13 FEBRUARI 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-03-2015 en tekstbijwerking tot 13-01-2022)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Preventie van dopingpraktijken
Art. 2-6
HOOFDSTUK 3. - Verboden lijst en TTN
Afdeling 1. - Verboden lijst
Art. 7
Afdeling 2. - Oprichting, opdracht, samenstelling en vergoeding van de TTN-commissie
Art. 8
Afdeling 3. [1 - Aanvraag van een TTN]1
Art. 9
Afdeling 4. - Beroepsmogelijkheden
Art. 10-11
Afdeling 5. - Beoordeling van de therapeutische noodzaak
Art. 12-13
HOOFDSTUK 4. - [1 Dopingcontroleurs]1, chaperons, controlelaboratoria en experten
Art. 14, 14/1, 15-20
HOOFDSTUK 5. - Dopingcontroles
Afdeling 1. - De monsterneming
Onderafdeling 1. - Voorbereiding van de monsterneming
Art. 21-23
Onderafdeling 2. - Aanwijzing en oproep van de sporters voor monsterneming
Art. 24-28
Onderafdeling 3. - De eigenlijke monsterneming
Art. 29-39
Afdeling 2. - De analyse
Art. 40, 40/1, 40/2, 40/3, 40/4
HOOFDSTUK 6. - Onderzoeken
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 41
Afdeling 2. [1 - Doelstellingen van onderzoeken]1
Art. 42
Afdeling 3. - Onderzoek van [1 ...]1 mogelijke overtredingen van antidopingregels
Art. 43-44
HOOFDSTUK 7. [1 - Opvolging van dopingcontroles en onderzoeken naar mogelijke dopingprakijken door NADO Vlaanderen]1
Afdeling 1. [1 - Algemeen]1
Art. 45
Afdeling 2. [1 - Opvolging van een atypisch of afwijkend analyseresultaat]1
Onderafdeling 1. [1 - Kennisgeving]1
Art. 46
Afdeling 2.
Art. 47, 47/1
Onderafdeling 2. [1 - B-analyse]1
Art. 47/2
Afdeling 3. [1 - Opvolging van andere dopingpraktijken die geen afwijkend of atypisch analyseresultaat zijn]1
Art. 47/3, 47/4
Afdeling 3. [1 - Voorlopige schorsing en voorlopige hoorzitting]1
Art. 47/5, 47/6, 47/7, 47/8
Afdeling 4. [1 - Tenlastelegging en mogelijkheid om het sanctievoorstel te aanvaarden]1
Art. 47/9, 47/10
HOOFDSTUK 8. - Biologisch paspoort
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 48-54
Afdeling 2. - Bloedmodule van het biologisch paspoort
Art. 55-58
Afdeling 3. - Steroïdenmodule van het biologisch paspoort
Art. 59, 59/1
HOOFDSTUK 9. - Verblijfsgegevensverplichtingen
Afdeling 1. - Categorieën van sportdisciplines
Art. 60
Afdeling 2. - Ontstaan en einde van de verblijfsgegevensverplichtingen
Art. 61-62
Afdeling 3. - Omvang van de verblijfsgegevensverplichtingen
Art. 63-64, 64/1
Afdeling 4. - Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie A
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 65
Onderafdeling 2. - Mogelijk aangifteverzuim
Art. 66
Onderafdeling 3. - Mogelijk gemiste dopingtest
Art. 67
Onderafdeling 4. - Registratie van een aangifteverzuim
Art. 68-70, 70/1
Onderafdeling 5. - Registratie van een gemiste dopingtest
Art. 71-73, 73/1
Onderafdeling 6. - Gevolgen van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken
Art. 74
Onderafdeling 7. - Disciplinaire behandeling van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken
Art. 75
Onderafdeling 8.
Art. 76
Afdeling 5.
Art. 77-78
Afdeling 6. - Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van [1 categorie B]1
Art. 79-80
HOOFDSTUK 10. - Disciplinaire maatregelen
Afdeling 1. - Opstart van de disciplinaire procedure
Art. 81-83
Afdeling 2. - Disciplinaire organen voor niet-elitesporters
Art. 84-88
Afdeling 3. [1 - Inhooud van een beslissing]1
Art. 89-90, 90/1
Afdeling 4. [1 - Beroep bij de disciplinaire raad]1
Art. 90/2
HOOFDSTUK 10/1. [1 - Disciplinaire procedure voor niet-competitieve breedtesporters]1
Art. 90/3, 90/4
HOOFDSTUK 11. - Handhaving
Art. 91
HOOFDSTUK 12. - Bewaartermijnen van persoonsgegevens
Art. 92
HOOFDSTUK 13. - Budgettaire bepalingen
Art. 93-94
HOOFDSTUK 14. - Slotbepalingen
Art. 95-99
BIJLAGE.
Art. N, N2
2015035390 2015035391 2015035404 2015035538 2015035928 2015036504 2016035886 2016035966 2016036097 2016036264 2016036640 2017013891 2017031859 2017200488 2018015132 2018015385 2019014554 2020044414 2021022728 2021040752 2022034665 2023048106
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° [2 adaptief model: een wiskundig model dat is ontworpen om ongewone longitudinale resultaten van elitesporters op te sporen. Het model berekent de waarschijnlijkheid van een longitudinaal profiel van waarden van markers, in de veronderstelling dat de elitesporter in kwestie zich in een normale fysiologische toestand bevindt;]2
2° [2 atleetpaspoortmanagementeenheid, afgekort APME: een eenheid die samengesteld is uit een of meer personen die namens de beheerder van het biologisch paspoort verantwoordelijk zijn voor het tijdige administratief beheer van het biologisch paspoort in ADAMS;]2
3° atleet biologisch paspoort documentatiepakket, afgekort ABPDP: het materiaal dat het controlelaboratorium en de APME opleveren om een afwijkend paspoortresultaat te motiveren, zoals, maar niet uitsluitend, analysegegevens, opmerkingen van de commissie van experten, bewijs van onduidelijke factoren, alsook andere ondersteunende informatie die relevant kan zijn;
4° chaperon: een official die opgeleid is en door een monsterafname-instantie gemachtigd is om specifieke taken uit te oefenen, waaronder een of meer van de volgende taken:
a) de sporter op de hoogte brengen van diens selectie voor een monsterafname;
b) de sporter vergezellen en observeren tot die bij het dopingcontrolestation aankomt;
c) de sporter in het dopingcontrolestation vergezellen en/of observeren;
d) getuige zijn van het afstaan van het monster en het verifiëren, voor zover hij daarvoor opgeleid is;
5° [2 commissie van experten: de experten die samen het paspoort evalueren;]2
6° [2 confirmatieprocedure: een analytische testprocedure die als doel heeft de aanwezigheid of, in voorkomend geval, de concentratie, ratio of score te bevestigen, of de exogene of endogene oorsprong van een of meer verboden stoffen, metabolieten van verboden stoffen of markers die wijzen op het gebruik van een verboden methode, in een monster vast te stellen;]2
7° [2 controlelaboratorium: een door het WADA geaccrediteerd laboratorium dat de analysemethodes en procedures toepast om bewijskrachtige gegevens te verzamelen om verboden stoffen of verboden methodes die op de verboden lijst voorkomen, te detecteren of te identificeren, en, als dat van toepassing is, om verboden stoffen te kwantificeren waarvoor een drempelwaarde is bepaald in urinemonsters en andere biologische matrixen in het kader van dopingcontroleactiviteiten;]2
8° controleopdracht: de aan de [1 dopingcontroleur]1 gegeven opdracht om een dopingtest uit te voeren;
9° dopingcontrolestation: de locatie waar de monsterafnameprocedure plaatsvindt;
10° dopingcontroleteam: een collectieve term voor gekwalificeerde officials die door de [2 monsterafname-instantie]2 gemachtigd zijn om tijdens de monsterafnameprocedure de nodige taken uit te voeren of te helpen uitvoeren;
[2 10°/1 dopingcontroleur: een official die opgeleid is en door de monsterafname-instantie gemachtigd is om de verantwoordelijkheden uit te voeren die aan dopingcontroleurs worden toevertrouwd in dit besluit en de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken;]2
11° [2 expert: de expert, de experten of de commissie van experten, met kennis in de materie in kwestie, gekozen door de ADO of door de APME, die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de evaluatie van het paspoort. De expert is extern aan de ADO;]2
[2 11° /1 laboratoriumdocumentatiepakket: de stukken die door het controlelaboratorium worden opgesteld op vraag van de opdrachtgever, de instantie met resultatenbeheer of het WADA, zoals bepaald in het Technische Document voor Laboratoriumdocumentatiepakketten (TD LDOC) van het WADA, om een analyseresultaat, zoals een afwijkend analyseresultaat of atypisch analyseresultaat, te ondersteunen;]2
12° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening;
13° monsterneming: de afname van het monster;
14° [2 monsterafname-instantie: de organisatie die verantwoordelijk is voor de afname van monsters, namelijk de opdrachtgever zelf of een gedelegeerde derde partij waaraan de opdracht of bevoegdheid voor de uitvoering van de dopingtest is toegewezen of uitbesteed, op voorwaarde dat de opdrachtgever als laatste verantwoordelijk blijft onder de Code voor de naleving van de toepasselijke vereisten van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken met betrekking tot de monsterneming;]2
15° monsterafnameprocedure: alle opeenvolgende activiteiten waarbij de sporter rechtstreeks betrokken is vanaf het moment waarop [2 het eerste contact is gelegd]2 tot het moment waarop hij het dopingcontrolestation verlaat nadat hij zijn monster heeft afgestaan;
16° [2 onaangekondigde dopingtest: een monsterneming die plaatsvindt zonder voorafgaande waarschuwing aan de sporter en waarbij de sporter continu onder chaperonnering blijft vanaf het moment van de kennisgeving tot en met het moment waarop hij het monster afstaat;]2
17° [2 opdrachtgever: de ADO die opdracht heeft gegeven om sporters waarover ze de bevoegdheid heeft aan dopingtests te onderwerpen, waarbij de bevoegdheid gedocumenteerd is. De ADO die de opdracht geeft voor dopingtests blijft de opdrachtgever en blijft verantwoordelijk onder de Code dat een gedelegeerde derde partij die dopingtests uitvoert dat doet conform de vereisten van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken;]2
[2 17° /1 paspoort: een verzameling van alle relevante data die uniek zijn voor een bepaalde individuele sporter, die longitudinale profielen van markers, heterogene factoren die uniek zijn voor de sporter in kwestie en andere informatie die relevant is voor de evaluatie van markers mag bevatten;]2
18° rapport van een mislukte poging: een gedetailleerd rapport van een mislukte poging om een monster af te nemen bij een sporter die deel uitmaakt van [2 een geregistreerde doelgroep of een andere doelgroep]2, met vermelding van de datum van de poging, de bezochte locatie, de exacte aankomst- en vertrektijden op de locatie, de maatregelen die ter plaatse zijn genomen om de sporter te vinden met inbegrip van de gegevens van elk contact dat met derden is gelegd, en alle andere relevante gegevens over de poging;
19° tijdslot: de dagelijkse aaneengesloten periode van zestig minuten, vermeld in artikel 21, § 1, eerste lid, 9°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012;
20° [2 verblijfsgegevensinbreuk: een aangifteverzuim of een gemiste dopingtest;]2
21° verblijfsgegevensverplichtingen: de verplichtingen met betrekking tot verblijfsgegevens waaraan een elitesporter moet voldoen met toepassing van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit;
22° verzuim van naleving: een dopingpraktijk als vermeld in [2 artikel 3, § 1,]2 3° of 5°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.
Ook definities uit de Code die niet letterlijk zijn opgenomen in dit besluit of het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, zijn toepasselijk.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 2. - Preventie van dopingpraktijken
Art.2.NADO Vlaanderen en de federaties moeten:
1° voor [1 sporters, begeleiders en andere personen]1 informatie- en vormingsactiviteiten uitwerken die gericht zijn op het aanreiken van actuele en accurate informatie over:
a) de verboden stoffen en [1 verboden]1 methoden;
b) de dopingpraktijken;
c) de dopingtestprocedures;
d) [1 de rechten en verantwoordelijkheden in de dopingbestrijding van sporters, begeleiders en andere personen, vermeld in artikel 14/1 tot en met 14/3 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012;]1
e) de medische, ethische, tuchtrechtelijke en sociale gevolgen van dopingpraktijken;
f) de TTN;
g) de risico's van het gebruik van voedingssupplementen;
h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens in het kader van de dopingbestrijding en de uitoefeningsmodaliteiten van die rechten.
2° voor elitesporters, ter aanvulling van de activiteiten, vermeld in punt 1°, informatie- en vormingsactiviteiten uitwerken over de toepasselijke verplichtingen met betrekking tot verblijfsgegevens;
3° passende gedragscodes, goede praktijken en ethische normen voor de bestrijding van doping in de sport uitwerken en invoeren conform het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit;
4° onderling samenwerken om informatie, expertise en ervaringen uit te wisselen met betrekking tot de realisatie van onderzoeken naar en doeltreffende programma's ter bestrijding van doping. De federatie stelt met het oog op die samenwerking een verantwoordelijke aan als contactpunt voor NADO Vlaanderen. [1 NADO Vlaanderen treedt op als coördinator van antidopingeducatie.]1
De federaties met elitesporters die verblijfsgegevens moeten indienen, moeten NADO Vlaanderen helpen met het verzamelen van de verblijfsgegevens van deze elitesporters, met inbegrip van het voorzien van een bijzondere bepaling daarvoor in hun regels.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.3.De federatie brengt NADO Vlaanderen op de hoogte van alle statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen, vermeld in [1 artikel 5, 11, 24 en 24/1]1 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, alsook van de initiatieven die de sportverenigingen hebben genomen ter uitvoering van artikel 2 van dit besluit. Elke wijziging of aanvulling van de voormelde bepalingen wordt ook onmiddellijk aan NADO Vlaanderen meegedeeld.
De minister kan bijkomstige bepalingen over de verslaggeving, vermeld in artikel 5 en 11 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vaststellen.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.4. Conform artikel 12, 3°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 moet de sportvereniging de volgende gegevens registreren van alle sporters die deelnemen aan de door haar georganiseerde wedstrijden:
1° de voor- en achternaam;
2° de geboortedatum en het geslacht;
3° de contactgegevens van de sporter, met inbegrip van in voorkomend geval zijn gsm-nummer en e-mailadres, alsook elke wijziging ervan;
4° de sportvereniging waarbij de sporter is aangesloten;
De minister kan ter zake bijkomstige bepalingen vaststellen.
Art.5. Met het oog op de uitvoering van de taken die bij het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en bij dit besluit opgelegd zijn aan NADO Vlaanderen en de Vlaamse Regering, zijn de federaties verplicht om, zodra ze er van op de hoogte zijn, aan NADO Vlaanderen elke wijziging van de volgende gegevens mee te delen over elitesporters die bij hen aangesloten zijn:
1° de voor- en achternaam;
2° de geboortedatum en het geslacht;
3° de contactgegevens van de elitesporter, met inbegrip van in voorkomend geval zijn gsm-nummer en e-mailadres, alsook elke wijziging ervan;
4° de sportvereniging waarbij de elitesporter is aangesloten;
5° de sportdiscipline.
De minister kan ter zake bijkomstige bepalingen vaststellen.
Art.6.De sportvereniging ziet toe op de naleving van elke uitsluiting of voorlopige schorsing van [1 sporters, begeleiders of andere personen]1, waarvan ze op de hoogte wordt gebracht of waarvan ze op de hoogte is.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 3. - Verboden lijst en TTN
Afdeling 1. - Verboden lijst
Art.7.De minister stelt de verboden lijst vast.
[1 De verboden lijst, vermeld in het eerste lid, is gebaseerd op de afweging van het WADA van de verboden stoffen en verboden methoden die in de verboden lijst worden opgenomen. Die afweging van het WADA en de indelen van stoffen in categorieën op de verboden lijst, de indeling van een stof als verboden op elk moment of enkel binnen wedstrijdverband, en de indeling van een stof of methode als specifieke stof, specifieke methode of misbruikstof is definitief en kan niet door een sporter of andere persoon worden aangevochten, met inbegrip van maar niet beperkt tot enige betwisting gebaseerd op een betwisting dat de stof of methode geen maskerende stof is of niet het potentieel heeft om de sportprestaties te verbeteren, geen risico voor de gezondheid oplevert of afbreuk zou doen aan de geest van de sport.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. - Oprichting, opdracht, samenstelling en vergoeding van de TTN-commissie
Art.8.§ 1. Een TTN-commissie met minstens zes leden wordt opgericht. [2 Die commissie beslist conform artikel 10, § 6, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 over de TTN-aanvragen van sporters die conform artikel 10, § 3, van het voormelde decreet onder de bevoegdheid van NADO Vlaanderen vallen om een TTN te verkrijgen.]2
De TTN-commissie beslist elektronisch, bij meerderheid van stemmen van de leden. Het secretariaat van de TTN-commissie is gevestigd op het adres van NADO Vlaanderen.
§ 2. NADO Vlaanderen stelt de leden van de TTN-commissie aan volgens behoefte en wijst onder hen een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.
NADO Vlaanderen kan op verzoek van een lid een einde maken aan zijn mandaat of een lid van zijn opdracht ontheffen wegens tekortkomingen of wegens inbreuken op de waardigheid van de functie.
§ 3. Om aangesteld te kunnen worden als lid van de TTN-commissie moet de betrokkene voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
1° arts of master in de Geneeskunde zijn;
2° [2 beschikken over een aantoonbare opleiding of ervaring in de zorg of behandeling van sporters of kennis van de sportgeneeskunde;]2
3° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin de betrokkene er zich toe verbindt om:
a) NADO Vlaanderen een geschreven verklaring te bezorgen, waarin ze hun persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren meedelen;
b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden;
4° met uitzondering van het geval waarbij de ontheffing op eigen aanvraag is gebeurd, niet het voorwerp geweest zijn van een ontheffing van zijn of haar opdracht binnen vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarop de aanvraag tot aanstelling betrekking heeft.
§ 4. De TTN-commissie kan zo nodig advies vragen aan externe specialisten, onder meer aan bijzondere specialisten in de zorg en behandeling van sporters met een handicap.
[2 Om een TTN-aanvraag te behandelen waarbij specifieke expertise vereist is, heeft minstens één lid van de commissie bijzondere ervaring of expertise die verband houdt met de medische toestand van de sporter. Als die bijzondere ervaring of expertise niet aanwezig is binnen de TTN-commissie, kan de TTN-commissie advies vragen aan een bijkomende expert conform het eerste lid.]2
§ 5. Alle leden van de TTN-commissie, alsook het secretariaat en de externe specialisten behandelen de informatie die verkregen is in het kader van een TTN-aanvraag, met eerbiediging van het beroepsgeheim en van het vertrouwelijk karakter van die gegevens.
[2 De leden van de TTN-commissie ontvangen voor de beoordeling van de aanvraag alleen de persoonsgegevens die strikt noodzakelijk zijn om de aanvraag te beoordelen. Als de aanvraag voor advies wordt voorgelegd aan externe specialisten, verwijdert de TTN-commissie de persoonsgegevens die niet noodzakelijk zijn om dat advies te formuleren.]2
§ 6. [2 Alle leden van de TTN-commissie met inbegrip van de voorzitter ondertekenen een verklaring over belangenconflicten en vertrouwelijkheid.]2 Als een belangenconflict bij een lid van de commissie, dat voortkomt uit zijn activiteiten of functie, een onpartijdig oordeel onmogelijk maakt, mag het betrokken lid niet deelnemen aan de besluitneming in het dossier. Het lid brengt de voorzitter van de commissie of, als hij zelf de voorzitter is, de plaatsvervangende voorzitter of voorzitters op de hoogte van het belangenconflict en de onthouding van deelname aan de besluitneming.
§ 7. De meerderheid van de leden van de TTN-commissie mag geen [1 dopingcontroleur-controlearts]1 zijn of operationele verantwoordelijkheid dragen binnen NADO Vlaanderen.
§ 8. De minister stelt de vergoedingen vast voor de leden van de TTN-commissie en voor de externe specialisten.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. [1 - Aanvraag van een TTN]1
----------
(1)
Art.9.§ 1. Een sporter als vermeld in artikel 10, § 3, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, die conform artikel 10, § 1, van het voormelde decreet een TTN nodig heeft en onder de bevoegdheid van NADO Vlaanderen valt, moet die zo snel mogelijk, en in ieder geval minstens dertig dagen vóór hij hem nodig heeft, aanvragen, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke of urgente situatie. [1 Voor stoffen die alleen binnen wedstrijdverband verboden zijn, vraagt de sporter in ieder geval minstens dertig dagen voor de eerstvolgende deelname aan een wedstrijd de TTN aan, tenzij er sprake is van een uitzonderijke of urgente situatie.]1
Elke TTN-aanvraag moet door de sporter [1 en de behandelende arts]1 worden ondertekend en via NADO Vlaanderen aan het secretariaat van de TTN-commissie bezorgd worden [1 ...]1 met de post of elektronisch met een formulier als vermeld in artikel 10, § 6, derde lid, van het voormelde decreet dat door [1 NADO Vlaanderen]1 wordt vastgesteld en ter beschikking gesteld.
Bij het formulier, vermeld in het tweede lid, moeten de volgende twee zaken worden gevoegd:
1° een verklaring van een bevoegde en gekwalificeerde arts, waaruit blijkt dat de sporter de verboden stof of verboden methode in kwestie moet gebruiken om therapeutische redenen;
2° een uitgebreide medische historiek, inclusief - indien mogelijk - documentatie van de arts die de oorspronkelijke diagnose heeft gesteld en de resultaten van alle onderzoeken, laboratoriumtests en beeldvormingsstudies die relevant zijn voor de aanvraag.
De sporter moet een complete kopie bijhouden van het ondertekende TTN-aanvraagformulier en van alle stukken en gegevens die zijn ingediend ter ondersteuning van de aanvraag.
Een TTN-aanvraag zal door de TTN-commissie pas worden onderzocht na ontvangst van een correct ingevuld aanvraagformulier, vergezeld van alle relevante documenten. Onvolledige aanvragen worden met het oog op aanvulling en herindiening teruggestuurd naar de sporter.
De TTN-commissie kan de sporter of diens arts verzoeken om bijkomende informatie, onderzoeken of beeldvormingsstudies, of andere informatie die het noodzakelijk acht om de aanvraag van de sporter te kunnen evalueren. De TTN-commissie kan ook de hulp inroepen van andere medische of wetenschappelijke experts naargelang ze dat aangewezen acht.
Alle kosten die de sporter maakt om zijn TTN-aanvraag op te stellen en aan te vullen zoals vereist door de TTN-commissie, zijn ten laste van de sporter.
§ 2. [1 Een volledig bevonden aanvraag wordt door het secretariaat van de TTN-commissie op elektronische wijze aan de voorzitter of, in voorkomend geval, aan plaatsvervangende voorzitter van de TTN-commissie bezorgd, die de drie leden, waaronder zichzelf, aanwijst om de aanvraag te beoordelen. Bij de aanwijzing bevestigen alle leden dat ze geen belangenconflict hebben.]1
De TTN-commissie moet zo snel mogelijk en, tenzij uitzonderlijke omstandigheden van toepassing zijn, binnen maximaal 21 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag, beslissen of het de aanvraag al dan niet verleent. Als een TTN-aanvraag binnen een redelijke termijn die voorafgaat aan een evenement is ingediend, moet de TTN-commissie alle nodige inspanningen doen om zijn beslissing vóór de start van het evenement bekend te maken.
De beslissing van de TTN-commissie moet schriftelijk aan de sporter worden meegedeeld met het formulier, vermeld in artikel 10, § 6, derde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, dat wordt vastgesteld door NADO Vlaanderen.
De beslissing om een TTN te verlenen moet de dosis, frequentie, methode en duur vermelden voor de toediening van de verboden stof of verboden methode in kwestie waarvoor de TTN-commissie toestemming verleent, met vermelding van de klinische omstandigheden alsook eventuele voorwaarden die aan de houder van de TTN zijn opgelegd.
Een TTN zal voorafgaand aan de vervaldatum door NADO Vlaanderen worden ingetrokken als de sporter niet meteen voldoet aan eventuele vereisten of voorwaarden die zijn opgelegd door de TTN-commissie. Anderzijds kan een TTN ook worden herroepen na herziening door het WADA of na een beroepsprocedure.
Als een TTN wordt toegekend, waarschuwt NADO Vlaanderen de sporter dat die alleen geldt op nationaal niveau en niet geldig zal zijn als de sporter een elitesporter van internationaal niveau wordt of deelneemt aan internationale evenementen, tenzij de TTN erkend wordt door de internationale federatie of de organisator van het grote evenement.
§ 3. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4. - Beroepsmogelijkheden
Art.10.[1 Conform artikel 10, § 6, vijfde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 kan een sporter op gemotiveerde wijze een heroverweging vragen van een beslissing van de TTN-commissie van NADO Vlaanderen om een TTN te weigeren, binnen veertien dagen na de dag waarop hij de kennisgeving van de beslissing heeft ontvangen, of, als de TTN-commissie geen beslissing heeft genomen, binnen veertien dagen nadat de termijn, vermeld in artikel 9, § 2, tweede lid, van dit besluit, is verstreken.
