aan die dienst is toegewezen, op 1 januari worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° voor 1 september van het voorgaande jaar wordt een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan het agentschap bezorgd;
2° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de hulp- en dienstverlening die door de overgedragen dienst werd verstrekt. De wijze waarop de continuïteit van de hulp- en dienstverlening wordt verzekerd, wordt aangetoond aan de hand van een personeelsplan en een opvolgingsplan voor de gebruikers van de dienst waarvan de erkenning wordt overgedragen;
3° het aantal subsidiabele uren vrijwilligersoppas dat aan de dienst is toegewezen, wordt volledig overgedragen aan de overnemer;
4° de dienst blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
De overdracht van een erkenning is alleen mogelijk op voorwaarde dat de dienst de intentie om zijn erkenning over te dragen, bekendmaakt aan alle erkende diensten voor oppashulp die hulp- en dienstverlening aanbieden in een van de gemeenten van het werkgebied van die dienst. Na het bekendmaken van die intentie krijgen geïnteresseerde diensten minstens een maand de tijd om daarover in overleg te gaan met de dienst. De dienst bezorgt vervolgens zijn gemotiveerde beslissing tot overdracht van de erkenning aan alle diensten die interesse betoonden.
Art. 34/3. De erkenning van een dienst voor thuisverpleging die erkend is met toepassing van hoofdstuk II en aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kan worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst wordt aan het agentschap bezorgd;
2° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de hulp- en dienstverlening die door de overgedragen dienst werd verstrekt. De wijze waarop de continuïteit van de hulp- en dienstverlening wordt verzekerd, wordt aangetoond aan de hand van een personeelsplan en een opvolgingsplan voor de gebruikers van de dienst waarvan de erkenning wordt overgedragen;
3° de dienst blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Art. 34/4. De erkenning van een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds die erkend is met toepassing van hoofdstuk II en aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kan samen met het aantal vte dat aan de dienst is toegewezen, op 1 januari worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° voor 1 september van het voorgaande jaar wordt een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan het agentschap bezorgd;
2° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de hulp- en dienstverlening die door de overgedragen dienst werd verstrekt. De wijze waarop de continuïteit van de hulp- en dienstverlening wordt verzekerd, wordt aangetoond aan de hand van een personeelsplan en een opvolgingsplan voor de gebruikers van de dienst waarvan de erkenning wordt overgedragen;
3° het aantal vte dat aan de dienst is toegewezen, wordt volledig overgedragen aan de overnemer;
4° de dienst blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Art. 34/5. De erkenning en, als dat van toepassing is, het recht op subsidiëring van een lokaal of een regionaal dienstencentrum dat erkend is met toepassing van hoofdstuk II en aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kunnen op 1 januari worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° voor 1 september van het voorgaande jaar wordt een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van het dienstencentrum aan het agentschap bezorgd;
2° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de hulp- en dienstverlening die door het overgedragen dienstencentrum werd verstrekt. De wijze waarop de continuïteit van de hulp- en dienstverlening wordt verzekerd, wordt aangetoond aan de hand van een personeelsplan en een opvolgingsplan voor de gebruikers van het dienstencentrum waarvan de erkenning wordt overgedragen;
3° het dienstencentrum blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Art. 34/6. De erkenning van een dienst voor gastopvang die erkend is met toepassing van hoofdstuk II en aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kan samen met het aantal subsidiabele uren gastopvang dat aan de dienst is toegewezen, op 1 januari worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° voor 1 september van het voorgaande jaar wordt een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan het agentschap bezorgd;
2° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de hulp- en dienstverlening die door de overgedragen dienst werd verstrekt. De wijze waarop de continuïteit van de hulp- en dienstverlening wordt verzekerd, wordt aangetoond aan de hand van een personeelsplan en een opvolgingsplan voor de gebruikers van de dienst waarvan de erkenning wordt overgedragen;
3° het aantal subsidiabele uren gastopvang dat aan de dienst is toegewezen, wordt volledig overgedragen aan de overnemer;
4° de dienst blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Art. 34/7. De erkenning en, als dat van toepassing is, het recht op subsidiëring van een vereniging van gebruikers en mantelzorgers die erkend is met toepassing van hoofdstuk II en aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kunnen op 1 januari worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° voor 1 september van het voorgaande jaar wordt een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de vereniging aan het agentschap bezorgd;
2° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de hulp- en dienstverlening die door de overgedragen vereniging werd verstrekt. De wijze waarop de continuïteit van de hulp- en dienstverlening wordt verzekerd, wordt aangetoond aan de hand van een personeelsplan en een opvolgingsplan voor de gebruikers en mantelzorgers van de vereniging waarvan de erkenning wordt overgedragen;
3° de vereniging blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art.3. In artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2012, wordt de zinsnede "bijlage I tot en met XII" vervangen door de zinsnede "bijlage I tot en met III, V tot en met XII".
