Details





Titel:

3 APRIL 2014. - Ministerieel besluit tot delegatie van bepaalde bevoegdheden aan de leidend ambtenaar van het [departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken] <MB2020-09-24/14, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020> (NOTA : opchrift gewijzigd bij MB2018-04-30/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-04-2014 en tekstbijwerking tot 29-12-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definitie
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Delegatie van bevoegdheden
Afdeling 1. - Subsidies in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking of het Vlaamse buitenlands beleid
Art. 2
Afdeling 2. - Controle op de handel in strategische goederen
Art. 3
Afdeling 3. - Hoorplicht in het kader van administratieve beroepen en handhavingsmaatregelen in de toeristische sector
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Regeling bij vervanging en subdelegatie
Art. 5
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 6-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2011035135  2012036068  2013201512 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definitie
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [2 de leidend ambtenaar: de persoon die aan het hoofd staat van het departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken;]2
  2° [1 het besluit van 9 december 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2016 betreffende de subsidiëring van stages bij multilaterale organisaties]1;
  3° het besluit van 7 december 2012 : het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2012 tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking.
  ----------
  (1)<MB 2018-04-30/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
  (2)<MB 2020-09-24/14, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK 2. - Delegatie van bevoegdheden
Afdeling 1. - Subsidies in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking of het Vlaamse buitenlands beleid
Art.2.§ 1. Aan de leidend ambtenaar wordt delegatie verleend om :
  1° namens de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest projectovereenkomsten te ondertekenen ter begeleiding van door de Vlaamse Regering, de Vlaamse minister, bevoegd voor de internationale samenwerking, of de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden, goedgekeurde subsidies in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking of het Vlaamse buitenlands beleid;
  2° subsidies toe te kennen aan kandidaten die voldoen aan de voorwaarden uit het [1 besluit van 9 december 2016]1;
  3° met toepassing van artikel 7, § 2, van [1 besluit van 9 december 2016]1, jaarlijks de gedetailleerde lijst van maandbedragen per bestemming voor de kosten van levensonderhoud en huisvesting vast te stellen;
  4° de modellen, vermeld in artikel 11 van [1 besluit van 9 december 2016]1, vast te stellen.
  5° in het kader van het beleid inzake gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking de bevoegdheden van de Vlaamse minister, bevoegd voor de internationale samenwerking, vermeld in artikel 12, § 4, en 13 van het besluit van 7 december 2012, uit te oefenen;
  6° de wijzigingen in aard, opzet of uitvoering tijdens de looptijd van een project inzake ontwikkelingseducatie, vermeld in artikel 19 van het besluit van 7 december 2012, goed te keuren;
  7° de eindverantwoording van een project inzake ontwikkelingseducatie, vermeld in artikel 22, tweede lid, van het besluit van 7 december 2012, goed te keuren;
  8° de betrokkenen te horen wanneer, met toepassing van artikel 24/3, § 3, tweede lid, van het besluit van 7 december 2012, de erkenning van een Vlaams ontwikkelingsfonds wordt ingetrokken of geschorst;
  9° de formulieren, vermeld in artikel 14 en 24 van het besluit van 7 december 2012, vast te stellen en deze op eenvoudig verzoek ter beschikking te stellen;
  10° de eindverantwoording en de eventuele wijzigingen in aard, opzet of uitvoering goed te keuren van algemene werkingssubsidies, projectsubsidies of investeringssubsidies die de Vlaamse minister, bevoegd voor de internationale samenwerking, de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden, of de Vlaamse Regering toekende in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking of het Vlaamse buitenlands beleid;
  11° subsidies, als vermeld in 2°, 6° en 10°, terug te vorderen als blijkt dat niet aan de subsidievoorwaarden is voldaan, nadat de betrokkenen de kans werd geboden om te worden gehoord.
  § 2. [2 Over het gebruik van deze bevoegdheid wordt jaarlijks gerapporteerd in het kader van het jaarrapport over het ondernemingsplan van het [3 departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken]3.
   Deze rapportering bevat alle noodzakelijke informatie over de subsidies die met toepassing van paragraaf 1, 2°, in de periode in kwestie zijn verleend]2.
  ----------
  (1)<MB 2018-04-30/09, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
  (2)<MB 2018-04-30/09, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
  (3)<MB 2020-09-24/14, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Afdeling 2. - Controle op de handel in strategische goederen
Art.3.[1 § 1. Aan de leidend ambtenaar wordt delegatie verleend om te beslissen over de volgende types van aanvragen van vergunningen vermeld in het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012 en Verordening (EU) Nr. 258/2012 van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het VN-protocol inzake vuurwapens:
   1° aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor invoer en overbrenging naar het Vlaamse Gewest van defensiegerelateerde producten, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie als vermeld in artikel 18, 22, 23, 34, 36, 38 en 39 van het voormelde decreet;
   2° aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor uitvoer, doorvoer en overbrenging vanuit het Vlaamse Gewest van defensiegerelateerde producten, ordehandhavingsmateriaal, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie als vermeld in artikel 15, 16, 22, 23, 34, 36 en 38 van het voormelde decreet en artikel 4 van de voormelde verordening, als:
   a) het eindgebruik zich afspeelt binnen een lidstaat van de EER of in één van de volgende lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement: Argentinië, Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, [2 het Verenigd Koninkrijk,]2 de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Zwitserland;
   b) de aanvraag een tijdelijke uitvoer of overbrenging of een doorvoer met het oog op deelname aan een tentoonstelling of beurs betreft, met uitsluiting van besloten presentaties en demonstraties (bijv. ten aanzien van één specifieke potentiële eindgebruiker);
   c) de aanvraag een in wezen identieke transactie betreft waarvoor in de afgelopen drie jaar al een vergunning werd toegekend of een positief voorlopig advies als vermeld in artikel 9, § 1, van het Wapenhandeldecreet werd afgeleverd;