De TTN-commissie beslist in een volledig andere samenstelling over de vraag tot heroverweging. De procedure, vermeld in artikel 9, is van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot heroverweging.
De sporter in kwestie kan tegen een beslissing na heroverweging of als er geen beslissing is genomen binnen de beslissingstermijn bij een vraag tot heroverweging als vermeld in het eerste lid, beroep instellen conform artikel 10, § 7, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.11.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/20, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 5. - Beoordeling van de therapeutische noodzaak
Art.12.[1 Een TTN voor het gebruik van een verboden stof of een verboden methode voor therapeutische doeleinden wordt alleen verleend als de sporter kan aantonen dat aan elk van de volgende criteria, volgens een afweging van waarschijnlijkheid, voldaan is:
1° de verboden stof of verboden methode in kwestie is nodig om een medische toestand of aandoening te behandelen die vastgesteld is bij een medische diagnose, gestaafd met relevante klinische bewijsstukken. Dit criterium kan ook vervuld zijn als het gebruik van de verboden stof of de verboden methode onderdeel is van een noodzakelijk diagnostisch onderzoek in plaats van een eigenlijke behandeling;
2° het therapeutische gebruik van de verboden stof of verboden methode levert, naar een graad van waarschijnlijkheid, geen bijkomende verbetering van de prestaties op, buiten wat kan worden verwacht bij het herstel van de normale gezondheidstoestand als gevolg van de behandeling van de medische aandoening;
3° de toepassing van de verboden stof of de verboden methode in kwestie is een aangewezen behandeling voor de medische aandoening en er is geen toegelaten redelijk therapeutisch alternatief voor het gebruik van de verboden stof of de verboden methode in kwestie;
4° de noodzaak van het gebruik van de verboden stof of verboden methode is niet volledig of niet gedeeltelijk het gevolg van eerder gebruik zonder TTN, van een stof of methode die op het ogenblik van het gebruik verboden was.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.13.[1 § 1. Een sporter die het gebruik van een verboden methode of verboden stof nodig heeft om therapeutische redenen, vraagt voorafgaand aan het gebruik of het bezit ervan een TTN aan en heeft die TTN voorafgaand toegekend gekregen conform de criteria, vermeld in artikel 12.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 en op voorwaarde dat aan de criteria, vermeld in artikel 12, is voldaan, kan een sporter in de volgende gevallen met terugwerkende kracht een TTN aanvragen:
1° als spoedbehandeling of dringende behandeling van een medische toestand nodig was;
2° als er onvoldoende tijd of gelegenheid was of uitzonderlijke omstandigheden aanwezig waren die de sporter verhinderden om een aanvraag in te dienen, of voor een TTN-commissie om te oordelen over een aanvraag, voorafgaand aan de dopingtest;
3° als de NADO van de sporter omwille van de prioritering van bepaalde sporten de sporter niet toelaat om een voorafgaande TTN aan te vragen of niet vereist dat de sporter een voorafgaande TTN aanvraagt;
4° als een breedtesporter die aan een monsterneming wordt onderworpen een verboden stof of verboden methode gebruikt om therapeutische redenen;
5° als een sporter buiten wedstrijdverband voor therapeutische doeleinden een verboden stof gebruikt die alleen binnen wedstrijdverband verboden is.
Conform artikel 10, § 3, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 kan een breedtesporter een TTN toegekend krijgen met terugwerkende kracht.
De minister kan bepalen dat in bepaalde sporten of sportdisciplines geen voorafgaande TTN kan aangevraagd worden, gebaseerd op de lage dopinggevoeligheid van de sport of sportdiscipline in kwestie. In dat geval kan de TTN-aanvraag altijd met terugwerkende kracht worden aangevraagd conform het eerste lid, 3°.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2, kan een sporter in uitzonderlijke gevallen een TTN retroactief aanvragen en toegekend krijgen voor het gebruik van een verboden stof of verboden methode als het manifest onbillijk zou zijn een retroactieve TTN niet toe te staan in het licht van de doelstelling van de Code.
Voor nationale en internationale elitesporters mag een retroactieve TTN als vermeld in het eerste lid, alleen toegestaan worden op voorwaarde dat het WADA voorafgaand aan het verlenen van de TTN in kwestie akkoord gaat. Het WADA heeft in dat geval de volledige bevoegdheid om akkoord te gaan met de beslissing van de ADO of om die beslissing te verwerpen.
Voor breedtesporters mag NADO Vlaanderen conform het eerste lid een TTN toestaan zonder WADA vooraf te consulteren. WADA heeft in dat geval het recht om de beslissing om een retroactieve TTN toe te staan, conform het eerste lid, te herzien en heeft de volledige bevoegdheid om akkoord te gaan met de beslissing of de beslissing te hervormen.
De beslissing die een ADO of het WADA neemt conform het eerste tot en met derde lid kan niet worden aangevochten en kan niet verder betwist worden in een disciplinaire procedure die volgt uit een dopingpraktijk.
Elke beslissing om een TTN toe te staan of te weigeren conform deze paragraaf wordt geregistreerd in ADAMS. Artikel 10, § 6, vierde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 is van overeenkomstige toepassing.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 4. - [1 Dopingcontroleurs]1, chaperons, controlelaboratoria en experten
----------
(1)
Art.14.Iedere persoon die aangewezen wil worden als [1 dopingcontroleur]1, expert of chaperon, richt daarvoor een gemotiveerd verzoek aan de monsterafname-instantie.
De monsterafname-instantie staat in voor het ontwikkelen van de nodige kwalificaties en het verstrekken van de opleiding van [1 dopingcontroleurs]1 en chaperons die door haar aangewezen worden [2 conform bijlage G]2 van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken.
Om als [1 dopingcontroleur]1 aangewezen te kunnen worden door NADO Vlaanderen, moet de betrokkene erkend zijn overeenkomstig artikel 15 van dit besluit of erkend zijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Om als chaperon aangewezen te kunnen worden door NADO Vlaanderen, moet de betrokkene voldoen aan de voorwaarden van artikel 16 van dit besluit of erkend zijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Het legitimatiebewijs, vermeld in artikel 19, § 4, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wordt door NADO Vlaanderen uitgereikt aan de door haar aangewezen [1 dopingcontroleurs]1 en chaperons.
[1 ...]1
[1 ...]1
[1 dopingcontroleurs]1 die door andere monsterafname-instanties dan NADO Vlaanderen worden aangesteld, worden geacht erkend te zijn.
Elk WADA-geaccrediteerd en door WADA goedgekeurd laboratorium kan aangewezen worden als controlelaboratorium.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 14/1. [1 § 1. Een persoon die erkend wil worden als dopingcontroleur, richt een gemotiveerde aanvraag aan NADO Vlaanderen. Bij de aanvraag worden alle nodige bewijsstukken gevoegd om aan te tonen dat aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, § 1, is voldaan en dat de aanvrager zich niet bevindt in een van de gevallen van onverenigbaarheid, vermeld in artikel 15, § 2.
NADO Vlaanderen beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen één maand na de dag waarop ze de aanvraag heeft ontvangen.
Als de aanvraag ontvankelijk is, verleent NADO Vlaanderen de aanvrager een voorlopige erkenning als kandidaat-dopingcontroleur, die toegang geeft tot de verplichte activiteiten die verricht worden om aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15, § 3, te voldoen.
De voorlopige erkenning als kandidaat-dopingcontroleur is zes maanden geldig. Als de kandidaat-dopingcontroleur binnen die termijn niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15, § 3, vervalt de voorlopige erkenning.
§ 2. De minister kan een jaarlijkse periode bepalen waarin de aanvraag tot erkenning als dopingcontroleur kan worden ingediend.
De minister verleent na advies van NADO Vlaanderen de erkenning als dopingcontroleur afhankelijk van de behoeften. De minister bepaalt bij de erkenning op basis van de aangetoonde beroepskwalificaties de wijzen van monsterneming die handelingen vereisen die wettelijk voorbehouden zijn aan de uitoefenaars van de gezondheidszorgberoepen, die de erkende dopingcontroleur mag uitvoeren.
§ 3. De erkenning is twee jaar geldig, tenzij ze voor de vervaldatum wordt ingetrokken. Na het einde van de geldigheid wordt de erkenning vernieuwd als de dopingcontroleur aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, § 1, § 2 en § 4, blijft voldoen.
Als NADO Vlaanderen vaststelt dat er onregelmatigheden zijn begaan tijdens de uitvoering van activiteiten als erkend dopingcontroleur of dat de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, niet langer zijn vervuld, kan NADO Vlaanderen de erkenning schorsen voor een periode van maximaal drie maanden. Uiterlijk drie maanden vanaf de dag waarop de dopingcontroleur de beslissing tot schorsing van NADO Vlaanderen heeft ontvangen, beslist de minister na advies van NADO Vlaanderen over de opheffing van de erkenning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-06-28/41, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.15.[1 § 1. Een aanvrager kan worden erkend als dopingcontroleur als hij over minstens een van de volgende diploma's beschikt:
1° arts of master in de geneeskunde, of een gelijkwaardig diploma;
2° master in de verpleegkunde en de vroedkunde, of een gelijkwaardig diploma;
3° bachelor in de geneeskunde of een gelijkwaardig diploma;
4° bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde, of een gelijkwaardige beroepsopleiding;
5° master in de revalidatiewetenschappen en de kinesitherapie, of een gelijkwaardig diploma dat toegang geeft tot de erkenning als kinesitherapeut.
Personen die een aantoonbare ervaring van ten minste twee jaar hebben als dopingcontroleur voor een antidopingorganisatie die werkt conform de Code, worden vrijgesteld van de verplichting houder te zijn van een van de diploma's, vermeld in het eerste lid.
Personen die houder zijn van een diploma als vermeld in het eerste lid, 1°, krijgen de titel dopingcontroleur-controlearts.
[2 Alleen dopingcontroleurs die erkend zijn om bloedmonsters te nemen, mogen bloedmonsters nemen.]2
§ 2. De erkenning kan alleen verleend of behouden worden als de persoon in kwestie aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij heeft de laatste vijf jaar geen tuchtsanctie gekregen van een professionele orde die de toegang tot het beroep regelt of hij is niet geschrapt door die professionele orde, als de beroepskwalificatie onderworpen is aan de tuchtregeling van een professionele orde;
2° zijn erkenning of titel van beroepsbekwaamheid binnen de gereglementeerde gezondheidszorgberoepen is de laatste vijf jaar niet ingetrokken;
3° hij heeft de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor misdaden of wanbedrijven;
4° behalve op zijn eigen verzoek is zijn erkenning als controlearts of dopingcontroleur de laatste vijf jaar niet ingetrokken;
5° hij heeft de laatste tien jaar geen sanctie gekregen voor een overtreding van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 of de Code.
NADO Vlaanderen kan in voorkomend geval een verklaring van de professionele orde of een ander document laten voorleggen om na te gaan of de erkenningsvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, zijn vervuld.
NADO Vlaanderen kan bij de beoordeling van ontvankelijkheid van de aanvraag of bij de erkenning of hernieuwing van de erkenning een uittreksel uit het strafregister laten voorleggen om na te gaan of de erkenningsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, is vervuld.
§ 3. De kandidaat-dopingcontroleur voldoet uiterlijk zes maanden nadat de aanvraag tot erkenning als dopingcontroleur ontvankelijk is verklaard, aan de volgende voorwaarden:
1° de kandidaat-dopingcontroleur volgt een theoretische en praktische opleiding die NADO Vlaanderen organiseert of die als gelijkwaardig erkend is, waarbij de volledige procedures van alle soorten van controleactiviteiten waarvoor de erkenning geldt, aan bod komen, met inbegrip van het gebruik van technologische middelen, en hij legt daarover een of meer theoretische of praktische proeven af waarvoor hij slaagt;
2° [2 de kandidaat-dopingcontroleur woont minstens één keer als waarnemer een monsterafnameprocedure bij en voert vervolgens op minstens voldoende wijze een monsterafnameprocedure uit onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van een controlearts die een ADO heeft aangewezen. Het vereiste toezicht op het afscheiden van de urine, is geen onderdeel van de observatie ter plaatse;]2
3° de kandidaat-dopingcontroleur legt een schriftelijke gedagtekende en ondertekende verklaring af waarin hij zich ertoe verbindt om:
a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;
b) [2 NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden en zich te onthouden van het aanvaarden van opdrachten als een belangenconflict als vermeld in artikel 22, vijfde lid, mogelijk is;]2
c) zich bij de uitoefening van zijn taak als dopingcontroleur passend te gedragen;
d) alle gegevens die hij in het kader van zijn taak als dopingcontroleur ontvangt, strikt vertrouwelijk te behandelen.
§ 4. Een dopingcontroleur kan de erkenning als dopingcontroleur behouden of hernieuwen als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° gedurende de looptijd van de erkenning blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 2;
2° jaarlijks deelnemen aan ten minste één vormingsactiviteit die door of op initiatief van NADO Vlaanderen is georganiseerd of door NADO Vlaanderen als gelijkwaardig wordt beschouwd, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;
3° elke wijziging in de banden, vermeld in paragraaf 3, 3°, a), schriftelijk aan NADO Vlaanderen meedelen binnen dertig dagen na de dag waarop de wijziging plaatsvindt;
4° de verklaring, vermeld in paragraaf 3, 3°, strikt naleven;
5° de erkenningsvoorwaarden, vermeld in 15, de opdrachten van NADO Vlaanderen en alle bepalingen van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit naleven;]1
[2 6° conform paragraaf 5 geen evaluatie onvoldoende ontvangen hebben van NADO Vlaanderen.]2
[2 § 5. Een dopingcontroleur leeft de interne richtlijnen na die NADO Vlaanderen oplegt en voert de dopingcontrole en monsterneming uit conform de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken en dit besluit.
NADO Vlaanderen onderwerpt de erkende dopingcontroleurs jaarlijks aan een evaluatie. De evaluatieperiode bedraagt één jaar en loopt van 1 januari tot en met 31 december van het jaar in kwestie. Als de erkenning minstens drie maanden voor het afsluiten van de evaluatieperiode is verleend, kan NADO Vlaanderen de evaluatie uitvoeren in het daarop volgende jaar. In onderling overleg kan NADO Vlaanderen de evaluatieperiode tot maximaal vijftien maanden verlengen.
NADO Vlaanderen bezorgt een schriftelijk verslag van de evaluatie aan de dopingcontroleur uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op jaar waarin de evaluatieperiode is afgesloten. Het verslag bevat de beoordeling van NADO Vlaanderen op basis van de volgende elementen:
1° de uitgevoerde opdrachten;
2° de beschikbaarheden van de dopingcontroleur om opdrachten te ontvangen;
3° de gevolgde opleidingsactiviteiten;
4° in voorkomend geval de vastgestelde onregelmatigheden.
Het evaluatieverslag wordt afgesloten met een van de volgende beoordelingen:
1° beoordeling voldoende zonder voorwaarden;
2° beoordeling voldoende onder voorwaarden. Met die beoordeling behoudt de dopingcontroleur zijn erkenning, maar moet hij voor hij een opdracht ontvangt, opnieuw voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 3, 1° en 2° ;
3° beoordeling onvoldoende.
De dopingcontroleur kan binnen vijftien dagen na de dag waarop hij het evaluatieverslag heeft ontvangen, opmerkingen formuleren en vragen om gehoord te worden. NADO Vlaanderen beslist over de definitieve beoordeling, in voorkomend geval nadat ze heeft kennisgenomen van het schriftelijke verweer van de dopingcontroleur of nadat ze de dopingcontroleur heeft gehoord, binnen vijftien dagen nadat ze heeft kennisgenomen van het verweer van de dopingcontroleur in kwestie. Als de dopingcontroleur geen verweer heeft ingediend of niet heeft gevraagd om gehoord te worden, is de beoordeling in het evaluatieverslag definitief.
Als NADO Vlaanderen geen evaluatie uitvoert binnen de termijn, vermeld in het derde lid, wordt de evaluatie afgesloten met een beoordeling voldoende.
Een beoordeling voldoende onder voorwaarden als vermeld in het vierde lid, 2°, kan maar een keer worden opgelegd binnen een periode van drie opeenvolgende evaluaties.]2
[2 § 6. In afwijking van paragraaf 5 kan NADO Vlaanderen in de volgende gevallen overgaan tot een versnelde evaluatie:
1° als zware fouten of zwaarwichtige feiten worden vastgesteld die verband houden met de integriteit van de dopingcontrole, het medisch geheim of de openbare orde;
2° als strafbare feiten zijn gepleegd.
Als NADO Vlaanderen beslist de versnelde evaluatieprocedure op te starten, brengt ze de dopingcontroleur daarvan onmiddellijk op de hoogte en schorst ze de dopingcontroleur, conform artikel 14/1, § 3, tot de beslissing ten gronde. In de voormelde kennisgeving vermeldt NADO Vlaanderen de feiten die aan de basis liggen van de beslissing om de versnelde evaluatieprocedure op te starten. Binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de schorsing bezorgt NADO Vlaanderen het evaluatieverslag aan de dopingcontroleur in kwestie.
De dopingcontroleur kan binnen vijftien dagen na de dag waarop hij het evaluatieverslag heeft ontvangen, opmerkingen formuleren en vragen om gehoord te worden. NADO Vlaanderen beslist over de definitieve beoordeling, in voorkomend geval nadat ze heeft kennisgenomen van het schriftelijke verweer van de dopingcontroleur of nadat ze de dopingcontroleur gehoord heeft, binnen vijftien dagen nadat ze heeft kennisgenomen van het verweer van de dopingcontroleur in kwestie. Als de dopingcontroleur geen verweer heeft ingediend of niet heeft gevraagd om gehoord te worden, is de beoordeling in het evaluatieverslag definitief.
Als de versnelde evaluatie wordt afgesloten met de beoordeling onvoldoende, blijft de dopingcontroleur geschorst tot de definitieve beslissing over de intrekking van de erkenning, vermeld in artikel 14/1, § 3, tweede lid.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.16.[1 Een persoon kan als chaperon door NADO Vlaanderen aangewezen worden als hij door de NADO van de Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie erkend of geaccrediteerd is als chaperon of als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet om als chaperon te worden aangesteld:
1° meerderjarig zijn;
2° een door NADO Vlaanderen georganiseerde of als gelijkwaardig erkende theoretische en praktische opleiding volgen, waarbij de volledige procedures van alle relevante activiteiten in de monsterafnameprocedure, aan bod komen, met inbegrip van het omgaan met een verzuim van naleving, met sporters die minderjarig zijn en met sporters met een handicap, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen;
3° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt om:
a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch alle persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;
b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden en zich te onthouden van het aanvaarden van opdrachten als een belangenconflict als vermeld in artikel 22, vijfde lid, mogelijk is;
c) zich bij de uitoefening van zijn taak als chaperon passend te gedragen;
d) alle gegevens die hij in het kader van zijn taak als chaperon ontvangt, strikt vertrouwelijk te behandelen;
4° met uitzondering van het geval waarbij de intrekking op eigen aanvraag is gebeurd, niet het voorwerp geweest zijn van een intrekking van de accreditatie als chaperon in de vijf jaar vóór het jaar waarop de aanstelling betrekking heeft.
Na de aanstelling als chaperon heeft de persoon in kwestie al de volgende verplichtingen:
1° jaarlijks deelnemen aan ten minste één vormingsactiviteit die door of op initiatief van NADO Vlaanderen is georganiseerd of als gelijkwaardig is erkend, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;
2° elke wijziging in de banden, vermeld in het eerste lid, 3°, a), binnen dertig dagen schriftelijk of elektronisch aan NADO Vlaanderen meedelen;
3° de verklaring, vermeld in het eerste lid, 3°, naleven;
4° de voorwaarden in dit artikel, de instructies van de dopingcontroleur en alle andere toepasselijke bepalingen van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit naleven.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.17.In afwijking van artikel 15 en 16 kunnen de personeelsleden van NADO Vlaanderen die een rechtstreekse verantwoordelijkheid dragen op het vlak van de preventie en bestrijding van doping in de sport, en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15 en 16, met uitzondering van de proeven, vermeld in artikel 15 en 16, erkend worden als [1 dopingcontroleur]1 en een legitimatiebewijs verkrijgen als [1 dopingcontroleur]1 of chaperon.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.18.Om als expert aangewezen te kunnen worden, moet de betrokkene:
1° [1 aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) voor de aanduiding als expert inzake de bloedmodule kennis hebben van klinische hematologie en laboratoriumhematologie, sportgeneeskunde of inspanningsfysiologie, van toepassing op bloeddoping;
b) voor de aanduiding als expert inzake de steroïdenmodule: kennis hebben van labo-analyse van steroïden, steroïdendoping en metabolisme of klinische endocrinologie;]1
2° zich ertoe verbinden om:
a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;
b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden;
c) zich bij het uitoefenen van zijn taak als expert passend te gedragen;
d) alle gegevens die hij ontvangt in het kader van zijn taak als expert, strikt vertrouwelijk te behandelen.
[1 Voor de bloedmodule bestaat de commissie van experten, vermeld in artikel 51, uit experten die beschikken over complementaire kwalificaties die garanderen dat kennis over alle relevante domeinen, vermeld in het eerste lid, 1°, a), vertegenwoordigd is.
Voor de steroïdenmodule bestaat commissie van experten, vermeld in artikel 51, uit minstens drie experten die beschikken over complementaire kwalificaties die garanderen dat kennis over alle relevante domeinen, vermeld in het eerste lid, 1°, b), vertegenwoordigd is.
De commissie van experten, vermeld in artikel 51, kan bestaan uit een pool van minstens drie aangewezen experten en bijkomende ad-hocexperten die op verzoek van een aangewezen expert, de APME of NADO Vlaanderen worden ingeschakeld.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.19.De besluiten over de erkenning van [1 dopingcontroleurs]1 worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.20.De minister stelt de vergoedingen vast voor de prestaties en onkosten van de [1 dopingcontroleurs]1, controlelaboratoria, de chaperons en de experten.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK 5. - Dopingcontroles
Afdeling 1. - De monsterneming
Onderafdeling 1. - Voorbereiding van de monsterneming
Art.21.In dit artikel wordt verstaan onder analyseopdracht: de opdracht aan het controlelaboratorium om de bij een dopingtest afgenomen monsters te analyseren.
De opdrachtgever die een dopingcontrole wil uitvoeren, formuleert daarvoor een controleopdracht aan de [1 dopingcontroleur]1 [2 of aan de monsterafname-instantie als de opdrachtgever die monsterafname-instantie machtigt om namens de opdrachtgever de monsternemingen uit te voeren, of in voorkomend geval aan een gedelegeerde derde partij die aangesteld is om de monsterneming uit te voeren]2. De analyseopdracht, die bestemd is voor het controlelaboratorium, wordt als bijlage bij de controleopdracht gevoegd.
Voor zover redelijkerwijs mogelijk, moeten dopingcontroles worden gecoördineerd via ADAMS [2 ...]2 om de efficiëntie van de gezamenlijke dopingcontroles te optimaliseren en onnodige herhaling van dopingcontroles te vermijden.
De opdrachtgever bepaalt welke gegevens de controleopdracht en de analyseopdracht bevatten.
[2 De dopingcontroleur of de chaperon kan niet optreden voor een controleopdracht als de controleopdracht zou kunnen worden beïnvloed door een persoonlijke belang bij het resultaat van de monsterafnamesessie. In de volgende gevallen wordt de dopingcontroleur of chaperon geacht persoonlijk betrokken te zijn:
1° hij is betrokken in de deelname of administratie van de sport op het niveau waarop dopingtests worden uitgevoerd;
2° hij is verwant aan of heeft persoonlijke banden met sporters die mogelijk onderworpen worden aan monsterneming tijdens de monsterafnamesessie in kwestie;
3° hij heeft familieleden die actief betrokken zijn bij dagelijkse activiteiten in de sport op het niveau waarop de dopingcontrole betrekking heeft, zoals betrokkenheid in administratie, coaching, training, deelname als sporter of als official of medische bijstand;
4° hij heeft zakelijke belangen die verbonden zijn aan, of financiële of persoonlijke belangen in een sport waarvan sporters onderworpen zijn aan dopingtests;
5° hij verkrijgt of zou direct of indirect persoonlijk of professioneel winst of voordeel kunnen verkrijgen van derden door de beslissingen die hij neemt in het kader van de uitvoering van de opdracht;
6° hij heeft private of persoonlijke belangen die afbreuk kunnen doen aan de integere, onafhankelijke en correcte en doelgerichte uitvoering van de opdracht.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.22.§ 1. De aangewezen [1 dopingcontroleur]1 organiseert en ziet toe op het goede verloop van de dopingcontrole en de monsterneming.
De monsterafname-instantie wijst, afhankelijk van de behoeften, de chaperons aan die de [1 dopingcontroleur]1 zullen bijstaan bij de dopingcontrole en de monsterneming.
§ 2. De [1 dopingcontroleur]1 of chaperon die de dopingcontrole uitvoert, legitimeert zich [2 ...]2 aan de hand van zijn legitimatiebewijs, dat daarvoor wordt uitgereikt door de monsterafname-instantie.
