Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

21 JANUARI 2016. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor wat betreft de interne beroepsprocedures



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art. 5-6
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 7-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2014031406 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Artikel 1. § 1. In "Boek I - Administratief statuut", "Titel II - De organisatie van de instellingen van openbaar nut" van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt het "Hoofdstuk VII - De gemeenschappelijke commissie van beroep inzake ambtenarenzaken" vervangen door het "Hoofdstuk VII - De regionale kamer van beroep".
  § 2. Het bevat de volgende bepalingen:
  "Afdeling 1. - Opdracht en samenstelling van de regionale kamer van beroep.
  Art. 26. De regionale kamer van beroep opgericht door artikel 28 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest neemt kennis van de beroepen inzake:
  1° ) stage, evaluatie, afwezigheden, verloven, disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid.
  2° ) tuchtzaken, ingesteld door de ambtenaren, van alle niveaus, van de instellingen onderworpen aan de regels van onderhavig besluit.
  3° ) evaluaties van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut onderworpen aan de regels van onderhavig besluit.
  Voor de aangelegenheden bedoeld in punten 1° en 3°, heeft de regionale kamer van beroep een beslissingsbevoegdheid.
  Art. 27. De regionale kamer van beroep is samengesteld conform artikel 29 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  Afdeling 2. - De werking van de regionale kamer van beroep.
  Art. 28. Artikelen 30 tot 32 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van toepassing op het huidig besluit.

Art.2. In de artikelen 72, 73, 75, 157, 274, 275 en 276 van het hetzelfde besluit, wordt het woord "commissie" vervangen door het woord "kamer".
  In "Boek I - Administratief statuut", "Titel IX - De tuchtregeling", "Hoofdstuk III - Het beroep inzake tuchtaangelegenheden" van hetzelfde besluit, worden de woorden "gemeenschappelijke raad van beroep van de instellingen van openbaar nut" vervangen door de woorden "regionale kamer van beroep".

Art.3. § 1. In "Boek I - Administratief statuut", " Titel VI - De evaluatie" van hetzelfde besluit, wordt het "Hoofdstuk III.- De beroepsprocedure", houdende de artikelen 151 tot en met 154, vervangen.
  § 2 In "Titel VI - De evaluatie" van hetzelfde besluit, worden de volgende bepalingen ingevoegd :
  "HOOFDSTUK III - De beroepsprocedure.
  Art.151. De ambtenaar die zijn goedkeuring niet kan hechten aan de vermelding "onvoldoende" of "onder voorbehoud", beschikt over een termijn van twintig dagen om beroep in te dienen per aangetekend schrijven bij de regionale kamer van beroep.
  Art.152. Deze termijn wordt berekend volgens dezelfde bepalingen als die bedoeld in artikel 300 § 2.
  Er wordt de ambtenaar een ontvangstbewijs van het beroep uitgereikt.
  Art.153. De regionale kamer van beroep dient zich uit te spreken binnen twee maanden na ontvangst van het beroep, behalve in geval van overmacht, en heeft een beslissende bevoegdheid.
  De regionale kamer van beroep hoort de evaluator die de betwiste vermelding heeft verleend. De afwezigheid van de evaluator is geen reden van uitstel.
  De ambtenaar wordt gehoord en kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. Indien de ambtenaar, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt en geen geldige reden heeft, beschouwt de voorzitter de zaak als niet meer bij de regionale kamer van beroep aanhangig en maakt hij het dossier over aan de directeur-generaal en adjunct -directeur-generaal.
  Art.154. De regionale kamer van beroep beslist oftewel dat de vermelding verleend aan de ambtenaar wordt bevestigd of dat een andere vermelding voorzien in artikel 149 wordt voorgesteld. De vermelding mag niet verzwaard worden.
  De regionale kamer van beroep brengt de verzoeker, binnen de de vijftien dagen na het nemen van zijn beslissing, via een aangetekend schrijven op de hoogte van deze beslissing.
  Gelijktijdig stuurt de Kamer haar volledige dossier, evenals de beslissing naar de aan de directeur-generaal en adjunct -directeur-generaal.
  De directeur-generaal en adjunct -directeur-generaal delen de beslissing mee aan de evaluator."

