Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 SEPTEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening overgaan naar de Gewesten, de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder "personeelsleden", de houders van een managementfunctie, de ambtenaren, de stagiairs en de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden en de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden met toepassing van artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden de stagiairs geacht de klasse of de graad te bezitten waarin zij aangeworven werden;
  De bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden geacht de graad of de klasse te bekleden die overeenstemt met de betrekking waarvoor zij werden aangeworven, of indien de arbeidsovereenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de graad of klasse waaraan de weddeschaal verbonden is waarin de bezoldiging wordt vastgesteld.
  De houder van een managementfunctie wordt beschouwd als een personeelslid in dienst genomen bij arbeidsovereenkomst van bepaalde duur en houder van een graad equivalent aan de afgeschafte graad van administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal.

Art.2. De personeelsleden, die één van de volgende opdrachten uitoefenen worden van ambtswege overgedragen :
  1° de facilitatoren en de coördinatoren-facilitatoren, die de opdracht activering van het zoekgedrag naar werk uitoefenen;
  2° de personeelsleden gedetacheerd in de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen in de gemeenten;
  De personeelsleden, die deze opdrachten uitoefenen in de Werkloosheidsbureaus van Aalst, Antwerpen, Boom, Brugge, Dendermonde, Gent, Hasselt, Ieper, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Oudenaarde, Roeselare, Sint-Niklaas, Tongeren, Turnhout en Vilvoorde worden ambtshalve aan het Vlaamse Gewest overgedragen;
  De personeelsleden, die deze opdrachten uitoefenen in de Werkloosheidsbureaus van Aarlen, Charleroi, Hoei, La Louvière, Luik, Bergen, Moeskroen, Namen, Nijvel, Doornik en Verviers worden ambtshalve aan het Waalse Gewest overgedragen;
  De personeelsleden, die deze opdrachten uitoefenen in het Werkloosheidsbureau van Brussel worden ambtshalve aan het Brussels Hoofdstedelijke Gewest overgedragen.

Art.3. § 1. Voor de overdracht naar de Gewesten van de personeelsleden die de volgende opdrachten vervullen, vindt de overdracht plaats overeenkomstig de paragrafen 3 tot 6:
  1° controle van de actieve en passieve beschikbaarheid, zijnde de opdracht betwiste zaken;
  2° administratieve ondersteuning bij de activering van het zoekgedrag naar werk;
  3° behandeling van vrijstellingen in het kader van de controle van de beschikbaarheid van de werkzoekenden;
  4° activering van de werkloosheidsuitkeringen;
  5° controle van dienstencheques;
  6° erkenning van ondernemingen dienstencheques;
  7° coördinatie van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen;
  8° outplacement;
  9° tewerkstellingsprogramma's : start- en stagebonus.
  § 2. Voor de overdracht naar de Gemeenschappen, de Gewesten of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van de personeelsleden die de opdracht van loopbaanonderbreking vervullen, vindt de overdracht plaats overeenkomstig de paragrafen 3 tot 6.
  § 3. De overdracht van de personeelsleden bedoeld in paragrafen 1 en 2 wordt ter kennis gebracht van de personeelsleden van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening die geen deel uitmaken van de diensten bedoeld in artikel 2, via een dienstorder waarin zij worden verzocht schriftelijk en binnen dertig dagen te laten weten of zij wensen te worden overgedragen aan de diensten van respectievelijk de betrokken gewesten, de gemeenschappen of de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, op één van de betrekkingen vermeld in de dienstorder.
  § 4. De aanvragers die de vereiste kwalificaties bezitten, worden per groep bepaald in de §§ 1 en 2, per graad of per klasse en per taalrol of taalregime gerangschikt in onderstaande volgorde en aangewezen voor een met hun graad of klasse overeenstemmende betrekking :
  1° de houders van een managementfunctie en de ambtenaren;
  2° de stagiairs;
  3° de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden;
  4° de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van een op artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, vermelde startbaanovereenkomst.
  De overheid stelt de volgorde tussen de personeelsleden met dezelfde hoedanigheid vast als volgt :
  1° de personeelsleden die de missies bedoeld in de §§ 1 en 2 uitoefenen;
  2° de andere personeelsleden.
  § 5. Binnen elke van de hierboven opgesomde groepen worden de personeelsleden gerangschikt als volgt :
  1° het personeelslid met de grootste graad- of klasseanciënniteit;
  2° bij gelijke graad- of klasseanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;
  3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd.
  Het criterium van de graad- of klasseanciënniteit wordt niet toegepast voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft.
  De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft omvat de tijd gedurende welke hij in enige hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt van een instelling van het federaal administratief openbaar ambt, zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 april 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
  § 6. Indien er, nadat aan de aanvragen bedoeld in § 3 is voldaan, nog betrekkingen te begeven zijn, worden de personeelsleden belast met de opdrachten die met deze betrekkingen overeenstemmen, van ambtswege daarop aangewezen in de omgekeerde volgorde van de paragrafen 4 en 5.