De [1 dopingcontroleur]1 moet over de officiële documenten beschikken die hem door de opdrachtgever werden bezorgd en waaruit blijkt dat hij en zijn chaperons bevoegd zijn om monsters af te nemen bij de sporters. De [1 dopingcontroleur]1 moet ook een bijkomend identificatiebewijs kunnen voorleggen met daarop zijn naam en foto alsook de vervaldatum van het identificatiebewijs. [2 De dopingcontroleur legitimeert de controleopdracht aan de hand van de officiële documenten die de opdrachtgever heeft bezorgd.]2
§ 3. De [1 dopingcontroleur]1 kan een of meer taken die hem zijn toegewezen, delegeren aan een aangewezen chaperon, met uitzondering van de organisatie en het toezicht op het goede verloop van de dopingcontrole en de monsterneming.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.23.Voor een monsterneming binnen wedstrijdverband moet de [1 dopingcontroleur]1 bij de monsterneming rekening houden met het normale verloop van de wedstrijd. [2 Een sporter wordt opgeroepen bij het einde van de wedstrijd waaraan hij deelneemt.]2
Voor een monsterneming buiten wedstrijdverband kan de [1 dopingcontroleur]1 beslissen om, als de sporter weigert om de monsterneming te laten uitvoeren in de woning van de sporter, in een redelijke nabijheid, een andere geschikte plaats voor de controle aan te wijzen waarnaar de betrokken sporter zich, onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de [1 dopingcontroleur]1 of chaperon die hem bijstaat, moet begeven.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 2. - Aanwijzing en oproep van de sporters voor monsterneming
Art.24.[1 De dopingcontroleur wijst volgens zijn controleopdracht de sporters aan die zich voor een monsterneming moeten aanbieden.
Bij een vermoeden van dopingpraktijken kan de dopingcontroleur naast de sporters, vermeld in het eerste lid, op eigen initiatief een of meer sporters aanvullend aanwijzen voor een monsterneming.
De dopingcontrole verloopt onaangekondigd, tenzij in uitzonderlijke en te rechtvaardigen omstandigheden. De opdrachtgever, of de monsterafname-instantie als die verschillende is van de opdrachtgever, en de dopingcontroleur en chaperons maken de beslissing van de aanwijzing van de sporters die aan monsterneming worden onderworpen vóór de monsterneming alleen bekend aan de personen die daarvan op de hoogte moeten zijn om de monsterneming uit te voeren. Als in voorkomend geval overleg noodzakelijk is met een derde, wordt het overleg veilig en vertrouwelijk georganiseerd om te vermijden dat de sporter op de hoogte is van zijn aanwijzing voor de monsterneming vóór de oproeping.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.25.De sporter moet als eerste op de hoogte gebracht worden dat hij is geselecteerd voor een monsterneming, tenzij voorafgaand contact met een derde is vereist aangezien het een minderjarige sporter of een sporter met een handicap betreft en bijstand van deze derde nodig is om de sporter te helpen identificeren of [2 als bijstand van een tolk noodzakelijk is om]2 de sporter te informeren over het feit dat hij een monster moet afstaan.
De opdrachtgever of, in geval van NADO Vlaanderen, de minister, kan vanwege het specifieke karakter van bepaalde wedstrijden [2 , zonder afbreuk te doen aan het principe van onaangekondigde dopingcontroles, aanvullende]2 werkwijzen van oproeping bepalen.
[2 Als het eerste contact is gelegd, deelt de persoon die de sporter oproept, aan de sporter en, in voorkomend geval, aan de persoon die de sporter bijstaat, de volgende informatie mee:
1° de verplichting van de sporter om zich te onderwerpen aan de monsterneming;
2° de bevoegdheid waaronder de dopingcontrole plaatsvindt;
3° het type monsterneming en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voorafgaand aan de monsterneming;
4° de rechten van de sporter, met inbegrip van de volgende rechten:
a) het recht om zich te laten bijstaan door een persoon van zijn keuze en een tolk, op voorwaarde dat de aanwezigheid van die persoon conform artikel 32 wordt toegestaan;
b) het recht om bijkomende informatie te vragen over de procedure van de monsterneming;
c) het recht om wegens de redenen, vermeld in artikel 27, § 1, vierde en vijfde lid, uitstel te vragen voor de aanmelding in het dopingcontrolestation;
d) het recht om wijzigingen in de monsterafnameprocedure te vragen conform artikel 31 als de monsterneming bij een sporter met een handicap wordt uitgevoerd;
5° de plichten van de sporter, met inbegrip van de volgende plichten:
a) de plicht om vanaf het moment van de oproeping tot de voltooiing van de monsterneming onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de dopingcontroleur of chaperon te blijven;
b) de plicht om een officieel identificatiebewijs met foto voor te leggen;
c) de plicht om volledige medewerking te verlenen aan de monsterafnameprocedures, en de mogelijke gevolgen van een verzuim van de naleving van de procedures van dopingcontrole en monsterneming;
d) de plicht om zich onmiddellijk aan te melden in het dopingcontrolestation voor een monsterneming, behalve als hij een geldige reden tot uitstel heeft die is toegestaan conform in artikel 27, § 1;
6° de locatie van het dopingcontrolestation;
7° dat het voorafgaand consumeren van voedsel en drank op risico van de sporter is;
8° dat buitensporige hydratatie in elk geval vermeden moet worden aangezien dat het afleveren van een geschikt monster kan vertragen;
9° dat een of meerdere urinemonsters die afgeleverd worden door de sporter aan het dopingcontroleteam de eerste urine zal bevatten die de sporter afscheidt na de oproeping. Het is verboden om urine af te scheiden in de douche of op een andere wijze voorafgaand aan het afleveren van een monster aan het dopingcontroleteam.]2
[2 ...]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.26.[1 § 1. Vanaf het contact met de sporter conform artikel 25 stelt de dopingcontroleur of chaperon al de volgende handelingen:
1° vanaf het ogenblik van het voormelde contact tot het ogenblik waarop de sporter het dopingcontrolestation na zijn monsterafnameprocedure verlaat, de sporter op elk moment onder toezicht houden;
2° zich identificeren tegenover de sporter aan de hand van de stukken, vermeld in artikel 22, § 2;
3° de identiteit van de sporter bevestigen aan de hand van een officieel identificatiebewijs met foto.
Als de sporter conform het eerste lid, 3°, niet geïdentificeerd kan worden aan de hand van een officieel identificatiebewijs met foto, en op een andere wijze wordt geïdentificeerd of niet kan geïdentificeerd worden, vermeldt de dopingcontroleur dat op het verslag van de controle dat gericht is aan de opdrachtgever. Als de identiteit van de sporter niet bevestigd kan worden, kan de opdrachtgever de omstandigheden onderzoeken om na te gaan of er sprake is van een verzuim van naleving.
§ 2. De dopingcontroleur of chaperon laat de sporter de oproeping ondertekenen, waarmee de sporter bevestigt dat hij de oproeping, die conform artikel 25 aan hem is meegedeeld, heeft ontvangen en heeft aanvaard. De sporter en de dopingcontroleur of chaperon die de sporter oproept, ondertekenen de oproeping. Ze wordt tegen ontvangstbewijs overhandigd aan de sporter.
Als de sporter weigert de oproeping te ondertekenen of de oproeping omzeilt, informeert de dopingcontroleur of chaperon, als dat mogelijk is, de sporter over de gevolgen van een verzuim van naleving, en brengt in voorkomend geval de chaperon in kwestie de dopingcontroleur op de hoogte van alle relevante feiten. Als het mogelijk is, zet de dopingcontroleur de monsterneming voort. De dopingcontroleur brengt met een gedetailleerd verslag de opdrachtgever op de hoogte van het mogelijke verzuim van naleving. De opdrachtgever onderzoekt het mogelijke verzuim van naleving.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.27.[1 § 1. De sporter meldt zich onmiddellijk na de oproeping conform artikel 25 en 26 in het dopingcontrolestation.
De dopingcontroleur of chaperon kan, op verzoek van de sporter of een redelijk verzoek van een derde, toestaan dat de sporter zich niet onmiddellijk nadat hij de oproeping, conform artikel 26, § 2, eerste lid, heeft ontvangen en heeft aanvaard, in het dopingcontrolestation aanmeldt of dat hij het dopingcontrolestation tijdelijk verlaat.
Het is alleen toegestaan dat de sporter zich niet onmiddellijk aanmeldt in het dopingcontrolestation of het dopingcontrolestation tijdelijk verlaat als de sporter onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de dopingcontroleur of een chaperon blijft.
Bij een dopingcontrole binnen wedstrijdverband kan het zich niet onmiddellijk aanmelden in of het tijdelijk verlaten van het dopingcontrolestation worden toegestaan voor al de volgende activiteiten:
1° deelname aan een uitreikingsceremonie;
2° het vervullen van mediaverplichtingen;
3° deelname aan verdere wedstrijden;
4° het uitvoeren van een warm-down;
5° het krijgen van noodzakelijke medische verzorging;
6° het vinden of lokaliseren van een persoon die de sporter bijstaat, of van een tolk;
7° het halen van een officieel identificatiebewijs met foto;
8° andere redelijke omstandigheden die de dopingcontroleur bepaalt, met inachtneming van eventuele instructies van de opdrachtgever.
Bij een dopingcontrole buiten wedstrijdverband kan het niet onmiddellijk aanmelden in of het tijdelijk verlaten van het dopingcontrolestation worden toegestaan voor al de volgende activiteiten:
1° het vinden of lokaliseren van een persoon die de sporter bijstaat;
2° het afwerken van de trainingssessie;
3° het krijgen van noodzakelijke medische verzorging;
4° het halen van een officieel identificatiebewijs met foto;
5° andere redelijke omstandigheden die de dopingcontroleur bepaalt, met inachtneming van eventuele instructies van de opdrachtgever.
§ 2. De dopingcontroleur of chaperon of ander gemachtigd personeel bij de monsterneming documenteert alle redenen waarvoor de sporter de aanmelding bij het dopingcontrolestation heeft uitgesteld of het dopingcontrolestation heeft verlaten, als verder onderzoek door de opdrachtgever nodig kan zijn. Elk verzuim van de sporter om onder permanent toezicht te blijven, wordt daarbij geregistreerd.
Een dopingcontroleur of chaperon weigert een verzoek tot uitstel van een sporter als de sporter tijdens dat uitstel niet onder permanent toezicht kan blijven.
Als de sporter de aanmelding bij het dopingcontrolestation uitstelt zonder toestemming of verzuimt onder permanent toezicht te blijven van de dopingcontroleur of een chaperon, maar toch nog vóór het vertrek van de dopingcontroleur aankomt aan het dopingcontrolestation, rapporteert de dopingcontroleur een mogelijk verzuim van naleving aan de opdrachtgever die het mogelijke verzuim van naleving onderzoekt, en beslist de dopingcontroleur of hij de monsterneming bij de sporter voortzet.
Als het dopingcontroleteam enige andere omstandigheid opmerkt die de monsterneming zou kunnen compromitteren, wordt die gerapporteerd aan en genoteerd door de dopingcontroleur. De dopingcontroleur overweegt een bijkomend monster bij de sporter af te nemen als hij dat gepast acht. De opdrachtgever onderzoekt in dat geval het mogelijke verzuim van naleving.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.28.De [1 dopingcontroleur]1 of een chaperon brengen de opdrachtgever met een gedetailleerd verslag op de hoogte van ieder mogelijk verzuim van naleving die ze in het kader van de oproep van de sporter voor de monsterneming vaststellen.
Een verzuim van naleving kan bestaan uit:
1° het niet beschikken over een officieel identificatiebewijs met foto;
2° het weigeren de oproeping te tekenen of het omzeilen van de kennisgeving, vermeld in artikel 25, derde lid;
3° een uitstel van onmiddellijke aanmelding of het vroegtijdig verlaten van het dopingcontrolestation;
4° een verzuim van de sporter om onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de [1 dopingcontroleur]1 of chaperon te blijven;
5° andere omstandigheden die de monsterneming kunnen beïnvloeden.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling 3. - De eigenlijke monsterneming
Art.29.De [1 dopingcontroleur]1 moet gebruikmaken van een dopingcontrolestation dat op zijn minst de privacy, veiligheid en hygiëne van de sporter garandeert en dat uitsluitend als dopingcontrolestation wordt gebruikt voor de duur van de monsterafnameprocedure. De [1 dopingcontroleur]1 moet alle belangrijke afwijkingen van deze criteria registreren.
In het dopingcontrolestation of in een afzonderlijke ruimte ernaast is een toilet aanwezig, dat uitsluitend bruikbaar is voor de monsterafname, en een wachtruimte.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.30.In de nabijheid, te beoordelen door de [1 dopingcontroleur]1, van de plaats waar de wedstrijd plaatsvindt, houdt de organisator een afzonderlijke ruimte ter beschikking die aan de vereisten voldoet om als dopingcontrolestation te dienen.
De organisator zorgt voor voldoende ongeopende flessen niet-alcoholische drank om de sporter de mogelijkheid te geven om te hydrateren. [2 De aanwezigheid van alcoholische drank in het dopingcontrolestation of het nuttigen ervan in het dopingcontrolestation is niet toegelaten.]2
Bij afwezigheid van een door de organisator ter beschikking gestelde voldoende ingerichte ruimte bepaalt de [1 dopingcontroleur]1 de plaats van de monsterneming, in overeenstemming met de vereisten van privacy, hygiëne en veiligheid.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.31.[1 § 1. De opdrachtgever of de monsterafname-instantie is ervoor verantwoordelijk om de dopingcontroleur de nodige informatie te bezorgen voorafgaand aan een monsterneming bij sporters met een handicap, met inbegrip van informatie over de handicap van sporters die invloed kan hebben op de procedure van monsterneming, en, in voorkomend geval, om aangepast monsterafnamemateriaal ter beschikking te stellen van de dopingcontroleur.
Alle aspecten van notificatie en monsterneming bij sporters met een handicap verlopen volgens de standaardprocedures, tenzij aanpassingen nodig zijn wegens de handicap van de sporter. Bij het plannen van en het voorbereiden van de monsterneming overwegen de monsterafname-instantie en dopingcontroleur of er monsternemingen zullen uitgevoerd worden bij sporters met een handicap waarbij aanpassingen aan de standaardprocedure van notificatie en monsterneming nodig zijn.
De opdrachtgever en de dopingcontroleur kunnen voor sporters met een handicap aanpassingen aan de monsterafnameprocedure toestaan als die door de omstandigheden nodig zijn voor zover ze de identiteit, veiligheid en integriteit van het monster niet in het gedrang brengen. De dopingcontroleur overlegt met de sporter om te bepalen welke aanpassingen nodig kunnen zijn wegens de handicap van de sporter. Elke aanpassing wordt daarbij gedocumenteerd.
Een sporter met een intellectuele, fysieke of sensorische handicap kan bijgestaan worden door de vertegenwoordiger van de sporter of een lid van het dopingcontroleteam tijdens de monsterafnamesessie, voor zover toegestaan door de sporter en met akkoord van de dopingcontroleur.
De dopingcontroleur kan het gebruik van aangepast monsterafnamemateriaal of een alternatief dopingcontrolestation toelaten als dat nodig is om de sporter toe te laten een monster af te leveren, zonder afbreuk te doen aan de identiteit, veiligheid en integriteit van het monster.
Sporters die een sonde of afvoersysteem gebruiken, zijn verplicht om alle resterende urine uit dergelijke systemen te verwijderen voor ze een monster voor analyse verschaffen. Als dat mogelijk is, wordt de sonde of het afvoersysteem dat gebruikt is, vervangen door een nieuwe en ongebruikte sonde of een nieuw en ongebruikt afvoersysteem voor het monster wordt afgenomen. Het is de verantwoordelijkheid van de sporter om daarover te beschikken.
Voor sporters met een visuele of intellectuele beperking kan de dopingcontroleur of de sporter zelf bepalen dat een vertegenwoordiger aanwezig is tijdens de monsterneming. De vertegenwoordiger van de sporter of de vertegenwoordiger van de dopingcontroleur mag de dopingcontroleur of chaperon die toezicht houdt op het afscheiden van de urine observeren terwijl de sporter het monster aflevert, zonder evenwel direct en visueel het afscheiden van de urine te observeren, tenzij de sporter daarom verzoekt.
De dopingcontroleur noteert elke aanpassing aan de procedure van monsterneming bij sporters met een handicap.
§ 2. De opdrachtgever is ervoor verantwoordelijk om de dopingcontroleur de nodige informatie te bezorgen die nodig is voor een monsterneming bij minderjarige sporters, en gaat na of ouderlijke toestemming vereist is om een deelnemende minderjarige sporter aan een dopingtest te onderwerpen.
Alle aspecten van notificatie en monsterneming verlopen volgens de standaardprocedures, tenzij aanpassingen nodig zijn omdat de sporter minderjarig is. Bij het plannen van en het voorbereiden van de monsterneming overwegen de monsterafname-instantie en dopingcontroleur of er monsternemingen zullen uitgevoerd worden bij minderjarige sporters waarbij aanpassingen aan de standaardprocedure van notificatie en monsterneming nodig zijn.
De monsterafname-instantie en de dopingcontroleur kunnen aanpassingen aan de oproeping en de monsterafnameprocedure bij minderjarigen doorvoeren als die door de omstandigheden nodig zijn, voor zover ze de identiteit, veiligheid en integriteit van het monster niet in het gedrang brengen. Elke aanpassing wordt daarbij gedocumenteerd.
Een minderjarige sporter heeft het recht om opgeroepen te worden door de dopingcontroleur of een chaperon in de aanwezigheid van een meerderjarige vertegenwoordiger van de sporter, en heeft het recht op de aanwezigheid van die vertegenwoordiger tijdens de volledige procedure van monsterneming. Als de minderjarige sporter verzaakt aan de aanwezigheid van een vertegenwoordiger, overweegt de monsterafname-instantie, of in voorkomend geval de dopingcontroleur, of een andere derde aanwezig is tijdens de oproeping van de sporter. Als de minderjarige bijstand van een vertegenwoordiger tijdens de monsterneming afwijst, wordt dat gedocumenteerd door de dopingcontroleur, maar maakt dat de dopingcontrole niet ongeldig.
De dopingcontroleur bepaalt wie aanwezig is tijdens de monsterneming van een minderjarige sporter naast de vertegenwoordiger van de dopingcontroleur of de chaperon. Een vertegenwoordiger van de sporter heeft het recht aanwezig zijn tijdens het afleveren van het monster, en mag daarbij de dopingcontroleur of chaperon observeren die toezicht houdt op het afscheiden van de urine, en observeert zelf niet rechtstreeks het afscheiden van de urine tenzij de minderjarige sporter daarom verzoekt. De vertegenwoordiger van de dopingcontroleur of chaperon observeert enkel de dopingcontroleur of chaperon en observeert het afscheiden van de urine niet rechtstreeks.
De locatie voor een dopingcontrole buiten wedstrijdverband bij een minderjarige sporter is bij voorkeur een locatie waar een meerderjarige vertegenwoordiger waarschijnlijk aanwezig zal zijn tijdens de monsterafnamesessie. De opdrachtgever of in voorkomend geval de monsterafname-instantie nemen de nodige voorzorgen voor het geval er geen meerderjarige vertegenwoordiger van de sporter aanwezig is bij de dopingcontrole van een minderjarige sporter. Als er geen meerderjarige persoon aanwezig is die de minderjarige sporter vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen, geeft het dopingcontroleteam aan de minderjarige sporter de kans om een vertegenwoordiger te vinden als de minderjarige sporter dat vraagt. In het voormelde geval helpen de dopingcontroleur of chaperon om die vertegenwoordiger te vinden.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.32.[1 De opdrachtgever of de monsterafname-instantie bepaalt de criteria voor wie tijdens de monsterafnameprocedure naast het dopingcontroleteam aanwezig mag zijn. Die criteria houden minstens rekening met de volgende rechten:
1° het recht van een sporter om zich tijdens de monsterafnameprocedure te laten vergezellen door een vertegenwoordiger of tolk, behalve bij het eigenlijke afscheiden van urine voor een urinemonster;
2° het recht van een sporter met een handicap om vergezeld te worden door een vertegenwoordiger;
3° het recht van een minderjarige sporter en het recht van de dopingcontroleur of chaperon die als getuige optreedt, om een vertegenwoordiger toezicht te laten houden op de dopingcontroleur of chaperon die als getuige optreedt als de minderjarige sporter een urinemonster afstaat, zonder dat de vertegenwoordiger het eigenlijke afscheiden van urine voor een urinemonster rechtstreeks observeert, tenzij de minderjarige sporter daarom vraagt;
4° het recht van een waarnemer van het WADA om aanwezig te zijn als dat van toepassing is krachtens het onafhankelijke observatieprogramma van het WADA, of van een auditor in het kader van een audit door het WADA;
5° het recht van aanwezigheid van een persoon in het kader van een opleiding tot dopingcontroleur of monsterafnamepersoneel, of in het kader van een audit van de monsterafname-instantie.
In het eerste lid, 4°, wordt verstaan onder onafhankelijk observatieprogramma van het WADA: een team van observatoren of auditors, onder de supervisie van het WADA, die het dopingcontroleproces observeren en begeleiding geven vóór of tijdens bepaalde evenementen en verslag daarvan uitbrengen in het kader van het programma van nalevingscontrole van het WADA.
De personen, vermeld in het eerste lid, 4° en 5°, hebben niet het recht om het urineren voor het afstaan van een urinemonster rechtstreeks te observeren.
Als NADO Vlaanderen de monsterafname-instantie is, hebben alleen personen, vermeld in het eerste lid, en bijkomende personen die toegelaten zijn door de dopingcontroleur het recht om aanwezig te zijn bij de monsterafnameprocedure.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.33.[1 et monsterafnamemateriaal bevat de nodige waarborgen die de unieke identificatie en integriteit van een monster, zowel een A- als een B-monster, garanderen, en is bestand tegen knoeien met het monster of manipulatie van buitenaf van het monster. Monsterafnamemateriaal bevat een of meer belemmeringen om het monster na verzegeling te openen, waarbij, als die mechanismen van belemmering verbroken, afwezig of op een andere manier aangetast zijn, het voldoende visueel vast te stellen is dat er met het monsterafnamematerieel geknoeid is of dat er geprobeerd is om met het monsterafnamemateriaal te knoeien.
De monsterafname-instantie mag alleen monsterafnamemateriaal gebruiken dat op zijn minst voldoet aan de volgende minimumvereisten:
1° monsterafnamemateriaal voor urinemonsters en bloedmonsters voldoet aan de volgende vereisten:
a) het beschikt over een uniek nummeringssysteem, ingebouwd in alle A- en B-flessen, containers, buizen of andere items die worden gebruikt om het monster te verzegelen en een streepjescode of vergelijkbare datacode die voldoet aan de eisen van ADAMS voor het monsterafnamemateriaal in kwestie;
b) het heeft over een verzegelingssysteem dat bestand is tegen knoeien;
c) het beschikt over de nodige waarborgen dat de identiteit van de sporter niet blijkt uit het monsterafnamemateriaal zelf;
d) het bevat de nodige waarborgen dat het monsterafnamemateriaal schoon en verzegeld is vóór het gebruik door de sporter;
e) het is gemaakt van een materiaal en heeft een verzegelingssysteem die bestand zijn tegen de omstandigheden van het gebruik en omgeving waarin het monsterafnamemateriaal zal worden gebruikt of aan zal onderworpen zijn, inclusief maar niet beperkt tot transport, laboratoriumanalyse en langdurige diepgevroren opslag tot aan de verjaringstermijn;
f) het is gemaakt van een materiaal en heeft een verzegelingssysteem die:
i) in staat zijn de integriteit, chemische en fysische eigenschappen van het monster behouden voor de analyse;
ii) bestand zijn tegen temperaturen van -80 ° C voor urine en bloed. Voor testen die uitgevoerd worden om de integriteit te bepalen onder vriesomstandigheden, wordt de matrix worden gebruikt die worden bewaard in de flessen, containers of buizen, respectievelijk voor bloed of urine;
iii) gemaakt zijn van een materiaal en heeft een verzegelingssysteem die bestand zijn tegen minstens drie cycli van vriezen en ontdooien;
g) de A- en B-flessen, containers en buizen zijn transparant, zodat het monster zichtbaar blijft;
h) het heeft een verzegelingssysteem dat het voor de sporter en de dopingcontroleur mogelijk maakt om te verifiëren dat het monster correct is verzegeld in de A- en B-flessen of -containers;
i) het heeft een ingebouwde beveiligingsidentificatiefunctie die toelaat de authenticiteit van het monsterafnamemateriaal te verifiëren;
j) het voldoet aan de geldende normen voor luchttransport voor het vervoer van vrijgestelde menselijke specimens, waaronder urinemonsters of bloedmonsters ter voorkoming van lekkage tijdens transport door lucht;
k) het is vervaardigd onder de internationaal erkende ISO 9001-certificeringproces dat kwaliteitscontrolebeheersystemen omvat;
l) het bevat de mogelijkheid om opnieuw te worden verzegeld na eerste opening door een laboratorium met behulp van een nieuw uniek-afdichtingssysteem dat bestand is tegen knoeien, met een uniek nummeringssysteem om de integriteit te behouden van het monster en de beheersketen in overeenstemming met de vereisten van de Internationale Standaard voor Laboratoria voor langdurige opslag van het monster en verdere analyse;
m) het heeft een keuring ondergaan door een keuringsinstelling die onafhankelijk is van de fabrikant en is die ISO 17025 gecertificeerd is, om minimaal te valideren dat de apparatuur voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt b), f), g), h), i), j) en l);
n) bij elke wijziging aan het materiaal of het afdichtingssysteem van de apparatuur is het materiaal opnieuw getest om ervoor te zorgen dat het blijft voldoen aan voorwaarde, vermeld in punt m).
