Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

8 JANUARI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft criteria voor overstromingsrisicobeheerdoelstellingen en oppervlaktewatertekortbeheerdoelstellingen



Inhoudstafel:


Art. 1-4
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2.3.0.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 2.3.0.1. De bepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld ter uitvoering van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en ter uitvoering van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid.
  Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid en richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's.".

Art.2. Aan deel 2, hoofdstuk 2.3, afdeling 2.3.6, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 oktober 1998, 19 januari 1999, 20 april 2001, 21 mei 2010, 9 mei 2008, 23 december 2011 en 16 mei 2014, wordt een artikel 2.3.6.5 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 2.3.6.5. De overstromingsrisicobeheerdoelstellingen en de oppervlaktewatertekortbeheerdoelstellingen worden bepaald aan de hand van de criteria, vermeld in artikel 2 en 3 van bijlage 2.3.6, die bij dit besluit is gevoegd. Voor de beoordeling van het overstromingsrisico en het watertekort wordt gebruikgemaakt van afwegingskaders als vermeld in artikel 4 van bijlage 2.3.6.".

Art.3. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, wordt een bijlage 2.3.6 ingevoegd, die bij dit besluit is gevoegd.

Art.4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage 2.3.6 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
  Bijlage 2.3.6. Overstromingsrisicobeheerdoelstellingen en oppervlaktewatertekortbeheerdoelstellingen
  Artikel 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
  1° decreet van 18 juli 2003: het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
  2° overstromingsrisico: een overstromingsrisico als vermeld in artikel 3, § 2, 59°, van het decreet van 18 juli 2003;
  3° watertekort: de kwantitatieve toestand van een oppervlaktewaterlichaam die gekenmerkt wordt door een significant onevenwicht tussen het watergebruik en de natuurlijke waterbeschikbaarheid waardoor de doelstellingen van het integraal waterbeleid, vermeld in artikel 5, eerste lid, 3°, 5°, 6° en 8°, van het decreet van 18 juli 2003 in het gedrang komen.
  Art. 2. De overstromingsrisicobeheerdoelstellingen hebben tot doel de duurzame vermindering van het overstromingsrisico in het Vlaamse Gewest met voldoende baten voor de mens, de economische bedrijvigheid, de ecologie en het cultureel erfgoed.
  In het eerste lid wordt verstaan onder overstromingsrisicobeheerdoelstellingen: de doelstellingen, vermeld in artikel 3, § 2, 60°, van het decreet van 18 juli 2003.
  Om de duurzame vermindering te bereiken, wordt een optimale combinatie van protectieve, preventieve en paraatheidsverhogende maatregelen in rekening gebracht. Daarbij worden minstens de effecten van de autonome ontwikkeling ten gevolge van het veranderende klimaat en het veranderende landgebruik opgevangen via maatregelen die gericht zijn op een zo groot mogelijke kosten-batenefficiëntie, waarbij rekening gehouden wordt met de baten voor de mens, de economische bedrijvigheid, de ecologie en het cultureel erfgoed.
  De overstromingsrisicobeheerdoelstellingen streven voor de aspecten waterbeheersing en veiligheid, scheepvaart, ecologie en watervoorziening respectievelijk naar:
  1° een duurzame of bestendige vermindering van het aantal getroffen mensen en van de economische schade ten gevolge van overstromingen;
  2° het bufferen en het doelmatig afvoeren om scheepvaart te verzekeren, tenzij om veiligheidsoverwegingen voor de bevolking een stremming noodzakelijk is;
  3° hoogwaterafvoeren die compatibel zijn met de realisatie van de goede ecologische toestand of het goede ecologische potentieel, vermeld in artikel 5 van het decreet van 18 juli 2003, en de realisatie van de instandhoudingsdoelen voor de speciale beschermingszones, vermeld in artikel 36bis van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, en de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 april 2014 tot aanwijzing van de speciale beschermingszones en tot definitieve vaststelling van de bijhorende instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten;
