8 JULI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 29, 38, 65 en 100 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van de overgangsuitkering toegekend in geval van een overlevingspensioen
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 29, § 2, 1°, a, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 mei 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° a. ofwel alle toelaatbaarheids- en toekenningsvoorwaarden om aanspraak te kunnen maken op uitkeringen als voltijdse werknemer vervult op het tijdstip dat hij in de deeltijdse arbeidsregeling treedt, ofwel op het tijdstip van de uitkeringsaanvraag indien het een jonge werknemer betreft die studies of een leertijd beëindigd heeft of een werknemer betreft die de overgangsuitkering voorzien in de pensioenregelgeving heeft genoten en waarvoor gelijkgestelde dagen in toepassing van artikel 38, § 3, in rekening werden gebracht ter gelegenheid van de toelating tot het recht op grond van artikel 30; ".
Art.2. In artikel 38 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juni 2001, 13 juni 2001, 12 maart 2003, 13 juli 2007, 18 augustus 2010 en 24 oktober 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°) § 1, eerste lid, 1°, wordt aangevuld met een c), luidende :
" c) de periode die aanleiding heeft gegeven tot betaling van een overgangsuitkering voorzien in de pensioenregelgeving, onder de voorwaarden bepaald in § 3. ";
2°) het wordt aangevuld met een § 3, luidende :
" § 3. De periode die aanleiding heeft gegeven tot betaling van een overgangsuitkering kan slechts in rekening worden gebracht indien deze overgangsuitkering werd betaald voor de maximale periode voorzien door de pensioenregelgeving. In dat geval wordt zij in rekening gebracht ten belope van 624 dagen in een voltijdse arbeidsregeling, te situeren onmiddellijk voorafgaand aan de datum waarop het recht op de overgangsuitkering is uitgeput. ".
Art.3. In artikel 65, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°) het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin :
" De werkloze die een overgangsuitkering geniet kan uitkeringen genieten, zonder toepassing van de beperking van artikel 130. ";
2°) de inleidende zin van het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Het genot van de uitkeringen wordt evenwel slechts toegekend op voorwaarde dat de werkloosheid haar oorzaak niet vindt in de stopzetting of de vermindering van de arbeid omwille van de ontvangst van het pensioen of de overgangsuitkering en op voorwaarde dat het stelsel op grond waarvan het pensioen wordt toegekend : ".
Art.4. Artikel 100 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1995 en 15 juni 2006, wordt vervangen als volgt :
" Art. 100. De voltijdse werknemer kan in geval van volledige werkloosheid uitkeringen genieten voor alle dagen van de week, behalve de zondagen.
Genieten in geval van volledige werkloosheid eveneens van het in het eerste lid bedoelde uitkeringsstelsel :
1° de jonge werknemer bedoeld in artikel 36;
2° de werknemer die wordt toegelaten tot het recht op uitkeringen door het in rekening brengen van gelijkgestelde dagen overeenkomstig artikel 38, § 3. ".
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Art. 6. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.