2° met behoud de toepassing van de vereisten, vermeld in punt 1°, voldoet het monsterafnamemateriaal voor het afnemen van urinemonsters minstens aan de volgende bijkomende vereisten:
a) het heeft capaciteit om minimaal 85 ml urine op te nemen in elke A en B fles of container van het monster;
b) het heeft een visuele markering op de A- en B-flessen of container en op de opvangbeker met vermelding van:
i) het minimaal vereiste volume urine in elke A- en B-fles of -container dat bij een monsterneming van toepassing is;
ii) de maximale volumeniveaus die expansie mogelijk maken zonder de fles of container, of het verzegelingssysteem in gevaar te brengen bij bevriezen;
iii) het niveau van het voor analyse geschikte volume urine op de opvangbeker;
c) het bevat een verzegelingssysteem voor partiële monster dat tegen knoeien bestand is, met een unieke nummering, om een monster met onvoldoende volume tijdelijk te verzegelen;
3° met behoud van de toepassing van de vereisten, vermeld in punt 1°, voldoet het monsterafnamemateriaal voor bloedmonsters minstens aan de volgende bijkomende vereisten:
a) het laat toe om bloed te af te nemen, op te slaan en te transporteren in afzonderlijke A- en B-buizen en containers;
b) voor de analyse van verboden stoffen of verboden methoden in volledig bloed of plasma, of voor het bepalen van het profiel van bloedparameters hebben de A- en B-buizen de capaciteit om minimaal 3 ml bloed te bevatten en bevatten ze EDTA als antistollingsmiddel;
c) voor de analyse van verboden stoffen of verboden methoden in serum, hebben de A en B-buisjes de capaciteit hebben om minimaal 5 ml bloed te bevatten en bevatten ze een inerte polymere serumscheidergel en een stollingsactiveringsfactor;
d) voor het transport van bloedmonsters voldoen het opslag- en transportmiddel en de temperatuurlogger aan de specifieke eisen die de minister bepaalt conform artikel 55, derde lid.
Als NADO Vlaanderen optreedt als monsterafname-instantie, stelt NADO Vlaanderen het monsterafnamemateriaal ter beschikking van de dopingcontroleur. Het monsterafnamemateriaal dat NADO Vlaanderen ter beschikking stelt van de dopingcontroleur voldoet aan de technische vereisten, vermeld in het tweede lid.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.34.[1 e monsterafname-instantie voert de monsterneming uit op een manier die de integriteit, veiligheid en identificeerbaarheid van het monster garandeert, en de privacy en waardigheid van de sporter respecteert.
De procedure van monsterafname start met het bepalen van de algemene verantwoordelijkheid om de monsterneming uit te voeren en eindigt nadat het monster is afgenomen en beveiligd en de documenten van de monsterneming zijn voltooid. De volgende activiteiten worden daarbij uitgevoerd:
1° de voorbereiding van het nemen van het monster;
2° de afname en beveiliging van het monster;
3° het vervolledigen van de documenten van monsterneming.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.35.[1 § 1. Voor het afnemen van urinemonsters heeft de sporter steeds het recht van de keuze voor het opvangmateriaal en van het monsterafnamemateriaal uit het materiaal dat door de dopingcontroleur ter beschikking wordt gesteld, en dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 33, tweede lid.
De handelingen die vereist zijn voor de monsterneming worden door de sporter verricht, tenzij de sporter toestemming geeft aan de dopingcontroleur om die handelingen uit te voeren. Dat laatste wordt in voorkomend geval op het dopingcontroleformulier genoteerd.
Het afleveren van een urinemonster gebeurt onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de dopingcontroleur of een chaperon tot het volledige proces van de monsterneming is voltooid.
§ 2. Een sporter die aan een monsterneming voor het afnemen van een urinemonster wordt onderworpen, is gehouden een monster af te staan dat de voor analyse geschikte dichtheid bereikt en is verplicht om meerdere monsters af te staan tijdens de monsterafnamesessie tot een monster is afgeleverd dat voldoet aan de voor analyse geschikte dichtheid.
In het eerste lid wordt verstaan onder voor analyse geschikte dichtheid: voor monsters met een volume dat groter dan 90 ml en kleiner dan 150 ml de dichtheid, gemeten op 1,005 of hoger met een refractometer, of gemeten op 1,010 of hoger met teststaafjes. Voor monsters met een volume van 150 ml of meer de dichtheid met een refractometer gemeten op 1,003 of hoger.
§ 3. Een sporter die aan een monsterneming voor het afnemen van een urinemonster wordt onderworpen, is gehouden een monster af te staan dat het voor analyse geschikte volume urine bereikt, en is verplicht om bijkomende monsters af te staan tot de monsters samen het voor analyse geschikte volume bereiken.
In het eerste lid wordt verstaan onder voor analyse geschikt volume: een minimum van 90 ml urine, ongeacht of het laboratorium het monster zal analyseren op alle of enkel op sommige verboden stoffen of verboden methoden.
§ 4. De minister bepaalt de het verloop van de monsterneming voor de afname van urinemonsters en bepaalt de procedure voor het afnemen van bijkomende monsters als een afgegeven monster de voor analyse geschikte dichtheid of voor analyse geschikt volume niet bereikt, waarbij het verloop van de monsterneming de integriteit, beveiliging en de identificeerbaarheid van het monster garandeert en de persoonlijke levenssfeer en waardigheid van de sporter respecteert.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.36.[1 § 1. Voor het afnemen van bloedmonsters heeft de sporter steeds het recht van de keuze voor het opvangbuisjes en monsternemingskits die nodig zijn voor de monsterneming uit het materiaal dat door de dopingcontroleur ter beschikking wordt gesteld, en dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 33, tweede lid.
Als de hoeveelheid bloed die tijdens de eerste poging bij de sporter kan worden afgenomen, niet volstaat, moet de dopingcontroleur de procedure herhalen. Er mogen maximaal drie pogingen worden ondernomen.
§ 2. De minister bepaalt de het verloop van de monsterneming voor de afname van bloedmonsters en bepaalt de procedure voor het afnemen van bijkomende monsters als bij een eerste poging onvoldoende bloed kan worden afgenomen voor de analyse, waarbij het verloop van de monsterneming de integriteit, beveiliging en de identificeerbaarheid van het monster garandeert en de persoonlijke levenssfeer en waardigheid van de sporter respecteert.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.37.[1 Tijdens de monsterafnameprocedure worden de gegevens geregistreerd die noodzakelijk zijn voor het identificeren van de sporter, het identificeren van het monster, de gegevens met betrekking tot de monsterneming en aanvullende gegevens die noodzakelijk zijn voor de analyse en het resultatenbeheer van het analyseresultaat.
De dopingcontroleur moet de sporter de mogelijkheid bieden om eventuele opmerkingen die hij heeft over het verloop van de monsterafnameprocedure, te documenteren.
De minister bepaalt de inhoud van het dopingcontroleformulier en kan het model van dopingcontroleformulier vastleggen.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.38.[1 § 1. De monsterafname-instantie verzekert dat alle monsters die zijn afgenomen in het dopingcontrolestation en alle documenten over de dopingcontrole op een veilige manier bewaard worden na het vertrek van de sporter uit het dopingcontrolestation en voorafgaand aan het vervoer uit het dopingcontrolestation.
Wanneer het monster het dopingcontrolestation verlaat, moet iedere overdracht van de bewaring van het monster tussen personen worden gedocumenteerd.
§ 2. De monsters en de daarmee samenhangede documenten worden overgebracht naar het controlelaboratorium dat de analyse uitvoert. Documentatie die de sporter identificeert, mag niet met de monsters of documentatie worden verstuurd naar het controlelaboratorium.
De documenten over de monsterneming worden door de dopingcontroleur bezorgd aan de monsterafname-instantie.
De monsters en documenten worden op een veilige manier behandeld en vervoerd tot de bevestigde ontvangst door het controlelaboratorium en de opdrachtgever.
§ 3. De minister bepaalt de voorwaarden voor bewaring en opslag in het dopingcontrolestation en voor het transport naar het controlelaboratorium en het documenteren van de beheersketen, waarbij de voorwaarden van bewaring garanderen dat de monsters die worden afgenomen in het dopingcontrolestation op een veilige manier worden bewaard en waarbij de voorwaarden garanderen dat de monsters in een geschikte toestand aankomen om de noodzakelijke analyse uit te voeren en dat daarmee samenhangende documenten aankomen bij het laboratorium dat de analyse zal uitvoeren, en dat de documenten die betrekking hebben op de monsterneming door de dopingcontroleur aan de opdrachtgever worden overgemaakt op een beveiligde wijze en binnen een redelijke termijn.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.39.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/20, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. - De analyse
Art.40.[1 § 1. Om een afwijkend analyseresultaat voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vast te stellen, mogen monsters uitsluitend worden geanalyseerd in controlelaboratoria of in laboratoria die het WADA heeft goedgekeurd. De ADO die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer kiest het controlelaboratorium dat gebruikt wordt voor de analyse van de monsters.
Conform artikel 8, § 3, 3°, van het voormelde decreet kunnen feitelijke vaststellingen die verband houden met dopingpraktijken, worden aangetoond met elke vorm van betrouwbaar bewijs, zoals analyseresultaten of andere forensische testen die uitgevoerd zijn door andere laboratoria dan laboratoria die het WADA geaccrediteerd of goedgekeurd heeft.
§ 2. De controlelaboratoria analyseren de monsters conform de analyseopdracht die de opdrachtgever heeft bepaald, en brengen verslag uit over de resultaten conform de Internationale Standaard voor Laboratoria.
Om effectieve dopingcontroles te garanderen, zijn in het Technisch Document voor Sportspecifieke Analyse van het WADA, hierna TDSSA te noemen, monsteranalysemenu's opgenomen die gebaseerd zijn op risicobeoordelingen en die geschikt zijn voor bepaalde sporten en sportdisciplines. De opdrachtgever houdt conform artikel 15, § 1, vierde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, bij het formuleren van de analyseopdracht rekening met het testdistributieplan dat is opgesteld in overeenstemming met het TDSSA.
De opdrachtgever vraagt het controlelaboratorium ten minste om de monsters te analyseren voor het standaardanalysemenu, dat bepaald is naargelang het monster binnen of buiten wedstrijdverband is afgenomen. De opdrachtgever kan daarbij vragen dat laboratoria de monsters analyseren voor meer verboden stoffen of verboden methoden dan opgenomen in het voormelde standaardanalysemenu.
De controlelaboratoria kunnen op eigen initiatief en op eigen kosten monsters analyseren op verboden stoffen of verboden methoden die niet opgenomen zijn in het voormelde standaardmonsteranalysemenu of die niet door de opdrachtgever zijn gespecificeerd. De resultaten van een dergelijke analyse worden gerapporteerd aan de opdrachtgever van de monsterneming en hebben dezelfde geldigheid en gevolgen als elk ander analyseresultaat.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 40/1. [1 § 1. Er is geen beperking op de bevoegdheid van een controlelaboratorium om bijkomende analyse op een monster uit te voeren of de analyse te herhalen die voorafgaat aan de kennisgeving van een ADO aan een sporter van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, die gebaseerd is op de analyse van het monster in kwestie. Na de voormelde kennisgeving kan de ADO alleen een bijkomende analyse op het monster laten uitvoeren met het akkoord van de sporter of met de goedkeuring van een disciplinaire hoorinstantie.
§ 2. Als een controlelaboratorium een negatief analyseresultaat heeft gerapporteerd of als het monster op geen andere wijze aanleiding is om een dopingpraktijk ten laste te leggen, mag het opgeslagen worden en op elk ogenblik onderworpen worden aan verdere analyse of hertesten voor de doeleinden, vermeld in artikel 15, § 1, derde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, op instructie van de ADO die de opdrachtgever of coördinator was voor de monsterneming of het WADA. Elke andere ADO met testbevoegdheid over de sporter die verdere analyse of hertesten wil laten uitvoeren op een opgeslagen monster, mag dat doen met de toestemming van de ADO die opdrachtgever was voor de monsterneming of het WADA, en is in dat geval verantwoordelijk voor het resultatenbeheer van de vaststellingen van die verdere analyse of hertesting. Opslag of verdere analyse die wordt uitgevoerd op initiatief van het WADA of een andere ADO dan de opdrachtgever, gebeurt op kosten van het WADA of die andere ADO.
De verdere analyse van monsters of het hertesten van monsters wordt uitgevoerd conform de voorschriften, vermeld in de Internationale Standaard voor Laboratoria en de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 40/2. [1 Een A- of B-monster kan op verzoek van het WADA, van een ADO met de bevoegdheid voor resultatenbeheer of van een WADA-geaccrediteerd labo met voorafgaande toestemming van het WADA of de ADO met de bevoegdheid voor resultatenbeheer gesplitst worden. Het eerste deel van het gesplitste monster wordt dan gebruikt voor de A-analyse en het tweede deel van het gesplitste monster voor de bevestiging van de A-analyse.
Het splitsen van een A- of B-monster, vermeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd conform de procedure in de Internationale Standaard voor Laboratoria.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 40/3. [1 § 1. De monsters die bij een sporter worden afgenomen, zijn eigendom van de opdrachtgever. De opdrachtgever kan op verzoek het eigendomsrecht van de monsters overdragen aan de ADO met resultatenbeheer of aan een andere ADO.
§ 2. Het WADA heeft het discretionaire recht, met of zonder voorafgaande aankondiging, om op elk moment effectief bezit te nemen van de monsters en de analytische informatie die daarmee verband houdt of andere informatie die in het bezit is van een controlelaboratorium of een ADO. Op verzoek van het WADA geeft het controlelaboratorium of de ADO die in bezit is van het monster of de informatie, onmiddellijk toegang aan het WADA en stelt het controlelaboratorium of de ADO het WADA in staat om effectief bezit te nemen van het monster of de informatie in kwestie.
Het WADA kan in het geval, vermeld in het eerste lid, na analyse en verder onderzoek een andere ADO met testbevoegdheid over de sporter aanwijzen om het resultatenbeheer op te nemen als op basis van het monster of de informatie een mogelijke dopingpraktijk is ontdekt.
§ 3. Het WADA mag de testbevoegdheid opnemen onder de omstandigheden bepaald in de Code en de Internationale Standaard voor Laboratoria. Als de opdrachtgever niet het beheer over het paspoort van de sporter heeft, blijft de opdrachtgever van de monsterneming verantwoordelijk voor bijkomende analyse op het monster, met inbegrip van confirmatieprocedures voor verzoeken die automatisch gegenereerd worden door het adaptieve model van het biologisch paspoort in ADAMS.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 40/4. [1 Monsters, analytische informatie die daarmee verband houdt, en informatie van dopingcontroles mogen gebruikt worden voor wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden. Een monster mag alleen gebruikt worden voor wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden met de schriftelijke toestemming van de sporter. Monsters en analytische informatie die daarmee verband houdt, of informatie van dopingcontroles worden eerst op een manier verwerkt die verhindert dat de monsters en de analytische informatie die daarmee verband houdt, niet verbonden kunnen worden aan een bepaalde sporter. Wetenschappelijk onderzoek dat verband houdt met monsters en daarmee verband houdende analytische gegevens of informatie van dopingcontroles wordt uitgevoerd met inachtneming van de principes die bepaald zijn in artikel 19 van de Code.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 6. - Onderzoeken
Afdeling 1. - Algemeen
Art.41.§ 1. NADO Vlaanderen moet de nodige beleidslijnen en procedures invoeren om te verzekeren dat de conform artikel 15, § 1, zesde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 ontvangen antidopinginformatie op een veilige en vertrouwelijke manier wordt verwerkt, dat informatiebronnen worden beschermd, dat het risico op lekken of ongewilde bekendmaking correct wordt aangepakt en dat informatie die met hen wordt gedeeld door ordehandhavingsdiensten, andere relevante instanties en/of andere derden uitsluitend voor legitieme antidopingdoelstellingen wordt verwerkt, gebruikt en bekendgemaakt.
NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze alle antidopinginformatie na ontvangst kan beoordelen op relevantie, betrouwbaarheid en accuraatheid, rekening houdend met de aard van de bron en met de omstandigheden waarin de informatie werd ontvangen.
Alle antidopinginformatie die door NADO Vlaanderen wordt ontvangen, moet geordend en geanalyseerd worden zodat patronen, trends en verbanden kunnen worden vastgesteld waarmee NADO Vlaanderen een doeltreffend antidopingbeleid kan opstellen en, als de informatie betrekking heeft op een specifieke zaak, kan bepalen of er al dan niet een redelijk vermoeden bestaat dat de antidopingregels dermate zijn overtreden dat verder onderzoek gerechtvaardigd is.
§ 2. Antidopinginformatie moet worden gebruikt ter ondersteuning van de opmaak, bijwerking of herziening van het spreidingsplan voor dopingtests en om te bepalen wanneer doelgerichte dopingtests moeten worden georganiseerd, en om specifieke informatiebestanden op te maken waarnaar verwezen kan worden bij onderzoeken van mogelijke dopingpraktijken.
§ 3. NADO Vlaanderen moet ook beleidslijnen en procedures uitwerken en invoeren voor het delen van informatie, waar van toepassing, en in overeenstemming met de geldende wetgeving, met andere antidopingorganisaties en ordehandhavingsdiensten en andere relevante regelgevende of tuchtinstanties, bijvoorbeeld als uit de informatie zou blijken dat mogelijk een misdrijf is gepleegd of dat een regelgeving of andere gedragsregel is overtreden.
[1 § 4. NADO Vlaanderen werkt beleidslijnen en procedures uit om klokkenluiders toe te laten op vertrouwelijke basis informatie te geven en om het melden van relevante informatie aan te moedigen.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. [1 - Doelstellingen van onderzoeken]1
----------
(1)
Art.42.[1 NADO Vlaanderen zorgt ervoor dat ze efficiënt en effectief onderzoeken kan voeren. NADO Vlaanderen kan minstens de volgende onderzoeken voeren:
1° onderzoeken conform de Internationale Standaard voor Resultatenbeheer en dit besluit naar atypische analyseresultaten en atypische en afwijkende paspoortbevindingen;
2° onderzoeken conform de Internationale Standaard voor Resultatenbeheer en dit besluit van andere analytische of niet-analytische informatie die aangeeft dat er een redelijk vermoeden bestaat dat een antidopingregel is overtreden;
3° onderzoeken naar de omstandigheden die verband houden met of voortkomen uit een afwijkend analyseresultaat, om bijkomende informatie te verwerven over andere personen of methoden die betrokken zijn bij dopingpraktijken;
4° onderzoeken naar de mogelijke betrokkenheid van begeleiders of andere personen die mogelijk betrokken zijn of waren bij die dopingpraktijk, als vaststaat dat een sporter een dopingpraktijk heeft gepleegd.
Onderzoeken als vermeld in het eerste lid hebben de volgende doelstellingen:
1° een mogelijke overtreding of betrokkenheid bij een overtreding vinden of uitsluiten;
2° bewijs vinden om een procedure van een mogelijke dopingpraktijk te starten of om een lopende procedure te ondersteunen;
3° bewijs leveren van een inbreuk op de Code of een Internationale Standaard.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. - Onderzoek van [1 ...]1 mogelijke overtredingen van antidopingregels
----------
(1)
Art.43.§ 1. NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze op vertrouwelijke en doeltreffende wijze enige [1 ...]1 analytische of niet-analytische informatie kan onderzoeken die aangeeft dat er een redelijk vermoeden bestaat dat een antidopingregel is overtreden.
Als een poging tot monsterafname bij een sporter informatie oplevert waaruit zou blijken dat de sporter na de nodige kennisgeving de monsterafname tracht te ontwijken of weigert of verzuimt een monster af te staan of dat hij mogelijk knoeit of tracht te knoeien met de dopingcontrole, dan moet dit worden onderzocht als een mogelijk verzuim van naleving.
§ 2. Als een redelijk vermoeden bestaat dat een antidopingregel is overtreden, moet NADO Vlaanderen aan het WADA melden dat ze een onderzoek start [1 ...]1. Daarna moet NADO Vlaanderen het WADA op verzoek op de hoogte houden van de status en de resultaten van het onderzoek.
NADO Vlaanderen moet alle relevante informatie en documentatie zo snel mogelijk verzamelen en registreren, zodat die informatie en documentatie kunnen worden omgezet tot toelaatbaar en betrouwbaar bewijs voor de mogelijke overtreding van de antidopingregels en/of om verdere onderzoekpistes te identificeren die kunnen leiden tot dergelijk bewijs.
NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de onderzoeken te allen tijde eerlijk, objectief en onpartijdig worden gevoerd. Het verloop van de onderzoeken, de beoordeling van de informatie en bewijzen die in de loop van het onderzoek worden geïdentificeerd en het resultaat van het onderzoek moeten volledig worden gedocumenteerd.
Onderzoeken moeten altijd onbevooroordeeld worden gevoerd en mogen niet slechts één resultaat nastreven, zoals het instellen van een procedure tegen een sporter of een andere persoon in het kader van een overtreding van een antidopingregel.
NADO Vlaanderen moet in elk stadium van het onderzoek openstaan voor alle mogelijke resultaten en bereid zijn die te overwegen, en niet alleen op zoek gaan naar mogelijk bewijs dat wijst op een zaak, maar ook naar eventueel bewijs dat er geen zaak is.
§ 3. NADO Vlaanderen moet bij het voeren van het onderzoek gebruikmaken van alle onderzoeksmiddelen die redelijkerwijs beschikbaar zijn. Daarbij kan ze onder andere informatie en hulp krijgen van ordehandhavingsdiensten en andere relevante instanties als vermeld in artikel 15, § 1, [1 vijfde lid]1, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. NADO Vlaanderen moet echter ook ten volle gebruikmaken van alle onderzoeksmiddelen waarover ze zelf beschikt, waaronder het programma rond het biologisch paspoort voor sporters, de onderzoeksvolmachten die haar zijn verleend krachtens artikel 15 van het voormelde decreet en het recht om een periode van uitsluiting die is opgelegd aan een sporter of begeleider op te schorten in ruil voor diens substantiële hulp [1 conform artikel 10.7.1]1 van de Code.
§ 4. [1 Sporters, begeleiders en andere personen zijn conform artikel 14/1, 14/2 en 14/3 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 verplicht mee te werken aan onderzoeken die worden gevoerd door NADO Vlaanderen. Als het gedrag van sporters, begeleiders en andere personen het onderzoek verstoort, start NADO Vlaanderen een procedure tegen hen in het kader van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 5°, van het voormelde decreet.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 34, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.44.[1 NADO Vlaanderen beslist doelmatig en tijdig over de vraag of al dan niet een procedure moet worden opgestart tegen een sporter of andere persoon van wie wordt aangenomen dat hij de antidopingregels heeft overtreden. Als NADO Vlaanderen niet beslist binnen een redelijke termijn die het WADA bepaalt, kan het WADA rechtstreeks beroep instellen bij het TAS.
Als NADO Vlaanderen op basis van de resultaten van het onderzoek concludeert dat er een procedure op grond van een mogelijke dopingpraktijk wordt opgestart tegen de sporter of andere persoon, brengt NADO Vlaanderen conform artikel 23/1/1, § 2, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 de partijen op de hoogte van de beslissing en start NADO Vlaanderen de procedure op.
Als NADO Vlaanderen op basis van de resultaten van het onderzoek concludeert dat een procedure op grond van een mogelijke dopingpraktijk niet wordt opgestart tegen de sporter of andere persoon, brengt NADO Vlaanderen conform artikel 23/1/2, § 2, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 de partijen op hoogte van die beslissing. In die kennisgeving stelt NADO Vlaanderen de informatie over het onderzoek ter beschikking van het WADA, de internationale federatie in kwestie en, in voorkomend geval, de NADO van de sporter of andere persoon en het IOC of het IPC, die toelaat om een beroep tegen de beslissing te overwegen.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 35, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 7. [1 - Opvolging van dopingcontroles en onderzoeken naar mogelijke dopingprakijken door NADO Vlaanderen]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Algemeen]1
----------
(1)
Art.45.[1 § 1. Bij de start van een onderzoek naar een mogelijke dopingpraktijk en uiterlijk voorafgaand aan de eerste kennisgeving van een mogelijke dopingpraktijk aan een sporter of andere persoon onderzoekt NADO Vlaanderen al de volgende elementen:
1° of de sporter beschouwd wordt als een competitieve breedtesporter;
2° of de sporter of andere persoon lid is van een sportvereniging of sportfederatie;
3° of de sporter of andere persoon onder de bevoegdheid van een aangesloten federatie valt voor het opleggen van gevolgen van dopingpraktijken.
In voorkomend geval meldt de sporter bij de monsterneming aan de dopingcontroleur of hij lid is van een sportfederatie of erbij is aangesloten.
NADO Vlaanderen kan voor het onderzoek, vermeld in het eerste lid, bij sportverenigingen en sportfederaties alle informatie opvragen die ze nuttig acht over het lidmaatschap van of de bevoegdheid voor het opleggen van gevolgen van dopingpraktijken, over de sporter of de andere persoon in kwestie.
§ 2. Bij de eerste kennisgeving aan een sporter of andere persoon van een mogelijke dopingpraktijk deelt NADO Vlaanderen mee of de sporter of andere persoon volgens de informatie waarover NADO Vlaanderen beschikt, onder de bevoegdheid van een aangesloten federatie of onder de bevoegdheid van de disciplinaire commissie en disciplinaire raad valt.
