Details





Titel:

27 FEBRUARI 2014. - Besluit van de Waalse Regering tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energie-efficiëntie en ter bevordering van een rationeler energiegebruik in de privé-sector (AMURE)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-04-2014 en tekstbijwerking tot 27-01-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. [1 - Toelagen voor de ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst, de representatieve organisaties van ondernemingen en de representatieve organisaties van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]1
Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 3-8
Afdeling 2. - Subsidiëringspercentage
Art. 9-10
Afdeling 3. - In aanmerking komende kosten
Art. 11-19
HOOFDSTUK II/1. [1 - Toelagen voor kmo's]1
Afdeling 1. [1 - Toekenningsvoorwaarden]1
Art. 19, 19/1, 19/2, 19/3, 19/4
Afdeling 2. [1 - Subsidiëringspercentage]1
Art. 20, 19/5
Afdeling 3. [1 - In aanmerking komende kosten]1
Art. 21-22, 19/6, 19/7
HOOFDSTUK II/2. (Afdeling 4) [1 - Aanvraag van de toelage]1
Art. 20-25, 25/1, 25/2
Afdeling II/3. [1 - Betaling van de toelage]1
Art. 26-27
HOOFDSTUK III. - Erkenning van de energieauditeurs
Art. 28-33
HOOFDSTUK IV. - Bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten van de erkende energieauditeurs
Art. 34-36
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art. 37-39
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 40, 40/1, 41-44
BIJLAGEN.
Art. N1-N11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002027584 



Uitvoeringsbesluit(en):

2016027012  2017203913  2020010245 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG en Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG worden gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.

Art.2.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° Minister : de Minister die voor het energiebeleid bevoegd is;
  2° [1 [5 onderneming]5]1 : elke rechtspersoon uit de privé-sector;
  [5 2°/1 onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst : elke rechtspersoon uit de privé-sector die betrokken partij is bij een vakovereenkomst;]5
  [5 2°/2 KMO : rechtspersoon uit de privé-sector die beantwoordt aan de definitie van artikel 2.2.van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;]5
  [5 2°/3 [6 ...]6]5
  [5 2°/4 KMO die een intentieverklaring heeft ondertekend : KMO die een document ondertekend waardoor ze haar intentie verklaart om toe te treden tot een te sluiten of al gesloten vakovereenkomst;]5
  [5 2°/5 kleine onderneming : KMO die beantwoordt aan de definitie van artikel 2.2.van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;]5
  [5 2°/6 middelgrote onderneming : KMO die niet beantwoordt aan de definitie van artikel 2.2.van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;]5
  3° Administratie : de Waalse Overheidsdienst, Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Departement Energie en Duurzaam Gebouw;
  4° vakovereenkomst : milieu-overeenkomst in de zin van artikel D.82 van het Milieuwetboek betreffende de vermindering van de specifieke broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie;
  5° intentieverklaring : document ondertekend door een [1 private onderneming]1 die zodoende haar intentie verklaart om toe te treden tot een te sluiten of al gesloten vakovereenkomst;
  6° bron van hernieuwbare energieën; elke andere energiebron dan fossiele brandstoffen en splijtbare stoffen waarvan het verbruik het toekomstige gebruik niet beperkt, met name waterkracht, windenergie, zonne-energie, geothermische energie en biomassa;
  7° eindenergie : energie gefactureerd door een leverancier;
  8° primaire energie : energie verkregen na toepassing op de eindenergieën van een conversiefactor conform bijlage 5, om ze in dezelfde fysische eenheid uit drukken zodat ze vergeleken kunnen worden;
  9° [2 ...]2
  10° energie-efficiëntie : meting van de wijze waarop de verbruikte energie gebruikt wordt om producten te verkrijgen die een toegevoegde waarde genereren, waarbij de energieverbruiken in primaire energie uitgedrukt worden en de producten in fysische eenheden;
  11° [3 gedeeltelijke energieaudit]3 : een systematische procedure, overeenkomstig het minimumbestek bedoeld in bijlage 2;
  12° globale energieaudit : energieaudit toegepast op het geheel van de gebouwen en industriële processen die zich binnen dezelfde perimeter bevinden;
  [5 12°/1 [6 ...]6]5
  13° prehaalbaarheidsonderzoek : onderzoek uitgevoerd overeenkomstig het minimumbestek bedoeld in bijlage 3;
  14° [4 haalbaarheidsonderzoek : onderzoek gevoerd overeenkomstig het minimumbestek bedoeld in bijlage 9;]4
  15° methodologische nota : nota bevattende de methodologie van de vakovereenkomsten zoals bekendgemaakt op de internetsite van de Administratie;
  16° jaarlijkse opvolgingsaudit: methode inzake de evaluatie en de aanpassing van de indicatoren voor de opvolging van de energie-efficiëntie en de vermindering van CO2-emissies zoals omschreven in de methodologische nota;
  17° representatieve organisatie van ondernemingen : instelling met rechtspersoonlijkheid die representatief is voor ondernemingen die een activiteit van dezelfde aard uitoefenen of geconfronteerd worden met een gemeenschappelijk milieuprobleem, en die door het geheel of een deel van haar leden gemandateerd wordt om hen te helpen bij de verbetering van hun energie-efficiëntie of om aan een vakovereenkomst deel te nemen;
  [5 17°/1 representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst : organisatie met rechtspersoonlijkheid die representatief is voor ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst en die een activiteit van dezelfde aard uitoefenen of geconfronteerd worden met een gemeenschappelijk milieuprobleem, en die door het geheel of een deel van haar leden gemandateerd wordt om hen te helpen bij de verbetering van hun energie-efficiëntie of om aan een vakovereenkomst deel te nemen;]5
  18° [5 stappenplan 2050 : onderzoek en omschrijving, verricht door een representatieve organisatie van ondernemingen of een onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst zonder bemiddeling van een representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst, van de visie van haar ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst of van de onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst in 2050, bevattende :
   a) hun of haar verwachte antwoorden op de klimaateisen en, eventueel, op die i.v.m. de markt of op andere reglementaire eisen;
   b) een evaluatie van hun of haar blootstelling aan de evoluties van de prijzen van de fossiele energieën en de grondstoffen, zoals omschreven in de methodologische nota;]5
  19° [5 onderzoek naar de relevantie van het stappenplan 2050 : onderzoek gevoerd door een representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst of een onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst zonder bemiddeling van een representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst, ten einde het belang van de uitvoering van een stappenplan 2050 te identificeren alsook de haalbaarheid ervan te onderstrepen en de hulpmiddelen te bepalen die nodig zijn om het uit te voeren;]5
  20° erkende energieauditeur : natuurlijke persoon erkend krachtens hoofdstuk 3;
  21° [2 ...]2
  22° werkdag: elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen;
  23° dag: kalenderdag. Als de in dagen berekende termijn op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag verstrijkt, wordt hij tot de volgende werkdag verlengd.
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (2)<BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (3)<BWG 2016-01-14/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (4)<BWG 2016-01-14/03, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (5)<BWG 2017-06-15/14, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>
  (6)<BWG 2019-03-28/46, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