Art.4. § 1. In "Boek I - Administratief statuut", "Titel IX - De tuchtregeling" van hetzelfde besluit, worden het "Hoofdstuk III. - Het beroep inzake tuchtaangelegenheden" en het "Hoofdstuk IV. - Uitspraak van de tuchtstraf", houdende de artikelen 305 tot en met 324, vervangen.
  § 2. In "Titel IX - De tuchtregeling" van hetzelfde besluit worden de volgende bepalingen ingevoegd:
  "HOOFDSTUK III. - HET BEROEP INZAKE TUCHTAANGELEGENHEDEN
  Afdeling 1. - Algemene bepaling
  Art. 305. De ambtenaar tegen wie de straf werd voorgesteld, kan, binnen twintig dagen na de betekening van het voorstel, hetzij persoonlijk, hetzij door zijn advocaat, beroep indienen bij de regionale kamer van beroep.
  Bij ontvangst ervan, maakt de griffier een eensluidend afschrift van het beroep over aan de overheid die bevoegd is om de straf uit te spreken.
  Het beroep wordt aangetekend aan de voorzitter gericht op het adres vastgesteld door het huishoudelijk reglement.
  De betekening van het voorstel van straf vermeldt de te eerbiedigen termijn en formaliteiten voor de indiening van het beroep.
  Afdeling 2. - De beroepsprocedure in tuchtzaken
  Art. 306. Op vraag van de voorzitter van de regionale kamer van beroep, en naargelang de taalrol van de verzoeker, maakt de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal, hem het volledige dossier over.
  Op vraag van de voorzitter van de regionale kamer van beroep maakt de minister hem het volledige dossier over.
  Art. 307. In elke zaak wordt een definitief benoemde ambtenaar of een contractueel personeelslid aangewezen door de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal, om het aangevochten voorstel van straf te verdedigen voor de regionale kamer van beroep of door de functioneel bevoegde minister om het aangevochten voorstel van straf te verdedigen voor de regionale kamer van beroep.
  Deze ambtenaar of dit contractueel personeelslid mag niet deelnemen aan de beraadslaging.
  Het advies bedoeld in artikel 314 vermeldt of dit verbod in acht werd genomen.
  Art. 308. De regionale kamer van beroep mag over geen enkele zaak beraadslagen, indien :
  1° de eiser zijn middelen tot verdediging niet heeft kunnen doen gelden;
  2° het dossier niet alle elementen bevat die het de regionale kamer van beroep toelaten met volledige kennis van zaken een advies te geven.
  Art. 309. De regionale kamer van beroep die in tuchtzaken zetelt, kan bijkomende onderzoeksmaatregelen bevelen, ambtshalve, op vraag van de vervolgde ambtenaar of op vraag van de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van tuchtstraf verdedigt.
  Iedere vraag om een bijkomende onderzoeksmaatregel te bevelen is afdoende gemotiveerd teneinde de regionale kamer van beroep toe te laten de pertinentie ervan te beoordelen.
  Iedere weigering om een bijkomende onderzoeksmaatregel te bevelen is uitdrukkelijk gemotiveerd en antwoordt afdoende op de argumenten van de verzoeker.
  De regionale kamer van beroep kan twee assessoren die hebben deelgenomen aan de beraadslagingen gelasten om de toepassing van de onderzoeksmaatregelen bij te wonen en er verslag over uit te brengen bij de regionale kamer van beroep.
  De ene wordt gekozen onder de assessoren aangewezen door de Regering en de andere onder de assessoren aangewezen door de vakorganisaties.
  De administratief bevoegde overheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hun ambtenaren en hun contractuele personeelsleden moeten hun medewerking verlenen aan het goede verloop van de onderzoeksmaatregel, alsook de consultatie ter plaatse toelaten van ieder document waarvan de assessoren-onderzoekers de voorlegging vragen. Tenzij zij ervan weerhouden worden door een discretie- of geheimhoudingsplicht, moeten de ambtenaren en contractuele personeelsleden loyaal antwoorden op iedere vraag die hen door de assessoren-onderzoekers wordt gesteld.
  Art. 310. De eiser verschijnt in persoon.
  Hij mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
