Details





Titel:

12 DECEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-01-2015 en tekstbijwerking tot 10-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1.
HOOFDSTUK 2. - Besluitvormingsprocedure
Afdeling 1. - Verkenningsfase
Art. 2
Afdeling 2. - Onderzoeksfase
Art. 3
Afdeling 3. - Uitwerkingsfase
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Procedurele bepalingen
Afdeling 1. - Raadpleging van het publiek over de alternatievenonderzoeksnota
Art. 5-7
Afdeling 2. - Adviesverlening
Onderafdeling 1. - Adviesverlening over de alternatievenonderzoeksnota
Art. 8-11
Onderafdeling 2. - Adviesverlening over het voorontwerp van voorkeursbesluit
Art. 12-14
Onderafdeling 3. - Adviesverlening over de projectonderzoeksnota
Art. 15-18
Onderafdeling 4. - Adviesverlening over het voorontwerp van projectbesluit
Art. 19-21
Afdeling 3. - Openbaar onderzoek
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 22
Onderafdeling 2. - Publicatie op de website
Art. 23
Onderafdeling 3. - Publicatie in dagbladen of informatiebladen en in het Belgisch Staatsblad
Art. 24-25
Onderafdeling 4. - Aanplakking van een affiche
Art. 26-27
Onderafdeling 5. - Individuele kennisgeving
Art. 28-29
Onderafdeling 6. - Aankondiging op de radio
Art. 30
Onderafdeling 7. [1 Participatiemoment ]1
Art. 31
Onderafdeling 8. - Het formuleren van opmerkingen en bezwaren
Art. 32-33
Onderafdeling 9. - Landsgrens- en gewestgrensoverschrijdende effecten
Art. 34
Afdeling 4. - Milieueffectrapportage
Onderafdeling 1. - Onderzoeksfase
Art. 35-36
Onderafdeling 2. - Uitwerkingsfase
Art. 37-38
Onderafdeling 3. - Kwaliteitsvereisten voor het MER
Art. 39
Onderafdeling 4. - Heroverweging van het MER
Art. 40
Afdeling 5. - Bekendmaking van het voorkeursbesluit en van het projectbesluit
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 41
Onderafdeling 2. - Publicatie op de website
Art. 42
Onderafdeling 3. - Publicatie in dagbladen of informatiebladen en in het Belgisch Staatsblad
Art. 43-44
Onderafdeling 4. - Aanplakking van een affiche
Art. 45-46
Onderafdeling 5. - Individuele kennisgeving
Art. 47
Onderafdeling 6. - Terinzagelegging
Art. 48
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 49-50



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2017011245  2017011334  2017012804  2017040372 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° betrokken gemeenten : de gemeenten die geheel of gedeeltelijk behoren tot de geografische werkingssfeer van het geplande project, vermeld in artikel 8, § 1, 1°, van het decreet van 25 april 2014;
  2° bevoegde autoriteit : de bevoegde autoriteit van het betrokken gewest of de betrokken EU-lidstaat of de verdragspartij bij het Verdrag van Espoo;
  3° decreet van 25 april 2014 : het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten;
  4° website complexe projecten : de website www.complexeprojecten.be, ontwikkeld en beheerd door de Vlaamse administratie, waar informatie ter beschikking is over complexe projecten.

HOOFDSTUK 2. - Besluitvormingsprocedure
Afdeling 1. - Verkenningsfase
Art.2.§ 1. De overheid die de startbeslissing, vermeld in artikel 2, 13°, van het decreet van 25 april 2014, neemt, maakt die bekend op de volgende websites :
  1° haar eigen website;
  2° de website complexe projecten.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  § 2. Op het ogenblik van de bekendmaking van de startbeslissing, vermeld in paragraaf 1, wordt tevens de procesnota, vermeld in artikel 5, § 2, van het decreet van 25 april 2014, openbaar gemaakt op de website, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°.
  De bekend te maken procesnota is deze zoals die is opgemaakt op het ogenblik van het nemen van de startbeslissing.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Afdeling 2. - Onderzoeksfase
Art.3.De onderzoeksfase bestaat uit :
  1° een raadpleging van het publiek over de alternatievenonderzoeksnota conform artikel 8, § 2, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014 en hoofdstuk 3, afdeling 1, van dit besluit;
  2° een adviesverlening over de alternatievenonderzoeksnota conform artikel 8, § 2, eerste, derde en vierde lid, van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 1, van dit besluit;
  3° een beslissing van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, over de reikwijdte en het detailleringsniveau van het MER conform artikel 8, § 3, van het voormelde decreet en artikel 35 van dit besluit [1 , geïntegreerd in de geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota]1;
  4° een geïntegreerd effectenonderzoek conform artikel 9 en 11 van het voormelde decreet;
  5° een adviesverlening over het voorontwerp van voorkeursbesluit en een adviesvergadering conform artikel 11, § 2, van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 2, van dit besluit;
  6° [1 de vaststelling van het ontwerp van voorkeursbesluit conform artikel 14 van het voormelde decreet;]1
  7° [1 een openbaar onderzoek over het ontwerp van voorkeursbesluit en het ontwerp van MER conform artikel 15 van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 3, van dit besluit;]1
  8° [1 een beslissing van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, over de goedkeuring of afkeuring van het MER conform artikel 15/1 van het voormelde decreet en artikel 36 van dit besluit;]1
  9° de definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit conform artikel 16 van het voormelde decreet;
  10° de bekendmaking van het definitief vastgestelde voorkeursbesluit conform artikel 17, § 1 en § 2, van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 5, van dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Afdeling 3. - Uitwerkingsfase
Art.4.De uitwerkingsfase bestaat uit :
  1° een adviesverlening over de projectonderzoeksnota conform artikel 18, § 2, van het decreet van 25 april 2014 en hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 3, van dit besluit;
  2° een beslissing van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, over de reikwijdte en het detailleringsniveau van het MER conform artikel 18, § 3, van het voormelde decreet en artikel 37 van dit besluit [1 , geïntegreerd in de geactualiseerde projectonderzoeksnota]1;
  3° een geïntegreerd effectenonderzoek conform artikel 19 en 21 van het voormelde decreet;
  4° een adviesverlening over het voorontwerp van projectbesluit en een adviesvergadering conform artikel 21, § 2, van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 4, van dit besluit;
  5° de vaststelling van het ontwerp van projectbesluit conform artikel 23 van het voormelde decreet;
  6° een openbaar onderzoek over het ontwerp van projectbesluit en het ontwerp van MER conform artikel 24 van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 3, van dit besluit;
  7° een beslissing van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, over de goed- of afkeuring van het MER conform artikel 25 van het voormelde decreet en artikel 38 van dit besluit;
  8° de definitieve vaststelling van het projectbesluit conform artikel 26 van het voormelde decreet,
  9° de bekendmaking van het definitief vastgestelde projectbesluit conform artikel 27, § 1 en § 2, van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 5, van dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

HOOFDSTUK 3. - Procedurele bepalingen
Afdeling 1. - Raadpleging van het publiek over de alternatievenonderzoeksnota
Art.5. Ter uitvoering van artikel 8, § 2, van het decreet van 25 april 2014 zorgt de procesverantwoordelijke ervoor dat de alternatievenonderzoeksnota door het publiek kan worden geraadpleegd.
  Via een bericht in ten minste één dagblad of in het gemeentelijk infoblad dat verspreid wordt in de betrokken gemeenten, én door aanplakking op de aanplakplaatsen van die gemeenten wordt gemeld dat de alternatievenonderzoeksnota tegelijkertijd via de volgende kanalen kan worden geraadpleegd :
  1° bij de overheid die de startbeslissing heeft genomen, en op haar website;
  2° bij de betrokken gemeenten en op hun website;
  3° op de website complexe projecten;
  4° in voorkomend geval, op de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld;
  5° op de website van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage.