HOOFDSTUK II. [1 - Toelagen voor de ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst, de representatieve organisaties van ondernemingen en de representatieve organisaties van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden
Art.3.[3 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister overeenkomstig dit hoofdstuk toelagen verlenen aan de ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst, aan de representatieve organisaties van ondernemingen of aan de representatieve organisaties van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst voor :]3
  1° de uitvoering van een [2 gedeeltelijke]2 energieaudit, een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek, een haalbaarheidsonderzoek, een jaarlijkse opvolgingsaudit;
  2° [1 ...]1
  3° de uitvoering van een stappenplan 2050, het voeren van het onderzoek naar de relevantie van een stappenplan 2050;
  4° [1 ...]1
  5° de voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst;
  6° het voeren van acties ter verbetering van de energie-efficiëntie.
  [3 Er mag geen toelage voor een globale energieaudit toegekend worden aan de ondernemingen die krachtens artikel 11 van het decreet van 9 december 1993 betreffende de steun en de tegemoetkomingen van het Waalse Gewest voor de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën verplicht zijn.
   Het is verboden de toelagen waarin dit hoofdstuk voorziet te cumuleren met andere toelagen of premies verleend door het Gewest, de gemeenschappen, de provincies of de gemeenten voor hetzelfde onderzoek of dezelfde investering.]3
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (2)<BWG 2016-01-14/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (3)<BWG 2017-06-15/14, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art.4.De verschillende audits en onderzoeken worden gevoerd [1 ...]1 die erkend zijn volgens de procedure omschreven in hoofdstuk 3 of door energie-auditeurs overeenkomstig bijlage 6.
  ----------
  (1)<BWG 2017-06-15/14, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art.5.
  <Opgeheven bij BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art.6.De [1 gedeeltelijke]1 energieaudit en de globale energieaudit worden op bestaande installaties uitgevoerd.
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art.7. Het prehaalbaarheidsonderzoek wordt op bestaande installaties gevoerd, tenzij het gaat om installaties betreffende een hernieuwbare energiebron of warmtekrachtkoppeling.

Art.8.
  <Opgeheven bij BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Afdeling 2. - Subsidiëringspercentage
Art.9.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister toelagen aan de [1 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]1 verlenen overeenkomstig bijlage 7.
  Tijdens de geldigheidsduur van de vakovereenkomst mag slechts één toelage per bedrijfslocatie verleend worden voor de uitvoering van een haalbaarheidsonderzoek.
  ----------
  (1)<BWG 2017-06-15/14, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art.10.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister toelagen verlenen aan de representatieve organisaties van ondernemingen en aan de ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst zonder bemiddeling van een representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst, overeenkomstig bijlage 8.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-06-15/14, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Afdeling 3. - In aanmerking komende kosten
Art.11. De toelage wordt berekend op basis van de in aanmerking komende kosten, excl. btw.

Art.12.
  <Opgeheven bij BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art.13.[1 Voor de uitvoering van een gedeeltelijke energieaudit, een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek zijn de in aanmerking komende kosten :
   1° de nodige prestaties van de erkende energieauditeur;
   2° de prijs van de meetapparatuur, gekocht of gehuurd door de onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst, die nodig is om het onderzoek tot een goed einde te brengen;
   3° de kosten van de interne prestaties van de onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst, als ze door de erkende energieauditeur gevalideerd en nodig geacht worden voor de uitvoering van de gedeeltelijke energieaudit, de globale energieaudit, het prehaalbaarheidsonderzoek of het haalbaarheidsonderzoek.
   Het percentage en het maximumbedrag van de verleende toelage en het maximumbedrag van de in aanmerking komende kosten voor eenzelfde dossier worden in bijlage 7 vermeld.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-06-15/14, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art.14.Voor de uitvoering van een haalbaarheidsonderzoek zijn de in aanmerking komende kosten de nodige prestaties van de energieauditeur.
  [1 Het percentage, het maximumbedragen van de toelage die voor eenzelfde dossier wordt verleend, worden in bijlage 7 vermeld.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-06-15/14, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art.15.De Minister kan de [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2 toelagen verlenen voor de jaarlijkse opvolgingsaudit als hij binnen de [1 [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2]1 uitgevoerd wordt door een persoon die de gepaste opleiding gevolgd heeft zoals bedoeld in de methodologische nota.
  Voor de uitvoering van een jaarlijkse opvolgingsaudit zijn de in aanmerking komende kosten de nodige prestaties van de erkende energieauditeur en de interne prestaties.
  [2 Het percentage en het maximumbedrag van de in aanmerking komende kosten worden in bijlage 7 vermeld.]2
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (2)<BWG 2017-06-15/14, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art.16.
  <Opgeheven bij BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art.17.§ 1. De representatieve organisaties van [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2 en de [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2 [2 ...]2 kunnen de gesubsidieerde opdrachten zelf vervullen of door een derde laten vervullen.
  § 2. Wat betreft de [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2 [2 ...]2, omvatten de in aanmerking komende kosten voor de voorbereiding, omkadering en opvolging van de vakovereenkomst, de uitvoering van een stappenplan 2050 en het voeren van een onderzoek naar de relevantie hiervan, de interne prestaties van de representatieve organisatie van [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2 en de facturen van de externe dienstverleners die nodig zijn voor het ontwerp en de uitvoering van de metingen, met inbegrip van de kosten voor de verificatie van de berekening van de aggregatie van de gegevens van bovenbedoelde [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2.
  [2 Het percentage en de maximale in aanmerking komende kosten worden in bijlage 8 vermeld.]2
  § 3. Wat betreft de [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2 [2 ...]2, zijn de in aanmerking komende kosten voor de uitvoering van een stappenplan 2050 en een onderzoek naar de relevantie ervan die van de interne prestaties van de [2 ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]2 en de facturen van de externe dienstverleners die nodig zijn voor het ontwerp en de uitvoering van de metingen.
  [2 Het percentage en de maximale in aanmerking komende kosten worden in bijlage 8 vermeld.]2
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (2)<BWG 2017-06-15/14, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art.18. De acties ter verbetering van de energie-efficiëntie van de ondernemingen die lid zijn van de representatieve organisatie van ondernemingen moeten betrekking hebben op een aantal ondernemingen die bij de instelling aangesloten zijn en een belangrijk deel van de door de sector verbruikte energie vertegenwoordigen.
  Wat betreft de uitvoering van metingen ter verbetering van de energie-efficiëntie van een sector, zijn de in aanmerking komende kosten die voor de interne prestaties van de representatieve organisatie van ondernemingen, de facturen van de externe dienstverleners en de nodige leveringen voor het ontwerp en de uitvoering van de metingen.
  De in aanmerking komende kosten worden beperkt tot 20.000 euro per jaar.