  4° geen enkele dag een tekort aan oppervlaktewater, bestemd voor de productie van drinkwater voor menselijke consumptie, door verontreiniging van ruwwater in de watervoorzieningen voor waterproductie door overstromingswater te vermijden en door de toegang tot die voorzieningen en de werking ervan zo veel mogelijk te vrijwaren.
  Art. 3. De oppervlaktewatertekortbeheerdoelstellingen hebben tot doel om de kosten en de bedreigingen voor de samenleving ten gevolge van watertekorten te beperken en te streven naar een duurzame beschikbaarheid van water voor de mens, scheepvaart, watervoorziening, industrie, landbouw, ecologie, onroerend erfgoed en recreatie.
  In het eerste lid wordt verstaan onder oppervlaktewatertekortbeheerdoelstellingen: de richtlijnen die gelden in geval van een watertekort of dreigend watertekort, om de negatieve gevolgen daarvan voor de doelstellingen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 3°, 5°, 6° en 8°, van het decreet van 18 juli 2003 te voorkomen of te beperken.
  De oppervlaktewatertekortbeheerdoelstellingen streven voor de aspecten waterbeheersing en veiligheid, scheepvaart, ecologie en watervoorziening respectievelijk naar:
  1° een zo efficiënt mogelijk gebruik van water zodat de kwaliteit van de leefomgeving en de maatschappij behouden blijft, waarbij voorzien wordt in de eigen behoeften, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen;
  2° een waterstand waarbij geen aanpassing aan de normaal toegelaten diepgang voor de scheepvaart nodig is;
  3° laagwaterafvoeren die compatibel zijn met de realisatie van de goede ecologische toestand of het goede ecologische potentieel, vermeld in artikel 5 van het decreet van 18 juli 2003, en de realisatie van de instandhoudingsdoelen voor de speciale beschermingszones, vermeld in artikel 36bis van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 april 2014 tot aanwijzing van de speciale beschermingszones en tot definitieve vaststelling van de bijhorende instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten;
  4° geen enkele dag een tekort aan oppervlaktewater, bestemd voor de productie van drinkwater voor menselijke consumptie, door:
  a) een degradatie van de ruwwaterkwaliteit te vermijden;
  b) de verzilting van oppervlaktewater, bestemd voor de productie van water voor menselijke aanwending, tegen te gaan;
  c) te lage laagwaterdebieten tegen te gaan;
  d) dalingen van grondwaterpeilen ten gevolge van lage oppervlaktewaterpeilen tegen te gaan.
  Art. 4. § 1.Voor de beoordeling van het overstromingsrisico en het watertekort wordt gebruikgemaakt van afwegingskaders.
  Het afwegingskader voor de overstromingsrisicobeoordeling (figuur 1) laat toe een inschatting te maken van het huidige overstromingsrisico op basis van de ernst van de gevolgen in relatie tot de kans van het voorkomen van overstromingen.
  Het afwegingskader voor de kwantitatieve toestandsbeoordeling van het watertekort (figuur 2) laat toe de huidige kwantitatieve toestand in te schatten op basis van de ernst van de gevolgen in functie van de duur van het watertekort.
  De ernst van de gevolgen van overstromingen of watertekort worden in de afwegingskaders voorgesteld aan de hand van verschillende kwantificeerbare indicatoren, gebaseerd op de aspecten, vermeld in artikel 2 en 3 van deze bijlage. De indicatoren zitten vervat in de stroomgebiedbeheerplannen, opgemaakt in het kader van het decreet van 18 juli 2003. De indicatoren worden minstens elke zes jaar geëvalueerd en, als dat nodig is, geactualiseerd.
  § 2. Bij de afwegingskaders worden de volgende drie toestanden onderscheiden:
  1° de toestand is aanvaardbaar, er is geen actie nodig om de toestand te verbeteren, aangeduid met de letter A;
  2 de toestand moet, indien mogelijk, verbeterd worden aan de hand van kostenefficiënte acties, aangeduid met de letter B;
  3° de toestand is onaanvaardbaar, er moet actie ondernomen worden, aangeduid met de letter C.

  (Figuur niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-02-2016, p. 7827)
  Figuur 1. Afwegingskader voor de overstromingsrisicobeoordeling op basis van de ernst van de gevolgen in relatie tot de kans van het voorkomen van overstromingen

  (Figuur niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-02-2016, p. 7828)
  Figuur 2. Afwegingskader voor de kwantitatieve toestandsbeoordeling op basis van de ernst van de gevolgen in functie van de duur van het oppervlaktewatertekort