   d) de aanvraag een tijdelijke uitvoer of overbrenging met het oog op onderhoud of herstelling betreft; of
   e) de aanvrager de EU, de NAVO, de VN, of het IAEA betreft, of een andere intergouvernementele organisatie waarvan het Vlaamse Gewest of België lid is;
  [3 f) de goederen bestemd zijn voor het eigen gebruik door de EU, de NAVO, de VN, of het IAEA, of een andere intergouvernementele organisatie waarvan het Vlaamse Gewest of België lid is; of
   g) de goederen bestemd zijn voor het eigen gebruik door de strijdkrachten, de binnenlandse veiligheidsdiensten of vergelijkbare entiteiten van een lidstaat van de EER of van één van de volgende lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement: Argentinië, Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Zwitserland;]3
   3° aanvragen voor het verkrijgen van een verlenging van een eerder toegekende vergunning.
   De delegatie, vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, geldt ook voor het geven van een voorlopig advies over de betreffende invoer, uitvoer, doorvoer of overbrenging als vermeld in artikel 9, § 1, van het voormelde decreet.
   De delegatie vermeld in het eerste lid, punt 2°, geldt ook voor het toekennen of weigeren van een vrijstelling van vergunning als vermeld in artikel 17 van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012.
   De delegatie, vermeld in het eerste lid, punt 2°, c) en 3°, geldt niet als er aanwijzingen bestaan dat sinds de oorspronkelijke vergunning toegekend is, of, naargelang het geval, sinds het positief voorlopig advies werd afgeleverd, omstandigheden hebben plaatsgevonden of plaatsvinden in het land van bestemming of het land van eindgebruik die een invloed kunnen hebben op de toetsing van de aanvraag aan de criteria, vermeld in artikelen 11, 26 en 28 van het voormelde decreet.
   De delegatie, vermeld in het eerste lid, punt 2°, c), geldt niet voor het weigeren van vergunningen.
   In het eerste lid, punt 2°, c), wordt verstaan onder een in wezen identieke transactie: een overbrenging, uitvoer of doorvoer door een identieke aanvrager, van identieke goederen of onderdelen daarvan, naar een identieke bestemmeling en, indien die verschillend is, een identieke eindgebruiker.
   § 2. Naast de gevallen, vermeld in paragraaf 1, heeft de leidend ambtenaar ook delegatie om te beslissen over de volgende types van aanvragen vermeld in het voormelde decreet:
   1° aanvragen voor het verkrijgen van een voorafgaande machtiging als vermeld in artikel 10 van het voormelde decreet;
   2° aanvragen voor het verkrijgen van een certificaat van gecertificeerde persoon als vermeld in artikel 14, § 3, van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012, en voor de verlenging daarvan, vermeld in artikel 35 van het voormelde besluit;
   3° aanvragen voor het verkrijgen van een schriftelijke bevestiging als vermeld in artikel 9, § 2, van het voormelde decreet, en voor de verlenging daarvan, vermeld in artikel 27 van het voormelde besluit;
   4° aanvragen voor het verkrijgen van een internationaal invoercertificaat.
   De delegatie, vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, geldt niet voor het toekennen van een voorafgaande machtiging of een certificaat van gecertificeerde persoon als in het kader van de aanvraagprocedure een van de instanties, vermeld in respectievelijk artikel 10, § 2, tweede lid, van het voormelde decreet, en artikel 32, § 1, derde lid, van het voormelde besluit, een negatief advies over de aanvraag uitbrengt.
   De delegatie, vermeld in het eerste lid, punt 2°, geldt ook niet voor het toekennen van een voorafgaande machtiging of een certificaat van gecertificeerde persoon als er gerede twijfel bestaat dat de aanvrager beschikt over een passend intern programma tot naleving van de overbrengings- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem.
   De delegatie, vermeld in het eerste lid, punt 3°, geldt niet voor het weigeren van schriftelijke bevestigingen of van een verlenging van een eerder toegekende schriftelijke bevestiging, als geoordeeld wordt dat goederen in kwestie onder de toepassing van artikel 8, § 2, van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012 vallen.
   § 3. Aan de leidend ambtenaar wordt tevens delegatie verleend om te beslissen over aanvragen voor het verkrijgen van een individuele of globale vergunning voor uitvoer of overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik, als vermeld in artikel 9, tweede lid, en 22 van Verordening (EG) nr. 428/2009 van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik, met uitzondering van de volgende gevallen:
   1° de eindgebruiker betreft strijdkrachten, binnenlandse veiligheidsdiensten, vergelijkbare eenheden of daaraan gerelateerde industrie;
   2° de uitvoer of overbrenging wordt negatief geadviseerd door het Departement Buitenlandse Zaken, met uitzondering van aanvragen die negatief geadviseerd worden volgend op een bindend negatief antwoord op een consultatie conform artikel 11, eerste lid, van de voormelde verordening;
   3° op het land van eindgebruik of de eindgebruiker rusten beperkende maatregelen met betrekking tot de uitvoer van strategische goederen opgelegd door een door de Raad van de EU aangenomen besluit, een besluit van de OVSE of een bindende resolutie van de Veiligheidsraad van de VN;
   4° het eindgebruik speelt zich af binnen een land waarover het Vlaams Parlement een resolutie heeft aangenomen met betrekking tot de uitvoer van strategische goederen;
   5° het Departement Buitenlandse Zaken acht concrete elementen van de aanvraag relevant in het kader van de actuele politieke gevoeligheid van het land van eindgebruik.
   § 4. De leidend ambtenaar rapporteert driemaandelijks over het gebruik van de bevoegdheden, vermeld in dit artikel, aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de in-, uit- en doorvoer van strategische goederen. Deze rapportering bevat alle noodzakelijke informatie over de aanvragen die met toepassing van dit besluit in de periode in kwestie zijn toegekend of geweigerd.
   De rapportering, vermeld in het eerste lid, is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. Elk aanvraagtype, vermeld in dit artikel, vormt een apart hoofdstuk.
   § 5. Als de leidend ambtenaar zijn bevoegdheid gebruikt om een aanvraag als vermeld in dit artikel te weigeren wordt dit onmiddellijk aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de in-, uit- en doorvoer van strategische goederen, meegedeeld]1.
  ----------
  (1)<MB 2018-04-30/09, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
  (2)<MB 2020-12-18/11, art. 1,1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<MB 2020-12-18/11, art. 1,2°, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2020>

