22 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 382, tweede en derde lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen
Art. 1-6
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° wet : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen;
2° Garantiefonds : het Garantiefonds voor financiële diensten opgericht door artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten;
3° onroerendgoedtransactie : de aankoop of verkoop van een onroerend goed door een natuurlijk persoon.
4° particuliere woning : voor particuliere bewoning bestemd onroerend goed
a) waar de deposant zijn hoofdverblijfplaats heeft of had vóór een lopende domicilieaanvraag, of dat, wanneer de nieuwe domicilie vastgelegd is, het voorwerp van een onroerendgoedtransactie heeft uitgemaakt binnen de drie maanden volgend op deze aanvraag;
b) waar de deposant zijn hoofdverblijfplaats zal hebben en waarvoor, voorafgaand aan het in gebreke blijven, een koopovereenkomst werd ondertekend.
Art.2. § 1. De volgende deposito's bedoeld in artikel 382, tweede lid van de wet genieten een bijkomende bescherming door het Garantiefonds gedurende een periode van zes maanden na creditering van het bedrag of vanaf het tijdstip waarop die deposito's wettelijk kunnen worden overgemaakt :
1° deposito's die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van een onroerendgoedtransactie die betrekking heeft op een particuliere woning;
2° deposito's die rechtstreeks verband houden met bepaalde levensgebeurtenissen van een deposant en die voortkomen uit uitkeringen in kapitaal en interesten naar aanleiding van een pensionering, een overlijden met uitzondering van de erfenis, een ontslag of een invaliditeit;
3° deposito's toebehorend aan natuurlijke personen die het resultaat zijn van de uitbetaling van verzekeringsuitkeringen, alsook van de uitbetaling van vergoedingen voor schade door criminele activiteiten of onterechte veroordeling, ongeacht de aard van de schade.
§ 2. Het maximumbedrag voor terugbetaling wordt vastgelegd op 500.000 euro voor elke categorie van deposito's bedoeld in § 1 en wordt berekend per depositohouder en per instelling die deelneemt aan de depositobeschermingsregeling.
In geval zich meerdere gevallen zoals in § 1, 2° en 3°, voordoen, kan het totale maximumbedrag van terugbetaling door het Garantiefonds niet meer dan 500.000 euro bedragen.
Art.3. De terugbetaling is onderworpen aan het voorleggen door de depositohouder van bewijsstukken die aantonen dat de deposito waarvoor tussenkomst van het Garantiefonds wordt gevraagd, het resultaat is van één van de gevallen bedoeld in artikel 2, § 1.
Art.4. Niettegenstaande de termijn van zeven dagen bedoeld in artikel 381, derde lid van de wet, kan het Garantiefonds de terugbetalingstermijn van een deposito bedoeld in artikel 2, § 1, verlengen.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad en is van toepassing op de aanvragen tot terugbetaling van een deposito bedoeld in artikel 2, § 1, die lopend zijn op het ogenblik van zijn inwerkingtreding.
Art. 6. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.