Art.4. In artikel 6, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2012, wordt het jaartal "2015" vervangen door het jaartal "2017".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art.5. In artikel 1 van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, 14 september 2012, 5 oktober 2012, 21 december 2012 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 11° wordt vervangen door wat volgt:
"11° lokale diensteneconomie: de lokale diensteneconomie, vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie;";
2° punt 12° wordt opgeheven;
3° punt 14° wordt vervangen door wat volgt:
"14° omkaderingspersoneel: de personen die belast zijn met de begeleiding van de doelgroepwerknemer met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie;".
Art.6. In artikel 4, A, 2°, van bijlage I bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "tot maximaal een week erna" worden vervangen door de woorden "tot maximaal 14 dagen erna";
2° de volgende zin wordt toegevoegd:
"De dienst hoeft geen sociaal onderzoek uit te voeren als de gezinszorg niet voortgezet wordt na die 14 dagen.".
Art.7. In artikel 4, A, van bijlage I bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, 14 september 2012, 5 oktober 2012, 12 oktober 2012, 7 december 2012 en 25 april 2014, wordt een punt 10° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"10° /2 de dienst vordert een bijdrage van de gebruiker voor de tijd die een verzorgend of logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich te verplaatsen van de ene naar de andere gebruiker, op voorwaarde dat die twee hulpverleningsmomenten aansluitend zijn. In dat geval wordt de verplaatsingstijd gelijk verdeeld over beide gebruikers. De dienst vordert een bijdrage van de gebruiker voor de tijd die een verzorgend of logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich te verplaatsen van een gebruiker naar een werkvergadering, of omgekeerd. In dat geval wordt voor de helft van de verplaatsingstijd een gebruikersbijdrage aangerekend aan de gebruiker. Voor alle andere verplaatsingen dan de voormelde verplaatsingen, bijvoorbeeld het woon-werkverkeer of de verplaatsingen van een gebruiker naar een bijscholing, mag de verplaatsingstijd niet aangerekend worden aan de gebruiker;".
Art.8. In artikel 4, C, 7°, van bijlage I bij hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "Minstens eenmaal per jaar" en de woorden "wordt iedere hulpverleningssituatie" de zinsnede ", of minstens om de twee jaar als aan de gebruiker uitsluitend aanvullende thuiszorg verleend wordt," ingevoegd.
Art.9. Aan artikel 10 van bijlage I bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en 25 april 2014, worden een vijfde tot en met een zevende lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"De tijd die een verzorgend personeelslid nodig heeft om zich van de ene naar de andere gebruiker te verplaatsen, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de gepresteerde uren, vermeld in het eerste lid, 1°, op voorwaarde dat die twee hulpverleningsmomenten aansluitend zijn.
De tijd die een verzorgend personeelslid nodig heeft om zich van een gebruiker naar een werkvergadering te verplaatsen, of omgekeerd, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de gepresteerde uren, vermeld in het eerste lid, 1°, op voorwaarde dat de helft van die tijd in rekening gebracht wordt bij de gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 13, eerste lid, 4°.
Voor alle andere verplaatsingen dan de voormelde verplaatsingen, bijvoorbeeld het woon-werkverkeer of de verplaatsingen van een gebruiker naar een bijscholing, wordt de verplaatsingstijd niet in aanmerking genomen voor de berekening van de gepresteerde uren.".
Art.10. In artikel 33 van bijlage I bij hetzelfde besluit wordt paragraaf 3, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
" § 3. De tijd die een logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich van de ene naar de andere gebruiker te verplaatsen, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de gefactureerde uren, vermeld in paragraaf 1 en 2, op voorwaarde dat die twee hulpverleningsmomenten aansluitend zijn.