Art.19.
  <Opgeheven bij BWG 2017-06-15/14, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>
Art.19. [1 § 1. De Minister kan, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en overeenkomstig dit hoofdstuk, toelagen verlenen aan kmo's om renovatiewerken te laten uitvoeren.
   De in aanmerking komende kmo's behoren tot de volgende sectoren :
   1° groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen (NACE-BEL codes 2008 : 45);
   2° groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen (NACE-BEL codes 2008 : 46);
   3° detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen (NACE-BEL codes 2008 : 47);
   4° eet- en drinkgelegenheden (NACE-BEL codes 2008 : 56).
   De in aanmerking komende renovatiewerken zijn de volgende :
   1° wandisolatie;
   2° ventilatie;
   3° LED-verlichting;
   4° isolatie van koelruimten.
   § 2. De in dit hoofdstuk voorziene toelagen mogen niet gecumuleerd worden met andere toelagen of premies verleend door het Gewest, de gemeenschappen, de provincies of de gemeenten voor dezelfde investering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>


HOOFDSTUK II/1. [1 - Toelagen voor kmo's]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Toekenningsvoorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 19/1.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. 19/2.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. 19/3.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. 19/4.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Afdeling 2. [1 - Subsidiëringspercentage]1   ----------   (1)
Art.20. [1 Het subsidiëringspercentage is het volgende :
   1° voor een middelgrote onderneming : 40 % van de in aanmerking komende kosten;
   2° voor een kleine onderneming : 50 % van de in aanmerking komende kosten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art.20.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. 19/5.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Afdeling 3. [1 - In aanmerking komende kosten]1   ----------   (1)
Art.21. [1 De toelage wordt berekend op basis van de in aanmerking komende kosten, excl. btw.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art.21.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art.22. [1 De in aanmerking komende kosten zijn de volgende :
   1° voor de isolatie en ventilatie : de extra kosten die nodig zijn om de drempels te overschrijden die zijn vastgesteld in de reglementering inzake de energieprestatie van gebouwen die van kracht is op het moment van de subsidieaanvraag;
   2° voor de LED-verlichting : de extra kosten in vergelijking met een soortgelijke investering die minder energie-efficiënt is en die zonder de subsidie aannemelijk zou zijn geweest;
   3° voor de isolatie van de koelruimten : de extra kosten die nodig zijn om de warmtedoorgangscoëfficiënt van 0,26 W/m2K in gekoelde opslag en 0,16 W/m2K in diepvriesopslag te overschrijden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art.22.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. 19/6.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. 19/7.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

HOOFDSTUK II/2. (Afdeling 4) [1 - Aanvraag van de toelage]1   ----------   (1)
Art.23.[1 De toelage wordt aangevraagd vóór de datum van de eerste factuur in verband met de renovatiewerken waarvoor ze aangevraagd wordt.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art.24.[1 Het dossier met betrekking tot de subsidieaanvraag bevat:
   1° het aanvraagformulier, ter beschikking gesteld door de Administratie;
   2° het afschrift van de kostenraming van de renovatiewerken;
   3° de berekening van de in aanmerking komende kosten;
   4° de bankrekenings- en ondernemingsnummers van de aanvrager.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art.25.[1 Binnen tien werkdagen na ontvangst van de subsidieaanvraag richt de Administratie een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin aangegeven wordt of het aanvraagdossier al dan niet volledig is.
   Indien het dossier onvolledig verklaard wordt, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bericht van ontvangst, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.
   Indien de aanvrager, na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, de gevraagde gegevens heeft overgemaakt, wordt door de Administratie een tweede bericht van ontvangst aan de aanvrager gestuurd om hem mee te delen dat zijn dossier volledig is.
   Als de aanvrager de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, is de aanvraag onontvankelijk.
   Binnen een maand na het verzenden van het bericht van ontvangst waaruit blijkt dat het aanvraagdossier volledig is, laat de Administratie de aanvrager weten of zijn aanvraag al dan niet ontvankelijk is.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. 25/1. [1 De beslissing tot toekenning van de toelage kan gebonden worden aan de voorwaarde van wijziging van bepaalde technische aspecten van het aanvraagdossier.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>


Art. 25/2. [1 De Minister of zijn afgevaardigde kan de inhoud van de in dit hoofdstuk bedoelde documenten nader bepalen en de vorm en toepassingsmodaliteiten ervan vastleggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-03-28/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>


Afdeling II/3. [1 - Betaling van de toelage]1   ----------   (1)
Art.26.§ 1. [2 ...]2
  § 2. De aanvraag tot betaling van de toelage voor een [3 gedeeltelijke]3 energieaudit, [5 ...]5 een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek, een haalbaarheidsonderzoek of een jaarlijkse opvolgingsaudit wordt bij de Administratie ingediend binnen een termijn van twee jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
  De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die [4 door de onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst of de KMO]4 in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren ingediend wordt, samen met [5 de bewijsstukken van de uitgaven en een eindrapport met de resultaten van het onderzoek]5.
  [5 De aanvraag tot uitbetaling van een toelage zoals bedoeld in hoofdstuk II/1 wordt bij de Administratie binnen één jaar ingediend, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
   De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die door de KMO in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren ingediend wordt, samen met de bewijsstukken van de uitgaven en een eindrapport met de energieprestatie van de investering.]5
  § 3. De aanvraag tot betaling van de toelage voor de uitvoering van een onderzoek naar de relevantie van een stappenplan 2050 of van een stappenplan 2050 wordt bij de Administratie ingediend binnen een termijn van drie jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
  De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die [4 door de representatieve organisatie]4 [5 die deel uitmaakt van een vakovereenkomst, door de onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren]5 ingediend wordt, samen met de bewijsstukken van de uitgaven, met inbegrip van een overzicht van de interne prestaties en de diensten verleend door derden en van een openbaar eindrapport.
  § 4. De aanvraag tot betaling van de toelage voor de voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst [4 ...]4 wordt bij de Administratie ingediend binnen een termijn van twee jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
  De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die [4 door de representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst]4 in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren ingediend wordt, samen met de bewijsstukken van de uitgaven, met inbegrip van een overzicht van de interne prestaties en de diensten verleend door derden en van een openbaar eindrapport.
  § 5. De beslissing tot toekenning vervalt als de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 tot 4 niet nageleefd worden.
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (2)<BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (3)<BWG 2016-01-14/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (4)<BWG 2017-06-15/14, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>
  (5)<BWG 2019-03-28/46, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art.27. Binnen 10 werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot betaling van de toelage richt de Administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin aangegeven wordt of het aanvraagdossier al dan niet volledig is.
  Indien het dossier onvolledig is, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum van ontvangst van het bericht van ontvangst, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.
  Indien de aanvrager, na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, de gevraagde gegevens heeft overgemaakt, wordt door de Administratie een tweede bericht van ontvangst aan de aanvrager gestuurd om hem mee te delen dat zijn dossier volledig is.
  De beslissing tot toekenning vervalt als de aanvrager de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt binnen de termijn bedoeld in het tweede lid.

HOOFDSTUK III. - Erkenning van de energieauditeurs
Art.28. De energieauditeurs kunnen erkend worden in de volgende vaardigheidsdomeinen :
  1° gebouwen :
  2° industriële processen;
  3° productie van hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling;
  4° verlichting.

