26 SEPTEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3, 9°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, houdende de regels met betrekking tot de wijze waarop de slachtoffers kunnen vragen om te worden geïnformeerd, om te worden gehoord of om voorwaarden in hun belang te laten opleggen
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijze waarop het slachtoffer kan vragen om te worden geïnformeerd, te worden gehoord of om voorwaarden te formuleren die in zijn belang kunnen worden opgelegd bij de toekenning van de uitvoeringsmodaliteiten van internering
Afdeling 1. - Bepaling ten aanzien van het slachtoffer aangeduid in de vatting van het openbaar ministerie zoals bedoeld in artikel 29, § 1, derde lid, van de wet
Art. 2
Afdeling 2. - Bepaling ten aanzien van het slachtoffer zoals bedoeld in artikel 4 van de wet
Art. 3
Afdeling 3. - Bepaling met betrekking tot de slachtofferverklaring
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen
Art. 5-8
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 9-10
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° de wet: de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;
2° de bevoegde dienst van de Gemeenschappen: de door de Gemeenschappen aangeduide dienst die instaat voor de algemene en specifieke informatieverstrekking en voor de ondersteuning van en de bijstand aan slachtoffers in het kader van de uitvoeringsmodaliteiten van de internering;
3° de slachtofferverklaring: een document waarvan het model door de minister van Justitie wordt bepaald en dat minstens de volgende informatie bevat:
- de identificatiegegevens en contactgegevens van het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger;
- de aanduiding of het slachtoffer wenst te worden geïnformeerd over de beslissingen met betrekking tot de uitvoeringsmodaliteiten van de interning;
- de aanduiding of het slachtoffer wenst te worden gehoord door de kamer voor de bescherming van de maatschappij;
- de omschrijving van de voorwaarden die in het belang van het slachtoffer kunnen worden opgelegd;
4° de slachtofferfiche : het document 'slachtofferverklaring' wanneer deze wordt opgesteld door de bevoegde dienst van de Gemeenschappen;
5° de griffie: de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
HOOFDSTUK 2. - Wijze waarop het slachtoffer kan vragen om te worden geïnformeerd, te worden gehoord of om voorwaarden te formuleren die in zijn belang kunnen worden opgelegd bij de toekenning van de uitvoeringsmodaliteiten van internering
Afdeling 1. - Bepaling ten aanzien van het slachtoffer aangeduid in de vatting van het openbaar ministerie zoals bedoeld in artikel 29, § 1, derde lid, van de wet
Art.2. § 1. De vatting van het openbaar ministerie, zoals bedoeld in artikel 29, § 1, derde lid, van de wet, wordt vergezeld van een inlichtingendossier dat minstens omvat :
- een lijst met de identificatie- en contactgegevens van de gekende slachtoffers met, in voorkomend geval, de vermelding tot welke categorie deze slachtoffers behoren (categorieën zoals bedoeld in artikel 3, 9°, a) en b) van de wet);
- een afschrift van de vonnissen en arresten;
- een uittreksel uit het strafregister, dat de gegevens omvat die nodig zijn opdat het slachtoffer zijn rechten zou kunnen uitoefenen;
- de vermelding van de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij;
En, in voorkomend geval :
- een afschrift van de geactualiseerde opsluitingsfiche, dat de gegevens omvat die nodig zijn opdat het slachtoffer zijn rechten zou kunnen uitoefenen;
- de eventueel reeds genomen beslissingen door de kamer voor de bescherming van de maatschappij, de rechter voor de bescherming van de maatschappij of het Hof van Cassatie;
§ 2. De bevoegde dienst van de Gemeenschappen contacteert zonder uitstel de in de vatting geïdentificeerde slachtoffers met de vraag of ze een slachtofferfiche wensen op te stellen en, in voorkomend geval, om hen te informeren over het schriftelijk verzoek dat zij kunnen richten aan de rechter voor de bescherming van de maatschappij overeenkomstig artikel 4 van de wet.
§ 3. Indien het slachtoffer wenst dat een slachtofferfiche wordt opgesteld, gaat de bevoegde dienst van de Gemeenschappen hiertoe over.
Het slachtoffer ondertekent de slachtofferfiche.
De bevoegde dienst van de Gemeenschappen maakt de slachtofferfiche zonder uitstel over aan het openbaar ministerie van de strafuitvoeringsrechtbank.
De griffie die de slachtofferfiche ontvangt, registreert de informatie uit deze slachtofferfiche in het informaticasysteem van de strafuitvoeringsrechtbank.