  Ingeval van overmacht of ziekte, kan hij zich laten vertegenwoordigen door een persoon naar keuze.
  De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de regionale kamer van beroep.
  Art. 311. Indien, ofschoon behoorlijk opgeroepen, de ambtenaar zonder geldige reden niet verschijnt, voert de betrokken regionale kamer van beroep de zaak af en stuurt het dossier terug naar de bevoegde overheid bedoeld in artikel 319.
  In dat geval betekent de voorzitter de afvoering van de zaak aan de ambtenaar en de aanvankelijk genomen straf wordt behouden.
  Art. 312. Ieder lid van de regionale kamer van beroep die weet dat tegen hem een wrakingsgrond bestaat, moet zich wraken uit eigen initiatief. De vervolgde ambtenaar en de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt, hebben het recht een of meerdere leden van de regionale kamer van beroep te wraken.
  Dit recht kan slechts eenmaal worden uitgeoefend voor eenzelfde zaak, tenzij de wrakingsgrond slechts aan het licht komt nadat van deze mogelijkheid gebruik gemaakt werd.
  De griffier-verslaggever betekent aan de vervolgde ambtenaar en aan de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt, per aangetekend schrijven, de lijst van de leden van de regionale kamer van beroep die werden opgeroepen.
  Een verzoek tot wraking kan, per aangetekend schrijven, worden ingediend binnen een termijn van acht dagen vanaf de betekening van de lijst. Na deze termijn, worden de vervolgde ambtenaar en de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt geacht af te zien van hun recht op wraking. Het verzoek tot wraking preciseert tegen wie ze gericht is en om welke reden.
  Het verzoek tot wraking wordt betekend aan het betrokken lid. Deze beschikt over een termijn van acht dagen om erop te antwoorden. Zijn antwoord wordt per aangetekend schrijven betekend aan de verzoeker.
  Alvorens in te gaan op de grond van de zaak, beslist de voorzitter of er reden is om het verzoek tot wraking van een assessor in te willigen.
  De voorzitter wraakt bovendien ambtshalve elke assessor die niet voldoende neutraal en onpartijdig lijkt te zijn.
  Indien het verzoek tot wraking gericht is tegen de voorzitter, spreekt de regionale kamer van beroep zich over dit verzoek uit in zijn afwezigheid.
  Alle in onderhavige Titel bepaalde termijnen worden geschorst tussen de dag van ontvangst van het verzoek tot schorsing en die van de betekening van de beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over dit verzoek.
  Art. 313. De regionale kamer van beroep kan slechts beraadslagen indien de meerderheid van de assessoren opgeroepen voor de hoorzitting, aanwezig is.
  Ze beraadslaagt in afwezigheid van de eiser en zijn raadsman en van de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt.
  Ze oordeelt over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het beroep.
  Art. 314. De regionale kamer van beroep die in tuchtzaken zetelt, geeft haar gemotiveerd advies binnen de twee maanden volgend op de indiening van het beroep, behalve in geval van overmacht.
  Art. 315. De stemming is geheim.
  Er nemen evenveel door de overheid aangewezen assessoren als door de vakorganisaties aangewezen assessoren deel aan de stemming.
  Tijdens de stemming moet het aantal leden aangewezen door de Regering en aangewezen door de vakorganisaties gelijk zijn; in voorkomend geval, wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meerdere leden, na loting.
  In afwijking van artikel 32 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, neemt de voorzitter geen deel aan de stemming.
  Bij staking van stemmen, wordt het advies gunstig geacht voor de eiser.
  Art. 316. Indien de regionale kamer van beroep, behalve in geval van overmacht, haar advies niet binnen de voorgeschreven termijn geeft, wordt het gunstig geacht voor de vervolgde ambtenaar.