Art.29.§ 1. De erkenningen als energieauditeur kunnen verkregen worden door elke natuurlijke persoon die minstens de volgende voorwaarden vervult :
  1° hetzij het bewijs leveren van minstens vijf jaar ervaring in het aangevraagde vaardigheidsdomein, hetzij beschikken over een diploma Master burgerlijk ingenieur, Master architectuur, Master in de industriële ingenieurswetenschappen;
  2° onafhankelijk zijn van elke leverancier van energie, uitrustingen of werken bedoeld in de [1 gedeeltelijke]1 energieaudit, de globale energieaudit of het prehaalbaarheidsonderzoek; ".
  3° minstens drie jaar voor de indiening van de erkenningsaanvraag niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot intrekking van de erkenning in de vaardigheid die met de aangevraagde erkenning overeenstemt of van een beslissing tot niet hernieuwing van de erkenning van één jaar in de vaardigheid die overeenstemt met de erkenning aangevraagd overeenkomstig dit besluit, het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energie-efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE), het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA) of het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van studies en werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA).
  § 2. De erkenninsgaanvraag wordt ingediend d.m.v. het aanvraagformulier dat door de Administratie ter beschikking gesteld wordt.
  Het erkenningsaanvraagdossier bevat de volgende elementen :
  1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager;
  2° een afschrift van het vereiste diploma of elk document ter bevestiging van het ervaringsniveau vereist in paragraaf 1, 1°;
  3° een omschrijving van de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;
  4° een afschrift van minstens drie audit- of onderzoeksrapporten opgemaakt door de aanvrager in de loop van de drie laatste jaren die aan de aanvraag voorafgaan en die betrekking hebben op elk van de vaardigheidsdomeinen waarvoor de aanvrager wenst erkend te worden.
  § 3. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het aanvraagdossier richt de Administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin aangegeven wordt dat het aanvraagdossier volledig is.
  Indien het aanvraagdossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst ook gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt met ingang van de datum van ontvangst van het volledige dossier.
  De Minister beslist over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van vijfenveertig dagen die ingaat op de datum van ontvangst van het volledige dossier. Die termijn bedraagt zestig dagen indien de aanvrager door de Minister of zijn afgevaardigde werd gehoord. De Minister geeft de aanvrager kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vijfenzeventig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het volledige dossier. Die termijn bedraagt negentig dagen indien de aanvrager door de Minister of zijn afgevaardigde werd gehoord.
  De erkenningsaanvraag wordt onderzocht op basis van de elementen die het aanvraagdossier inhoudt. De kwaliteit van de rapporten bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 4°, wordt onderzocht op basis van de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4.
  Desgevallend wordt de erkenning verleend voor een duur van vijf jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing van de Minister.
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art.30. De erkenning kan hernieuwd worden als de energieauditeur in de loop van de verstreken erkenningsperiode minstens drie audits of onderzoeken overeenkomstig de voorschriften van dit besluit heeft gevoerd voor elk vaardigheidsdomein waarvoor de erkenning werd aangevraagd.
  De hernieuwingsaanvraag wordt overeenkomstig artikel 29, § 2, ingediend, uiterlijk honderdtwintig dagen voor de vervaldatum van de erkenning. In dat geval wordt de erkenning verlengd totdat de Minister zich over de hernieuwingsaanvraag uitgesproken heeft.
  De hernieuwingsaanvraag wordt overeenkomst artikel 29, § 3, onderzocht.

Art.31. § 1. Indien een aanvrager die houder is van één van de in paragraaf 1 van artikel 29 opgesomde diploma's zijn erkenningsaanvraag onmogelijk vergezeld kan laten gaan van de rapporten bedoeld in artikel 29, § 2, tweede lid, 4°, heeft de erkenning een duur van één jaar, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing van de Minister.
  In het geval bedoeld in het eerste lid is de begunstigde van de erkenning verplicht een afschrift van de drie rapporten die hij in het kader van zijn erkenning heeft opgesteld binnen vijftien dagen na de opstelling ervan aan de Administratie over te maken.
  De kwaliteit van de overgelegde rapporten wordt onderzocht op basis van de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4.
  § 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van de rapporten laat de Minister of zijn afgevaardigde de begunstigde weten of de controle bedoeld in het derde lid geen tekortkoming aan het licht brengt.
  Uiterlijk veertig dagen voor de einddatum van het eerste erkenningsjaar deelt de Minister of zijn afgevaardigde aan de begunstigde mee dat zijn erkenning niet hernieuwd wordt als :
  1° de controles bedoeld in het derde lid herhaalde tekortkomingen aan het licht gebracht hebben;
  2° de erkende energieauditeur de rapporten bedoeld in het tweede lid niet overgelegd heeft.
  Indien de controles bedoeld in paragraaf 1, derde lid, na afloop van het eerste erkenningsjaar geen herhaalde tekortkoming aan het licht gebracht hebben, wordt de erkenning door de Minister hernieuwd voor een periode van vier jaar, die hernieuwbaar is overeenkomstig artikel 30.

Art.32. Onverminderd de sanctiemogelijkheden, kan de Administratie van de auditeur eisen dat hij verbeteringen aanbrengt in de audits of onderzoeken waarvan de slechte kwaliteit is vastgesteld.
  De Minister of zijn afgevaardigde is bevoegd om controle te voeren op de audits of onderzoeken die door de erkende energieauditeurs worden verricht.
  Als de Minister of zijn afgevaardigde tekortkomingen vaststelt in een audit of een onderzoek, verwittigt hij de auditeur in een schrijven.
  In dat schrijven wordt gewag gemaakt van bedoelde audit- of onderzoeksrapporten, alsook van de in bijlage 4 opgenomen kwaliteitscriteria op grond waarvan de tekortkoming is vastgesteld en wordt de erkende auditeur voor verhoor uitgenodigd. Tijdens zijn verhoor laat de erkende auditeur zijn argumenten m.b.t. de vastgestelde tekortkomingen gelden. Na dat verhoor of als de erkende energieauditeur weigert te worden gehoord, beslist de Minister, in voorkomend geval, een waarschuwing te verzenden of de erkenning op te schorten of in te trekken.
  De Minister of zijn afgevaardigde kan een sanctie opleggen aan de auditeur die een audit of een onderzoek gevoerd heeft die/dat niet voldoet aan de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4. Hij geeft de energieauditeur kennis van zijn beslissing.
  De erkenning die aan een energieauditeur verleend wordt krachtens :
  1° het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA);
  2° het besluit van de Waalse Regering van 28 april 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA), wordt voor de overeenstemmende vaardigheden opgeschort voor dezelfde duur als degene die de Minister bepaalt voor de overeenkomstig dit besluit opgeschorte erkenning of eindigt van rechtswege als de krachtens dit besluit verleende erkenning ingetrokken wordt.

Art.33. De lijst van de energieauditeurs die erkend zijn als energieauditeur gebouwen, als energieauditeur industriële processen, als energieauditeur productie van hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling en als energieauditeur verlichting wordt door de Administratie bekendgemaakt en bijgehouden.