De helft van de tijd die een logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich van een gebruiker naar een werkvergadering te verplaatsen, of omgekeerd, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de gefactureerde uren, vermeld in paragraaf 1 en 2.
Voor alle andere verplaatsingen dan de voormelde verplaatsingen, bijvoorbeeld het woon-werkverkeer of de verplaatsingen van een gebruiker naar een bijscholing, wordt de verplaatsingstijd niet in aanmerking genomen voor de berekening van de gefactureerde uren.".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van bijlage II bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art.11. In artikel 1 van bijlage II bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, 5 oktober 2012 en 25 april 2014, worden punt 5° en 6° vervangen door wat volgt:
"5° lokale diensteneconomie: de lokale diensteneconomie, vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie;
6° omkaderingspersoneel: de personen die belast zijn met de begeleiding van de doelgroepwerknemer met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie;".
Art.12. In artikel 3, A, van bijlage II bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, 5 oktober 2012, 7 december 2012 en 25 april 2014, wordt een punt 6° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"6° /2 de dienst vordert een bijdrage van de gebruiker voor de tijd die een logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich te verplaatsen van de ene naar de andere gebruiker, op voorwaarde dat die twee hulpverleningsmomenten aansluitend zijn. In dat geval wordt de verplaatsingstijd gelijk verdeeld over beide gebruikers. De dienst vordert een bijdrage van de gebruiker voor de tijd die een logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich te verplaatsen van een gebruiker naar een werkvergadering, of omgekeerd. In dat geval wordt voor de helft van de verplaatsingstijd een gebruikersbijdrage aangerekend aan de gebruiker. Voor alle andere verplaatsingen dan de voormelde verplaatsingen, bijvoorbeeld het woon-werkverkeer of de verplaatsingen van een gebruiker naar een bijscholing, mag de verplaatsingstijd niet aangerekend worden aan de gebruiker;".
Art.13. In artikel 3, C, 7°, van bijlage II bij hetzelfde besluit worden de woorden "eenmaal per jaar" vervangen door de woorden "om de twee jaar".
Art.14. In artikel 12 van bijlage II bij hetzelfde besluit wordt paragraaf 3, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
" § 3. De tijd die een logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich van de ene naar de andere gebruiker te verplaatsen, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de gefactureerde uren, vermeld in paragraaf 1 en 2, op voorwaarde dat die twee hulpverleningsmomenten aansluitend zijn.
De helft van de tijd die een logistiek personeelslid of een doelgroepwerknemer nodig heeft om zich van een gebruiker naar een werkvergadering te verplaatsen, of omgekeerd, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de gefactureerde uren, vermeld in paragraaf 1 en 2.
Voor alle andere verplaatsingen dan de voormelde verplaatsingen, bijvoorbeeld het woon-werkverkeer of de verplaatsingen van een gebruiker naar een bijscholing, wordt de verplaatsingstijd niet in aanmerking genomen voor de berekening van de gefactureerde uren.".
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van bijlage IV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art.15. In bijlage IV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers wordt hoofdstuk II, dat bestaat uit artikel 2, opgeheven.
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het ministerieel besluit van 30 november 1999 inzake de kwaliteitszorg in de diensten voor Gezinszorg
Art.16. In het ministerieel besluit van 30 november 1999 inzake de kwaliteitszorg in de diensten voor Gezinszorg worden de volgende bepalingen opgeheven:
1° artikel 1;
2° artikel 5, 6 en 7;
3° de bijlage.
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het ministerieel besluit van 22 maart 2002 inzake kwaliteitszorg in lokale dienstencentra, in de regionale dienstencentra en in de diensten voor oppashulp
Art.17. In het ministerieel besluit van 22 maart 2002 inzake kwaliteitszorg in lokale dienstencentra, in de regionale dienstencentra en in de diensten voor oppashulp worden de volgende bepalingen opgeheven:
1° artikel 1;
2° artikel 4;
3° bijlage I, II en III.
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.18. Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001 tot regeling van de subsidiëring van de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, wordt opgeheven.
Art.19. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2016.
Artikel 3 en 15 hebben uitwerking met ingang van 24 augustus 2013.
Artikel 5 en 11 hebben uitwerking met ingang van 1 april 2015.
Artikel 16 en 17 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2010.
Art. 20. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.