Art.6. Bij de bekendmaking, vermeld in artikel 5, wordt duidelijk aangegeven dat eventuele opmerkingen over de inhoud van de alternatievenonderzoeksnota binnen een termijn van dertig dagen na de bekendmaking worden bezorgd aan de procesverantwoordelijke of aan de betrokken gemeenten.
  De betrokken gemeenten bezorgen de eventuele opmerkingen binnen veertig dagen na de bekendmaking aan de procesverantwoordelijke.

Art.7. De procesverantwoordelijke bezorgt de opmerkingen die geformuleerd zijn tijdens de raadpleging van het publiek aan de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, uiterlijk tien dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 6, tweede lid.

Afdeling 2. - Adviesverlening
Onderafdeling 1. - Adviesverlening over de alternatievenonderzoeksnota
Art.8. § 1. De procesverantwoordelijke bezorgt de alternatievenonderzoeksnota aan de instanties, vermeld in artikel 9, met het verzoek daarover advies te verlenen.
  Conform artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, bezorgt de procesverantwoordelijke de alternatievenonderzoeksnota tegelijkertijd aan de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage.
  § 2. Als uit de alternatievenonderzoeksnota blijkt dat er aanzienlijke effecten kunnen zijn voor mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie, of in verdragspartijen bij het Verdrag van Espoo, of in andere gewesten, of als de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten, verdragspartijen of gewesten daarom verzoeken, legt de procesverantwoordelijke de alternatievenonderzoeksnota samen met alle beschikbare informatie over de mogelijke (gewest)grensoverschrijdende effecten, per beveiligde zending voor aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen of gewesten in kwestie, met het verzoek daarover advies te verlenen binnen een termijn van vijfenveertig dagen na de datum van de ontvangst van het verzoek.

Art.9. § 1. Over de alternatievenonderzoeksnota wordt advies gevraagd aan de leidend ambtenaar van het departement dat behoort tot de voor het complexe project relevante beleidsdomeinen.
  Entiteiten of ambtenaren binnen een beleidsdomein kunnen uit eigen beweging een advies uitbrengen, met dien verstande dat deze instanties hun advies uitbrengen aan de leidend ambtenaar van het departement van hun beleidsdomein conform de bepalingen van dit artikel en artikel 10, tweede lid.
  Elke leidend ambtenaar, vermeld in het eerste en tweede lid, brengt een gecoördineerd advies uit namens het beleidsdomein in kwestie.
  § 2. Over de alternatievenonderzoeksnota wordt advies gevraagd aan :
  1° het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten behalve van de gemeente die de startbeslissing heeft genomen;
  2° de deputatie van de provincie of provincies waarin de betrokken gemeenten, vermeld in punt 1°, liggen behalve van de provincie die de startbeslissing heeft genomen.
  § 3. Als de Vlaamse Regering de startbeslissing heeft genomen, wordt over de alternatievenonderzoeksnota advies gevraagd aan de voor het complexe project relevante strategische adviesraden.
  Bij gebreke van adviesvraag kunnen ook andere strategische adviesraden uit eigen beweging een advies uitbrengen conform de bepalingen van dit artikel en artikel 10, tweede lid.
  Als de provincieraad de startbeslissing heeft genomen, wordt advies gevraagd aan :
  1° de betrokken provinciale commissie voor ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 1.3.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
  2° de deputatie van de betrokken provincies behalve aan de deputatie van de provincie die de startbeslissing heeft genomen.
  Als de gemeenteraad de startbeslissing heeft genomen, wordt advies gevraagd aan :
  1° de betrokken gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 1.3.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
  2° het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten behalve aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente die de startbeslissing heeft genomen.
  § 4. Over de alternatievenonderzoeksnota wordt advies gevraagd aan de volgende instanties :
  1° de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en spoorwegnetbeheerder Infrabel als het geplande project betrekking heeft op openbare spoorwegen voor het personen- en goederenvervoer;
  2° het Directoraal-Generaal Luchtvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en het autonome overheidsbedrijf Belgocontrol als het geplande project betrekking heeft op de luchthaveninfrastructuur van de luchthavens Brussels Airport (Zaventem), Antwerpen-Deurne, Oostende-Brugge of Kortrijk-Wevelgem;
  3° het betrokken autonome havenbedrijf als het geplande project geheel of gedeeltelijk binnen de grenzen van de zeehandelshavens van Oostende, Zeebrugge, Gent of Antwerpen ligt zoals afgebakend in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;
  4° het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle als het geplande project betrekking heeft op een kerncentrale of een installatie voor de berging of verwerking van splijtstoffen of op bestaande of nieuwe vestigingen van hinderlijke inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en die liggen op een afstand van minder dan 2 kilometer van een nucleaire inrichting, die federaal vergund is en die conform artikel 3.1, a), van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (ARBIS), is ingedeeld in de klasse I;
  5° de betrokken hoogspanningsnetbeheerder als het geplande project betrekking heeft op een installatie voor de productie van elektriciteit die aantakt op een netwerk dat een transmissiefunctie heeft en beheerd wordt door de hoogspanningsnetbeheerder, of betrekking heeft op dat transmissienet;
  6° de beheerder van het openbaar distributienet als het geplande project betrekking heeft op een installatie voor waterwinning voor de openbare watervoorziening of voor het transport van water naar het openbaar distributienet;
  7° het betrokken bestuur van de polder of watering als het geplande project geheel of gedeeltelijk in een polder of een watering ligt;
  8° de beheerder van die infrastructuur als het geplande project betrekking heeft op een infrastructuur voor de afvoer en zuivering van hemel-, oppervlakte- of afvalwater;
  9° de beheerder van die infrastructuur als het geplande project betrekking heeft op een infrastructuur voor het vervoer via pijpleiding van vloeibare stoffen of gassen naar het openbaar distributienet.