De sporter of andere persoon meldt na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid aan NADO Vlaanderen elke band met een sportvereniging of federatie, die niet is opgenomen in de kennisgeving van NADO Vlaanderen. Als een sporter of andere persoon nalaat om lidmaatschap van een federatie of banden met sporters, sportverenigingen of sportfederaties te melden, kan dat onderzocht worden als een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 5°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. [1 - Opvolging van een atypisch of afwijkend analyseresultaat]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 - Kennisgeving]1
----------
(1)
Art.46.[1 § 1. Als NADO Vlaanderen het resultatenbeheer heeft over een mogelijke dopingpraktijk die gebaseerd is op een afwijkend analyseresultaat, onderzoekt NADO Vlaanderen, conform artikel 23/1/1, § 2, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, de vaststelling van het afwijkend analyseresultaat.
Als NADO Vlaanderen na het onderzoek, vermeld in het eerste lid, beslist dat het afwijkende analyseresultaat wijst op een mogelijke dopingpraktijk, brengt ze de sporter op de hoogte conform artikel 47, § 1.
§ 2. Als NADO Vlaanderen het resultatenbeheer heeft over een mogelijke dopingpraktijk op basis van een atypisch analyseresultaat, onderzoekt NADO Vlaanderen, conform artikel 23/1/1, § 3, eerste lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, de vaststelling van het atypische analyseresultaat.
Als NADO Vlaanderen na het onderzoek, vermeld in het eerste lid, beslist het atypische analyseresultaat te beschouwen als een afwijkend analyseresultaat, is artikel 47, § 1, van overeenkomstige toepassing.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2.
Art.47.[1 § 1. De kennisgeving van een afwijkend analyseresultaat aan de sporter, vermeld in artikel 23/1/1, § 2, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, bevat al de volgende elementen:
1° het afwijkende analyseresultaat, met inbegrip van de datum en gegevens van de monsterneming, en de verdere vaststellingen;
2° de vermelding dat een afwijkend analyseresultaat als een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 1° of 2°, van het voormelde decreet, gekwalificeerd kan worden en de mogelijke sancties die daarbij van toepassing zijn;
3° het recht van de sporter om een analyse van het B-monster te vragen, de termijn voor de aanvraag van de analyse van het B-monster en het gevolg dat het recht op B-analyse onherroepelijk vervalt als de analyse van het B-monster niet binnen die termijn aangevraagd wordt, en, als dat al bekend is op het moment van de kennisgeving, de vooropgestelde datum, het tijdstip en de plaats van de analyse van het B-monster in het geval dat de sporter of NADO Vlaanderen de analyse van het B-monster willen aanvragen;
4° het recht van de sporter of een vertegenwoordiger van de sporter om in voorkomend geval de opening van het B-monster bij te wonen;
5° het recht van de sporter om op eigen kosten een kopie te vragen van het laboratoriumdocumentatiepakket van de analyse van het A-monster, dat de informatie bevat conform de Internationale Standaard voor Laboratoria;
6° de mogelijkheid om binnen tien dagen een verklaring te geven voor het afwijkende analyseresultaat. De voormelde termijn kan verlengd worden door NADO Vlaanderen als NADO Vlaanderen dat noodzakelijk acht;
7° de mogelijkheid om substantiële hulp te bieden, om de dopingpraktijk toe te geven, met het oog op de mogelijke toepassing van de regeling, vermeld in artikel 23/1/2, § 4, derde lid, van het voormelde decreet, en de mogelijkheid om over een overeenkomst over het resultatenbeheer te onderhandelen, conform artikel 23/1/2, § 5, van het voormelde decreet;
8° de beslissing dat een verplichte of optionele voorlopige schorsing wordt opgelegd of, als die niet wordt opgelegd, de mogelijkheid van de sporter om een vrijwillige voorlopige schorsing te aanvaarden, en de mogelijkheid van een hoorzitting of een beroep met betrekking tot een voorlopige schorsing, conform artikel 23/2 van het voormelde decreet.
Bij de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, worden al de volgende documenten gevoegd:
1° een kopie van het dopingcontroleformulier;
2° het analyseverslag van het controlelaboratorium van de vaststelling van het afwijkende analyseresultaat;
3° in voorkomend geval de Technisch Documenten van het WADA die betrekking hebben op de vastgestelde stoffen.
Met behoud van de toepassing van het eerste en tweede lid wordt de volgende informatie toegevoegd aan de kennisgeving:
1° bij stoffen waarbij in de verboden lijst is opgenomen dat de sporter door een gecontroleerde farmacokinetische studie kan aantonen dat het afwijkende analyseresultaat het gevolg kan zijn van inhalatie van een therapeutische dosis tot de maximale dosis die vermeld is in de verboden stof, wordt de informatie over de voorwaarden van een gecontroleerde farmacokinetische studie toegevoegd, samen met een lijst van laboratoria die de studie kunnen uitvoeren. In dat geval krijgt de sporter zeven dagen om aan te geven dat hij de voormelde studie zal laten uitvoeren;
2° bij stoffen uit de verboden lijst die door de Internationale Standaard van Resultatenbeheer specifieke acties vereisten waarop een Technisch Document van toepassing is, worden de relevante Technische Documenten toegevoegd, en volgt NADO Vlaanderen de specifieke procedures die in de Technische Documenten of andere documenten van het WADA zijn bepaald.
NADO Vlaanderen stuurt de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, aangetekend naar de sporter binnen zeven dagen na de dag waarop het onderzoek, vermeld artikel 46, § 1, is uitgevoerd.
§ 2. Als de sporter schriftelijk een verklaring aflegt over het afwijkende analyseresultaat, kan NADO Vlaanderen verzoeken om bijkomende informatie of documenten te bezorgen binnen een termijn die NADO Vlaanderen bepaalt, en kan NADO Vlaanderen met derden overleggen om de juistheid van de verklaring te toetsen.
Elke communicatie die aan de sporter wordt bezorgd met toepassing van paragraaf 1 en 2, eerste, lid, en van artikel 47/2, wordt geregistreerd in ADAMS en wordt gelijktijdig bezorgd aan al de volgende instanties:
1° de NADO van de woonplaats van de sporter of de NADO waar de sporter zijn licentie heeft verkregen of zijn nationaliteit heeft;
2° de internationale federatie;
3° het WADA.
Voor zover dat nog niet was opgenomen in de communicatie aan de sporter, wordt de informatie, vermeld in het tweede lid, aangevuld met de volgende informatie:
1° voor- en achternaam van de sporter;
2° nationaliteit van de sporter;
3° sport en sportdiscipline;
4° of de dopingtest is afgenomen binnen wedstrijdverband of buiten wedstrijdverband;
5° de datum van monsterneming;
6° het analyseresultaat dat door het laboratorium is gerapporteerd;
7° de informatie die vereist is op basis van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 47/1. [1 Als de sporter het recht heeft om met terugwerkende kracht een TTN aan te vragen, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan op de hoogte gelijktijdig met de kennisgeving, vermeld in artikel 47, § 1.
De mogelijkheid om nog een TTN met terugwerkende kracht aan te vragen, schorst in voorkomend geval de termijn voor de aanvraag van een analyse van het B-monster, vermeld in artikel 47/2, § 2, niet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 2. [1 - B-analyse]1
----------
(1)
Art. 47/2. [1 § 1. Een sporter aan wie een afwijkend analyseresultaat wordt meegedeeld en de instantie met resultatenbeheer hebben het recht om de analyse van het B-monster te vragen.
§ 2. NADO Vlaanderen deelt bij de kennisgeving van het afwijkende analyseresultaat, conform artikel 47, § 1, eerste lid, 3°, de termijn mee waarin de analyse van het B-monster aangevraagd moet worden. Die termijn mag niet korter dan vier dagen zijn. Als een sporter de analyse van het B-monster niet aanvraagt binnen de termijn die NADO Vlaanderen heeft bepaald, wordt de sporter definitief geacht af te zien van het recht op analyse van het B-monster.
NADO Vlaanderen kan ook de analyse van het B-monster vragen op eigen initiatief of als de sporter verzaakt aan het recht om B-analyse te vragen of als de termijn voor het aanvragen van de B-analyse verstreken is. Als NADO Vlaanderen de B-analyse aanvraagt, brengt ze de sporter daarvan onmiddellijk op de hoogte.
De sporter of een vertegenwoordiger van de sporter heeft het recht om bij de opening van het B-monster aanwezig te zijn, met behoud van de mogelijkheid om een onafhankelijke getuige aan te stellen, conform paragraaf 3, derde lid.
§ 3. De B-analyse wordt uitgevoerd op het tijdstip dat wordt meegedeeld bij de kennisgeving aan de sporter conform artikel 47, § 1, of, als op het moment van die kennisgeving nog geen tijdstip is bepaald, op het tijdstip dat onmiddellijk aan de sporter wordt meegedeeld nadat het tijdstip door het controlelaboratorium is bepaald en meegedeeld aan NADO Vlaanderen. De confirmatie van het B-monster wordt zo snel mogelijk uitgevoerd, en niet later dan drie maanden volgend op de rapportering van het afwijkend analyseresultaat in het A-monster.
Als de sporter of zijn vertegenwoordiger niet beschikbaar is op het tijdstip dat wordt meegedeeld, richt de sporter aan NADO Vlaanderen een verzoek om het tijdstip van de B-analyse te verplaatsen. NADO Vlaanderen overlegt in dat geval met het controlelaboratorium en stelt minstens twee alternatieve tijdstippen voor, waarbij rekening wordt gehouden met de redenen waarom de sporter of zijn vertegenwoordiger niet beschikbaar is op het tijdstip, en de noodzaak om degradatie van het monster te vermijden en tijdig resultatenbeheer te garanderen.
Als de sporter NADO Vlaanderen ervan op de hoogte brengt dat hij of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig kan zijn op de alternatieve tijdstippen die zijn meegedeeld conform het tweede lid, geeft NADO Vlaanderen de opdracht aan het controlelaboratorium om de analyse van het B-monster aan te vatten en om een onafhankelijke getuige aan te stellen conform de Internationale Standaard voor Laboratoria, om na te gaan of het B-monster uiterlijk geen tekenen van manipulatie of knoeien vertoont en of de identificatienummers van het monster overeenkomen met de documenten van de monsterneming.
In afwijking van het eerste tot en met derde lid kan het tijdstip van de bevestiging door analyse van het B-monster vastgesteld worden binnen de kortst mogelijke termijn zonder mogelijkheid om van dat tijdstip af te wijken als de omstandigheden dat rechtvaardigen, als er een significant risico is op degradatie van het monster als de analyse verder wordt uitgesteld, of in de context van een evenement.
§ 4. NADO Vlaanderen deelt de resultaten van de analyse van het B-monster mee aan de sporter uiterlijk binnen vijf werkdagen na de dag waarop NADO Vlaanderen de resultaten heeft ontvangen.
Als het resultaat van de analyse van het B-monster het resultaat van de analyse van het A-monster bevestigt, kan de sporter binnen zeven dagen nadat de sporter de resultaten van de analyse van het B-monster heeft ontvangen een verklaring aan NADO Vlaanderen bezorgen of zijn eerdere verklaringen aanvullen. De sporter krijgt de gelegenheid om de dopingpraktijk toe te geven met het oog op een mogelijke vermindering van de sanctie conform artikel 23/1/2, § 4, derde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. Hij krijgt in voorkomend geval opnieuw de mogelijkheid om vrijwillig een voorlopige schorsing te aanvaarden.
Als de sporter conform het tweede lid schriftelijk een verklaring aflegt of zijn eerdere verklaringen aanvult, kan NADO Vlaanderen verzoeken om bijkomende informatie of documenten te bezorgen binnen een termijn die NADO Vlaanderen bepaalt, en kan NADO Vlaanderen met derden overleggen om de juistheid van de verklaring te toetsen.
§ 5. De kosten van een analyse van het B-monster worden voldaan door de partij die de analyse aanvraagt. Als de sporter de analyse van het B-monster aanvraagt en het resultaat van de analyse van het B-monster het afwijkende analyseresultaat bevestigt, zijn de kosten definitief voor de sporter. Als de analyse van het B-monter het afwijkende analyseresultaat niet bevestigt, betaalt NADO Vlaanderen de kosten van de analyse aan de sporter.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. [1 - Opvolging van andere dopingpraktijken die geen afwijkend of atypisch analyseresultaat zijn]1
----------
(1)
Art. 47/3. [1 § 1. NADO Vlaanderen staat in voor het eventuele verdere onderzoek naar een mogelijke andere dopingpraktijk die niet gebaseerd is op een afwijkend analyseresultaat of een atypisch analyseresultaat.
§ 2. De dopingcontroleur meldt elk mogelijk verzuim van naleving aan de opdrachtgever van de dopingcontrole of aan de ADO met resultatenbeheer, en de opdrachtgever brengt in voorkomend geval de ADO met resultatenbeheer op de hoogte.
De ADO met resultatenbeheer of, in voorkomend geval, de opdrachtgever van de dopingcontrole is verantwoordelijk voor de volgende acties:
1° nadat een mogelijk verzuim van naleving is gemeld, het opstarten van een onderzoek naar het mogelijke verzuim van naleving, waarbij het WADA op de hoogte van het onderzoek wordt gebracht;
2° het informeren van de sporter of andere persoon op wie het mogelijke verzuim van naleving betrekking heeft, van het mogelijke verzuim van naleving;
3° het uitvoeren van het onderzoek zonder onnodige vertraging en het documenteren van het onderzoek;
4° als na het onderzoek geen gevolg wordt gegeven aan het mogelijke verzuim van naleving, de beslissing te notificeren conform artikel 23/1/2, § 2, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.
Als de ADO met resultatenbeheer van oordeel is dat er een verzuim van naleving aanwezig is, brengt ze de sporter of ander persoon daarvan op de hoogte conform artikel 47/4, § 1, en zet ze het resultatenbeheer verder.
De opdrachtgever of de ADO verzamelt zo snel mogelijk alle noodzakelijke bijkomende informatie van de dopingcontroleur of van andere relevante personen, met inbegrip van de sporter of andere persoon op wie het mogelijke verzuim van naleving betrekking heeft.
§ 3. Het onderzoek naar een mogelijke dopingpraktijk die verband houdt met een opeenvolging van inbreuken op de verblijfsgegevens, wordt uitgevoerd conform artikel 65 tot en met 73/1.
§ 4. Het onderzoek naar atypische of afwijkende paspoortresultaten wordt uitgevoerd conform artikel 50 tot en met 54.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 47/4. [1 § 1. Als NADO Vlaanderen na onderzoek van andere vaststellingen dan een afwijkend of atypisch analyseresultaat oordeelt dat een sporter of andere persoon een mogelijke dopingpraktijk heeft begaan, brengt NADO Vlaanderen de sporter of andere persoon daarvan op de hoogte.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, bevat de volgende elementen:
1° de relevante bepalingen die verband houden met de dopingpraktijk en de geschonden rechtsregel, met inbegrip van de mogelijke gevolgen van de dopingpraktijk;
2° de relevante feiten waarop het vermoeden van een dopingpraktijk is gebaseerd;
3° alle relevante bewijzen die NADO Vlaanderen heeft verzameld en die geacht worden te bewijzen dat de sporter of andere persoon een dopingpraktijk heeft begaan;
4° het recht van de sporter of andere persoon om binnen een redelijke termijn een verklaring af te leggen;
5° de mogelijkheid om substantiële hulp te bieden, om de dopingpraktijk toe te geven, met het oog op de mogelijke toepassing van de regeling, vermeld in artikel 23/1/2, § 4, derde lid, van het voormelde decreet, en de mogelijkheid om over een overeenkomst over het resultatenbeheer te onderhandelen, conform artikel 23/1/2, § 5, van het voormelde decreet;
6° de beslissing dat een voorlopige schorsing wordt opgelegd of, als die niet wordt opgelegd, de mogelijkheid van de sporter om een vrijwillige voorlopige schorsing te aanvaarden en de mogelijkheid van een hoorzitting of een beroep met betrekking tot een voorlopige schorsing, conform artikel 23/2 van het voormelde decreet.
NADO Vlaanderen stuurt de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, aangetekend naar de sporter of andere persoon.
§ 2. Als de sporter of andere persoon schriftelijk een verklaring aflegt, kan NADO Vlaanderen verzoeken om bijkomende informatie of documenten te bezorgen binnen een termijn die NADO Vlaanderen bepaalt, en kan NADO Vlaanderen met derden overleggen om de juistheid van de verklaring te toetsen.
Elke communicatie die aan de sporter of andere persoon wordt bezorgd in de procedure van resultatenbeheer, wordt geregistreerd in ADAMS en wordt gelijktijdig bezorgd aan de instanties, vermeld in artikel 23/1/2 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.
Voor zover dat nog niet was opgenomen in de communicatie aan de sporter of andere persoon, wordt de informatie, vermeld in het tweede lid, aangevuld met de volgende informatie:
1° voor- en achternaam van de sporter of andere persoon;
2° nationaliteit van de sporter;
3° sport en sportdiscipline.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. [1 - Voorlopige schorsing en voorlopige hoorzitting]1
----------
(1)
Art. 47/5. [1 § 1. Een verplichte voorlopige schorsing als vermeld in artikel 23/2, § 1, eerste lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wordt meegedeeld uiterlijk op het moment van de kennisgeving van de mogelijke dopingpraktijk, conform artikel 47, § 1, van dit besluit.
Een optionele voorlopige schorsing als vermeld in artikel 23/2, § 1, derde lid, van het voormelde decreet, wordt meegedeeld aan de sporter of andere persoon binnen vijf dagen na de dag waarop NADO Vlaanderen beslist om de voorlopige schorsing op te leggen. De optionele voorlopige schorsing kan op zijn vroegst ingaan de dag die volgt op de dag waarop de sporter of andere persoon de kennisgeving die NADO Vlaanderen aan de sporter of andere persoon heeft gestuurd, ontvangt.
NADO Vlaanderen stuurt elke kennisgeving van een beslissing om een voorlopige schorsing op te leggen aangetekend naar de sporter of andere persoon aan wie de voorlopige schorsing wordt opgelegd.
De kennisgeving van de beslissing om een optionele voorlopige schorsing als vermeld in het tweede lid, op te leggen aan een sporter of andere persoon, kan gelijktijdig met de kennisgeving van een mogelijke dopingpraktijk of met de kennisgeving van de tenlastelegging worden verstuurd.
§ 2. De kennisgeving van een voorlopige schorsing bevat minstens al de volgende elementen:
1° de voor- en achternaam van de sporter of andere persoon;
2° de nationaliteit van de sporter of andere persoon;
3° de sport en sportdiscipline;
4° de mogelijke dopingpraktijk waarvoor de voorlopige schorsing wordt opgelegd;
5° de mogelijkheid om een voorlopige hoorzitting aan te vragen conform artikel 23/2, § 1, zevende lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, met vermelding van de instantie die bevoegd is om de voorlopige hoorzitting te houden.
§ 3. Als een sporter of andere persoon een voorlopige hoorzitting aanvraagt, stuurt hij het verzoek binnen tien dagen na de dag waarop hij de beslissing over het opleggen van een voorlopige schorsing heeft ontvangen, naar NADO Vlaanderen. NADO Vlaanderen stuurt het verzoek onmiddellijk naar de instantie die bevoegd is om de voorlopige hoorzitting te houden.
Een voorlopige hoorzitting wordt georganiseerd binnen uiterlijk dertig dagen na de dag waarop NADO Vlaanderen het verzoek van de sporter of andere persoon aan wie de voorlopige schorsing is opgelegd, heeft ontvangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 47/6. [1 Een sporter of andere persoon kan een vrijwillige voorlopige schorsing aanvaarden, conform artikel 23/2, § 2, eerste en tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, door een schriftelijke, gedagtekende en ondertekende verklaring te bezorgen aan NADO Vlaanderen, waarbij de sporter of andere persoon uitdrukkelijk bevestigt dat hij vrijwillig een voorlopige schorsing aanvaardt en zal naleven.
NADO Vlaanderen kan een formulier voor het aanvaarden van een vrijwillige voorlopige schorsing ter beschikking stellen. en voegt in voorkomend geval dat formulier bij de kennisgeving van de mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 47, § 1, eerste lid, of artikel 47/4, § 1, eerste lid.
Nadat NADO Vlaanderen de vrijwillig aanvaarde voorlopige schorsing heeft ontvangen, bevestigt NADO Vlaanderen schriftelijk aan de sporter of andere persoon de vrijwillige voorlopige schorsing, die ingaat op de dag die volgt op de dag waarop NADO Vlaanderen de aanvaarding van de voorlopige schorsing van de sporter of andere persoon heeft ontvangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 47/7. [1 Een voorlopige schorsing eindigt in elk geval op het moment van de definitieve beslissing van een hoorinstantie over de mogelijke dopingpraktijk, tenzij de voorlopige schorsing voorafgaand aan een beslissing ten gronde wordt opgeheven. De totale duur van een voorlopige schorsing mag in geen geval langer zijn dan de maximale periode van uitsluiting die aan de sporter of andere persoon kan worden opgelegd voor de dopingpraktijk in kwestie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 47/8. [1 Al de volgende beslissingen worden onmiddellijk in ADAMS geregistreerd en worden aan de andere instanties conform artikel 23/2, § 1, tiende lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 meegedeeld :
1° elke beslissing die verband houdt met het opleggen van een voorlopige schorsing die aan de sporter of andere persoon wordt meegedeeld;
2° elke vrijwillig aanvaarde voorlopige schorsing;
3° elke beslissing tot opheffing van een voorlopige schorsing.
Voor zover dat nog niet was opgenomen in de communicatie aan de sporter of andere persoon, wordt de informatie, vermeld in het eerste lid, aangevuld met de volgende informatie:
1° voor- en achternaam van de sporter of andere persoon;
2° nationaliteit van de sporter;
3° sport en sportdiscipline.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4. [1 - Tenlastelegging en mogelijkheid om het sanctievoorstel te aanvaarden]1
----------
(1)
Art. 47/9. [1 Als NADO Vlaanderen voorafgaand aan de tenlastelegging van een mogelijke dopingpraktijk beslist de procedure van resultatenbeheer stop te zetten, brengt NADO Vlaanderen de sporter of andere persoon op de hoogte, tenzij nog geen notificatie aan de sporter of andere persoon is gegeven, en brengt ze de 'partijen conform artikel 23/1/2 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 op de hoogte van de beslissing tot stopzetting en de redenen voor de stopzetting. Tegen de beslissing om de mogelijke dopingpraktijk niet verder te vervolgen kan beroep ingesteld worden conform artikel 24/1 of 36 van voormeld decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 47/10. [1 § 1. De sporter of andere persoon die conform artikel 23/1/2, § 3, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 de kennisgeving van de tenlastelegging ontvangt, kan het gemotiveerde voorstel van disciplinaire sanctie die NADO Vlaanderen van toepassing acht, vermeld in artikel 23/1/2, § 3, tweede lid, 3°, van het voormelde decreet, aanvaarden binnen twintig dagen na de dag waarop de sporter of andere persoon die kennisgeving heeft ontvangen. De sporter of andere persoon die het gemotiveerde voorstel van sanctie aanvaardt, bezorgt de aanvaarding schriftelijk en ondertekend aan NADO Vlaanderen met een aangetekende zending.
Als de sporter of andere persoon niet op het sanctievoorstel reageert binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt de sporter of andere persoon geacht het sanctievoorstel te aanvaarden.
Nadat NADO Vlaanderen de aanvaarding van het sanctievoorstel door de sporter of andere persoon, conform het eerste lid, heeft ontvangen of nadat de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken, bezorgt NADO Vlaanderen het volledige dossier aan de bevoegde disciplinaire instantie, die het voorstel van disciplinaire sanctie overneemt in een formele beslissing, conform 23/1/2, § 4, tweede lid, van het voormelde decreet.
§ 2. Als de sporter of andere persoon die, conform artikel 23/1/2, § 3, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, de kennisgeving van de tenlastelegging ontvangt en het gemotiveerde voorstel van disciplinaire sanctie dat NADO Vlaanderen van toepassing acht, niet aanvaardt en verzoekt gehoord te worden, stuurt de sporter of andere persoon in kwestie dat verzoek naar NADO Vlaanderen binnen twintig dagen na de dag waarop de sporter of andere persoon die kennisgeving heeft ontvangen. De sporter of andere persoon die verzoekt om gehoord te worden, richt dat verzoek schriftelijk en ondertekend aan NADO Vlaanderen met een aangetekende zending.
NADO Vlaanderen bezorgt het verzoek om gehoord te worden, samen met het volledige dossier, aan de disciplinaire hoorinstantie die bevoegd is conform artikel 24 of 27 van het voormelde decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 8. - Biologisch paspoort
Afdeling 1. - Algemeen
Art.48.[1 De bloedmodule van het biologisch paspoort wordt door NADO Vlaanderen opgesteld voor die elitesporters die een sportdiscipline beoefenen waarvoor het opstellen van de bloedmodule van het biologisch paspoort noodzakelijk is op grond van het Technisch Document voor Sportspecifieke Analyse van het WADA. NADO Vlaanderen kan de bloedmodule voor het biologisch paspoort instellen voor elitesporters op basis van het testdistributieplan, conform artikel 15, § 3, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.]1
De steroïdenmodule van het biologisch paspoort wordt opgesteld voor elke sporter die verplicht wordt een urinemonster af te staan.