HOOFDSTUK IV. - Bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten van de erkende energieauditeurs
Art.34.§ 1. De bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten kan verkregen worden door elke natuurlijke persoon die minstens de volgende voorwaarden vervult :
  1° beschikken over de erkenningen als energieauditeur gebouwen, industriële processen en hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling voor een periode van vijf jaar;
  2° het bewijs leveren van ervaring inzake de energie-aspecten op industriegebied;
  3° een technisch-industriële studiedag gevolgd hebben overeenkomstig de voorschriften van de methodologische nota;
  4° minder dan drie jaar voor de indiening van de bijkomende erkenningsaanvraag niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot intrekking van de bijkomende erkenning.
  § 2. De aanvraag om een technische-industriële studiedag te volgen wordt ingediend bij de Administratie.
  Het aanvraagdossier bevat minstens de volgende elementen :
  1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager;
  2° de referenties ter bevestiging van zijn ervaring inzake de energie-aspecten op industriegebied.
  § 3. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het aanvraagdossier tot deelname aan de technisch-industriële studiedag, richt de Administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin aangegeven wordt dat het aanvraagdossier volledig is. Indien het aanvraagdossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt op de datum van ontvangst van het al dan niet volledige dossier.
  Binnen zes maanden na ontvangst van het volledige aanvraagdossier, richt de Administratie aan de aanvrager informatie over de volgende technisch-industriële studiedag.
  Het bijkomende erkenningscertificaat wordt gestuurd aan de aanvrager binnen drie maanden, te rekenen van de datum van opvolging van de technisch-industriële studiedag.
  De bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten wordt verleend voor een periode van hoogstens [1 vijf jaar]1 of voor de kortste overblijvende duur van de erkenning als energieauditeur gebouwen of van de erkenning als energieauditeur industriële processen of van de erkenning inzake hernieuwbare energieën als die duur korter is dan twee jaar.
  § 4. De hernieuwingsaanvraag wordt onderzocht volgens de procedure die in de paragrafen 2 en 3 vastligt. Als het verzoek om de technisch-industriële studiedag te volgen evenwel zes maanden voor de vervaldatum van de bijkomende erkenning wordt ingediend, wordt ze verlengd, desnoods tot het tijdstip waarop de technisch-industriële studiedag door de Administratie georganiseerd wordt.
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art.35. De Minister of zijn afgevaardigde is bevoegd om controle te voeren op de audits en onderzoeken die verricht worden door een erkende energieauditeur die over de bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten beschikt.
  De Minister kan een sanctie opleggen aan de auditeur die een audit of een onderzoek gevoerd heeft die/dat niet voldoet aan de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4.
  Onverminderd de sanctiemogelijkheden, kan de Administratie van de auditeur eisen dat hij verbeteringen aanbrengt in de audits of onderzoeken waarvan de slechte kwaliteit is vastgesteld.
  Als de Minister of zijn afgevaardigde tekortkomingen vaststelt in een audit of een onderzoek, verwittigt hij de auditeur in een schrijven.
  In dat schrijven wordt gewag gemaakt van bedoelde audit- of onderzoeksrapporten, alsook van de in bijlage 4 opgenomen kwaliteitscriteria op grond waarvan de tekortkoming is vastgesteld en wordt de erkende auditeur voor verhoor uitgenodigd. Tijdens zijn verhoor laat de erkende auditeur zijn argumenten m.b.t. de vastgestelde tekortkomingen gelden. Na dat verhoor of als de erkende energieauditeur weigert te worden gehoord, beslist de Minister, in voorkomend geval, een waarschuwing te verzenden of de erkenning op te schorten of in te trekken.
  De Minister of zijn afgevaardigde geeft de energieauditeur kennis van zijn beslissing.

Art.36. De lijst van de erkende energieauditeurs die houder zijn van de bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten wordt door de Administratie bekendgemaakt en bijgehouden.

HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art.37. De aanvragen van toelagen ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE).

Art.38. Dit besluit is van toepassing op de aanvragen van toelagen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit onderzocht worden in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE).

Art.39. Dit besluit is van toepassing op de erkenningen verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE), onder de volgende voorwaarden :
  1° er wordt een erkenning als energieauditeur verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in één van de volgende vaardigheidsdomeinen :
  a) globale energieaudit van gebouwen;
  b) audit van verwarmings-, ventilatie- en airconditioningssystemen;
  2° er wordt een erkenning als energieauditeur verlichting verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in het vaardigheidsdomein betreffende de uitvoering van audits van verlichtingssystemen :
  3° er wordt een erkenning als energieauditeur industriële processen verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in het vaardigheidsdomein betreffende de uitvoering van audits van industriële processen;
  4° er wordt een erkenning als energieauditeur productie hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in het vaardigheidsdomein betreffende de uitvoering van audits van systemen voor energieproductie vanaf hernieuwbare bronnen.

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art.40. In geval van overtreding van dit besluit of van het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE) kan de begunstigde gedurende tien jaar, te rekenen van de datum waarop de overtreding werd vastgesteld, geen nieuwe toelage aanvragen in de zin van die besluit.

Art. 40/1. [1 De Minister van Energie is bevoegd om, in voorkomend geval, de inhoud van de audit en van het rapport van bijlage 10 en van het formulier van bijlage 11 aan te vullen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2017-06-15/14, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>


Art.41. Het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE), zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 2010 en bij het besluit van de Waalse Regering van 2 februari 2012, wordt opgeheven.

Art.42. Dit besluit en de desbetreffende bijlagen treden in werking op de datum warop ze ondertekend worden, met uitzondering van de hoofdstukken 3 en 4 die de artikelen 28 tot 36 inhouden en van de bijlagen 4 en 5, die in werking treden op de datum waarop ze in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden.

Art.43. Dit besluit kan geïdentificeerd worden met het woord " AMURE ".