Art.10. De leidend ambtenaren, vermeld in artikel 9, § 1, eerste lid, en de instanties, vermeld in artikel 9, § 2, § 3, eerste lid, derde lid en vierde lid en § 4, bezorgen hun advies binnen vijfenveertig dagen na de datum van de ontvangst van het verzoek, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, aan de procesverantwoordelijke.
  De leidend ambtenaren, vermeld in artikel 9, § 1, tweede lid, en de instanties, vermeld in artikel 9, § 3, tweede lid, bezorgen hun advies aan de procesverantwoordelijke binnen vijfenveertig dagen die ingaat op de eerste dag van de publicatie van de alternatievenonderzoeksnota op de website complexe projecten.

Art.11. De procesverantwoordelijke bezorgt de uitgebrachte adviezen aan de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, uiterlijk tien dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 10.

Onderafdeling 2. - Adviesverlening over het voorontwerp van voorkeursbesluit
Art.12.De procesverantwoordelijke bezorgt de synthesenota [1[2 , de effectenonderzoeksrapporten]2]1 en het voorontwerp van voorkeursbesluit aan de leidend ambtenaren, vermeld in artikel 9, § 1, en de instanties, vermeld in artikel 9, § 2 tot en met § 4, met het verzoek hun advies te verlenen over het voorontwerp van voorkeursbesluit [1 [2 , de synthesenota en de effectenonderzoeksrapporten]2]1.
  Het advies wordt verleend uiterlijk op het moment van de adviesvergadering, vermeld in artikel 11, § 2, van het decreet van 25 april 2014.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/17, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (2)<BVR 2024-07-19/40, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Art.13. De procesverantwoordelijke nodigt de leidend ambtenaren en de instanties, vermeld in artikel 12, uit op een adviesvergadering. Tussen de uitnodiging waarbij de documenten, vermeld in artikel 12, bezorgd worden en de datum van de adviesvergadering zijn er minstens dertig dagen.

Art.14. Van de adviesvergadering wordt een schriftelijk verslag opgemaakt door de procesverantwoordelijke. Een ontwerp van verslag wordt door de procesverantwoordelijke binnen een termijn van veertien dagen na de datum van de adviesvergadering bezorgd aan de leidend ambtenaren en de instanties die op de adviesvergadering uitgenodigd waren.
  De leidend ambtenaren en de instanties die een advies hebben verleend, kunnen binnen veertien dagen na de datum van de ontvangst van het ontwerp van verslag, vermeld in het eerste lid, opmerkingen over dat verslag bezorgen aan de procesverantwoordelijke.
  Een definitief verslag, waarin de geformuleerde opmerkingen zijn verwerkt, wordt binnen een termijn van veertien dagen door de procesverantwoordelijke bezorgd aan de leidend ambtenaren en de instanties die op de adviesvergadering uitgenodigd waren.

Onderafdeling 3. - Adviesverlening over de projectonderzoeksnota
Art.15. § 1. De procesverantwoordelijke bezorgt de projectonderzoeksnota aan de instanties, vermeld in artikel 16, met het verzoek advies te verlenen erover.
  Conform artikel 18, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 bezorgt de procesverantwoordelijke de projectonderzoeksnota ook aan de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage.
  § 2. Als uit de projectonderzoeksnota blijkt dat er aanzienlijke effecten kunnen zijn voor mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie, in verdragspartijen bij het Verdrag van Espoo of in andere gewesten, of als de bevoegde autoriteiten van die lidstaten, verdragspartijen of gewesten daarom verzoeken, legt de procesverantwoordelijke de projectonderzoeksnota, samen met alle beschikbare informatie over de mogelijke (gewest)grensoverschrijdende effecten, per beveiligde zending voor aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen of gewesten in kwestie, met het verzoek daarover advies te verlenen binnen een termijn van vijfenveertig dagen na de datum van de ontvangst van het verzoek.

Art.16. § 1. Over de projectonderzoeksnota wordt advies gevraagd aan de leidend ambtenaar van het departement dat behoort tot de voor het complexe project relevante beleidsdomeinen.
  Entiteiten of ambtenaren binnen een beleidsdomein kunnen uit eigen beweging een advies uitbrengen, met dien verstande dat deze instanties hun advies uitbrengen aan de leidend ambtenaar van het departement van hun beleidsdomein conform de bepalingen van dit artikel en artikel 17, tweede lid.
  Elke leidend ambtenaar, vermeld in het eerste en tweede lid, brengt een gecoördineerd advies uit namens het beleidsdomein in kwestie.
  § 2. Over de projectonderzoeksnota wordt advies gevraagd aan :
  1° het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten behalve van de gemeente die het voorkeursbesluit heeft genomen;
  2° de deputatie van de provincie of provincies waarin de betrokken gemeenten, vermeld in punt 1°, liggen behalve van de provincie die het voorkeursbesluit heeft genomen.
  § 3. Als de provincieraad het voorkeursbesluit heeft genomen, wordt over de projectonderzoeksnota advies gevraagd aan de deputatie van de betrokken provincies behalve aan de deputatie van de provincie die het voorkeursbesluit heeft genomen.
  Als de gemeenteraad het voorkeursbesluit heeft genomen, wordt over de projectonderzoeksnota advies gevraagd aan het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten behalve aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente die het voorkeursbesluit heeft genomen.
  § 4. Over de projectonderzoeksnota wordt advies gevraagd aan de volgende instanties :
  1° de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en spoorwegnetbeheerder Infrabel als het geplande project betrekking heeft op openbare spoorwegen voor het personen- en goederenvervoer;
  2° het Directoraal-Generaal Luchtvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en het autonome overheidsbedrijf Belgocontrol als het geplande project betrekking heeft op de luchthaveninfrastructuur van de luchthavens Brussels Airport (Zaventem), Antwerpen-Deurne, Oostende-Brugge of Kortrijk-Wevelgem;
  3° het betrokken autonome havenbedrijf als het geplande project geheel of gedeeltelijk binnen de grenzen van de zeehandelshavens van Oostende, Zeebrugge, Gent of Antwerpen ligt zoals afgebakend in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;
  4° het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle als het geplande project betrekking heeft op een kerncentrale of een installatie voor de berging of verwerking van splijtstoffen of op bestaande of nieuwe vestigingen van hinderlijke inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en die liggen op een afstand van minder dan 2 kilometer van een nucleaire inrichting, die federaal vergund is en die conform artikel 3.1, a), van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (ARBIS), is ingedeeld in de klasse I;
  5° de betrokken hoogspanningsnetbeheerder als het geplande project betrekking heeft op een installatie voor de productie van elektriciteit die aantakt op een netwerk dat een transmissiefunctie heeft en beheerd wordt door de hoogspanningsnetbeheerder, of betrekking heeft op dat transmissienet;
  6° de beheerder van het openbaar distributienet als het geplande project betrekking heeft op een installatie voor waterwinning voor de openbare watervoorziening of voor het transport van water naar het openbaar distributienet;
  7° het betrokken bestuur van de polder of watering als het geplande project geheel of gedeeltelijk in een polder of een watering ligt;
  8° de beheerder van die infrastructuur als het geplande project betrekking heeft op een infrastructuur voor de afvoer en zuivering van hemel-, oppervlakte- of afvalwater;
  9° de beheerder van die infrastructuur als het geplande project betrekking heeft op een infrastructuur voor het vervoer via pijpleiding van vloeibare stoffen of gassen naar het openbaar distributienet.

