26 MEI 2016. - Koninklijk besluit betreffende mayonaise
Art. 1-7
Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op producten die wettelijk gefabriceerd en/of in de handel gebracht zijn in de andere lidstaten van de Europese Unie of in Turkije of in de landen medeondertekenaars van het akkoord van de Europese Economische Ruimte, onverminderd artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder "mayonaise" : een gekruide saus verkregen door het emulgeren van één of meerdere voor consumptie bestemde plantaardige oliën in een vloeistoffase bestaande uit azijn, waarbij de olie-in-water-emulsie wordt geproduceerd door gebruik te maken van de dooier van eieren.
De benaming "mayonaise" is voorbehouden voor het product dat beantwoordt aan de definitie in het eerste lid en aan de bepalingen van artikel 3.
Art.3. § 1. De samenstelling van de mayonaise voldoet aan volgende voorwaarden :
1° het totale vetgehalte bedraagt minimum 70 % (m/m);
2° het technisch zuiver eigeelgehalte bedraagt minimum 5 % (m/m); technisch zuiver eigeel bevat hoogstens 20 % eiwit ten opzichte van het eigeel.
§ 2. De eieren en de producten op basis van eieren die worden gebruikt zijn kippeneieren of producten verkregen op basis van kippeneieren.
Art.4. Onverminderd de bepalingen van de geldende levensmiddelenwetgeving kan mayonaise facultatieve ingrediënten bevatten die bestemd zijn om een merkbaar en gewenst effect te hebben op de fysische en organoleptische kenmerken van het product.
Art.5. De term "traditioneel" of een afgeleide daarvan mag gebruikt worden in combinatie met de benaming "mayonaise" voor zover het product een totaal vetgehalte van minimum 80 % en een technisch zuiver eigeelgehalte van minimum 7,5 % heeft.
Art.6. Het koninklijk besluit van 12 april 1955 betreffende de handel in mayonnaise en soortgelijke producten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1967 en 2 oktober 1980, wordt opgeheven.
Art. 7. De minister bevoegd voor Economie en Consumenten en de minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.