23 APRIL 2015. - Ministerieel besluit betreffende de modaliteiten waaraan aankorrelplaatsen voor wilde zwijnen moeten voldoen
Art. 1
Artikel 1. Enig artikel. Een aankorrelplaats voor wilde zwijnen als gedefinieerd in artikel 2, 13° van het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014 en als vermeld in artikel 15, tweede lid, 2°, 31, § 2, 2°, en 46, § 2, 2°, van hetzelfde besluit, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het lokvoeder op de aankorrelplaats bestaat uit een van de volgende producten: granen, maïs, vruchten van inheemse bomen of beukenhoutteer;
2° als het lokvoeder op de aankorrelplaats bestaat uit granen, maïs of vruchten van inheemse bomen, mag er op elk moment per aankorrelplaats maximaal één liter van die producten aanwezig zijn;
3° als het lokvoeder op de aankorrelplaats bestaat uit granen, maïs of vruchten van inheemse bomen, mag het lokvoeder niet bereikbaar zijn voor ander wild dan wilde zwijnen;
4° het aantal aankorrelplaatsen is beperkt tot één per 50 hectare jachtterrein. De afstand tussen twee aankorrelplaatsen bedraagt minimaal 150 meter;
5° op een aankorrelplaats mag het lokvoeder alleen verspreid worden binnen een cirkel met straal van maximaal 25 meter;
6° het gebruik van voederautomaten of mechanische middelen om het lokvoerder uit te strooien, is verboden.