Art.44. De Minister bevoegd voor het energiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.
  <Opgeheven bij BWG 2016-01-14/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art. N2.[1 Bijlage 2. - Minimumbestek voor de gedeeltelijke energieaudit en de globale energieaudit
   1. Doelstelling
   De gedeeltelijke energieaudit of de globale energieaudit van een ondeneming dient om de opdrachtgever op eenvoudige maar duidelijke wijze een stand van de energie-efficiëntie van de in omstandigheden van reël gebruik geauditeerde onderneming over te leggen, alsook de verbeteringen die eraan aangebracht kunnen worden en de energiebesparingen die daaruit voortvloeien. De audit moet de uitwerking van een globaal actieplan omvatten aan de hand waarvan de te ondernemen acties hiërarchisch ingedeeld worden en de verbetering van de energie-efficiëntie van de onderneming beoogd wordt door het beoordelen van de relevantie van een uit te voeren investering die bestemd is om :
   1° energie rationeler te gebruiken;
   2° gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling.
   Dat globale actieplan bestaat uit het geheel van de maatregelen die de onderneming in de loop van de komende jaren zal doorvoeren, met inbegrip van de investeringen waarmee die doelstelling gehaald kan worden. Het omvat een gecijferde raming van de efficiëntie van elk van die maatregelen (vermindering van de energieverbruiken, kosten), alsook een tijdschema met de fasering van de investeringen die in de tijd toegestaan zullen worden.
   2.Vereisten
   § 1. De globale energieaudit beoogt :
   1° een omschrijving van de kenmerken van de onderneming en de gebruiken ervan naar gelang van energieverbruiken i.v.m. de productie van goederen (process), de diensten (gebouwen, onderhoud), de productie of verwerking van energie (nut) en het interne vervoer;
   2° een globale analyse van de energiestromen van de onderneming, met name :
   a) de energieverbruiken en -verdeling voor een referentiejaar en een overgangsjaar per energievector (gas, stookolie, elektriciteit, steenkool, enz.), uitgedrukt in fysische eenheden (kWu, ton, liter...), in kWu en genormaliseerd (teruggebracht tot een jaar met normale weersomstandigheden - voor de gebruiksvormen die zulks rechtvaardigen), wat resulteert in een tabel van de eindverbruiken omgezet in primaire energie (MWup) en in CO2-emissies (kg CO2) op grond van de omzettingscoëfficiënten vermeld in bijlage 5;
   b) de belastingsprofielen betreffende het elektriciteitsverbruik, voor zover die gegevens nodig zijn voor de identificatie van de punten waarop de energie-efficiëntie verbeterd kan worden;
   c) het energieverbruiksprofiel van het vervoer binnen de perimeter van de onderneming als het vijf percent van het totale energieverbruik van de perimeter overschrijdt;
   3° een identificatie van de in voorangsorde ingedeelde punten waarop de energie-efficiëntie van de onderneming verbeterd kan worden, met inbegrip van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling;
   4° de jaarlijkse boekhouding, op schaal van de onderneming, van de energieverbruiken en de productievolumes (in fysische eenheden), per product en, eventueel, per productielijn of -fase;
   5° de opbouw van indicatoren die gebaseerd zijn op, ondermeer, de specifieke verbruiken;
   6° de identificatie, de gegrondheid en de technisch-economische evaluatie van de beste projecten tot verhoging van de energie-efficiëntie en van de varianten ervan, op basis van, ondermeer, de volgende criteria :
   a) de technisch-economische kwaliteit, rekening houdend, zo veel mogelijk, met een analyse van de levenscycluskosten, incluis het vervoer buiten de perimeter, in plaats van simpele terugverdienperioden, om rekening te houden met langetermijnbesparingen, residuële waarden van langetermijninvesteringen en discontopercentages;
   b) de aanvaardbaarheid door de onderneming, met name ten opzichte van haar interne organisatie en de vereiste onderhoudsactiviteiten;
   c) de potentiële vermindering van het primaire energieverbruik;
   d) de potentiële vermindering van de CO2-emissies;
   e) de indeling van de verbeteringspistes naar gelang van de volgende rendabiliteitsklassen :
   - klasse 1 : gewone terugverdientijd inzake investeringen korter dan 2 jaar;
   - klasse 2 : gewone terugverdientijd inzake investeringen langer dan 2 jaar en korter dan 5 jaar;
   - klasse 3 : gewone terugverdientijd inzake investeringen langer dan 5 jaar;
   f) de indeling van de verbeteringspistes naar gelang van de volgende technische haalbaarheidsklassen :
   - klasse R : pistes aangelegd tussen het referentiejaar en het jaar van de oorspronkelijke uitvoerige audit;
   - klasse A : pistes waarvan de technologie beschikbaar is en waarvan de haalbaarheid vaststaat;
   - klasse B : pistes waarvan de technologie beschikbaar is maar waarvan de haalbaarheid niet vaststaat;
   - klasse C : waarvan de technologie niet beschikbaar is of niet in de sector wordt toegepast.
   De audit moet het uitwerken van een globaal actieplan ter verhoging van de energie-efficiëntie van de onderneming mogelijk maken.
   § 2. Het auditrapport bevat :
   1° de doelstelling van de audit alsook de onderzochte vectoren en de eventuele beperkingen;
   2° de werkhypothesen : de parameters gebruikt in de audit, met name de conversiefactoren (PCI, PCS, CO2-emissiecoëfficiënten) en de kosten van de verschillende vectoren;
   3° de algemene voorstelling van de kenmerken van de onderneming;
   4° de globale analyse van de energiestromen;
   5° de uitvoerige beschrijving van de perimeter die in de audit in aanmerking genomen wordt;
   6° de energiebalans op grond van berekeningen;
   7° gedetailleerde verbeteringsvoorstellen, gecijferd inzake kosten, energiebesparing, vermindering van de emissies van verontreinigende gassen en rendabiliteit. De verbeteringsvoorstellen worden overgelegd in een logische volgorde of in voorrangsorde, gemotiveerd door de staat van de uitrustingen, de gegenereerde besparingen en de rendabiliteit, rekening houdend met de weerslag van elk van hen op de volgende, waarbij een bijzondere aandacht geschonken wordt aan het in overeenstemming brengen van de behoeften met het voorgestelde materieel;
   8° het eventuele beroep op technologieën zoals warmtekrachtkoppeling, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen;
   9° de beschikbare hulpmiddelen voor de verschillende overwogen verbeteringen (bron, bedrag, ...);
   10° de conclusies, die duidelijk moeten zijn en geïnterpreteerd moeten kunnen worden door een persoon die geen specifieke kennis heeft in de behandelde domeinen.
   § 3. De voorgestelde verbeteringsvoorstellen moeten rekening houden met de vereisten (ondermeer inzake energie) van kracht in de verschillende regelgevingen.
   § 4. Hetzelfde patroon wordt aangewend voor een energieaudit betreffende een bijzonder gebruik, waarbij de analyse gericht wordt op bedoeld gebruik.
   § 5. De gegevens gebruikt bij de uitvoering van de globale of de gedeeltelijke energie-audit van een onderneming worden bewaard met het oog op een historische analyse en de opvolging van de prestaties.
   De Minister is bevoegd om de inhoud van de audit en van het rapport aan te vullen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>

Art. N3. Bijlage 3. - Minimumbestek voor het voeren van een onderzoek naar de prehaalbaarheid van een investering
  1. Doelstelling :
  Het onderzoek naar de prehaalbaarheid van een investering dient om de ondernemingen in staat te stellen de relevantie te evalueren van een investering met het oog op een rationeler energiegebruik of op de ontwikkeling van het gebruik van hernieuwbare energie of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling. Het beoogt de bepaling van de predimensionering en van de meest interessante technische, energetische en economische kenmerken van een investering, waarbij geenszins verwezen wordt naar een specifiek type of merk met betrekking tot die investering. Het onderzoek moet verschillende hypotheses uittesten.
  2. Vereisten :
  De haalbaarheidsvoorstudie voor een investering dient volgende bestanddelen te bevatten :
  1° de voorstelling van de energiebehoeften waaraan de investering moet voldoen en de effectieve energieverbruiken voor de investering;
  2° de werkhypothesen :
  3° de berekening van de technische dimensionering van de investering en de referentiegrootheden waarvan gebruik is gemaakt voor de berekeningen moeten duidelijk aangegeven worden;
  4° de identificatie en de gegrondheid van de relevantie van het aanvankelijk geanalyseerde project en van de varianten ervan, op grond van, ondermeer, de volgende criteria : de technisch-economische kwaliteit, de aanvaardbaarheid door de onderneming, met name ten opzichte van haar interne organisatie;
  5° desgevallend, de globale energiebalans, rekening houdend met het voorgestelde systeem, de bestaande systemen, de wijze van regulering ervan en de interactie ervan;
  6° in voorkomend geval, een evaluatie van de dwingende gebruiksvoorwaarden (onderhoud,...);
  7° een evaluatie van de primaire energie- en CO2-besparingen;
  8° een raming van de eceonomisch kost van de investering;
  9° een raming van het terugverdieneffect van de investering;
  10° de gegrondheid van de keuze van de vooropgestelde technieken en voorzieningen.
  Voor het gebruik van de biomassa worden de aanbevelingen en opleggingen van het Waarnemingscentrum van de biomassa in aanmerking genomen zodra ze geofficialiseerd zijn.
  De Minister is bevoegd om de inhoud van het prehaalbaarheidsonderzoek te herzien.