Afdeling 3. - Hoorplicht in het kader van administratieve beroepen en handhavingsmaatregelen in de toeristische sector
Art.4.Aan de leidend ambtenaar wordt delegatie verleend om de betrokkenen te horen :
  1° [1 ...]1
  2° bij een beroep bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme, tegen de beslissing tot weigering, intrekking of schorsing van een erkenning als verblijf, vereniging of ondersteuningspunt in het kader van "Toerisme voor Allen", vermeld in artikel 14 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van "Toerisme voor Allen";
  3° [1 ...]1
  4° bij een beroep bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme, tegen de volgende beslissingen van Toerisme Vlaanderen, vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende toerismesubsidies :
  a) de verklaring van niet-ontvankelijkheid;
  b) de niet-toekenning van een subsidie;
  c) de subsidiebeslissing.
  Van elke hoorzitting wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat onverwijld aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme, wordt bezorgd.
  ----------
  (1)<BVR 2017-03-17/10, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2017>

HOOFDSTUK 3. - Regeling bij vervanging en subdelegatie
Art.5. § 1. De delegatie die bij dit besluit wordt verleend, wordt tevens verleend aan de ambtenaar die met de waarneming van het ambt van leidend ambtenaar is belast of die deze laatste vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering.
  § 2. De leidend ambtenaar kan de aangelegenheden, vermeld in dit besluit, verder subdelegeren aan personeelsleden van het departement die onder zijn hiërarchisch gezag staan.
  Die subdelegatie wordt vastgelegd in een besluit waarvan een afschrift aan de bevoegde minister wordt bezorgd.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art.6. De volgende besluiten worden opgeheven :
  1° het ministerieel besluit van 18 februari 2011 tot delegatie van bevoegdheden aan het hoofd van het Departement internationaal Vlaanderen in het kader van de subsidiëring van stages bij internationale organisaties;
  2° het ministerieel besluit van 16 maart 2011 tot toekenning van een specifieke delegatie aan het hoofd van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking;
  3° het ministerieel besluit van 21 september 2012 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie en inzake de uitvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik aan de secretaris-generaal van het Departement Internationaal Vlaanderen;
  4° het ministerieel besluit van 28 februari 2013 tot delegatie van het horen in het kader van administratieve beroepen en handhavingsmaatregelen in de toeristische sector.

Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2014.