Art.17. De leidend ambtenaren, vermeld in artikel 16, § 1, eerste lid, en de instanties, vermeld in artikel 16, § 2 tot en met § 4, bezorgen hun advies binnen vijfenveertig dagen na de datum van de ontvangst van het verzoek, vermeld in artikel 15, § 1, eerste lid, aan de procesverantwoordelijke.
  De leidend ambtenaren, vermeld in artikel 16, § 1, tweede lid, bezorgen hun advies aan de procesverantwoordelijke binnen vijfenveertig dagen die ingaat op de eerste dag van de publicatie van de projectonderzoeksnota op de website complexe projecten.

Art.18. De procesverantwoordelijke bezorgt de uitgebrachte adviezen aan de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, uiterlijk tien dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 17.

Onderafdeling 4. - Adviesverlening over het voorontwerp van projectbesluit
Art.19.De procesverantwoordelijke bezorgt de synthesenota [1 [2 , de effectenonderzoeksrapporten]2]1 en het voorontwerp van projectbesluit aan de leidend ambtenaren, vermeld in artikel 16, § 1, en de instanties, vermeld in artikel 16, § 2 tot en met § 4, met het verzoek hun advies te verlenen over het voorontwerp van projectbesluit [1[2 , de synthesenota en de effectenonderzoeksrapporten]2]1.
  De procesverantwoordelijke bezorgt de synthesenota [1[2 , de effectenonderzoeksrapporten]2-1 en het voorontwerp van projectbesluit ook aan de bestuursorganen, entiteiten of ambtenaren die gemachtigd zijn om in voorkomend geval de beslissingen, vermeld in artikel 40 en 41 van het decreet van 25 april 2014, te nemen, met het verzoek advies te verlenen over het voorontwerp van projectbesluit [1 [2 , de effectenonderzoeksrapporten]2]1.
  Het advies wordt verleend uiterlijk op het moment van de adviesvergadering, vermeld in artikel 21, § 2, van het decreet van 25 april 2014.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/17, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (2)<BVR 2024-07-19/40, art. 39, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Art.20. De procesverantwoordelijke nodigt de leidend ambtenaren en de instanties, vermeld in artikel 19, eerste lid en de bestuursorganen, entiteiten en ambtenaren, vermeld in artikel 19, tweede lid, uit op een adviesvergadering. Tussen de uitnodiging waarbij de documenten, vermeld in artikel 19, bezorgd worden en de datum van de adviesvergadering zijn er minstens dertig dagen.

Art.21. Van de adviesvergadering wordt een schriftelijk verslag opgemaakt door de procesverantwoordelijke. Een ontwerp van verslag wordt door de procesverantwoordelijke binnen een termijn van veertien dagen na de datum van de adviesvergadering bezorgd aan de leidend ambtenaren en de instanties die op de adviesvergadering uitgenodigd waren.
  De leidend ambtenaren en de instanties die een advies hebben verleend, kunnen binnen veertien dagen na de datum van de ontvangst van het ontwerp van verslag, vermeld in het eerste lid, opmerkingen over dat verslag bezorgen aan de procesverantwoordelijke.
  Een definitief verslag, waarin de geformuleerde opmerkingen zijn verwerkt, wordt binnen een termijn van veertien dagen door de procesverantwoordelijke bezorgd aan de leidend ambtenaren en de instanties die op de adviesvergadering uitgenodigd waren.

Afdeling 3. - Openbaar onderzoek
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art.22.§ 1. Het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 15 en 24 van het decreet van 25 april 2014, duurt zestig dagen.
  Tijdens de periode van zestig dagen, vermeld in het eerste lid, worden de documenten, vermeld in artikel 15, § 1, tweede lid, of artikel 24, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, [2 analoog of digitaal]2 ter inzage gelegd in het gemeentehuis van de betrokken gemeenten. De eerste dag waarop de vermelde documenten ter inzage worden gelegd, is de begindatum van het openbaar onderzoek.
  [1 Het ontwerp van voorkeursbesluit of projectbesluit kan samen met [3 de synthesenota en de effectenonderzoeksrapporten]3, met uitzondering van de door een architect opgemaakte auteursrechtelijk beschermde plannen en de documenten die aan de openbaarheid worden onttrokken, ook digitaal geraadpleegd worden op de website van de bevoegde overheid of, in voorkomend geval, op de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld.]1
  § 2. Het publiek wordt geïnformeerd over het openbaar onderzoek over het ontwerp van voorkeursbesluit of projectbesluit op de volgende wijzen :
  1° een publicatie op de volgende websites :
  a) de website van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014;
  b) de website van de betrokken gemeenten;
  c) de website van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage;
  d) de website complexe projecten;
  e) in voorkomend geval, de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld;
  2° een publicatie in ten minste drie dagbladen of informatiebladen conform artikel 24 van dit besluit;
  3° een publicatie in het Belgisch Staatsblad conform artikel 25 van dit besluit;
  4° een aanplakking van een affiche op de volgende plaatsen :
  a) op de aanplakplaatsen van de betrokken gemeenten conform artikel 26 en 27 van dit besluit;
  b) in voorkomend geval, op de plaats waar het project uitgevoerd zal worden conform artikel 26 en 27 van dit besluit;
  5° in voorkomend geval, de individuele kennisgeving conform artikel 28 en 29 van dit besluit;
  6° in voorkomend geval, een bericht dat drie keer door de openbare radio wordt uitgezonden conform artikel 30 van dit besluit;
  7° in voorkomend geval, een [3 participatiemoment]3 conform artikel 31 van dit besluit.
  De informatieverstrekking, vermeld in het eerste lid, vermeldt minstens de volgende gegevens :
  1° het voorwerp van het ontwerp van voorkeursbesluit of van projectbesluit;
  2° de geografische werkingssfeer van het ontwerp van voorkeursbesluit of van projectbesluit;
  3° de adresgegevens van de bevoegde overheid;
  4° de nadere gegevens over de overheid of overheden waarbij relevante informatie kan worden verkregen;
  5° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
  6° de plaats waar de documenten, vermeld in artikel 15, § 1, tweede lid, of artikel 24, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, ter inzage liggen;
  7° de mogelijkheid om opmerkingen of bezwaren in te dienen tijdens het openbaar onderzoek over :
  a) in geval van een openbaar onderzoek over een ontwerp van voorkeursbesluit : het ontwerp van voorkeursbesluit [2 [3 , de synthesenota en de effectenonderzoeksrapporten]3]2;
  b) in geval van een openbaar onderzoek over een ontwerp van projectbesluit : het ontwerp van projectbesluit [3 , de synthesenota en de effectenonderzoeksrapporten]3;
  8° de wijze waarop de opmerkingen of bezwaren, vermeld in punt 7°, ingediend kunnen worden;
  9° in voorkomend geval, de datum, het uur en de plaats van [3 het participatiemoment, vermeld in artikel 31 ]3.
  De informatieverstrekking, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, wordt gedaan met het formulier dat de website complexe projecten ter beschikking stelt.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/17, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (2)<BVR 2021-07-09/28, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 21-08-2021>
  (3)<BVR 2024-07-19/40, art. 40, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Onderafdeling 2. - Publicatie op de website
Art.23. Het formulier, vermeld in artikel 22, § 2, derde lid, wordt uiterlijk op de begindatum van het openbaar onderzoek op de websites, vermeld in artikel 22, § 2, eerste lid, 1°, geplaatst en dit tot en met de laatste dag van het openbaar onderzoek.