Art. N4. Bijlage 4. - Kwaliteitscriteria geanalyseerd door de Administratie in het kader van de erkenningsprocedure en van de betaling van de toelage
  Criterium 1 : Doelstellingen, hypothesen en stand van zaken :
  1° doelstelling van de audit of van het onderzoek : vectoren onderzocht in de audit, eventuele beperkingen,...;
  2° werkhypothesen : parameters gebruikt in de audit (Conversiefactoren - PCI, PCS, CO2-emissiecoëfficiënten - kosten van de verschillende vectoren,...);
  3° stand van zaken : algemene voorstelling van de kenmerken van het gebouw (of de gebouwen) (bouwjaar, architectuur, bestemming, gebruikte oppervlakte,...), of van het industrieel proces of van het nut (damp, gedrukte lucht, enz).
  Criterium 2 : Analyse van de toestand
  1° analyse van de verbruiken - idealiter over minimum drie jaar voor elke geanalyseerde vector - (in brutowaarden, gecorrigeerd naar gelang van de graden-dagen, eventueel : vergelijking met een benchmark,...); desgevallend, evolutie van het verbruik over een gegeven periode (burgerlijk jaar, zomerperiode,...) die overgangsverschijnselen aan het licht kan brengen (kwartierpiek, verbruikspiek,...);
  2° uitvoerige omschrijving van het industrieel proces, van het nut of van het omhulsel van het gebouw en van de uitrustingen met hun eventuele gebreken;
  3° energiebalans (gegrond op berekeningen - bijvoorbeeld voor een gebouw : waarden van de transmissiecoëfficiënten, schatting van de luchtverversing, berekening van de warmteverliezen, rendementen van de installatie,...).
  Criterium 3 : voorstellen van gecijferde verbeteringen voor de audits en onderzoeken
  1° verbeteringsvoorstellen overgelegd in een logische volgorde of in voorrangsorde (gemotiveerd door de staat van het gebouw en de uitrustingen, de gegenereerde besparingen en de rendabiliteit), rekening houdend met de weerslag van elk van hen op de volgende, waarbij aandacht geschonken wordt aan het in overeenstemming brengen van de behoeften met het voorgestelde materieel;
  2° de verbeteringsvoorstellen moeten rekening houden met het mogelijke gebruik van hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling.
  Criterium 4 : Kennis van de mechanismen inzake financiële tegemoetkomingen van de overheid :
  beschikbare steun voor de verschillende overwogen verbeteringen (bronnen, bedragen,...)
  Criterium 5 : Conclusies
  Bondige opsomming van de meest relevante beslissingen die genomen moeten worden met het oog op de verbetering van de toestand naar gelang van de doelstelling.

Art. N5.[1 Bijlage 5. - Factoren betreffende de conversie van primaire energie in energetische CO2-emissies
   Hier worden de CO2-emissies i.v.m. het gebruik (en dus de productie) van de verschillende energievectoren die door de onderneming verbruikt worden in overweging genomen. Er zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van conventionele conversiefactoren.
   Bij overeenkomst worden slechts energetische CO2-emissies in overweging genomen.
   De niet-energetische CO2-emissies zijn emissies die zich voordoen in de industriële processen die niet voorkomen uit de verbranding van fossiele brandstoffen.
   Factoren betreffende de conversie van elektriciteit uit niet hernieuwbare bronnen
   De conversiefactor betreffende niet hernieuwbare elektriciteit wordt berekend in de veronderstelling dat ze opgewekt wordt door een centrale met een globaal productie- en distributierendement van 40% die op aardgas werkt. De conversiefactor in CO2-emissies bedraagt bijgevolg 55,8 kg/GJp of 200,9 kg CO2/MWup, of 502,2 kg CO2/MWue (waarbij MWue in eindenergie uitgedrukt wordt).
   Factoren betreffende de conversie van hernieuwbare elektriciteit
   Er wordt uitgegaan van een nul-emissie van energetische CO2, dus 0 kg CO2/GJp.
   Conversiefactoren betreffende brandstoffen (fossiele energieën, alternatieve brandstoffen, fatale gassen, biomassa...)
   De gebruikte standaardcoëfficiënten zijn degene die door het IPCC voorgesteld worden. De voornaamste zijn in onderstaande tabel opgenomen.
   De IPPC-richlijnen (1996a) bepalen dat de CO2-emissies i.v.m. de verbranding van biomassa voor de productie van energie niet in de inventaris opgenomen zijn omdat verondersteld wordt dat ongeveer een gelijkwaardig CO2-bedrag door de groei van nieuwe teelten opgevangen wordt. De emissiefactor voor de biomassa wordt dus als nul beschouwd. Dit betreft brandhout, de recuperatiebrandstof gebruikt in de papiersector en de biomassa gebruikt als hernieuwbare energie.
  [2

Gegevens Calorische onderwaarde Primaire energiefactor CO2-uitstoot
Hout 0,0143 GJp/kg 0,01430 GJp/kg 0,0 kg CO2/GJp
Antraciet 0,0277 GJp/kg 0,02770 GJp/kg 92,7 kg CO2/GJp
Elektriciteit 0,0036 GJp/kWh 0,00900 GJp/kWh 55,8 kg CO2/GJp
Benzine 0,0396 GJp/liter 0,03961 GJp/liter 68,6 kg CO2/GJp
Zware stookolie 0,0405 GJp/kg 0,04050 GJp/kg 76,6 kg CO2/GJp
Stookolie 0,0387 GJp/liter 0,03655 GJp/liter 73,3 kg CO2/GJp
Aardgas 0,0036 GJp/kWhi 0,00360 GJp/kWhi 55,8 kg CO2/GJp
Aardgas 0,00325 GJp/kWhs 0,00325 GJp/kWhs 55,8 kg CO2/GJp
Lichte olie 0,0387 GJp/liter 0,03868 GJp/liter 73,2 kg CO2/GJp
Zware olie 0,0417 GJp/liter 0,04173 GJp/liter 74,0 kg CO2/GJp
Kerosine 0,0377 GJp/liter 0,03580 GJp/liter 70,8 kg CO2/GJp
Bruinkool 0,0144 GJp/kg 0,01440 GJp/kg 99,2 kg CO2/GJp
LPG 0,0461 GJp/kg 0,04500 GJp/kg 62,4 kg CO2/GJp
Propaan 0,0255 GJp/liter 0,02360 GJp/liter 64,9 kg CO2/GJp
Propaan 0,0502 GJp/kg 0,04637 GJp/kg 64,9 kg CO2/GJp
]2
   Als de onderneming aan de " ETS " (Emission Trading System) deelneemt, kan ze als CO2-emissiefactoren de waarden terugnemen die geboekt werden voor hun aangifte in het kader van de opvolging van de ETS-Richtlijn. Om verwarring te voorkomen geven deze sites bij de toetreding tot de vakovereenkomsten aan of ze er al dan niet voor kiezen de factoren en coëfficiënten van de ETS over te nemen. Die keuze is vervolgens toepasselijk op het geheel van de brandstoffen en voor de hele duur van de vakovereenkomst.
   De Minister is bevoegd om de conversiefactoren te herzien voor elke energiebron.]1
  ----------
  (1)<BWG 2016-01-14/03, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
  (2)<BWG 2017-06-15/14, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art. N6.[1 BIJLAGE 6. Bevoegdheden van de energieauditeurs