Het biologisch paspoort kan voor de onderworpen elitesporters gebruikt worden om
1° doelgerichte dopingcontroles uit te voeren;
2° een dopingpraktijk [1 als vermeld in artikel 3, § 1, 2°]1, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vast te stellen.
Inzake breedtesporters kan de steroïdenmodule enkel gebruikt worden om te oordelen of er al dan niet een bijkomende analyse moet uitgevoerd worden op het urinemonster en of de breedtesporter aan bijkomende monsternames moet onderworpen worden.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.49. Er wordt een atleet paspoort managementeenheid, afgekort APME, aangeduid door NADO Vlaanderen.
De verwerking van de persoonsgegevens door de APME gebeurt onder het toezicht van een arts.
Art.50.[1 § 1. De APME geeft aan de hand van het adaptieve model na elke monsterneming een score aan het profiel van de sporter. Het profiel van een sporter is atypisch als het adaptieve model een score van 99 of hoger aangeeft. In geval van een sequentie van afwijkingen is de gehanteerde specificiteitsscore 99,9.
Een atypische paspoortbevinding als vermeld in het eerste lid, is een resultaat dat door het adaptieve model in ADAMS gegenereerd is en dat aangeeft dat de waarde van een primaire marker buiten de verwachte intra-individuele grenzen valt of dat het longitudinale profiel van de waarden van een primaire marker, als een sequentie van afwijkingen, buiten de normale grenzen valt, waarbij uitgegaan wordt van een normale fysiologische toestand.
Bij een atypische paspoortbevinding in de bloedmodule van het paspoort of een andere vastgestelde abnormaliteit kan NADO Vlaanderen bijkomende analyses laten uitvoeren voor ze het paspoort doorstuurt naar de expert, vermeld in paragraaf 2. De APME adviseert NADO Vlaanderen bij de beslissing voor het uitvoeren van bijkomende analyses.
Bij een atypische paspoortbevinding of bij een verdacht steroïdenprofiel kan een bijkomende analyse uitgevoerd worden op het monster of wordt in voorkomend geval een verplichte confirmatieprocedure gestart.
Een monster mag aan de confirmatieprocedure worden onderworpen buiten de vaststelling van een atypische paspoortbevinding als het paspoort andere elementen bevat die verdere analyse verantwoorden. De APME adviseert daarbij NADO Vlaanderen of in voorkomend geval de opdrachtgever van de monsterneming in het APME-rapport of via de beheerder van het biologisch paspoort over het al dan niet uitvoeren van de confirmatieprocedure op het monster.
§ 2. Een paspoort waaruit een atypische paspoortbevinding voortkomt, of waarvoor een beoordeling gerechtvaardigd is, wordt door de APME via ADAMS aan een relevante expert bezorgd voor initiële beoordeling door die expert, binnen zeven dagen na de dag waarop de atypische paspoortbevinding in ADAMS is gegenereerd. De beoordeling wordt uitgevoerd op basis van het paspoort van de sporter en andere basisinformatie over de sporter, zonder dat de expert de identiteit van de sporter kan achterhalen.
Als een paspoort recent door een expert is beoordeeld en de beheerder van het biologisch paspoort bezig is met het uitvoeren van een strategie van het verzamelen van meerdere monsters van de sporter, mag de APME de beoordeling uitstellen van het paspoort dat een atypische paspoortbevinding voortbrengt op basis van één van de verzameld monsters in die context, totdat alle geplande testen zijn uitgevoerd. In die gevallen geeft de AMPE duidelijk de redenen voor het uitstellen van de beoordeling van het paspoort aan in het APME-rapport.
Als het eerste en unieke resultaat in het paspoort door het adaptieve model wordt aangeduid als een atypische paspoortbevinding, kan de APME aanbevelen om bijkomende monsters te nemen voorafgaand aan de initiële beoordeling door een expert.
In geval van een atypische paspoortbevinding deelt de APME de vaststelling mee aan NADO Vlaanderen, en wijst de APME een expert aan die voor de module relevant is, om het desbetreffende geanonimiseerde biologisch paspoort te onderzoeken en te beoordelen. De APME kan ook een paspoort aan de expert voorleggen als er geen atypische paspoortbevinding is, maar als het paspoort elementen bevat die een beoordeling verantwoorden, waarbij beoordeling door de expert kan resulteren in dezelfde gevolgen als bij een atypische paspoortbevinding.
§ 3. De expert evalueert het paspoort in de initiële beoordeling op basis van de waarschijnlijkheid dat de waarden in het paspoort het gevolg zijn van het gebruik van een verboden stof of verboden methode tegenover de waarschijnlijkheid dat de waarden in het paspoort het gevolg zijn van een normale fysiologische of pathologische toestand. De expert komt bij de beoordeling tot een van de volgende mogelijke conclusies:
1° normaal;
2° verdacht;
3° waarschijnlijk medische toestand;
4° waarschijnlijk doping.
Om buiten het geval van een atypische paspoortbevinding tot de conclusie waarschijnlijk doping te komen, is het noodzakelijk dat de expert tot de conclusie komt dat het zeer waarschijnlijk is dat het biologisch paspoort het resultaat is van het gebruik van een verboden stof of verboden methode en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het paspoort het resultaat is van een normale fysiologische of pathologische toestand.
§ 4. Als de betrokken expert van oordeel is dat het paspoort normaal is, wordt geen verder gevolg gegeven aan de atypische paspoortbevinding en wordt de normale testplanning voortgezet.
Als de betrokken expert van oordeel is dat het paspoort verdacht is, doet de APME aan NADO Vlaanderen de aanbeveling om gericht te testen of bijkomende analyses uit te voeren, vraagt bijkomende informatie op aan NADO Vlaanderen of geeft andere aanbevelingen aan NADO Vlaanderen.
Als de betrokken expert van oordeel is dat dat het paspoort waarschijnlijk te wijten is aan een medische toestand, brengt de APME via NADO Vlaanderen de sporter daarvan onverwijld op de hoogte.
Als de betrokken expert tot de conclusie waarschijnlijk doping komt, wordt het paspoort voor verdere beoordeling voorgelegd aan de commissie van experten, conform artikel 51.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.51.[1 § 1. Als de expert die de initiële beoordeling conform artikel 50, § 3, heeft uitgevoerd, tot de conclusie van waarschijnlijk doping komt, bezorgt de APME het paspoort binnen zeven dagen nadat de expert de initiële beoordeling gerapporteerd heeft, voor beoordeling aan twee bijkomende experten die relevant zijn voor de module. De bijkomende beoordelingen worden door de twee bijkomende experten uitgevoerd zonder kennis van de initiële beoordeling. De twee bijkomende experten die de APME aanwijst, vormen samen met de eerste expert die de initiële beoordeling heeft uitgevoerd, de commissie van experten.
De drie experten van de commissie van experten geven hun beoordeling individueel. De drie experten maken de beoordeling conform artikel 50, § 3, en rapporteren individueel in ADAMS binnen zeven dagen na de dag waarop ze de vraag, vermeld in het eerste lid, hebben ontvangen.
De APME is verantwoordelijk voor de contacten met de deskundigen en voor het adviseren van de beheerder van het paspoort over de expertverslagen. De experten kunnen via de APME aan de beheerder van het paspoort bijkomende gegevens vragen die ze nuttig achten voor de beoordeling, met name aanvullende medische gegevens, gegevens over het wedstrijdschema of gegevens van analyseresultaten van monster van de sporter in kwestie
Om het onderzoek, vermeld in het eerste tot en met derde lid, uit te voeren, is de identiteit van de sporter niet bekend bij de commissie van experten.
§ 2. Een unaniem oordeel van de drie experten is noodzakelijk om een afwijkend paspoortresultaat vast te stellen, hetgeen inhoudt dat de elk van de drie experten die het paspoort beoordelen op basis van dezelfde gegevens, tot de beoordeling waarschijnlijk doping komen.
Om buiten het geval van een atypische paspoortbevinding tot de conclusie waarschijnlijk doping te komen, is het noodzakelijk dat de commissie van experten unaniem tot de conclusie komt dat het zeer waarschijnlijk is dat het paspoort het resultaat is van het gebruik van een verboden stof of verboden methode en dat er geen redelijk aannemelijke hypothese is waaronder het paspoort het resultaat zou kunnen zijn van een normale fysiologische toestand en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat dat het resultaat is van een pathologische toestand.
§ 3. Als twee van de experten het paspoort evalueren als waarschijnlijk doping en de derde expert het paspoort evalueert als verdacht en daarbij om meer informatie verzoekt, overlegt de APME met de commissie van experten voor de commissie van experten de beoordeling finaliseert. Bij het voormelde overleg kan advies worden ingewonnen van een externe expert, op voorwaarde dat de persoonlijke informatie van de sporter strikt vertrouwelijk blijft.
Als, in voorkomend geval na de toepassing van het eerste lid, geen unanimiteit wordt bereikt tussen de drie experten, rapporteert de APME het paspoort als verdacht en werkt het APME-verslag bij. Ze geeft NADO Vlaanderen de aanbeveling om bijkomende dopingtests uit te voeren bij de sporter of om passende informatie te verzamelen in het kader van een onderzoek naar de sporter.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.52.[1 § 1. Als elk van de drie experten van de commissie van experten unaniem van oordeel is dat het paspoort de status waarschijnlijk doping krijgt, rapporteert de APME de beoordeling waarschijnlijk doping in het APME-verslag in ADAMS en overlegt met de commissie van experten om de volgende stappen in de procedure op te starten. De APME stelt, in voorkomend geval in overleg met de commissie van experten, het ABPDP samen, en de commissie van experten maakt een ontwerp van gemeenschappelijk verslag op. In voorkomend geval kan de commissie van experten bij de APME bijkomende informatie laten opvragen bij de beheerder van het paspoort om die ter beschikking te stellen van de experten.
Als het ABPDP is afgewerkt, zendt de APME het ABPDP naar de commissie van experten die het ABPDP nakijkt en een gemeenschappelijk expertverslag opmaakt dat door de drie experten wordt ondertekend. De conclusie in het gemeenschappelijk expertverslag komt tot stand zonder beïnvloeding van de beheerder van het paspoort. Als dat nodig is, kan de commissie van experten bijkomende informatie opvragen van de APME.
Bij het vormen van een conclusie conform het eerste en tweede lid, wordt de identiteit van de sporter niet vermeld, maar mag specifieke informatie opgenomen zijn die toelaat de sporter te identificeren. Dat heeft geen invloed op de geldigheid van de procedure.
§ 2. Als de commissie van experten, vermeld in artikel 51, op basis van het ABPDP unaniem de conclusie waarschijnlijk doping bevestigt, rapporteert de APME een afwijkend paspoortresultaat in ADAMS. Die rapportering bevat een geschreven verklaring van het afwijkend paspoortresultaat, het ABPDP en het gemeenschappelijk expertverslag.
§ 3. Nadat ze heeft kennisgenomen van het ABPDP en het gemeenschappelijk expertverslag, brengt NADO Vlaanderen de sporter op de hoogte van het afwijkende paspoortresultaat. Artikel 47, § 1, is van overeenkomstige toepassing.
In de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, wordt de mogelijkheid voor de sporter vermeld om binnen een bepaalde termijn, die in de kennisgeving is bepaald, een verklaring af te leggen over de resultaten van het biologisch paspoort en, in voorkomend geval, bijkomende informatie te verschaffen. Aan de kennisgeving worden de volgende documenten toegevoegd:
1° het gemeenschappelijke expertverslag van de commissie van experten dat stelt dat er sprake kan zijn van een afwijkend paspoortresultaat;
2° het ABPDP.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.53.[1 Na ontvangst van de verklaring en de bijkomende informatie die in voorkomend geval van de sporter is ontvangen volgend op de kennisgeving, vermeld in artikel 52, § 3, tweede lid, maakt de APME die verklaring en informatie over aan de commissie van experten, samen met elke bijkomende informatie die de commissie van experten nodig acht om een opinie te vormen, in coördinatie met de beheerder van het paspoort en de APME. Daarbij is de beoordeling niet langer anoniem en mag de identiteit van de sporter gekend zijn door de commissie van experten en APME.
De voormelde commissie van experten beoordeelt de zaak opnieuw en komt daarbij tot een van de volgende conclusies:
1° de unanieme beoordeling van waarschijnlijk doping door de experten, gebaseerd op de informatie in het biologisch paspoort en de verklaring en informatie die is ontvangen van de sporter;
2° de conclusie dat er op basis van de beschikbare informatie geen unanieme beoordeling van waarschijnlijk doping kan worden bereikt.
Als de voormelde commissie van experten tot de conclusie, vermeld in het tweede lid, 1°, komt, wordt NADO Vlaanderen daarvan op de hoogte gebracht en legt NADO Vlaanderen een dopingpraktijk ten laste van de sporter op basis van het afwijkende paspoortresultaat.
Als de voormelde commissie van experten tot de conclusie, vermeld in het tweede lid, 2°, komt, werkt de APME haar verslag bij. Ze geeft NADO Vlaanderen de aanbeveling om bijkomende dopingtests of onderzoeken uit te voeren. NADO Vlaanderen brengt de sporter en het WADA op de hoogte van het resultaat van de definitieve beoordeling.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.54.[1 Als vaststaat dat een sporter een dopingpraktijk heeft begaan die gebaseerd is op de beoordeling van het paspoort, wordt vanaf de start van de periode van uitsluiting het paspoort van de sporter opnieuw ingesteld en wordt voor de sporter een nieuwe paspoortidentificatie aangemaakt in ADAMS om de anonimiteit van potentiële toekomstige paspoortprocedures te garanderen.
Als vaststaat dat een sporter een dopingpraktijk heeft begaan die niet gebaseerd is op het biologisch paspoort, blijven de bloedmodule en steroïdenmodule van het paspoort van de sporter doorlopen, tenzij het gebruik van de verboden stof of verboden methode een wijziging in respectievelijk de hematologische markers of de steroïdenmarkers heeft veroorzaakt. In dat geval overlegt NADO Vlaanderen met de APME om na een afwijkend analyseresultaat uit te maken of het paspoort opnieuw ingesteld moet worden vanaf de start van de opgelegde sanctie.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. - Bloedmodule van het biologisch paspoort
Art.55.[1 Bloedmonsters die voor de bloedmodule van het biologisch paspoort bestemd zijn, worden afgenomen, bewaard en getransporteerd volgens de procedure die de minister bepaalt conform artikel 36 en 38 van dit besluit.
De minister kan bijkomende voorwaarden bepalen voor het afnemen van bloedmonsters voor het biologisch paspoort, en kan bepalen dat bijkomende informatie wordt geregistreerd bij de monsterneming voor de beoordeling van het analyseresultaat in het kader van het biologisch paspoort.
De minister bepaalt de voorwaarden voor het transport en de criteria waaraan het transportmiddel en de temperatuurlogger bij het transportmiddel aan moeten voldoen, en kan bijkomende voorwaarden voor bewaring en transport bepalen die de biologische integriteit van het monster garanderen.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.56.[1 Voor de bloedmodule van het biologisch paspoort berekent het adaptieve model automatisch in ADAMS twee primaire markers, hemoglobineconcentratie, afgekort HGB en stimulatie-index OFF-score, afgekort OFFS, en twee secundaire markers, het percentage reticulocyten, afgekort RET%, de abnormale bloed Profielscore, afgekort ABPS. Een atypische paspoortbevinding wordt gegenereerd wanneer een HGB- en/of OFFS-waarde van de laatste test valt buiten de verwachte intra-individuele reeksen. Het longitudinale profiel, samengesteld uit de laatste vijf geldige HGB- of OFFS-waarden, wordt ook beschouwd als een atypische paspoortbevinding bij afwijking van de verwachte grenzen, als bepaald door het adaptieve model, als een sequentiële atypische paspoortbevinding. Een atypische paspoortbevinding wordt alleen gegenereerd door het adaptieve model gebaseerd op waarden van de primaire Markers HGB en OFFS of de sequentie daarvan.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.57.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/20, art. 40, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.58.[1 ...]1
Het bloedmonster wordt geanalyseerd in het controlelaboratorium binnen 48 uur na de monsterneming.
De resultaten van het bloedmonster worden via ADAMS gerapporteerd aan NADO Vlaanderen, de betrokken internationale federatie, het WADA en de APME.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 41, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. - Steroïdenmodule van het biologisch paspoort
Art.59.[1 Urinemonsters die voor de steroïdenmodule van het biologisch paspoort bestemd zijn, worden afgenomen, bewaard en getransporteerd volgens de procedure die de minister bepaalt conform artikel 34 en 38 van dit besluit.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 59/1. [1 Voor de steroïde module verwerkt het adaptieve model automatisch in ADAMS één primaire marker, met name de verhouding van testosteron en epitestosteron, afgekort T/E, en vier secundaire markers, met name:
1° De verhouding androsteron/testosteron, afgekort A/T;
2° De verhouding androsteron/etiocholanolone, afgekort A/Etio;
3° De verhouding 5-alfa-adiol/5-beta-adiol;
4° De verhouding 5-beta-adiol/epitestosteron.
Een atypische paspoortbevinding wordt gegenereerd wanneer een waarde van de verhouding T/E buiten het verwachte intra-individuele bereik valt. Het longitudinale steroïdenprofiel, samengesteld uit de laatste vijf geldige waarden van de verhouding T/E, worden ook als atypisch beschouwd bij afwijking van de verwachte bereiken, zoals bepaald door van de verwachte grenzen, als bepaald door het adaptieve model, als een sequentiële atypische paspoortbevinding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 43, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 9. - Verblijfsgegevensverplichtingen
Afdeling 1. - Categorieën van sportdisciplines
Art.60.[1 De lijst van sportdisciplines van categorie A en B, vermeld in artikel 20, § 1, eerste lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 44, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. - Ontstaan en einde van de verblijfsgegevensverplichtingen
Art.61.NADO Vlaanderen die een sporter aan verblijfsgegevensverplichtingen wil onderwerpen, zal die sporter, met kopie aan de betrokken sportverenigingen, met een aangetekende brief op zijn woonplaats informeren over het volgende:
1° dat hij is opgenomen in de nationale doelgroep en in welke categorie;
2° dat hij tegen de door NADO Vlaanderen opgegeven datum moet voldoen aan de verblijfsgegevensverplichtingen die op hem van toepassing zijn;
3° de omvang van de verblijfsgegevensverplichtingen;
4° de mogelijke gevolgen van een verblijfsgegevensinbreuk [1 of een niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen]1;
[1 5° de mogelijkheid dat ze op basis van de verblijfsgegevens ook aan dopingtests onderworpen kunnen worden door ADO's die testbevoegdheid hebben.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 45, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.62.§ 1. De sporter kan zijn onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen betwisten door binnen veertien dagen na de kennisgeving ervan met een aangetekende brief een verzoek tot heroverweging te richten aan NADO Vlaanderen, waarin hij de redenen uiteenzet op grond waarvan hij de onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen betwist. NADO Vlaanderen neemt deze argumenten mee in zijn beslissing over het verzoek tot heroverweging.
Na verloop van die termijn kan de sporter zijn onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen alleen betwisten als er nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn statuut van elitesporter of elitesporter met verblijfsgegevensverplichtingen.
§ 2. De verblijfsgegevensverplichtingen eindigen vanaf de datum, opgegeven in de aangetekende brief, waarbij NADO Vlaanderen het einde van de verblijfsgegevensverplichtingen meedeelt aan de sporter of de dag dat NADO Vlaanderen van de sporter een schriftelijk bericht ontvangt dat hij stopt met competitiesport.
§ 3. [1 Als een elitesporter in de geregistreerde doelgroep of nationale doelgroep van NADO Vlaanderen is opgenomen en tegelijk door de opname in de geregistreerde doelgroep of andere doelgroep van een andere NADO of internationale federatie is onderworpen aan verblijfsgegevens, beslist NADO Vlaanderen, samen met die NADO of internationale federatie, wie van hen de verblijfsgegevens beheert, waarbij het beheer toegewezen wordt aan de partij die de zwaarste verplichtingen oplegt en waarbij de andere partij toegang krijgt tot de verblijfsgegevens.
Na de beslissing voor welke partij de sporter zijn verblijfsgegevens moet indienen en welke partij het beheer krijgt over de verblijfsgegevens van de sporter, conform het eerste lid, brengt elke partij de sporter ervan op de hoogte dat hij deel uitmaakt van haar doelgroep.
In iedere kennisgeving die naar de sporter wordt gestuurd, wordt vermeld dat hij de verblijfsgegevens alleen moet indienen bij de ADO waaraan conform het eerste lid het beheer over de verblijfsgegevens is toegewezen. De ADO waaraan conform het eerste lid het beheer over de verblijfsgegevens is toegewezen, deelt de verblijfsgegevens met de andere ADO in kwestie, en met alle andere ADO's die bevoegd zijn om dopingtests af te nemen bij de sporter. Aan een sporter mag niet worden gevraagd om zijn verblijfsgegevens bij meer dan één ADO in te dienen.]1
§ 4. [1 NADO Vlaanderen registreert de gegevens van de sporters die opgenomen zijn in de geregistreerde doelgroep en in de nationale doelgroep in ADAMS en deelt die gegevens met de relevante internationale federatie en met de relevante ADO's.]1
NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de ingediende verblijfsgegevens alleen toegankelijk zijn voor:
1° gemachtigde personen die uitsluitend handelen in opdracht van hun internationale federatie of NADO op een need-to-know-basis;
2° het WADA;
3° andere ADO's die bevoegd zijn om dopingtests uit te voeren bij de sporter.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 46, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. - Omvang van de verblijfsgegevensverplichtingen
Art.63.§ 1. Een sporter die is opgenomen in de nationale doelgroep, moet aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° een volledig postadres verschaffen waar correspondentie voor de sporter naartoe kan gestuurd worden om hem formeel in kennis te stellen;
[1 1° /1 een persoonlijk e-mailadres verschaffen waar correspondentie voor de sporter naartoe kan worden gestuurd ter kennisgeving en waar de sporter persoonlijk toegang toe heeft;
1° /2 specifieke bevestiging geven dat hij begrijpt dat de ingediende verblijfsgegevens zullen gedeeld worden met andere ADO's die de bevoegdheid hebben om dopingtests uit te voeren op hem;]1
2° conform zijn categorie, de verblijfsgegevens, vermeld in artikel 22 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, verstrekken;
3° zich conform artikel 22 van het voormelde decreet, beschikbaar houden voor een of meer dopingtests.
§ 2. Het is de verantwoordelijkheid van de sporter om [1 de gegevens, vermeld in paragraaf 1, 1° en 1° /1, actueel te houden en minstens bij elk kwartaal te bevestigen in ADAMS, en]1 te verzekeren dat hij alle vereiste informatie correct en voldoende gedetailleerd vermeldt in zijn verblijfsgegevens, zodat iedere antidopingorganisatie de sporter indien gewenst op elke dag tijdens het kwartaal kan lokaliseren met het oog op dopingtests, en dat op de tijdstippen en locaties die door de sporter zijn opgegeven in zijn verblijfsgegevens voor die dag.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.64.§ 1. [2 Een elitesporter doet per kwartaal aangifte van de verblijfsgegevens. De verblijfsgegevens die betrekking hebben op een kwartaal dat respectievelijk start op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, worden uiterlijk ingediend op de vijftiende dag van de maand voor de eerste maand van het kwartaal in kwestie.]2
Als de betrokken sporter nog niet exact weet waar hij zal verblijven in het eerstvolgende kwartaal, moet hij de best mogelijke informatie indienen over waar hij zich op de betrokken tijdstippen denkt te zullen bevinden, en moet hij die informatie actualiseren zodra hij over meer gegevens beschikt. Als door omstandigheden zijn opgegeven verblijfsgegevens niet langer correct zijn, moet hij die zo snel mogelijk actualiseren, zodat de [1 dopingcontroleur]1 hem kan vinden.
§ 2. Een sporter die is opgenomen in de nationale doelgroep, is verplicht er zorg voor te dragen en is ervoor verantwoordelijk dat zijn verblijfsgegevens altijd nauwkeurig, correct, volledig en actueel zijn, zodat een [1 dopingcontroleur]1 onaangekondigd:
1° de locatie waar de sporter zich bevindt, kan vinden;
2° zich toegang kan verschaffen tot die locatie;
3° de sporter op die locatie kan vinden.
§ 3. Gedurende het tijdslot moet de elitesporter van categorie A onmiddellijk beschikbaar zijn voor een dopingtest. Als de betrokken sporter gedurende het opgegeven tijdslot niet te vinden of beschikbaar is voor een onaangekondigde dopingtest, kan dat aanleiding geven tot de vaststelling van een gemiste dopingtest. Als de betrokken sporter tijdens het opgegeven tijdslot wordt getest, moet hij bij de [1 dopingcontroleur]1 blijven tot de monsterneming is voltooid, zelfs als het vermelde tijdsbestek van 60 minuten daarbij wordt overschreden.
Als de betrokken sporter gedurende het opgegeven tijdslot niet onmiddellijk te vinden of niet onmiddellijk beschikbaar is voor een onaangekondigde dopingtest, kan dat aanleiding geven tot het onderzoeken of er sprake is van een dopingpraktijk [2 als vermeld in artikel 3, § 1, 3° of 5°,]2 van het voormelde decreet.