Onderafdeling 3. - Publicatie in dagbladen of informatiebladen en in het Belgisch Staatsblad
Art.24.Het formulier, vermeld in artikel 22, § 2, derde lid, wordt uiterlijk op de begindatum van het openbaar onderzoek gepubliceerd in ten minste drie dagbladen of informatiebladen met het volgende verspreidingsgebied :
  1° als het een project betreft als vermeld in artikel 15, [1 § 1,]1 eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning : het Vlaamse Gewest;
  2° als het een project betreft als vermeld in artikel 15, [1 § 1,]1 derde lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning : de provincie waar het project uitgevoerd wordt en de aangrenzende Vlaamse provincies;
  3° in alle andere gevallen : de gemeente waar het project uitgevoerd wordt en de aangrenzende Vlaamse gemeenten.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Art.25. Het formulier, vermeld in artikel 22, § 2, derde lid, wordt uiterlijk op de begindatum van het openbaar onderzoek gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Onderafdeling 4. - Aanplakking van een affiche
Art.26. De betrokken gemeenten staan in voor de aanplakking van een affiche, vermeld in artikel 22, § 2, eerste lid, 4°.
  Het formulier, vermeld in artikel 22, § 2, derde lid, wordt met zwarte letters op een gele affiche van minimaal A2-formaat afgedrukt en wordt voorafgegaan door een van de volgende opschriften :
  1° "OPENBAAR ONDERZOEK ONTWERP VOORKEURSBESLUIT";
  2° "OPENBAAR ONDERZOEK ONTWERP PROJECTBESLUIT".
  De affiche wordt aangeplakt uiterlijk op de begindatum van het openbaar onderzoek tot en met de laatste dag van het openbaar onderzoek.
  De affiche wordt in goed zichtbare en goed leesbare staat gehouden.

Art.27. § 1. De aanplakking, vermeld in artikel 22, § 2, eerste lid, 4°, a), gebeurt op de gewone aanplakplaatsen van de betrokken gemeenten.
  § 2. De aanplakking, vermeld in artikel 22, § 2, eerste lid, 4°, b), is alleen verplicht in geval van een openbaar onderzoek over een ontwerp van projectbesluit en gebeurt alleen op de plaatsen waar stedenbouwkundige handelingen, de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten, of het verkavelen van gronden die onderworpen zijn aan de vergunningsplicht, uitgevoerd worden.
  Bij de aanplakking, vermeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de volgende voorwaarden :
  1° de aanplakking gebeurt op een plaats waar het goed in kwestie paalt aan een openbare weg of, als het goed aan verschillende openbare wegen paalt, aan elk van die openbare wegen. Als het goed niet paalt aan een openbare weg, gebeurt de aanplakking aan de dichtstbijzijnde openbare weg;
  2° als het projectbesluit betrekking heeft op het uitvoeren van werken en handelingen op het openbaar domein, wordt de aanplakking aangebracht aan elke zijde waar men vanaf de openbare weg de grens van de werken bereikt;
  3° op de plaats waar het voorwerp van het projectbesluit uitgevoerd zal worden, wordt de aanplakking aangebracht op een schutting, op een muur of op een aan een paal bevestigd bord, op de grens tussen het terrein of de toegang tot het terrein en de openbare weg en evenwijdig met de openbare weg, op een maximumhoogte van 2 meter en met de tekst naar de openbare weg gericht.

Onderafdeling 5. - Individuele kennisgeving
Art.28.Voor de aanvang van het openbaar onderzoek brengt de procesverantwoordelijke de volgende personen per beveiligde zending op de hoogte van het ontwerp van voorkeursbesluit of projectbesluit :
  1° de eigenaars van de onroerende goederen die zullen worden onteigend conform [1 artikel 35 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017]1;
  2° de eigenaars van de onroerende goederen die binnen de omtrek van de percelen liggen die getroffen zijn door een rooilijn conform artikel 32, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014;
  3° de eigenaars, vruchtgebruikers of gebruikers van onroerende goederen die deel uitmaken van het geheel van onroerende goederen in de herverkaveling conform artikel 33, derde lid, van het decreet van 25 april 2014.
  [1 Voor de aanvang van het openbaar onderzoek stuurt de procesverantwoordelijke een individuele kennisgeving met een beveiligde zending naar de eigenaar, de blote eigenaar, de erfpachthouder, de opstalhouder en de leasinggever van de onroerende goederen in kwestie als in het ontwerp van projectbesluit een erkennings-, rangschikkings- of beschermingsbesluit, als vermeld in artikel 41, eerste lid, 10°, van het decreet van 25 april 2014, geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd of opgeheven.
   De eigenaar, de blote eigenaar, de erfpachthouder, de opstalhouder en de leasinggever van de onroerende goederen in kwestie, vermeld in het tweede lid, brengen de gebruikers van het onroerend goed en de zakelijkrechthouders van de cultuurgoederen op de hoogte van het ontwerp van projectbesluit binnen dertig dagen na de dag van de kennisgeving, vermeld in het tweede lid.
   De eigenaar, de blote eigenaar, de erfpachthouder, de opstalhouder en de leasinggever van de onroerende goederen in kwestie, vermeld in het tweede lid, brengen de procesverantwoordelijke met een beveiligde zending op de hoogte van de eventuele verkoop, de overdracht van het eigendomsrecht of de overdracht van een ander zakelijk recht, met de bijbehorende bewijsdocumenten, binnen tien dagen na de dag van de kennisgeving, vermeld in het tweede lid. De procesverantwoordelijke vermeldt die verplichting in de kennisgeving. De nieuwe zakelijkrechthouders worden op hun beurt door de procesverantwoordelijke met een beveiligde zending van het ontwerp van projectbesluit op de hoogte gebracht.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-07-09/28, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 21-08-2021>