Deze griffie voegt de slachtofferfiche, overeenkomstig artikel 29, § 3, eerste lid, van de wet, toe aan het uitvoeringsdossier van de internering opdat alle actoren ten gepaste tijde met de erin vermelde informatie rekening kunnen houden.
Deze griffie bewaart de pagina `Contactgegevens slachtoffer' van de slachtofferfiche in een aparte map die geen deel uitmaakt van het uitvoeringsdossier van de internering.
§ 4. Indien het slachtoffer een schriftelijk verzoek wenst te richten aan de rechter voor de bescherming van de maatschappij zoals voorzien door artikel 4 van de wet, kan de bevoegde dienst van de Gemeenschappen hem hierin bijstaan.
Het slachtoffer ondertekent het schriftelijk verzoek.
De bevoegde dienst van de Gemeenschappen maakt het schriftelijk verzoek zonder uitstel over aan de rechter voor de bescherming van de maatschappij.
Afdeling 2. - Bepaling ten aanzien van het slachtoffer zoals bedoeld in artikel 4 van de wet
Art.3. Het slachtoffer, dat overeenkomstig artikel 4 van de wet een schriftelijk verzoek heeft ingediend, ontvangt van de griffie, samen met de beslissing van de rechter voor de bescherming van de maatschappij betreffende het direct en legitiem belang, een informatief schrijven.
Dit schrijven legt het slachtoffer uit welke rechten hij heeft in het kader van de wet en welke formaliteiten hij moet vervullen indien hij wenst te worden geïnformeerd, te worden gehoord of voorwaarden wil formuleren die in zijn belang bij de toekenning van de uitvoeringsmodaliteiten van de internering kunnen worden opgelegd.
Het omvat eveneens het model van de slachtofferverklaring en de contactgegevens van de bevoegde dienst van de Gemeenschappen.
Afdeling 3. - Bepaling met betrekking tot de slachtofferverklaring
Art.4. Het slachtoffer ondertekent de slachtofferverklaring.
Het slachtoffer maakt de slachtofferverklaring over aan een griffie.
Deze griffie registreert de informatie uit de slachtofferverklaring in het informaticasysteem van de strafuitvoeringsrechtbank.
Deze griffie voegt de slachtofferverklaring, overeenkomstig artikel 29, § 3, van de wet, bij het uitvoeringsdossier van de internering opdat alle actoren ten gepaste tijde met de erin vermelde informatie rekening kunnen houden.
Deze griffie bewaart de pagina `Contactgegevens slachtoffer' van de slachtofferverklaring in een aparte map die geen deel uitmaakt van het uitvoeringsdossier van de internering.
HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen
Art.5. Het slachtoffer kan op elk moment van de procedure een slachtofferfiche overmaken, via de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, of zelf een slachtofferverklaring overmaken aan een griffie.
Art.6. Het slachtoffer kan op elk moment de slachtofferfiche of de slachtofferverklaring aanpassen of intrekken.
Voor wijzigingen aan of intrekking van de slachtofferfiche richt het slachtoffer zich tot de bevoegde dienst van de Gemeenschappen.
Voor wijzigingen aan of intrekking van de slachtofferverklaring richt het slachtoffer zich tot de griffie.
Art.7. Het slachtoffer dat in persoon wenst te verschijnen op de zitting om te worden gehoord over de voorwaarden die in zijn belang kunnen worden opgelegd en dat de taal van de rechtspleging niet begrijpt, deelt dit zonder uitstel mee aan het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank via het snelst mogelijke schriftelijke communicatiemiddel, van zodra hij de aangetekende brief ontvangt waarmee hij in kennis wordt gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting. Het openbaar ministerie neemt de gepaste maatregelen opdat het slachtoffer op de zitting kan worden bijgestaan door een beëdigd tolk.
Art.8. § 1. De erkenning van verenigingen die het slachtoffer kunnen bijstaan overeenkomstig de bepalingen van de wet, wordt verleend onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde procedure als voorzien in artikel 53bis van het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders.
De erkenning bedoeld in het eerste lid kan door een overkoepelend organisme worden aangevraagd in naam van verenigingen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en dit voorzover het organisme aantoont dat het gemachtigd is om deze verenigingen te vertegenwoordigen.
§ 2. De verenigingen die erkend zijn in het kader van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, zijn ook erkend in het kader van de wet.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2016.
Art. 10. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.