Globale energieaudit Gedeeltelijke energieaudit Prehaalbaarheids-
   onderzoek
Haalbaarheids-
   onderzoek
Jaarlijkse opvolgingsaudit Vereenvoudigde energieaudit
Energieauditeur erkend tegelijkertijd in de vaardigheden gebouwen, industrieel proces en hernieuwbare energie -warmtekracht-
   koppeling *
Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid Energieauditeur erkend met bijkomende erkenning vakovereenkomst of interne dienstverleners die de in artikel 15, eerste lid, bedoelde opleiding gevolgd hebben Energieauditeur erkend tegelijkertijd in de vaardigheden gebouwen, industrieel proces en hernieuwbare energie -warmtekracht-
   koppeling
* Voor de globale energieaudit verricht in het kader van de vakovereenkomsten is de bijkomende erkenning vakovereenkomst vereist.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-06-15/14, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art. N7.[1 Bijlage 7
   Subsidiëringspercentage en maximale in aanmerking komende kosten of maximale jaarlijkse toelagen voor een onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst of een KMO die een intentieverklaring ondertekend heeft


  Globale energieaudit Gedeeltelijke energieaudit haalbaarheidsonderzoek haalbaarheidsonderzoek Jaarlijkse opvolgingsaudit
Onderneming die deel uitmaakt van een vakovereenkomst Onderneming die geen KMO is Percentage: 50% Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000 Percentage: 50%
   Maximale jaarlijkse toelage: 320.000 EUR
Percentage: 50%
   Maximale jaarlijkse toelage: 320.000 EUR
Percentage: 50%
   Maximale jaarlijkse toelage: 320.000 EUR
Percentage: 50%
   Maximale jaarlijkse toelage: 4.000 EUR
 Middelgrote onderneming Percentage: 60%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 60%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 60%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 60%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 60%
   Maximale jaarlijkse toelage: 4000€
  
 Kleine onderneming Percentage: 70%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 70%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 70%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 70%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Percentage: 70%
   Maximale jaarlijkse toelage: 4.000 EUR
KMO die een intentieverklaring heeft ondertekend Middelgrote onderneming Percentage: 60%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking
 Kleine onderneming Percentage: 70%
   Maximale jaarlijkse toelage: € 320.000
Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking
]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/46, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. N8.[1 BIJLAGE 8. Subsidiëringspercentage voor de representatieve organisaties van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst en de ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst zonder bemiddeling van een representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst



  
Onderzoek naar de relevantie van het stappenplan 2050 Stappenplan 2050 Voorbereiding, begeleiding en opvolging van een vakovereenkomst Actie ter verbetering van de energie-efficiëntie van een sector
Representatieve organisaties van ondernemingen Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking 100 % met een jaarlijks maximum van € 20.000


Representatieve organisaties van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst * 100 % 100 % 100 % Komt niet in aanmerking
Ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst zonder bemiddeling van een representatieve organisatie van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst Onderneming die geen KMO is 50 % met een jaarlijks maximum van € 20.000 50 % met een jaarlijks maximum van € 20.000 Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking
 Middelgrote onderneming 60 % met een jaarlijks maximum van € 20.000 60 % met een jaarlijks maximum van € 20.000 Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking
  
 Kleine onderneming 70 % met een jaarlijks maximum van € 20.000 70 % met een jaarlijks maximum van € 20.000 Komt niet in aanmerking Komt niet in aanmerking
* De toelagen voor de representatieve organisaties van ondernemingen die deel uitmaken van een vakovereenkomst mogen niet meer dan € 80.000 per jaar bedragen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-06-15/14, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 04-08-2017>

Art. N9. [1 Bijlage 9. - Minimumbestek voor het voeren van een onderzoek naar de haalbaarheid van een investering
   1. Doelstelling :
   Het onderzoek naar de haalbaarheid van een investering dient om een type of een specifiek merk van uitrusting nauwkeurig te dimensioneren in het kader van een investering met het oog op het gebruik van hernieuwbare energieën of kwaliteitsvolle biomassa-warmtekrachtkoppeling en op grond waarvan technische voorschriften van een bestek opgesteld worden.
   2. Vereisten
   Het haalbaarheidsonderzoeksrapport bevat minstens de volgende elementen :
   1° de voorstelling van de energiebehoeften waaraan de investering moet voldoen en de effectieve energieverbruiken voor de investering;
   2° de werkhypothesen :
   3° de berekening van de technische dimensionering van de investering en de referentiële groottes die voor de berekeningen worden gebruikt moeten duidelijk vermeld worden;
   4° de identificatie en de gegrondheid van de relevantie van het aanvankelijk geanalyseerde project en van de varianten ervan, op grond van, ondermeer, de volgende criteria : de technisch-economische kwaliteit, de aanvaardbaarheid door de onderneming, met name ten opzichte van haar interne organisatie;
   5° desgevallend, de globale energiebalans, rekening houdend met het voorgestelde systeem, de bestaande systemen, de wijze van regulering ervan en de interactie ervan;
   6° in voorkomend geval, een evaluatie van de dwingende gebruiksvoorwaarden (onderhoud,...);
   7° een raming van de besparingen van primaire energie en CO2 en van de weerslag ervan op de indices AEE, ACO2, FSER en FDSER;
   8° een raming (met een onzekerheidsmarge van tien percent) van de economische kostprijs van de investering;
   9° een raming van het terugverdieneffect van de investering;
   10° de gegrondheid van de keuze van de vooropgestelde technieken en voorzieningen.
   Voor het gebruik van de biomassa worden de aanbevelingen en opleggingen van het Waarnemingscentrum van de biomassa in aanmerking genomen zodra ze geofficialiseerd zijn.
   De Minister is bevoegd om de inhoud van het haalbaarheidsonderzoek te herzien.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2016-01-14/03, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 06-02-2016>



Art. N10.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>

Art. N11.
  <Opgeheven bij BWG 2019-03-28/46, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 06-02-2020>