Art.29.§ 1. Als het ontwerp van projectbesluit betrekking heeft op de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste klasse, bezorgt de procesverantwoordelijke het formulier, vermeld in artikel 22, § 2, derde lid, voor de aanvang van het openbaar onderzoek per beveiligde zending aan :
  1° [2 ...]2 de eigenaars van de percelen die in een straal van 100 meter liggen rond :
  a) de perceelsgrenzen van de ingedeelde inrichting of activiteit als de inrichting of activiteit op een perceel met een kadastraal nummer ligt;
  b) de uiterste grenzen van de ingedeelde inrichting of activiteit als de inrichting of activiteit op een perceel zonder kadastraal nummer ligt;
  2° [1 ...]1
  3° [1 ...]1
  Voor de aanvang van het openbaar onderzoek brengt de procesverantwoordelijke de eigenaars van de percelen die palen aan het perceel waarop stedenbouwkundige handelingen uitgevoerd zullen worden of waarvan de verkaveling bijgesteld zal worden, per beveiligde zending op de hoogte van het ontwerp van projectbesluit behalve als :
  1° het ontwerp van projectbesluit betrekking heeft op lijninfrastructuren;
  2° het ontwerp van projectbesluit betrekking heeft op het bijstellen van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. In dat geval worden naast de eigenaars van de aanpalende percelen ook alle eigenaars van een kavel die deel uitmaakt van de bij te stellen verkaveling, per beveiligde zending op de hoogte gebracht.
  In het tweede lid wordt verstaan onder aanpalend perceel : een gekadastreerd perceel dat op minstens één punt grenst aan de plaats van de aanvraag of aan percelen in eigendom van de aanvrager, die palen aan die plaats.
  Als zowel het eerste als het tweede lid van toepassing is, geldt de ruimste kennisgeving.
  § 2. De gemeente zoekt de namen en de adressen van de eigenaars op, voor wat betreft de percelen gelegen op haar grondgebied.
  In het eerste lid wordt verstaan onder eigenaar : de eigenaar volgens de meest recente informatie die de diensten van het kadaster aan de gemeente verstrekken, tenzij de gemeente beschikt over recentere informatie.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 779, 002; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (2)<BVR 2024-07-19/40, art. 41, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Onderafdeling 6. - Aankondiging op de radio
Art.30. De aankondiging van het openbaar onderzoek op de radio, vermeld in artikel 22, § 2, eerste lid, 6°, gebeurt ten minste als het gebied dat door het ontwerp van voorkeursbesluit respectievelijk projectbesluit geheel of ten dele wordt bestreken, twee of meer provincies betreft.
  De aankondiging, vermeld in het eerste lid, gebeurt uiterlijk op de begindatum van het openbaar onderzoek.

Onderafdeling 7. [1 Participatiemoment ]1   ----------   (1)
Art.31.Tijdens de eerste twintig dagen van het openbaar onderzoek over een ontwerp van projectbesluit wordt ten minste één [1 informatievergadering]1 over dit ontwerp van projectbesluit georganiseerd.
  [1 Het participatiemoment]1, vermeld in het eerste lid, wordt georganiseerd in de gemeente waarvan het gebied door het ontwerp van projectbesluit geheel of ten dele wordt bestreken.
  Als het ontwerp van projectbesluit in twee of meer gemeenten uitwerking vindt, kan volstaan worden met de organisatie van [1 een gemeenschappelijk participatiemoment]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-19/40, art. 43, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Onderafdeling 8. - Het formuleren van opmerkingen en bezwaren
Art.32. Gedurende de duur van het openbaar onderzoek kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon schriftelijke of digitale opmerkingen of bezwaren ter kennis brengen van een of meer van de volgende instanties :
  1° de bevoegde overheid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014;
  2° de procesverantwoordelijke;
  3° de betrokken gemeenten.
  De bevoegde overheid en de betrokken gemeenten bezorgen de uitgebrachte opmerkingen en bezwaren als vermeld in het eerste lid, binnen een termijn van tien dagen na de einddatum van het openbaar onderzoek aan de procesverantwoordelijke.

Art.33. Als het openbaar onderzoek betrekking heeft op het ontwerp van projectbesluit bezorgt de procesverantwoordelijke de uitgebrachte opmerkingen en bezwaren aan de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, uiterlijk tien dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 32, tweede lid.