  Art. 317. De regionale kamer van beroep stuurt haar advies alsook het volledige dossier naar de bevoegde overheid bedoeld in artikel 319, ten laatste twintig dagen na het uitbrengen van het advies. Het advies vermeldt met hoeveel stemmen, voor of tegen, de stemming werd bereikt.
  De regionale kamer van beroep betekent het advies aan de vervolgde ambtenaar en aan de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt, binnen dezelfde termijn.
  Art. 318. Indien de overheid belast met het nemen van de eindbeslissing overweegt om het advies van de regionale kamer van beroep niet volledig tot de hare te maken, stelt zij een ontwerp van gemotiveerde beslissing op.
  Dit ontwerp moet voorzien zijn van een bijzondere motivering voor alle punten waarop de overheid overweegt om af te wijken van het advies van de regionale kamer van beroep.
  Het wordt betekend aan de vervolgde ambtenaar en aan de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt per aangetekende brief en per elektronisch schrijven.
  De vervolgde ambtenaar en de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt, beschikken over een termijn van vijftien dagen om hun eventuele opmerkingen mede te delen.
  .Deze termijn begint te lopen op de tweede dag die volgt op de laatste verzending. Indien deze dag, een zaterdag, zondag of feestdag is, begint de termijn te lopen op de eerstvolgende werkdag.
  De vervolgde ambtenaar en de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt, moeten hun eventuele opmerkingen ten laatste op de vijftiende dag volgens de modaliteiten voorzien in het vorig lid verzenden per schrijven aan het adres vermeld in de betekening van het ontwerp van beslissing. De overheid belast met het nemen van de eindbeslissing bevestigt de goede ontvangst langs dezelfde weg.
  De eindbeslissing moet op afdoende wijze antwoorden op de opmerkingen geformuleerd door de vervolgde ambtenaar of de definitief benoemde ambtenaar die of het contractueel personeelslid dat het voorstel van straf verdedigt op het ontwerp van beslissing.
  HOOFDSTUK IV. - Uitspraak van de tuchtstraf
  Art. 319. Volgende overheden spreken de tuchtstraf uit :
  1° De directeur- generaal en de adjunct -directeur- generaal voor de ambtenaren van niveau E, D, C en B;
  2° De Regering voor de ambtenaren van niveau A van de instellingen van categorie A;
  De raad van bestuur of het beheerscomité voor de ambtenaren van niveau A van de instellingen van categorie B.
  De bevoegde overheid kan geen zwaardere straf uitspreken dan de voorgestelde straf en kan ook geen andere feiten inroepen dan die welke het voorstel van straf hebben gemotiveerd.
  Art. 320. De in het vorige artikel bedoelde overheid spreekt zich binnen twee maanden na de ontvangst van het door de raad van beroep uitgebrachte advies uit of van de kennisgeving van het voorstel tot straf indien geen beroep werd ingesteld.
  Binnen de vijftien dagen na uitspraak van de beslissing brengt zij per aangetekend schrijven de definitieve beslissing ter kennis van de ambtenaar. Deze wordt uitvoerbaar vanaf de eerste dag die volgt op de kennisgeving.."

HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art.5. De procedures die lopende zijn voor de gemeenschappelijke commissie van beroep op de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, worden voortgezet conform de bepalingen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals ze van kracht waren op de vooravond van deze inwerkingtreding.

Art.6. Indien een handeling wordt overgedaan na een intrekking of een vernietigingsarrest van de Raad van State, zullen de bevoegdheden die voordien toebedeeld waren aan de gemeenschappelijke commissie van beroep, uitgeoefend worden door de regionale kKamer van beroep die bevoegd is krachtens de artikelen 26 en volgende van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals gewijzigd door onderhavig besluit.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art.7. Onderhavig besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8. De minister bevoegd voor Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.