Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 JUNI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969112813 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 1bis. Voor de toepassing van de wet en van dit besluit wordt verstaan onder leerling, elke persoon die in het kader van een alternerende opleiding door een overeenkomst verbonden is met een werkgever, met uitzondering van de leerovereenkomst, bedoeld in artikel 3, 6°, en van de arbeidsovereenkomst.
  Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder alternerende opleiding, elke situatie die beantwoordt aan alle volgende voorwaarden samen :
  1° de opleiding bestaat uit een deel dat uitgevoerd wordt op de werkvloer en een deel dat uitgevoerd wordt binnen of op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling; deze twee onderdelen beogen samen de uitvoering van één enkel opleidingsplan, zijn daarom op elkaar afgestemd en wisselen elkaar geregeld af;
  2° de opleiding leidt tot een beroepskwalificatie;
  3° het deel dat uitgevoerd wordt op de werkvloer voorziet op jaarbasis een gemiddelde arbeidsduur van minstens 20 uren per week, zonder rekening te houden met de feest- en vakantiedagen;
  4° het deel dat uitgevoerd wordt binnen of op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling, omvat op jaarbasis :
  - minstens 240 lesuren voor de jongeren die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht in toepassing van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
  - minstens 150 lesuren voor de jongeren die niet onderworpen zijn aan de leerplicht in toepassing van voornoemde wet van 29 juni 1983,
  waarbij het aantal uren berekend kan worden naar rato van de totale duur van de opleiding;
  de lesuren waarvoor de leerling eventueel van een vrijstelling geniet, toegekend door de voormelde onderwijs- of opleidingsinstelling, zijn begrepen in de 240 of 150 uren;
  5° de beide delen van de opleiding worden uitgevoerd in het kader van en worden gedekt door één enkele overeenkomst waarbij de werkgever en de leerling betrokken partij zijn;
  de opleiding kan worden uitgevoerd in het kader van meerdere opeenvolgende overeenkomsten op voorwaarde dat (1) de minima van de opleidingsuren binnen de onderwijs- of opleidingsinstelling het aantal bedoeld in punt 4 bereiken en dat (2) het volledige traject, bestaand uit verschillende opeenvolgende overeenkomsten, gegarandeerd en gecontroleerd wordt door de operator die verantwoordelijk is voor de opleiding;
  6° de in 5° bedoelde overeenkomst voorziet een financiële bezoldiging voor de leerling die ten laste is van de werkgever en die beschouwd moet worden als een loon voor de toepassing van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.".

Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2013, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 4. De toepassing van de wet wordt beperkt tot de regeling betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, wat de leerlingen betreft, en dit tot 31 december van het jaar waarin ze de leeftijd van achttien jaar bereiken.".

Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2015.
  De leerlingen wier lopende leerovereenkomst niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in het nieuw in te voegen artikel 1bis, tweede lid, van bovenvermeld koninklijk besluit van 28 november 1969 blijven onderworpen aan de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit en dit tot het einde van de looptijd van de overeenkomst.

Art. 4. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.