20 DECEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de regels voor de erkenning en de subsidiëring van relevante partnerorganisaties, vermeld in artikel 9 van het decreet van 7 december 2012 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-01-2014 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van de partnerorganisaties
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 2
Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 3
Afdeling 3. - Procedure tot erkenning en tot intrekking van de erkenning
Onderafdeling 1. - Procedure voor het verlenen van de erkenning
Art. 4-7
Onderafdeling 2. - Procedure voor het intrekken van de erkenning
Art. 8-9
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 10-11
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet van 7 december 2012 : het decreet van 7 december 2012 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen;
2° departement : het [1 Departement Zorg]1
3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
4° relevante partnerorganisatie : een organisatie die de kennis van een lokaal bestuur en van ouderen op het terrein over de ontwikkeling van een inclusief ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen kan ondersteunen of versterken.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 248, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van de partnerorganisaties
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.2. De Vlaamse Regering erkent maximaal drie relevante partnerorganisaties. Een relevante partnerorganisatie kan worden erkend als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9, § 2, derde lid, van het decreet van 7 december 2012 en van afdeling 2 van dit besluit. De erkenning verloopt volgens de regels, vermeld in afdeling 3.
Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden
Art.3. De relevante partnerorganisatie heeft als algemene opdracht lokale besturen of ouderen op het terrein te ondersteunen om een lokaal inclusief ouderenbeleid te ontwikkelen en om initiatieven te nemen die de inspraak van ouderen in dat beleid realiseren of versterken.
Om voor erkenning in aanmerking te komen voldoet een relevante partnerorganisatie aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9, § 2, derde lid, van het decreet van 7 december 2012. Wat de voorwaarde, vermeld in artikel 9, § 2, derde lid, 3°, van het voormelde decreet, betreft, wordt onder de actoren verstaan : alle overheden, particuliere organisaties, ouderenverenigingen, ouderenraden en ouderen die bij het lokale ouderenbeleid zijn betrokken.
Afdeling 3. - Procedure tot erkenning en tot intrekking van de erkenning
Onderafdeling 1. - Procedure voor het verlenen van de erkenning
Art.4. De erkenning wordt verleend na een oproep die wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De oproep vermeldt :
1° de termijn waarin een erkenningsaanvraag kan worden ingediend;
2° de wijze waarop de erkenningsaanvraag moet worden ingediend;
3° de ontvankelijkheids- en gegrondheidsvoorwaarden;
4° de duur van de erkenning met behoud van de toepassing van artikel 9, § 2, eerste lid, van het decreet van 7 december 2012;
5° de criteria voor de beoordeling van de erkenningsaanvragen en het gewicht van die criteria;
6° de maximale score die een erkenningsaanvraag kan krijgen;
7° de minimale score die een erkenningsaanvraag per criterium moet halen.
Art.5. Een erkenningsaanvraag is ontvankelijk als de organisatie, binnen de indieningstermijn die in de oproep is vermeld, de aanvraag met een aangetekende zending, door afgifte tegen ontvangstbewijs of op een andere wijze die de minister bepaalt, indient bij het departement, en als ze de volgende gegevens en stukken bevat :
1° een aanvraagformulier dat door het departement ter beschikking gesteld wordt;
2° de statuten en eventuele wijzigingen ervan, alsook, als de statuten gewijzigd zijn, een gecoördineerde versie ervan;
3° de rechtsgeldige beslissing om de erkenning aan te vragen;
4° de verbintenis dat de organisatie zal voldoen aan alle erkenningsvoorwaarden;
5° de datum en de handtekening van de verantwoordelijke van de organisatie.
Art.6. Het departement onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag. Als de erkenningsaanvraag niet ontvankelijk is, meldt het departement dat aan de inrichtende macht binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag. Na het verstrijken van die termijn wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Art.7. Het departement onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvraag. Bij het onderzoek toetst het departement de aanvraag aan de erkenningsvoorwaarden en aan de andere criteria, vermeld in de oproep. Zo nodig vraagt het departement bij de organisatie bijkomende inlichtingen. De organisatie bezorgt binnen vijftien kalenderdagen met een aangetekende zending, door afgifte tegen ontvangstbewijs of op een andere wijze die de minister bepaalt, die inlichtingen aan het departement.
Binnen drie maanden na het einde van de indieningstermijn, vermeld in artikel 4, 1°, wordt aan de organisatie hetzij de beslissing van de Vlaamse Regering tot erkenning, hetzij haar beslissing om de erkenning te weigeren, betekend met een aangetekende brief of op een andere wijze die de minister bepaalt. De Vlaamse Regering beslist op voorstel van de minister.
Over alle ontvankelijke erkenningsaanvragen wordt terzelfder tijd beslist. Alleen aan de organisaties waarvan de aanvraag het hoogst scoort op de criteria, vermeld in het eerste lid, wordt, met behoud van de toepassing van artikel 2 van dit besluit, een beslissing tot erkenning betekend.
De beslissing tot erkenning vermeldt :
1° de naam en het adres van de organisatie;
2° de beslissing tot erkenning;
3° overeenkomstig de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, de motivering van de beslissing;
4° de duur van de erkenning.
De beslissing tot weigering van de erkenning vermeldt :
1° de naam en het adres van de organisatie;
2° de beslissing tot weigering van de erkenning;
3° overeenkomstig de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, de motivering van de beslissing;
4° de mogelijkheid om een beroep in te stellen bij de Raad van State;
5° de beroepsprocedure bij de Raad van State.
Onderafdeling 2. - Procedure voor het intrekken van de erkenning
Art.8. Als de erkende organisatie niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, stuurt de minister met een aangetekende zending een aanmaning naar de organisatie.
De aanmaning vermeldt :
1° de naam en het adres van de organisatie;
2° de erkenningsvoorwaarden waaraan niet wordt voldaan;
3° de motivering waarom de erkenningsvoorwaarden, vermeld in punt 2°, niet zijn nageleefd;
4° de regularisatietermijn waarin aan de voorwaarden, vermeld in punt 2°, moet worden voldaan;
5° de juridische gevolgen als na verloop van de termijn, vermeld in punt 4°, niet aan de voorwaarden, vermeld in punt 2°, is voldaan;
6° de mogelijkheid om op de aanmaning te reageren met een aangetekende zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs.
De minister bepaalt de termijn, vermeld in het tweede lid, 4°, die niet langer kan zijn dan zes maanden.
Art.9. Als de organisatie binnen de termijn, vermeld in de aanmaning, zich niet naar de erkenningsvoorwaarden, vermeld in de aanmaning, heeft geschikt, kan tot uiterlijk drie maanden na het verstrijken van die termijn de beslissing van de Vlaamse Regering tot intrekking van de erkenning aan de organisatie worden betekend met een aangetekende zending. De Vlaamse Regering beslist op voorstel van de minister.
De beslissing vermeldt :
1° de naam en het adres van de organisatie;
2° de beslissing tot intrekking van de erkenning;
3° overeenkomstig de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, de motivering van de beslissing;
4° de gevolgen van de intrekking van de erkenning;
5° de mogelijkheid om een beroep in te stellen bij de Raad van State;
6° de beroepsprocedure bij de Raad van State.
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.