[2 De verblijfsgegevens zijn voldoende volledig om de dopingcontroleur toe te laten de locatie te vinden, toegang te hebben tot de locatie en de elitesporter te vinden zonder voorafgaande aankondiging. Als een dopingcontroleur de sporter niet onmiddellijk kan vinden op de opgegeven locatie tijdens het tijdslot, blijft de dopingcontroleur ter plaatse voor de resterende duur van het tijdslot en onderneemt hij redelijke pogingen, rekening houdend met de omstandigheden, om de sporter te vinden.]2
Als de betrokken sporter [2 , ondanks alle redelijke pogingen om de sporter te vinden,]2 vijf minuten voor het verstrijken van het opgegeven tijdslot niet gevonden is, mag de [1 dopingcontroleur]1 de sporter bellen. Als de sporter antwoordt en ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid is, kan hij een gemiste test nog vermijden door zich nog voor het verstrijken van het tijdslot beschikbaar te stellen voor een dopingtest. Dergelijke gevallen moeten echter altijd gerapporteerd worden en de [1 dopingcontroleur]1 moet nota maken van elke feit dat erop kan wijzen dat er manipulatie van het bloed of urine kan gebeurd zijn tussen het telefoontje en de monsterneming.
Als de sporter de oproep beantwoordt en zich niet op de gespecifieerde locatie of in de buurt ervan bevindt, en bijgevolg niet beschikbaar is voor de dopingtest binnen het tijdslot, moet de [1 dopingcontroleur]1 een rapport van mislukte poging opstellen.
Het niet telefoneren van de sporter kan geen reden zijn om de gemiste test niet te registreren.
§ 4. De elitesporter van categorie A kan in beginsel op elk moment voor het tijdslot aanvangt, het tijdslot aanpassen. [2 Niettegenstaande het recht om het tijdslot aan te passen voor het begin ervan, kan een wijziging van het tijdslot kort voor het begin ervan of een patroon van herhaaldelijk aanpassen van verblijfsgegevens op het laatste moment verder onderzocht worden als een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 3° of 5°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 64/1. [1 Als een sporter, conform artikel 20, § 3, tweede tot en met vierde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 of conform artikel 80, § 6, van dit besluit aan dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen wordt onderworpen als een elitesporter van categorie A, zijn artikel 64 tot en met 75 van dit besluit van overeenkomstige toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4. - Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie A
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art.65.§ 1. Ten laste van een elitesporter van categorie A die zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet nakomt, kan een aangifteverzuim of gemiste dopingtest als vermeld in artikel 21, § 1, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, worden geregistreerd.
§ 2. Conform [1 artikel 3, § 1, 4°,]1 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en artikel 75 van dit besluit kunnen aangifteverzuimen en gemiste dopingtests aanleiding geven tot de vaststelling van een dopingpraktijk als vermeld in [1 artikel 3, § 1, 4°,]1 van het voormelde decreet.
Elke verblijfsgegevensinbreuk die overeenkomstig de voorschriften die op de elitesporter van toepassing zijn, door een bevoegde ADO vastgesteld wordt, wordt daarbij in aanmerking genomen om te bepalen of er drie verblijfsgegevensinbreuken zijn in een aaneengesloten periode van twaalf maanden.
§ 3. De mogelijke aangifteverzuimen en gemiste dopingtests die ten laste van elitesporters categorie A door NADO Vlaanderen worden vastgesteld of aan NADO Vlaanderen worden meegedeeld, worden conform onderafdeling 4 en 5 geregistreerd, tenzij een andere ADO zijn verblijfsgegevens beheert. In dit laatste geval wordt het rapport van de mislukte poging door NADO Vlaanderen voor afhandeling bezorgd aan de ADO die de verblijfsgegevens van de sporter beheert.
[1 Als een ADO die het beheer heeft over de verblijfsgegevens, de sporter verwijdert uit de geregistreerde doelgroep na de registratie van één of twee inbreuken op de verblijfsgegevens en de sporter daarna wordt opgenomen in de geregistreerde doelgroep van een andere ADO, wordt die laatste ADO verantwoordelijk voor het resultatenbeheer over alle inbreuken op de verblijfsgegevens die de sporter in kwestie begaan heeft, met inbegrip van de inbreuken op de verblijfsgegevens die de eerste ADO heeft geregistreerd.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 50, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 2. - Mogelijk aangifteverzuim
Art.66.Er is sprake van een mogelijk aangifteverzuim als voor een elitesporter van categorie A:
1° [2 de sporter niet tijdig volledige informatie indient voorafgaand aan een volgend kwartaal, waarbij het aangifteverzuim geacht wordt plaats gevonden te hebben op de eerste dag van het kwartaal in kwestie;]2
2° [2 de informatie ingediend door de sporter, voorafgaand aan het kwartaal of bij aanpassing van de gegevens tijdens een kwartaal, niet correct is, waarbij het aangifteverzuim wordt geacht plaats gevonden te hebben op de eerste dag waarvan kan aangetoond worden dat de informatie niet correct is;]2
3° de ingediende verblijfsgegevens niet correct zijn, volledig of voldoende nauwkeurig om de sporter te kunnen vinden voor een onaangekondigde dopingtest.
Om een mogelijk aangifteverzuim te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:
1° de sporter is tijdig voorafgaand aan het mogelijke aangifteverzuim op de hoogte gebracht conform artikel 61;
2° [2 de sporter heeft verzuimd tegen het uiterste tijdstip te voldoen aan de vereiste om verblijfsgegevens in te dienen;]2
3° in geval van een tweede of een derde mogelijk aangifteverzuim gedurende hetzelfde kwartaal moet de sporter vooraf op de hoogte gebracht zijn van het vorige mogelijke aangifteverzuim en heeft hij het niet gecorrigeerd binnen de opgegeven termijn. Die termijn bedraagt niet minder dan 24 uur na de eerste kennisgeving, vermeld in artikel 68, van het vorige mogelijke aangifteverzuim, en eindigt niet later dan [2 48 uur nadat]2 de sporter de eerste kennisgeving, vermeld in artikel 68, heeft ontvangen;
4° er is op zijn minst sprake van nalatigheid. [2 Nalatigheid wordt vermoed als er voldoende bewijs is dat de sporter op de hoogte was gebracht van de verplichtingen en die niet heeft nageleefd.]2 Dat vermoeden kan worden weerlegd als de sporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan het aangifteverzuim of die het aangifteverzuim heeft veroorzaakt.
Van elk mogelijk aangifteverzuim [2 , als dat is vastgesteld bij een poging om een sporter aan een dopingtest te onderwerpen,]2 wordt door de [1 dopingcontroleur]1 een rapport van een mislukte poging opgesteld. Een mogelijk aangifteverzuim kan vastgesteld worden op basis van de ingediende verblijfsgegevens, inclusief deze met betrekking tot het tijdslot, of door een poging tot onaangekondigde dopingtest buiten het tijdslot.
[1 Met behoud van de toepassing van het derde lid kan het niet tijdig indienen van de verblijfsgegevens op de uiterste datum voor het kwartaal in kwestie, vermeld in artikel 64, § 1, eerste lid, vastgesteld worden door een personeelslid van NADO Vlaanderen. Het aangifteverzuim wordt vastgesteld in een rapport over het niet tijdig of niet volledig indienen van de verblijfsgegevens voor het komende kwartaal, dat minstens de identiteitsgegevens van de sporter, de begindatum van het kwartaal in kwestie en het tijdstip van de vaststelling bevat.]1
[1 Het hoofd van NADO Vlaanderen kan bepalen welke personeelsleden toegang hebben tot de verblijfsgegevens van de sporter om het toezicht, vermeld in het vierde lid, uit te oefenen, en gemachtigd zijn om de nodige vaststellingen te doen.]1
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 51, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 3. - Mogelijk gemiste dopingtest
Art.67.§ 1. Er is sprake van een mogelijk gemiste dopingtest als de [1 dopingcontroleur]1 tijdens het tijdslot bij de elitesporter van categorie A een onaangekondigde dopingtest wil uitvoeren, en die sporter tijdens het tijdslot niet te vinden of niet beschikbaar is op de door hem aangegeven locatie [2 en de poging tot monsterneming bijgevolg mislukt is]2.
§ 2. Om een mogelijk gemiste dopingtest bij een sporter te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:
1° de sporter is tijdig voorafgaand aan de mogelijk gemiste dopingtest geïnformeerd conform artikel 61;
2° [2 een dopingcontroleur heeft een poging ondernomen om de sporter aan een dopingtest te onderwerpen op een bepaalde dag van het kwartaal, tijdens het tijdslot in de opgave van verblijfsgegevens van de sporter voor de dag in kwestie, op de locatie die was opgegeven voor dat tijdslot;]2
3° [2 ...]2 [2 Tijdens het tijdslot deed de dopingcontroleur]2 wat in de gegeven omstandigheden redelijk is om de sporter te vinden, waarbij in acht moet worden genomen dat de dopingtest zonder enige vorm van vooraankondiging moet plaatsvinden;
4° in geval van [2 enige navolgende mislukte poging om de sporter te testen tijdens één van de tijdsloten van een uur in zijn opgave van verblijfsgegevens]2 moet de sporter conform artikel 71 de eerste kennisgeving over zijn voorgaande mogelijk gemiste dopingtest ontvangen hebben;
5° [2 bij het niet te vinden of beschikbaar zijn van de sporter in het tijdslot is op zijn minst sprake van nalatigheid. Nalatigheid wordt vermoed als aangetoond dat de voorwaarden, vermeld in punt 1° tot en met 4°, zijn voldaan. Dat vermoeden kan alleen worden weerlegd als de sporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan dan wel de oorzaak is geweest van:
a) het niet beschikbaar zijn voor een dopingtest op de locatie van het tijdslot tijdens het tijdslot;
b) het niet actualiseren van de meest recente opgave van verblijfsgegevens om een andere locatie op te geven waar hij wel zou beschikbaar zijn voor een dopingtest tijdens een tijdslot op de dag in kwestie.]2
§ 3. Van elke mogelijk gemiste dopingtest wordt door de [1 dopingcontroleur]1 een rapport van een mislukte poging opgesteld.
[2 Als een sporter bij aanvang van het tijdslot niet beschikbaar is voor een dopingtest, maar later beschikbaar is voor een dopingtest tijdens het tijdslot, voert de dopingcontroleur de monsterneming uit en stelt hij geen rapport van een mislukte poging op, maar rapporteert de details van de vertraging in de beschikbaarheid van de sporter. Aanhoudend dergelijk gedrag van de sporter wordt verder onderzocht als een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 3°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wegens het ontwijken van een monsterneming.
Als een sporter niet beschikbaar is voor een dopingtest gedurende het tijdslot op de locatie van dat tijdslot voor de dag in kwestie, zal tegen de sporter een gemiste test worden gerapporteerd, zelfs als de sporter later op de dag gevonden kan worden en een monsterneming gelukt is.]2
§ 4. [2 Als een sporter gedurende het tijdslot een dopingtest ondergaat, moet hij bij de dopingcontroleur blijven tot de monsterneming helemaal is afgerond, ook als de dopingtest voortduurt na afloop van het tijdslot. Een verzuim om bij de dopingcontroleur te blijven tot de monsterneming is voltooid, wordt vervolgd als een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 3°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.]2
§ 5. De [1 dopingcontroleur]1 moet bij het uitvoeren van een dopingtest tijdens het tijdslot altijd uitgaan van de meeste actuele informatie over het tijdslot. [2 ...]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 4. - Registratie van een aangifteverzuim
Art.68.Als een [2 aangifteverzuim is gerapporteerd, bij een poging om de sporter aan een dopingtest te onderwerpen waarvoor een]2 [1 dopingcontroleur]1 een rapport van een mislukte poging heeft opgesteld [1 of een gemachtigd personeelslid van NADO Vlaanderen conform artikel 66, vierde lid, een rapport over het niet tijdig of niet volledig indienen van de verblijfsgegevens voor het komende kwartaal heeft opgesteld,]1 en NADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 66, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de sporter binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden, [2 ...]2 op de hoogte van het volgende:
1° er werd een mogelijk aangifteverzuim vastgesteld;
2° [2 dat de sporter wordt geacht aan te geven of hij het aangifteverzuim toegeeft en, als hij het aangifteverzuim niet toegeeft, een verklaring waarom niet;]2
3° de termijn waarin de sporter [2 kan antwoorden op het mogelijke aangifteverzuim]2, is veertien dagen na de ontvangst van de aangetekende kennisgeving van het mogelijke aangifteverzuim;
4° de gevolgen voor de sporter van de registratie van een aangifteverzuim;
5° mogelijk eerder geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken van de sporter in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.
[2 6° dat de sporter, om een volgend aangifteverzuim te vermijden, de ontbrekende verblijfsgegevens moet aanvullen binnen de termijn die is opgegeven in de brief, die hoogstens 48 uur na ontvangst van de brief is.]2
[2 De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, wordt tegen ontvangstbewijs via elektronische weg naar de sporter gestuurd op het e-mailadres dat de sporter in kwestie conform artikel 63, § 1, 1° /1, heeft geregistreerd. De kennisgeving van het aangifteverzuim wordt ook bevestigd met een aangetekende brief die verzonden wordt naar het postadres, vermeld in artikel 63, § 1, 1°.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.69.§ 1. De sporter kan het mogelijke aangifteverzuim betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in artikel 68, schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen. [1 NADO Vlaanderen beslist over de betwisting binnen de veertien dagen na ontvangst van de betwisting van de sporter.]1
§ 2. Als de sporter het mogelijke aangifteverzuim tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of [1 het antwoord van de sporter de beslissing, vermeld in artikel 68, wijzigt, dat]1 aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 66, is voldaan.
[1 Als NADO Vlaanderen oordeelt dat de betwisting gegrond is en dat er geen mogelijk aangifteverzuim is begaan, deelt NADO Vlaanderen de beslissing mee aan de sporter. De beslissing wordt gelijktijdig meegedeeld aan het WADA, aan de internationale federatie of aan NADO van de sporter en aan de ADO die de inbreuk op de verblijfsgegevens heeft ontdekt, die het recht hebben om beroep in te stellen tegen de beslissing.]1
§ 3. Als de sporter het mogelijke aangifteverzuim niet of niet tijdig betwist, [1 ...]1 bevestigt NADO Vlaanderen de sporter dat een aangifteverzuim zal worden geregistreerd.
[1 NADO Vlaanderen brengt de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die bevestiging binnen veertien dagen nadat de termijn, vermeld in paragraaf 1, is verstreken.]1
[1 Als de sporter het mogelijk aangifteverzuim tijdig betwist, maar NADO Vlaanderen ondanks de betwisting van de sporter van oordeel blijft dat het aangifteverzuim gepleegd is, brengt NADO Vlaanderen de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die beslissing binnen veertien dagen na ontvangst van de betwisting van de sporter en geeft de sporter het recht om binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving schriftelijk of elektronisch een administratieve herziening van die beslissing aan te vragen bij NADO Vlaanderen.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.70.§ 1. Als de sporter in het geval, vermeld in artikel 69, § 3, tijdig een verzoek indient om een administratieve herziening, zal die herziening worden uitgevoerd door een of meer door NADO Vlaanderen aangewezen personen, die niet betrokken waren bij de eerdere besluitvorming over het mogelijke aangifteverzuim.
§ 2. De administratieve herziening:
1° vindt plaats op basis van schriftelijke stukken, zonder dat een hoorzitting wordt gehouden;
2° bestaat uit de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 66;
3° leidt uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het verzoek van de sporter tot een besluit dat het mogelijke aangifteverzuim vervalt of gehandhaafd blijft.
§ 3.[1 Als de administratieve herziening leidt tot de beslissing dat het mogelijke aangifteverzuim vervalt, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan schriftelijk op de hoogte binnen zeven dagen nadat die beslissing is genomen. NADO Vlaanderen stuurt die kennisgeving ook naar het WADA, naar de internationale federatie of naar de NADO van de sporter en naar de ADO die de inbreuk op de verblijfsgegevens heeft ontdekt, die het recht hebben beroep in te stellen tegen de beslissing.]1
§ 4. Als de sporter de administratieve herziening niet of niet tijdig aanvraagt, dan wel de administratieve herziening bevestigt dat er sprake is van een mogelijk aangifteverzuim, [1 bevestigt NADO Vlaanderen het aangifteverzuim aan de sporter en registreert NADO Vlaanderen het aangifteverzuim]1.
NADO Vlaanderen zal [1 onmiddellijk]1 het WADA, alsook [1 de internationale federatie, de NADO en de ADO]1 die het aangifteverzuim heeft onthuld, inlichten over het geregistreerde aangifteverzuim en de datum waarop het is vastgesteld. Die kennisgeving bevat ook informatie over andere verblijfsgegevensinbreuken die de sporter begaan heeft in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, vermeld in artikel 65, § 2, tweede lid, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 70/1. [1 Elke beslissing over een aangifteverzuim wordt door NADO Vlaanderen geregistreerd in ADAMS met het oog op toegang tot de beslissing van het WADA en andere relevante ADO's op vertrouwelijke basis.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 56, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 5. - Registratie van een gemiste dopingtest
Art.71.Als een [1 dopingcontroleur]1 een rapport van een mislukte poging heeft opgemaakt en NADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 67, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de betrokken elitesporter daarvan op de hoogte met een aangetekende brief binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende:
1° er werd een mogelijk gemiste dopingtest vastgesteld;
2° [2 dat de sporter wordt geacht aan te geven of hij de gemiste dopingtest toegeeft en, als hij de gemiste dopingtest niet toegeeft, een verklaring waarom niet;]2
3° de termijn waarin de sporter [2 kan antwoorden]2, namelijk veertien dagen na de ontvangst van de aangetekende kennisgeving van de mogelijk gemiste dopingtest;
4° de gevolgen voor de sporter van de registratie van een gemiste dopingtest;
5° mogelijk eerder geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken van de sporter in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.
[2 De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, wordt tegen ontvangstbewijs via elektronische weg naar de sporter gestuurd op het e-mailadres dat de sporter in kwestie conform artikel 63, § 1, 1° /1, heeft geregistreerd. De kennisgeving van het aangifteverzuim wordt ook bevestigd met een aangetekende brief die verzonden wordt naar het postadres, vermeld in artikel 63, § 1, 1°. De sporter werkt zijn verblijfsgegevens bij binnen 48 uur nadat hij de kennisgeving heeft ontvangen.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.72.§ 1. De sporter kan de mogelijk gemiste dopingtest betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in artikel 71 schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen. [1 NADO Vlaanderen beslist over de betwisting binnen de veertien dagen na ontvangst van de betwisting van de sporter.]1
§ 2. Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of [1 het antwoord van de sporter de beslissing, vermeld in artikel 71, wijzigt, dat]1 aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 67, is voldaan.
[1 Als NADO Vlaanderen oordeelt dat de betwisting gegrond is en dat er geen mogelijk gemiste dopingtest is begaan, deelt NADO Vlaanderen de beslissing mee aan de sporter. De beslissing wordt gelijktijdig meegedeeld aan het WADA, aan de internationale federatie of aan NADO van de sporter en aan de ADO die de inbreuk op de verblijfsgegevens heeft ontdekt, die het recht hebben om beroep in te stellen tegen de beslissing.]1
§ 3. Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest niet of niet tijdig betwist, [1 ...]1 bevestigt NADO Vlaanderen aan de sporter dat een gemiste dopingtest zal worden geregistreerd.
[1 NADO Vlaanderen brengt de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die bevestiging binnen veertien dagen nadat de termijn, vermeld in paragraaf 1, is verstreken.]1
[1 Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest tijdig betwistte, maar NADO Vlaanderen ondanks de betwisting van de sporter van oordeel blijft dat de gemiste dopingtest weerhouden wordt, brengt NADO Vlaanderen de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die beslissing binnen veertien dagen na ontvangst van de betwisting van de sporter en geeft de sporter het recht om binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving schriftelijk of elektronisch een administratieve herziening van die beslissing aan te vragen bij NADO Vlaanderen.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 58, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.73.§ 1. Als de sporter in het geval, vermeld in artikel 72, § 3, tijdig een verzoek tot administratieve herziening indient, zal die herziening worden uitgevoerd door een of meer door NADO Vlaanderen aangewezen personen, die niet betrokken waren bij de eerdere besluitvorming over de mogelijk gemiste dopingtest.
§ 2. De administratieve herziening:
1° vindt plaats op basis van schriftelijke stukken waarover de betrokkenen overleg hebben gepleegd, zonder dat een hoorzitting wordt gehouden;
2° bestaat uit de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 67;
3° leidt uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het verzoek van de sporter tot een besluit dat de mogelijk gemiste dopingtest vervalt of gehandhaafd blijft.
§ 3. [1 Als de administratieve herziening leidt tot de beslissing dat de mogelijk gemiste dopingtest vervalt, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan schriftelijk op de hoogte binnen zeven dagen nadat die beslissing is genomen. NADO Vlaanderen stuurt die kennisgeving ook naar het WADA, naar de internationale federatie of naar de NADO van de sporter en naar de ADO die de inbreuk op de verblijfsgegevens heeft ontdekt, die het recht hebben beroep in te stellen tegen de beslissing.]1
§ 4. Als de sporter de administratieve herziening niet of niet tijdig aanvraagt, dan wel de administratieve herziening bevestigt dat er sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest, [1 bevestigt NADO Vlaanderen de gemiste dopingtest aan de sporter en registreert NADO Vlaanderen de gemiste dopingtest]1.
NADO Vlaanderen zal [1 onmiddellijk]1 het WADA, [1 de internationale federatie, de NADO en de ADO]1 die de gemiste dopingtest heeft onthuld, inlichten over de geregistreerde gemiste dopingtest en de datum waarop die is vastgesteld. Die kennisgeving bevat ook informatie over andere verblijfsgegevensinbreuken die de sporter begaan heeft in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, vermeld in artikel 65, § 2, tweede lid, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 59, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 73/1. [1 Elke beslissing over een gemiste dopingtest wordt door NADO Vlaanderen geregistreerd in ADAMS met het oog op toegang tot de beslissing van het WADA en andere relevante ADO's op vertrouwelijk basis.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 60, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 6. - Gevolgen van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken
Art.74.§ 1. De drie verblijfsgegevensinbreuken [1 , vermeld in artikel 3, § 1, 4°, ]1 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 kunnen bestaan uit drie aangifteverzuimen, drie gemiste dopingtests of een combinatie van de twee, zolang in totaal sprake is van drie verblijfsgegevensinbreuken.
[1 ...]1
§ 2. Het vaststellen van verblijfsgegevensinbreuken is niet gebonden aan een bepaalde ADO. Elke verblijfsgegevensinbreuk die vastgesteld wordt door een bevoegde ADO, wordt in aanmerking genomen om te bepalen of er drie verblijfsgegevensinbreuken zijn in een aaneengesloten periode van twaalf maanden.
§ 3. De aaneengesloten periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop met betrekking tot een sporter de eerste verblijfsgegevensinbreuk geacht wordt te hebben plaatsgevonden.
[1 Een aangifteverzuim wordt geacht te hebben plaatsgevonden op een van de volgende tijdstippen, naargelang de aard van de vastgestelde inbreuk:
1° op de eerste dag van een kwartaal als de sporter heeft nagelaten voorafgaand aan het kwartaal in kwestie een volledige opgave van verblijfsgegevens in te dienen;
2° op de dag waarvan kan worden aangetoond dat de verblijfsgegevens die de sporter heeft opgegeven, op voorhand bij de kwartaalaangifte of na het bijwerken van de verblijfsgegevens tijdens het kwartaal, niet langer accuraat zijn.
Een gemiste dopingtest wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop de mislukte poging tot monsterneming gedurende het tijdslot heeft plaatsgevonden.]1
§ 4. Als een sporter binnen de aaneengesloten periode van twaalf maanden slechts één geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk heeft begaan, vervalt die na het verstrijken van die periode.
Als een sporter binnen de aaneengesloten periode van twaalf maanden twee geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken begaat, vervalt na het verstrijken van de periode van twaalf maanden de minst recent geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk. De meest recent geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk blijft van kracht. De datum waarop die wordt geacht te hebben plaatsgevonden, is de aanvangsdatum van de volgende aaneengesloten periode van twaalf maanden.
§ 5. De periodes waarin een sporter niet als elitesporter van categorie A onderworpen is aan verblijfsgegevensverplichtingen, worden niet meegenomen in de berekening van de aaneengesloten periode van twaalf maanden. In dergelijke gevallen worden geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken die zijn vastgesteld voorafgaand aan het niet langer van toepassing zijn van de verblijfsgegevensverplichting, gecombineerd met geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken die zijn vastgesteld nadat de verblijfsgegevensverplichting weer van toepassing is geworden.
§ 6. Noch de aaneengesloten periode van twaalf maanden, noch een verblijfsgegevensinbreuk die in die periode heeft plaatsgevonden, wordt beïnvloed door een of meer dopingtests die op latere momenten gedurende de aaneengesloten periode van twaalf maanden succesvol uitgevoerd zijn bij de betreffende sporters.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 61, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 7. - Disciplinaire behandeling van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken
Art.75.[1 § 1. Zodra ten aanzien van een sporter sprake is van drie geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken in een aaneengesloten periode van twaalf maanden, start de ADO die de verblijfsgegevens beheert op het moment van de derde inbreuk, het resultatenbeheer op voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 4°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.