Art.4. De van ambtswege over te dragen personeelsleden en de naar keuze over te dragen personeelsleden worden overgedragen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit op de gezamenlijke voordracht van de Eerste Minister en de Minister bevoegd voor Werk, na advies van de betrokken Regeringen.
  Deze overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen. Zij kunnen niet worden beschouwd als overplaatsingen volgens het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Art.5. § 1. De overgedragen personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun graad of hun klasse, hun administratieve en geldelijke anciënniteit, evenals hun bezoldiging.
  Zij behouden ook de toelagen, de vergoedingen of premies en andere voordelen waarop zij bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening aanspraak konden maken overeenkomstig de regelgeving die op hen van toepassing was en vanaf de datum waarop het recht werd verworven.
  Zij behouden niettemin de voordelen verbonden aan een functie slechts in zoverre de voorwaarden voor de toekenning ervan blijven bestaan in de diensten van de gemeenschappen, de gewesten of de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie waarnaar zij worden overgedragen.
  § 2. De personeelsleden die bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening belast zijn met de uitoefening van een hoger ambt komen enkel in aanmerking voor een betrekking die overeenstemt met hun statutaire graad of klasse.
  Indien zij in de diensten van de Regering van het Gewest, de Gemeenschap of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vanaf de datum van de overdracht zonder onderbreking opnieuw worden belast met de uitoefening van dezelfde hogere functie als die welke zij in de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening uitoefenden, worden zij voor de toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen geacht de hogere functie verder uit te oefenen.

Art.6. De personeelsleden die worden overgedragen behouden de laatste evaluatie die hen werd toegekend in toepassing van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.
  Die evaluatie blijft geldig tot de toekenning van een nieuwe evaluatie.
  Indien het personeelslid dat wordt overgedragen een beroep heeft ingesteld tegen de vermelding die hem werd toegekend, dient deze procedure afgehandeld te zijn voor de overdracht.

Art.7. § 1. De overgedragen personeelsleden die laureaat zijn van een vergelijkende selectie voor overgang naar het hoger niveau behouden de aanspraken op bevordering die zij door dit slagen verworven hebben.
  Voor hun rangschikking worden de geslaagden geacht het vergelijkend examen of het examen te hebben afgelegd in de diensten van de Gewesten, de Gemeenschappen of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Indien het over vergelijkende selecties of proeven gaat waarvan het proces-verbaal op dezelfde datum is afgesloten, worden de geslaagden onderling gerangschikt alsof het om een zelfde selectie of proef ging.
  Indien het over vergelijkende selecties of proeven gaat waarvan het proces-verbaal op verschillende data is afgesloten, wordt voorrang verleend aan de geslaagden voor de selectie of proef waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum werd afgesloten.
  § 2. De personeelsleden die voor de datum van de overdracht waren ingeschreven voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hoger niveau behouden het recht op deelname.

Art.8. De artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de federale ministeries overgaan naar de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en naar het Verenigd College van de gemeenschappelijke gemeenschaps-commissie, zijn van overeenkomstige toepassing op de personeelsleden van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, mits de woorden " één van de federale overheidsdiensten bedoeld in dit besluit " in artikel 5, § 1, eerste lid worden gelezen als " de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ".

Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2014.

Art. 10. De Eerste Minister en de Minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.