Onderafdeling 9. - Landsgrens- en gewestgrensoverschrijdende effecten
Art.34.§ 1. Als de bevoegde overheid vaststelt dat het ontwerp van voorkeursbesluit, vermeld in artikel 14 van het decreet van 25 april 2014, of het ontwerp van projectbesluit, vermeld in artikel 23 van het voormelde decreet, aanzienlijke effecten kan hebben voor mens of milieu in een ander gewest, een andere EU-lidstaat of een verdragspartij bij het Verdrag van Espoo, of als de bevoegde autoriteit van dit ander gewest, EU-lidstaat of verdragspartij bij het Verdrag van Espoo daarom verzoekt, bezorgt de procesverantwoordelijke een exemplaar van de documenten, vermeld in artikel 15, § 1, tweede lid, respectievelijk 24, § 1, tweede lid, van het voormelde decreet, en de bijbehorende bijlagen voor advies aan de bevoegde autoriteit.
  Daarbij worden ook de gegevens, vermeld in artikel 22, § 2, tweede lid, meegedeeld. Bijkomend wordt vermeld dat het ontwerp van voorkeursbesluit respectievelijk projectbesluit onderworpen is aan een milieueffectrapportage of aan het hieronder vermelde overleg tussen de gewesten, EU-lidstaten of andere verdragspartijen in kwestie.
  De documenten en gegevens, vermeld in het eerste en tweede lid, dienen als basis voor het nodige overleg in het kader van de bilaterale betrekkingen tussen de gewesten, EU-lidstaten of verdragspartijen bij het Verdrag van Espoo volgens het beginsel van wederkerigheid en gelijke behandeling.
  § 2. De procesverantwoordelijke bezorgt de documenten en gegevens, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, [1 zo spoedig mogelijk en uiterlijk de dag voor de begindatum]1 van het openbaar onderzoek, vermeld in deze afdeling, aan de bevoegde autoriteit.
  De belanghebbende inwoners van het betrokken gewest, de betrokken EU-lidstaat of de betrokken verdragspartij bij het Verdrag van Espoo kunnen deelnemen aan :
  1° het openbaar onderzoek, vermeld in deze afdeling;
  2° het openbaar onderzoek dat de bevoegde autoriteit op basis van de ontvangen documenten eventueel op haar eigen grondgebied organiseert.
  De bevoegde autoriteit bezorgt haar eventuele opmerkingen, samen met de resultaten van het eventueel door haar georganiseerde openbaar onderzoek, tegelijkertijd en per beveiligde zending aan de bevoegde overheid en de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, binnen een termijn van twee maanden na de datum van de toezending, vermeld in het eerste lid.
  § 3. Overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, wordt met het betrokken gewest of de betrokken EU-lidstaat overleg gepleegd over onder andere de potentiële grensoverschrijdende effecten van het ontwerp van voorkeursbesluit respectievelijk projectbesluit en de maatregelen die worden overwogen om die effecten te beperken of teniet te doen en wordt een redelijke termijn overeengekomen waarbinnen het overleg moet plaatsvinden.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-19/40, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Afdeling 4. - Milieueffectrapportage
Onderafdeling 1. - Onderzoeksfase
Art.35.§ 1. De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, neemt de beslissing, vermeld in artikel 8, § 3, van het decreet van 25 april 2014, binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de adviezen van de adviesinstanties, de opmerkingen van het publiek en het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging, vermeld in artikel 8, § 2, van het voormelde decreet.
  De beslissing van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, vermeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende gegevens :
  1° de inhoudelijke aanpak van de rapportage, met inbegrip van de methodologie;
  2° de algemene richtlijnen die van toepassing zijn conform artikel 4.6.2 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
  3° de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het MER;
  4° de aanstelling van de opstellers van het MER, vermeld in artikel 39 van dit besluit;
  5° in voorkomend geval een beslissing over de onttrekking aan de bekendmaking van het MER of delen ervan.
  Conform artikel 8, § 3, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, houdt de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, bij zijn beslissing rekening met de uitgebrachte adviezen, de opmerkingen van het publiek en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.
  [1 De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, integreert zijn beslissing, vermeld in het eerste lid, in de geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota. De geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota is samen met de procesnota de leidraad voor het verdere verloop van het geïntegreerde planningsproces dat leidt tot de opmaak van het voorontwerp van voorkeursbesluit.]1
  § 2. De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, deelt zijn beslissing uiterlijk binnen een termijn van veertig dagen na de datum van ontvangst van de adviezen van de adviesinstanties, de opmerkingen van het publiek en het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging, vermeld in artikel 8, § 2, van het voormelde decreet, mee aan :
  1° de procesverantwoordelijke;
  2° de leidend ambtenaren die om advies zijn verzocht of die uit eigen beweging een advies hebben uitgebracht, conform artikel 9, § 1;
  3° de instanties die om advies zijn verzocht of die uit eigen beweging een advies hebben uitgebracht, conform artikel 9, § 2 tot en met § 4;
  4° in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten, vermeld in artikel 8, § 2, derde lid van het decreet van 25 april 2014.
  De beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt ook bekendgemaakt op de volgende websites :
  1° de website van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014;
  2° de website van de betrokken gemeenten;
  3° de website van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage;
  4° de website complexe projecten;
  5° in voorkomend geval, de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Art.36.De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, neemt de beslissing over de goedkeuring of afkeuring van het MER, vermeld in [1 artikel 15/1]1 van het decreet van 25 april 2014, binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het MER. [1 De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, houdt bij zijn beslissing rekening met de uitgebrachte adviezen, de opmerkingen van het publiek en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.]1
  Zij kan gemotiveerd beslissen om deze termijn te verlengen tot vijftig dagen. Zij bezorgt de verlengingsbeslissing binnen de termijn van dertig dagen, vermeld in het eerste lid.
  Zij maakt de beslissing vermeld in het eerste of tweede lid onverwijld over aan de procesverantwoordelijke en de geraadpleegde adviesinstanties en bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Onderafdeling 2. - Uitwerkingsfase
Art.37.§ 1. De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, neemt de beslissing, vermeld in artikel 18, § 3, van het decreet van 25 april 2014, binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de adviezen van de adviesinstanties en het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging, vermeld in artikel 18, § 2, van het voormelde decreet.
  De beslissing van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, vermeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende gegevens :
  1° de inhoudelijke aanpak van de rapportage, met inbegrip van de methodologie;
  2° de algemene richtlijnen die van toepassing zijn conform artikel 4.6.2 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
  3° de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het MER;
  4° de aanstelling van de opstellers van het MER, vermeld in artikel 39 van dit besluit;
  5° in voorkomend geval, een beslissing over de onttrekking aan de bekendmaking van het MER of delen ervan.
  Conform artikel 18, § 3, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, houdt de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, bij zijn beslissing rekening met de uitgebrachte adviezen en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.
  [1 De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, integreert zijn beslissing, vermeld in het eerste lid, in de geactualiseerde projectonderzoeksnota. De geactualiseerde projectonderzoeksnota is samen met de procesnota de leidraad voor het verdere verloop van het geïntegreerde planningsproces dat leidt tot de opmaak van het voorontwerp van projectbesluit.]1
  § 2. De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, deelt zijn beslissing uiterlijk binnen een termijn van veertig dagen na de datum van ontvangst van de adviezen van de adviesinstanties en het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging, vermeld in artikel 18, § 2, van het voormelde decreet, mee aan :
  1° de procesverantwoordelijke;
  2° de leidende ambtenaren die om advies zijn verzocht of die uit eigen beweging een advies hebben uitgebracht, conform artikel 16, § 1;
  3° de instanties die om advies zijn verzocht, conform artikel 16, § 2 tot en met § 4;
  4° in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten, vermeld in artikel 18, § 2, tweede lid van het decreet van 25 april 2014.
  De beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt ook bekendgemaakt op de volgende websites :
  1° de website van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014;
  2° de website van de betrokken gemeenten;
  3° de website van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage;
  4° de website complexe projecten;
  5° in voorkomend geval, de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Art.38.De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, neemt de beslissing over de goedkeuring of afkeuring van het MER, vermeld in artikel 25 van het decreet van 25 april 2014, binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het MER. [1 De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, houdt bij zijn beslissing rekening met de uitgebrachte adviezen, met de opmerkingen van het publiek en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.]1
  Zij kan gemotiveerd beslissen om deze termijn te verlengen tot vijftig dagen. Zij bezorgt de verlengingsbeslissing binnen de termijn van dertig dagen, vermeld in het eerste lid.
  Zij maakt de beslissing vermeld in het eerste of tweede lid onverwijld over aan de procesverantwoordelijke en de geraadpleegde adviesinstanties en bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Onderafdeling 3. - Kwaliteitsvereisten voor het MER
Art.39. De bepalingen, vermeld in artikel 4.3.6 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zijn van overeenkomstige toepassing bij de opmaak van het MER in het kader van het decreet van 25 april 2014.

Onderafdeling 4. - Heroverweging van het MER
Art.40. De bepalingen, vermeld in artikel 4.6.4 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zijn van overeenkomstige toepassing bij de opmaak van het MER in het kader van het decreet van 25 april 2014 met dien verstande dat het gemotiveerd verzoek tot heroverweging door de procesverantwoordelijke ingediend dient te worden bij de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage.