De dopingpraktijk wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop de derde geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk wordt geacht te hebben plaatsgevonden.
Als er geen procedure op grond van een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 4°, van het voormelde decreet, is gestart binnen dertig dagen nadat het WADA op de hoogte is gebracht van de registratie van een derde inbreuk op de verblijfsgegevens binnen een periode van twaalf maanden, wordt verondersteld dat NADO Vlaanderen beslist heeft dat er geen dopingpraktijk is begaan. Tegen die stilzwijgende beslissing kan beroep worden ingesteld conform artikel 24/1 van het voormelde decreet.
§ 2. Als een procedure voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 4°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, die gebaseerd is op drie verblijfsgegevensinbreuken in een periode van twaalf maanden, wordt opgestart door NADO Vlaanderen, voert NADO Vlaanderen het resultatenbeheer over de mogelijke dopingpraktijk overeenkomstig artikel 23/1/1 en 23/1/2 van voormeld decreet.
Als de sporter om een hoorzitting vraagt, conform artikel 23/1/2, § 4, eerste lid, van het voormelde decreet, is de hoorinstantie niet gebonden door enige afweging die voorafgaand gemaakt is in het kader van het resultatenbeheer over een verblijfsgegevensinbreuk. De bewijslast ligt in dat geval bij de ADO die de zaak aanhangig maakt, om aan te tonen dat voor elke verblijfsgegevensinbreuk alle voorwaarden vervuld zijn.
Als de hoorinstantie beslist dat een of meer van de vermeende verblijfsgegevensinbreuken niet aan de voorwaarden voldoen, beslist de hoorinstantie dat er geen dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 4°, van het voormelde decreet, is gepleegd. In dat geval blijven de verblijfsgegevensinbreuken die niet door de hoorinstantie verworpen zijn, geldig, en kan een nieuwe procedure gestart worden tegen de sporter in kwestie voor drie verblijfsgegevensinbreuken die worden gepleegd binnen de relevante periode van twaalf maanden, op basis van een combinatie van verblijfsgegevensinbreuken die niet door de hoorsinstantie zijn verworpen en, in voorkomend geval, daarop volgende verblijfsgegevensinbreuken die door de sporter zijn begaan.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 62, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 8.
Art.76.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/20, art. 63, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 5.
Art.77.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/20, art. 64, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.78.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/20, art. 64, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 6. - Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van [1 categorie B]1
----------
(1)
Art.79.[1 § 1. Er is sprake van een mogelijke niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter [2 categorie B]2 als een dopingcontroleur vaststelt dat:
1° er geen verblijfsgegevens zijn ingediend;
2° de verblijfsgegevens niet tijdig zijn ingediend;
3° de ingediende verblijfsgegevens niet correct, niet volledig of onvoldoende nauwkeurig zijn om de sporter te kunnen vinden voor een onaangekondigde dopingtest.
Van elke mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van [2 categorie B]2 wordt door de dopingcontroleur een rapport van een mislukte poging opgesteld. Een mogelijke niet-nakoming kan vastgesteld worden op basis van de ingediende verblijfsgegevens of op basis van een poging tot onaangekondigde dopingtest.
§ 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kan een niet-nakoming van de verplichtingen over het tijdig of volledig indienen van de verblijfsgegevens op de uiterste datum voor het kwartaal in kwestie, vermeld in artikel 64, § 1, eerste lid, administratief vastgesteld worden door een personeelslid van NADO Vlaanderen dat aangesteld is voor het toezicht op de tijdige en volledige kwartaalaangifte tegen de uiterste datum die daarvoor bepaald is.
Elke vaststelling van een mogelijke niet-nakoming conform het eerste lid wordt vastgesteld in een rapport over het niet tijdig indienen van de verblijfsgegevens voor het komende kwartaal, dat minstens de identiteitsgegevens van de sporter, de begindatum van het kwartaal in kwestie en het tijdstip van de vaststelling bevat.
Het hoofd van NADO Vlaanderen kan de personeelsleden aanwijzen die toegang hebben tot de verblijfsgegevens van de sporter om het toezicht, vermeld in het eerste lid, uit te oefenen, en die gemachtigd zijn om vaststellingen te doen.
§ 3. Een niet-nakoming als vermeld in artikel 21, § 3, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, kan worden vastgesteld als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
1° er is conform paragraaf 1 of paragraaf 2 een rapport opgesteld;
2° de sporter is tijdig en voorafgaand aan de mogelijke niet-nakoming conform artikel 61 van dit besluit geïnformeerd;
3° er is op zijn minst sprake van nalatigheid. Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de vereisten, vermeld in artikel 61 van dit besluit, en mogelijke niet-nakoming is vastgesteld. Dat vermoeden kan worden weerlegd als de sporter of ploegverantwoordelijke aantoont dat er geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen tot de niet-nakoming of die de niet-nakoming heeft veroorzaakt.
§ 4. Als een ploegverantwoordelijke is aangesteld, bezorgt NADO Vlaanderen hem een kopie van elke brief die conform artikel 79 en 80 aan de sporter is gericht.]1
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 66, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.80.§ 1. Als een controlearts een rapport van mislukte poging [1 of in voorkomend geval een personeelslid een rapport over het niet tijdig indienen van de verblijfsgegevens voor het komende kwartaal]1 heeft opgesteld [2 als vermeld in artikel 79, § 1 en § 2]2, en NADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in [2 artikel 79, § 3]2, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan met een aangetekende brief op de hoogte binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden.
§ 2. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende:
1° er werd een mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen vastgesteld;
2° de termijn waarin de sporter de niet-nakoming kan betwisten, namelijk veertien dagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving;
3° de bepalingen, vermeld in artikel 21, § 3, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.
§ 3. De sporter kan de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, [2 schriftelijk]2 bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen.
§ 4. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, tijdig betwist, moet NADO Vlaanderen controleren of aan alle voorwaarden, vermeld in [2 artikel 79, § 3]2, voldaan is. Aan de sporter wordt binnen veertien dagen na de ontvangst van het schriftelijke bezwaar, vermeld in paragraaf 3, schriftelijk meegedeeld of NADO Vlaanderen van oordeel is dat de sporter inderdaad zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet is nagekomen.
§ 5. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen in antwoord op de betwisting oordeelt dat de verblijfsgegevensverplichtingen niet zijn nagekomen, zal NADO Vlaanderen de sporter een aangetekende waarschuwing bezorgen, waarbij hem wordt meegedeeld dat hij bij een tweede niet-nakoming van zijn verblijfsgegevensverplichtingen binnen twaalf maanden verplicht zal worden om dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen na te komen als een elitesporter van [2 categorie A]2.
§ 6. [2 Als verblijfsgegevensverplichtingen van een elitesporter van categorie B een tweede keer binnen twaalf maanden niet correct zijn nagekomen, deelt NADO Vlaanderen de elitesporter categorie B met een aangetekende brief mee dat hij gedurende een verlengbare periode van zes maanden dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A.
De periode van twaalf maanden, vermeld in het eerste lid, begint op de datum waarop voor de sporter in kwestie de eerste niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen is vastgesteld.
In afwijking van het eerste lid kan NADO Vlaanderen op basis van specifieke omstandigheden die de sporter in kwestie aanreikt, beslissen dat die sporter niet dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A, maar op individuele basis binnen een periode die NADO Vlaanderen bepaalt en die niet langer dan zes maanden mag zijn, verblijfsgegevens verschaft die de volgende informatie bevatten:
1° voor elke dag een overnachtingsplaats;
2° voor elke dag van het kwartaal reguliere activiteiten, met inbegrip van collectieve en individuele trainingsactiviteiten of andere activiteiten als de sporter tijdelijk niet traint.
De niet-nakoming van de verplichtingen, vermeld in het derde lid, binnen de periode die conform het derde lid is bepaald, stelt NADO Vlaanderen vast conform de procedure, vermeld in paragraaf 1 tot en met 5, die van overeenkomstige toepassing zijn. Als NADO Vlaanderen besluit dat er een verzuim is van nakoming binnen de periode die conform het derde lid is bepaald, deelt NADO Vlaanderen de elitesporter categorie B met een aangetekende brief mee dat hij gedurende een verlengbare periode van zes maanden dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 67, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 10. - Disciplinaire maatregelen
Afdeling 1. - Opstart van de disciplinaire procedure
Art.81.NADO Vlaanderen opent een disciplinair dossier zodra ze het bestaan vermoedt van een mogelijke dopingpraktijk van een sporter [2 of andere persoon, waarbij NADO Vlaanderen het resultatenbeheer heeft over de mogelijke dopingpraktijk]2.
Elk dossier wordt opgevolgd door NADO Vlaanderen.
Elk dossier bevat, zo mogelijk en in voorkomend geval:
1° een omschrijving van de reden die aanleiding heeft gegeven tot het openen van het dossier;
2° de vermelding van de datum van de opening van het dossier;
3° een inventaris van de stukken, met vermelding van de datum van opname in het dossier;
4° de identiteit van de vermoedelijke overtreder;
5° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier.
In geval van een vermoedelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vastgesteld na een controle in opdracht van NADO Vlaanderen, bevat elk dossier, zo mogelijk en in voorkomend geval, de volgende gegevens:
1° geboortedatum en adres van de sporter;
2° voornaam, achternaam en adres van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige sporter;
3° voornaam en achternaam van degene die de sporter vergezeld heeft tijdens de dopingtest;
4° naam en adres van de sportvereniging waarbij de sporter is aangesloten of van de organisator van de sportactiviteit waaraan hij deelnam;
5° aard, datum en plaats van de controle;
6° voornaam, achternaam en adres van de advocaat of arts van de sporter;
[1 dopingcontroleur]1 belast werd met de uitvoering van een dopingtest;
8° het aanplakbiljet bij de sportactiviteit waarbij de oproep voor dopingtest wordt gedaan met een aanplakbiljet;
9° het dopingcontroleformulier;
10° de analysecertificaten en laboratoriumdocumentatiepakketten van de controlelaboratoria;
11° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier.
[2 Naast de elementen, vermeld in het derde en vierde lid, bevat het disciplinaire dossier al de volgende elementen:
1° de kennisgeving aan de sporter of andere persoon van de mogelijke dopingpraktijk;
2° elke informatie die de sporter of andere persoon heeft verstrekt aan NADO Vlaanderen, met inbegrip van schriftelijke verklaringen en andere stukken die de sporter heeft verstrekt;
3° de kennisgeving van de tenlastelegging en het sanctievoorstel dat NADO Vlaanderen heeft geformuleerd;
4° alle stukken die verband houden met een voorlopige schorsing die is opgelegd aan de sporter of andere persoon in kwestie;
5° In voorkomend geval de aanvaarding van het sanctievoorstel of het verzoek van de sporter of andere persoon om gehoord te worden.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 68, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.82. Zodra NADO Vlaanderen het dossier als volledig beschouwt, wordt het verstuurd naar het bevoegde disciplinaire orgaan.
Art.83.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/20, art. 69, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. - Disciplinaire organen voor niet-elitesporters
Art.84.De volgende personen komen niet in aanmerking om de functie van voorzitter of lid van de disciplinaire commissie of van de disciplinaire raad uit te oefenen:
1° de [1 dopingcontroleurs]1 en, de chaperons en de experts;
2° de personen die werken voor een controlelaboratorium, en de personeelsleden van NADO Vlaanderen;
[2 2° /1 bestuursleden, personeelsleden, leden van een commissie, raadgevers en functiehouders van NADO Vlaanderen;]2
3° de parketmagistraten;
4° de leden van de gemeenschaps- of gewestparlementen of van de federale wetgevende macht;
5° de leden van de TTN-commissie;
[2 6° personen die betrokken zijn in het onderzoek naar en de beoordeling van de zaak die voorafgaat aan de eigenlijke disciplinaire beoordeling;
7° personen die betrokken zijn bij het management of de werking van een internationale federatie, een nationale federatie, de organisator van een evenement, een nationaal olympisch of paralympisch comité of een overheidsinstelling die verantwoordelijk is voor sport of antidoping.]2
----------
(1)<BVR 2019-06-28/41, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2021-11-26/20, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.85.[1 § 1. Leden of plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en van de disciplinaire raad zijn deskundig, onafhankelijk en onpartijdig. Bij de aanwijzing en jaarlijks na de aanwijzing bezorgen ze aan NADO Vlaanderen een geschreven verklaring waarin ze hun professionele en persoonlijke banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren meedelen.
Bij een mogelijk belangenconflict laten ze zich vervangen.
§ 2. De voorzitter deelt de samenstelling van de disciplinaire commissie of, in voorkomend geval, de disciplinaire raad mee uiterlijk op het moment van de oproeping voor de hoorzitting. De sporter of andere persoon die wordt opgeroepen voor de hoorzitting, kan een met redenen omkleed verzoek tot wraking indienen binnen zeven dagen na de dag waarop hij de oproeping heeft ontvangen.
De voorzitter of het lid van de disciplinaire commissie of, in voorkomend geval, de disciplinaire raad kan zich vrijwillig terugtrekken na een verzoek tot wraking dat op hem betrekking heeft. In dat geval wordt een plaatsvervanger aangewezen.
Als het verzoek tot wraking betrekking heeft op een lid, beslist de voorzitter over het verzoek tot wraking. Als het verzoek betrekking heeft op de voorzitter, beslist het lid van de disciplinaire commissie die jurist is.
Als het verzoek tot wraking gegrond wordt bevonden, wordt een plaatsvervanger aangewezen en wordt de gewijzigde samenstelling van de disciplinaire commissie of, in voorkomend geval, de disciplinaire raad meegedeeld aan de partijen uiterlijk 14 dagen vóór de eerste hoorzitting.
§ 3. Het secretariaat van de disciplinaire commissie wordt waargenomen door NADO Vlaanderen. Het secretariaat is niet betrokken bij de beraadslagen en het opmaken van de beslissing.
De disciplinaire raad stelt een onafhankelijke secretaris aan die op geen enkele wijze verbonden mag zijn aan NADO Vlaanderen.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 71, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.86. Voor de toepassing van artikel 28 en 29 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 wordt een master in de Geneeskunde gelijkgesteld met een arts.
Art.87. Voor de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en van de disciplinaire raad, die magistraat zijn, kan het advies van het Ministerie van Justitie worden ingewonnen.
Art.88. De minister legt de vergoedingen voor de voorzitter, de leden, de plaatsvervangende voorzitter en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad vast.
Afdeling 3. [1 - Inhooud van een beslissing]1
----------
(1)
Art.89.[1 Een beslissing in uitvoering van het resultatenbeheer bevat de volgende elementen:
1° de wettelijke of reglementaire basis en de toepasselijke regels;
2° een beschrijving van de feiten;
3° de dopingpraktijken;
4° de feitelijke grondslagen die aantonen dat de constitutieve elementen van de dopingpraktijk in kwestie zijn vervuld;
5° de gevolgen van de dopingpraktijk met verwijzing naar de toepasselijke sanctiebepalingen;
6° de beroepsmogelijkheden van de sporter of andere persoon in kwestie tegen de beslissing en de beroepstermijn.
Als de dopingpraktijk verband houdt met een afwijkend analyseresultaat, bevat een beslissing als vermeld in het eerste lid bijkomend de volgende elementen:
1° de datum van monsterneming;
2° het soort monster dat is afgenomen;
3° de vermelding dat de monsterneming binnen of buiten wedstrijdverband is uitgevoerd;
4° de aangetroffen verboden stoffen;
5° het controlelaboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd;
6° in voorkomend geval de aanvraag en resultaten van de B-analyse.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 72, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.90.[1 Bij de kennisgeving van een beslissing als vermeld in artikel 89 wordt naast de elementen, vermeld in 89, de volgende aanvullende informatie meegedeeld aan de sporter of andere persoon:
1° de draagwijdte van de uitsluiting en de mogelijke gevolgen van de niet-naleving van de status tijdens uitsluiting;
2° de mogelijkheid om substantiële hulp te bieden bij het ontdekken van dopingpraktijken;
3° dat de sporter nog aan monsterneming onderworpen kan worden tijdens de uitsluiting.]1
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 72, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 90/1. [1 Na een definitieve beslissing over een afwijkend of atypisch analyseresultaat, in voorkomend geval nadat beroep is ingesteld, of na afloop van de beroepstermijn waarbij geen beroep is ingesteld, wordt het controlelaboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd, ervan op de hoogte gebracht dat de zaak is afgerond.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 72, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4. [1 - Beroep bij de disciplinaire raad]1
----------
(1)
Art. 90/2. [1 Het beroep bij de disciplinaire raad, vermeld in artikel 36 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wordt conform artikel 37 van het voormelde decreet ingesteld met een beroepschrift dat aan de voorzitter van de disciplinaire raad gericht is.
Elk beroepschrift, vermeld in het eerste lid, bevat, op straffe van onontvankelijkheid, al de volgende informatie:
1° de voor- en achternaam van de persoon die het beroep instelt, of, in voorkomend geval, de organisatie die beroep aantekent;
2° een verwijzing naar de bestreden beslissing of, in voorkomend geval, als het beroep ingesteld wordt op grond van het uitblijven van een beslissing, een verwijzing naar de procedure waarin geen beslissing is genomen binnen een redelijke termijn;
3° een samenvatting van de grieven tegen de beslissing of het uitblijven van de beslissing.
Artikel 89 tot en met 90/1 zijn van overeenkomstige toepassing op beslissingen van de disciplinaire raad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 73, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 10/1. [1 - Disciplinaire procedure voor niet-competitieve breedtesporters]1
----------
(1)
Art. 90/3. [1 Als NADO Vlaanderen een dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vaststelt, brengt ze de niet-competitieve breedtesporter in kwestie op de hoogte van de mogelijke dopingpraktijk binnen veertien dagen nadat NADO Vlaanderen de feiten onderzocht heeft en heeft beslist om de disciplinaire procedure op te starten.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende elementen:
1° de voor- en achternaam van de sporter;
2° in voorkomend geval, alle gegevens van de monsterneming en de resultaten van de analyse;
3° de feiten waarover NADO Vlaanderen beschikt, die wijzen op een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, van het voormelde decreet;
4° de geschonden rechtsregels;
5° de mogelijkheid om verweer in te stellen binnen een termijn die NADO Vlaanderen vaststelt;
6° de mogelijke gevolgen van de dopingpraktijk.
§ 2. Na de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, heeft de breedtesporter in kwestie veertien dagen om zijn mogelijke verweermiddelen te bezorgen aan NADO Vlaanderen. Elk verweer van de breedtesporter wordt door NADO Vlaanderen toegevoegd aan het disciplinaire dossier met de vaststellingen.
NADO Vlaanderen bezorgt, nadat ze de verweermiddelen van de sporter heeft ontvangen, of na afloop van de termijn van veertien dagen, vermeld in het eerste lid, het disciplinaire dossier de disciplinaire commissie, conform artikel 42/9, eerste lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 74, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 90/4. [1 NADO Vlaanderen houdt toezicht op:
1° de naleving van de sanctie die de disciplinaire commissie en, in voorkomend geval, de disciplinaire raad heeft opgelegd;
2° de naleving van de voorwaarden die in voorkomend geval bepaald zijn bij het verlenen van uitstel bij het opleggen van de sanctie.
Als NADO Vlaanderen vaststelt dat de voorwaarden van de sanctie niet worden nageleefd, brengt ze de disciplinaire commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte in een gemotiveerd verslag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 74, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 11. - Handhaving
Art.91. § 1. NADO Vlaanderen wijst de personeelsleden aan die moeten toezien op de naleving van de opgelegde disciplinaire maatregelen.
§ 2. Conform artikel 44, § 2, eerste zin van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 nemen de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, hun bevindingen op in een verslag. Een afschrift van het verslag wordt bezorgd aan de sportvereniging en eventueel aan de betrokken sporter.
Als het betrokken personeelslid vaststelt dat een sporter of begeleider het opgelegde verbod niet naleeft, bezorgt het personeelslid een afschrift van het verslag aan het bevoegde disciplinaire orgaan.
HOOFDSTUK 12. - Bewaartermijnen van persoonsgegevens
Art.92.De persoonsgegevens, vermeld in artikel 48, § 2, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, worden bewaard met toepassing van de bewaartermijnen uit de tabel, die is opgenomen in [1 bijlage 2]1 die bij dit besluit is gevoegd.
De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden uiterlijk verwijderd op het einde van het trimester dat volgt op het einde van de aangegeven bewaartermijn, namelijk op 31 maart, 30 juni, 30 september of 31 december.
Tijdens de duur van een disciplinaire procedure worden de bewaartermijnen verlengd voor de persoonsgegevens die betrokken zijn in die procedure.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 75, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 13. - Budgettaire bepalingen
Art.93. Binnen de begrotingskredieten kan de minister, overeenkomstig artikel 49 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 maatregelen nemen om:
1° in fondsen te voorzien om een testprogramma voor alle sporten te ondersteunen of sportverenigingen en antidopingorganisaties bij te staan om dopingtests te financieren, door directe subsidies of beurzen, of door de erkenning van de kosten van dergelijke controles bij het vaststellen van de algemene subsidies of beurzen die toegekend zullen worden aan die organisaties;
2° in fondsen te voorzien ter financiering of ondersteuning van het WADA en ter financiering van het "Fonds voor de Uitbanning van het Dopinggebruik in de Sport" als vermeld in artikel 17 van de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, opgemaakt in Parijs op 19 oktober 2005 in het kader van de UNESCO;
3° in fondsen te voorzien ter ondersteuning of financiering van het wetenschappelijk onderzoek over dopinggebruik en de effecten ervan;
4° stappen te zetten om sportgerelateerde financiële steun aan individuele sporters of begeleiders die geschorst of uitgesloten zijn als gevolg van een overtreding van een antidopingregel, te onthouden tijdens de duur van hun schorsing of uitsluiting;
5° iedere sportvereniging of antidopingorganisatie die niet in overeenstemming is met de Code en de Internationale Standaarden of met een of meer bepalingen van dit voormelde Antidopingdecreet van 25 mei 2012 of met een of meer van de maatregelen die genomen zijn op grond van dit Antidopingdecreet van 25 mei 2012, te onthouden van bepaalde of alle financiële of andere sportgerelateerde steun.
De ondersteuning of financiering, vermeld in het eerste lid, 3°, kan worden verleend als daarvoor bij NADO Vlaanderen een aanvraag met een onderzoeksvoorstel wordt ingediend, en NADO Vlaanderen de minister advies heeft verleend.
De minister kan de nodige maatregelen treffen ter uitvoering van deze bepaling.
Art.94. De bedragen, vermeld in het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, volgen de ontwikkeling van het gezondheidsindexcijfer zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ` s lands concurrentievermogen. De bedragen worden jaarlijks aangepast volgens de volgende formule:
gezondheidsindex x (op 1 januari)/gezondheidsindex x-1 (op 1 januari).
HOOFDSTUK 14. - Slotbepalingen
Art.95. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014, wordt opgeheven.
Art.96. § 1. De besluiten, genomen ter uitvoering van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, blijven van kracht totdat hun geldigheidsduur verstreken is of totdat ze opgeheven worden.
De erkenningen van controleartsen genomen ter uitvoering van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, blijven van kracht totdat hun huidig lopende geldigheidsduur verstreken is of totdat ze ingetrokken worden.
Sporters die door NADO Vlaanderen onder toepassing van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport verplicht werden verblijfsgegevens in te dienen, blijven verplicht de verblijfsgegevens behorend tot hun categorie in te dienen, tot tegenbericht van NADO Vlaanderen.
§ 2. De disciplinaire afhandeling van feiten die aanleiding geven tot de vaststelling van dopingpraktijken die gepleegd of vastgesteld zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft onderworpen aan de disciplinaire bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.
De periode gedurende welke voorgaande dopingpraktijken in rekening kunnen worden gebracht als meervoudige overtredingen, is tien jaar, tenzij ze al verjaard zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Om de uitsluitingsperiode te bepalen van een tweede dopingpraktijk, waarbij de sanctie voor de eerste dopingpraktijk gebaseerd was op de disciplinaire sanctieregeling die van toepassing was voor de inwerkingtreding van dit besluit, moet uitgegaan worden van de uitsluitingsperiode die opgelegd zou zijn voor de eerste dopingpraktijk onder de disciplinaire sanctieregeling die in werking treedt bij dit besluit.
Elk geregistreerd aangifteverzuim dat of elke geregistreerde gemiste test die plaatsvond voor de inwerkingtreding van dit besluit, vervalt na twaalf maanden.
Art.97. In dit besluit wordt verstaan onder dagen: kalenderdagen.
Als een termijn in beginsel verstrijkt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt die termijn verlengd en verstrijkt hij pas op de eerstvolgende werkdag.
De zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen worden niet als werkdag beschouwd.
Art.98. De volgende regelgevende teksten treden in werking op 31 maart 2015:
1° het decreet van 19 december 2014 houdende aanpassing van het antidopingdecreet van 25 mei 2012 aan de Code 2015;
2° dit besluit.
Art.99. De Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.[1 Bijlage 1.- Lijst met de sporttakken en-disciplines die overeenstemmen met categorie A en B als vermeld in artikel 60]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 13-01-2022, p. 1165)
----------
(1)<BVR 2021-11-26/20, art. 76, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. N2.[1 Bijlage 2. - Bewaartermijnen als vermeld in artikel 92]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 13-01-2022, p. 1167)
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-11-26/20, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>