8 JANUARI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van bijlage XIV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art. 1-9
Artikel 1. In het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015, wordt het opschrift van bijlage XIV vervangen door wat volgt :
"Bijlage XIV. Subsidiëring van de animatiewerking in de woonzorgcentra en de centra voor kortverblijf, en van de personeelsleden met een ex-DAC- en ex-gescostatuut in de ouderenzorg".
Art.2. In bijlage XIV bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 april 2010 en 5 oktober 2012, worden voor hoofdstuk I en artikel 1, die hoofdstuk I/1 en artikel 1/1 worden, een nieuw hoofdstuk I en artikel 1 ingevoegd, die luiden als volgt :
"Hoofdstuk I. Definitie
Artikel 1. In deze bijlage wordt verstaan onder gesco : de gesubsidieerde contractueel, tewerkgesteld krachtens een overeenkomst als vermeld in artikel 1, 12°, 14°, 15° en 36°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen.".
Art.3. In bijlage XIV bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 april 2010 en 5 oktober 2012, wordt een hoofdstuk II/1, dat bestaat uit artikel 7/1 tot en met 7/3, ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Hoofdstuk II/1. Subsidiëring van de gewezen gescoprojecten in de ouderenvoorzieningen
Art. 7/1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan de administrateur-generaal volgens de bepalingen van dit hoofdstuk subsidies voor gewezen gescoprojecten toekennen aan de ouderenvoorzieningen die beheerd worden door een vereniging zonder winstoogmerk.
Art. 7/2. § 1. Aan de ouderenvoorzieningen, vermeld in artikel 7/1, wordt jaarlijks een subsidie-enveloppe toegekend voor de tewerkgestelde personeelsleden met een gewezen gescostatuut.
Als basis voor die subsidie-enveloppe geldt :
1° 95 % van de gescopremie, toegekend voor het jaar 2014 met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
2° 95 % van de vermindering van de sociale zekerheidsbijdrage voor het jaar 2014, toegekend conform artikel 9, 9bis, 14 en 28/11 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;
3° het aantal nog in aanmerking te nemen voltijdse equivalenten aan personeelsleden, tewerkgesteld met een gewezen gescostatuut op 1 januari van het desbetreffende werkingsjaar.
De subsidiebedragen per ouderenvoorziening worden proportioneel verminderd bij definitieve vermindering van de arbeidsduur als vermeld in artikel 10, § 3.
De middelen die vrijkomen als gevolg van een vermindering als vermeld in artikel 10, § 3 worden ingezet voor de financiering van de zware zorg in de woonzorgcentra en de centra voor kortverblijf in het kader van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden.
§ 2. De administrateur-generaal bepaalt jaarlijks de ouderenvoorzieningen en, per ouderenvoorziening, het aantal voltijdse equivalenten aan personeelsleden, tewerkgesteld in een gewezen gescostatuut, die in aanmerking komen voor de subsidiëring, vermeld in paragraaf 1, en het maximale subsidiebedrag per ouderenvoorziening.
Art. 7/3. Vóór 1 april van het jaar dat volgt op het jaar dat in aanmerking genomen wordt voor de subsidiëring, bezorgt de initiatiefnemer van de ouderenvoorziening aan het agentschap de bewijsvoering van de effectieve tewerkstelling van de personeelsleden die tewerkgesteld zijn met een vroeger gescostatuut. De minister bepaalt de vorm en de inhoud van die bewijsvoering.".
Art.4. In artikel 8 van bijlage XIV bij hetzelfde besluit wordt de zinsnede "artikelen 3 en 6" vervangen door de zinsnede "artikel 3, 6 en 7/2".
Art.5. In artikel 9 van bijlage XIV bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikelen 4 en 7" vervangen door de zinsnede "artikel 4, 7 en 7/3";
2° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "artikel 2, 4 of 7" vervangen door de zinsnede "artikel 2, 4, 7 of 7/3".
Art.6. Aan artikel 10 van bijlage XIV bij hetzelfde besluit worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt :
" § 3. Met toepassing van artikel 7/2 komen met ingang van 1 januari 2016 de volgende personeelsleden niet meer in aanmerking voor het bepalen van het aantal nog in aanmerking te nemen voltijdse equivalenten aan personeelsleden, tewerkgesteld met een gewezen gescostatuut, op 1 januari van het desbetreffende werkingsjaar :
1° de mandatarissen die op 31 december 2015 tewerkgesteld zijn in een arbeidsplaats van een vroeger gescoproject, vanaf de datum van hun uitdiensttreding;
2° de mandatarissen die op 31 december 2015 tewerkgesteld zijn in een arbeidsplaats van een vroeger gescoproject, vanaf de datum van definitieve vermindering van hun arbeidsduur, ten belope van de doorgevoerde vermindering van hun arbeidsduur.
§ 4. Elke definitieve vermindering van de arbeidsduur, vermeld in paragraaf 3, 1° en 2°, moet binnen dertig kalenderdagen gemeld worden aan het agentschap. Daarbij moeten de identiteit van de mandataris, de doorgevoerde vermindering en de ingangsdatum van de vermindering duidelijk vermeld worden.".
Art.7. In bijlage XIV bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 april 2010 en 5 oktober 2012, wordt een artikel 11/2 ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Art. 11/2. Voor de personeelsleden, tewerkgesteld in de vroegere gescoprojecten met de conventienummers 3167, 3171 en 3998, kan verder nog een subsidiëring verkregen worden conform artikel 7/2 tot en met 9, en artikel 10, § 3 en § 4.".
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.
Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.