6 JUNI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel
Art. 1-11
Artikel 1. In artikel XI 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende de organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden het tweede en derde lid vervangen door wat volgt:
"Het statutaire personeelslid kan zijn loopbaan in totaal zestig maanden voltijds en zestig maanden halftijds onderbreken. Een voltijdse loopbaanonderbreking kan onmiddellijk aansluiten bij een halftijdse en omgekeerd.
In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de maximumduur voor voltijdse en halftijdse loopbaanonderbreking tweeënzeventig maanden voor:
1° de loopbaanonderbrekingen en de verlengingen van loopbaanonderbreking die ingingen voor 1 januari 2012;
2° de loopbaanonderbrekingen en de verlengingen van loopbaanonderbreking die aan de drie volgende voorwaarden voldoen:
a) de werkgever werd schriftelijk op de hoogte gesteld voor 28 november 2011;
b) de RVA ontving de aanvraag voor 2 maart 2012;
c) de loopbaanonderbreking vangt voor 3 april 2012 aan.
De maximumduur om voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking te krijgen, wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die het statutaire personeelslid als statutair of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten.".
2° § 2 wordt vervangen door wat volgt:
" § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen de volgende statutaire personeelsleden halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot aan de pensioenleeftijd, ongeacht de totale duur van de loopbaanonderbrekingen die zij hebben genoten voor het begin van de halftijdse loopbaanonderbreking tot aan hun pensioenleeftijd:
1° de statutaire personeelsleden van minstens vijftig jaar:
a) van wie de loopbaanonderbreking inging voor 1 september 2012, op voorwaarde dat de RVA voor 1 november 2012 een aanvraag ontving;
b) van wie de loopbaanonderbreking inging na 31 augustus 2012, op voorwaarde dat de werkgever voor 16 maart 2012 en de RVA voor 1 september 2012 een aanvraag ontving;
2° de statutaire personeelsleden van minstens 55 jaar.".
Art.2. Artikel XI 45bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. XI 45bis. Loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken, wordt niet meegeteld in de 60 maanden voltijdse en de 60 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die het statutaire personeelslid maximaal kan nemen.".
Art.3. Artikel XI 45sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. XI 45sexies. Loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt niet meegeteld in de 60 maanden voltijdse en de 60 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die het statutaire personeelslid maximaal kan nemen.".
Art.4. Artikel XI 45novies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, wordt vervangen door wat volgt :
"Art. XI 45novies. § 1. In afwijking van artikel XI 44 § 1 heeft het statutaire personeelslid recht op loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof waarvan de duur:
1° in geval van voltijdse loopbaanonderbreking, vier maanden per kind bedraagt, op te nemen in periodes van één maand of een veelvoud daarvan;
2° in geval van halftijdse loopbaanonderbreking, acht maanden per kind bedraagt, op te nemen in periodes van twee maanden of een veelvoud daarvan.
§ 2. Het mannelijke statutaire personeelslid heeft alleen recht op ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking als de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat of als het gaat om een kind dat door hem werd geadopteerd.".
Art.5. Artikel XI 45decies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. XI 45decies. Het statutaire personeelslid heeft de mogelijkheid om bij ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking te veranderen van opnamevorm. Het reeds opgenomen ouderschapsverlof wordt in dat geval aangerekend overeenkomstig het principe dat één maand voltijdse loopbaanonderbreking gelijkstaat aan twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking.".
Art.6. Artikel XI 45undecies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. XI 45undecies. Het ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking wordt niet meegeteld in de 60 maanden voltijdse en de 60 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die het statutaire personeelslid maximaal kan nemen.".
Art.7. Artikel XI 45duodecies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. XI 45duodecies. Het statutaire personeelslid heeft recht op ouderschapsverlof:
1° naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
2° in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof.
De leeftijdsgrens van 12 jaar wordt verhoogd tot 21 jaar wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in de pijler I van de medisch - sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.".
Art.8. In Deel XIII, Titel III, Hoofdstuk XI, Afdeling 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° artikel XIII 100bis § 2, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2006, wordt opgeheven;
2° in artikel XIII 102 worden de woorden "- in afwijking van artikel XIII 96 -" opgeheven.
Art.9. In Deel XIII, Titel III, Hoofdstuk XI, Afdeling 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° artikel XIII 108, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, 14 mei 2004 en 20 februari 2009, wordt vervangen als volgt:
"Artikel XIII 108. De eindejaarstoelage bedraagt 71 % van het brutomaandsalaris van de maand oktober van het uitbetalingsjaar.
In afwijking van het eerste lid bedraagt voor het jaar 2013 de eindejaarstoelage 68 % van het brutomaandsalaris van de maand oktober."
2° artikel XIII 108bis, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2009, wordt opgeheven.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang op:
- 1 januari 2012 wat betreft artikel 1, 1° en de artikelen 2, 3 en 6;
- 1 september 2012 wat betreft artikel 1, 2°;
- 1 februari 2014 wat betreft de artikelen 4, 5 en 7;
- 1 december 2013 wat betreft de artikelen 8 en 9.
Art. 11. De Vlaamse minister bevoegd voor waterbeheer is belast met de uitvoering van dit besluit.