Afdeling 5. - Bekendmaking van het voorkeursbesluit en van het projectbesluit
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art.41.Het definitief vastgestelde voorkeursbesluit of projectbesluit wordt op de volgende wijzen bekend gemaakt :
  1° een publicatie op de volgende websites :
  a) de website van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014;
  b) de website van de betrokken gemeenten;
  c) de website complexe projecten;
  d) in voorkomend geval, de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld;
  [1 e) de website van de dienst bevoegd voor milieueffectrapportage;]1
  2° een publicatie in ten minste drie dagbladen of informatiebladen conform artikel 43 van dit besluit;
  3° een publicatie in het Belgisch Staatsblad conform artikel 44 van dit besluit;
  4° een aanplakking van een affiche op volgende plaatsen :
  a) op de aanplakplaatsen van de betrokken gemeenten conform artikel 45 en 46 van dit besluit;
  b) in voorkomend geval, op de plaats waar het project uitgevoerd zal worden conform artikel 45 en 46 van dit besluit;
  5° in voorkomend geval, de individuele kennisgeving conform artikel 47 van dit besluit.
  De bekendmaking, vermeld in het eerste lid, vermeldt minstens de volgende gegevens :
  1° het voorwerp van het voorkeursbesluit of projectbesluit;
  2° de geografische werkingssfeer van het voorkeursbesluit of projectbesluit;
  3° de adresgegevens van de bevoegde overheid;
  4° de plaats waar het voorkeursbesluit of projectbesluit ter inzage ligt;
  5° de mogelijkheid en de voorwaarden van het beroep tegen het genomen besluit.
  De informatieverstrekking, vermeld in het eerste lid, wordt gedaan met het formulier dat ter beschikking wordt gesteld op de website complexe projecten.
  ----------
  (1)<BVR 2021-07-09/28, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 21-08-2021>

Onderafdeling 2. - Publicatie op de website
Art.42.Het formulier, vermeld in artikel 41, derde lid, wordt [1 ...]1 nadat het besluit in kwestie definitief is vastgesteld op de websites, vermeld in artikel 41, [2 eerste]2 lid, 1°, geplaatst en dit gedurende een periode van dertig dagen.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>
  (2)<BVR 2024-07-19/40, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Onderafdeling 3. - Publicatie in dagbladen of informatiebladen en in het Belgisch Staatsblad
Art.43.Het formulier, vermeld in artikel 41, derde lid, wordt [1 ...]1 nadat het besluit in kwestie definitief is vastgesteld, gepubliceerd in ten minste drie dagbladen of informatiebladen, met het volgende verspreidingsgebied :
  1° als het een project betreft als vermeld in artikel 15, [1 § 1,]1 eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning : het Vlaamse Gewest ;
  2° als het een project betreft als vermeld in artikel 15, [1 § 1,]1 derde lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning : de provincie waar het project uitgevoerd wordt en de aangrenzende Vlaamse provincies;
  3° in alle andere gevallen : de gemeente waar het project uitgevoerd wordt en de aangrenzende Vlaamse gemeenten.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Art.44.Het formulier, vermeld in artikel 41, derde lid, wordt [1 ...]1 nadat het besluit in kwestie definitief is vastgesteld, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Onderafdeling 4. - Aanplakking van een affiche
Art.45.De betrokken gemeenten staan in voor de aanplakking van een affiche, vermeld in artikel 41, eerste lid, 4°.
  Het formulier, vermeld in artikel 41, derde lid, wordt met zwarte letters op een gele affiche van minimaal A2-formaat afgedrukt en wordt voorafgegaan door een van de volgende opschriften :
  1° "DEFINITIEF VASTGESTELD VOORKEURSBESLUIT";
  2° "DEFINITIEF VASTGESTELD PROJECTBESLUIT".
  De affiche wordt aangeplakt [1 ...]1 nadat het besluit in kwestie definitief is vastgesteld, gedurende een periode van dertig dagen.
  De affiche wordt in goed zichtbare en goed leesbare staat gehouden.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>

Art.46. De aanplakking, vermeld in artikel 41, eerste lid, 4°, a), gebeurt op de gewone aanplakplaatsen.
  § 2. De aanplakking, vermeld in artikel 41, eerste lid, 4°, b), is alleen verplicht in geval van een projectbesluit en gebeurt alleen op de plaatsen waar stedenbouwkundige handelingen, de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten, of het verkavelen van gronden die onderworpen zijn aan de vergunningsplicht, uitgevoerd worden. De aanplakking gebeurt conform artikel 27, § 2.

Onderafdeling 5. - Individuele kennisgeving
Art.47.De procesverantwoordelijke brengt [2 ...]2 [1 ...]1 nadat het besluit in kwestie definitief is vastgesteld, de instanties, vermeld in artikel 17, § 2, eerste lid, respectievelijk artikel 27, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, op de hoogte van het definitief vastgestelde voorkeursbesluit respectievelijk projectbesluit.
  Als het projectbesluit betrekking heeft op stedenbouwkundige handelingen, wordt de toezichthoudende architect van de werken op de hoogte gebracht van het definitief vastgestelde projectbesluit als hij daarom verzoekt.
  [2 Als een projectbesluit een erkennings-, rangschikkings- of beschermingsbesluit als vermeld in artikel 41, eerste lid, 10°, van het decreet van 25 april 2014, geheel of gedeeltelijk wijzigt of opheft, brengt de procesverantwoordelijke de eigenaar, de blote eigenaar, de erfpachthouder, de opstalhouder en de leasinggever van de onroerende goederen in kwestie met een beveiligde zending op de hoogte van het definitief vastgestelde projectbesluit.
   De eigenaar, de blote eigenaar, de erfpachthouder, de opstalhouder en de leasinggever van de beschermde onroerende goederen in kwestie, vermeld in het derde lid, brengen de gebruikers van het onroerend goed en de zakelijkrechthouders van de cultuurgoederen op de hoogte van het projectbesluit binnen dertig dagen na de dag van de kennisgeving, vermeld in het derde lid.
   De eigenaar, de blote eigenaar, de erfpachthouder, de opstalhouder en de leasinggever van de onroerende goederen in kwestie, vermeld in het derde lid, brengen de procesverantwoordelijke met een beveiligde zending op de hoogte van de eventuele verkoop, de overdracht van het eigendomsrecht of de overdracht van een ander zakelijk recht, met de bijbehorende bewijsdocumenten, binnen tien dagen na de dag van de kennisgeving, vermeld in het derde lid. De procesverantwoordelijke vermeldt die verplichting in de kennisgeving. De nieuwe zakelijkrechthouders worden op hun beurt door de procesverantwoordelijke met een beveiligde zending van het projectbesluit op de hoogte gebracht.]2
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>
  (2)<BVR 2021-07-09/28, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 21-08-2021>

Onderafdeling 6. - Terinzagelegging
Art.48.Het definitief vastgestelde voorkeursbesluit respectievelijk projectbesluit wordt gedurende dertig dagen [2 analoog of digitaal]2 ter inzage gelegd in het gemeentehuis van de betrokken gemeenten.
  [1 ...]1
  Gedurende de periode van dertig dagen, vermeld in het eerste lid, is het definitief vastgestelde voorkeursbesluit respectievelijk projectbesluit raadpleegbaar op de volgende websites :
  1° de website van de overheid die het voorkeursbesluit respectievelijk projectbesluit heeft vastgesteld;
  2° de website van de betrokken gemeenten;
  3° de website complexe projecten;
  4° in voorkomend geval, de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld;
  5° de website van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage.
  ----------
  (1)<BVR 2017-02-17/15, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>
  (2)<BVR 2021-07-09/28, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 21-08-2021>

HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.49. De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 maart 2015 :
  1° het decreet van 25 april 2014 betreffende de complexe projecten;
  2° dit besluit.

Art. 50. De Vlaamse minister, bevoegd voor mobiliteit en openbare werken, de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.