2 DECEMBER 2014. - Ministerieel besluit betreffende de hulpcoördinatie in de integrale jeugdhulp
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake bemiddeling
Art. 4-7
HOOFDSTUK 3. - Bepalingen inzake Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp
Art. 8-11
HOOFDSTUK 4. - Verantwoording
Art. 12-13
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 14
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Ten laste van programma GB0/1GE-D-2-AA/WT van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 wordt aan de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel een subsidie toegekend van in totaal 141.662 euro (honderdeenenveertig duizend zeshonderd tweeënzestig euro) voor de organisatie van bemiddeling en cliëntoverleg in de jeugdhulp.
De verdeling van de middelen over de verschillende regio's, gebeurt als volgt:
1° Antwerpen: 45.518 euro (vijfenveertigduizend vijfhonderdachttien euro);
2° Oost-Vlaanderen: 39.578 euro (negenendertigduizend vijfhonderdachtenzeventig euro);
3° Vlaams-Brabant: 17.533 euro (zeventienduizend vijfhonderddrieëndertig euro);
4° West-Vlaanderen: 23.610 euro (drieëntwintigduizend zeshonderdentien euro);
5° Brussel: 4.906 euro (vierduizend negenhonderdenzes euro);
6° Limburg: 10.517 euro (tienduizend vijfhonderdzeventien euro).
Art.2. De middelen die worden toegekend op basis van dit besluit, kunnen besteed worden van 1 maart 2014 tot uiterlijk 31 december 2014. Het subsidiebedrag wordt in één schijf uitbetaald.
Art.3. De subsidiebedragen worden uitbetaald op de volgende rekeningnummers:
1° voor de provincie Antwerpen: provinciebestuur Antwerpen, dienst Welzijn en Gezondheid, Boomgaardstraat 22, bus 101, 2600 Antwerpen-Berchem, rekeningnummer 776-5956722-49;
2° voor de provincie Oost-Vlaanderen: provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Ontvangerij, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent, rekeningnummer 091-0005494-91;
3° voor de provincie Vlaams-Brabant: provincie Vlaams-Brabant, directie Financiën, Provincieplein 1, 3010 Leuven, rekeningnummer 091-0106177-88;
4° voor de provincie West-Vlaanderen: provinciebestuur West-Vlaanderen, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge (Sint-Andries), rekeningnummer 091-0005483-80;
5° voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie: Vlaamse Gemeenschapscommissie, Emile Jacqmainlaan 135, 1000 Brussel, rekeningnummer 091-00015599-11;
6° voor de provincie Limburg: provincie Limburg, Decentrale Ontvangsten, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt, rekeningnummer 091-01361280-68.
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake bemiddeling
Art.4. De bemiddeling voldoet aan de voorwaarden en de kwaliteitseisen, vermeld in artikel 30, tweede lid en derde lid van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp en verloopt volgens de deontologische code bemiddeling in de integrale jeugdhulp, die is goedgekeurd door het Managementcomité Integrale Jeugdhulp.
Enkel een partij betrokken bij een conflict kan een aanmelding doen voor bemiddeling in de jeugdhulp.
Bij de bemiddeling werken de partijen toe naar een gedragen en gedeelde oplossing. Dit kan inhouden dat jeugdhulpverlening wordt opgestart of dat bestaande jeugdhulpverlening wordt voortgezet, aangepast of stopgezet. De bemiddeling kan niet worden ingezet ten aanzien van de toegangspoort, de Sociale Dienst voor Gerechtelijke Jeugdhulpverlening en de gemandateerde voorzieningen. Ze kan enkel worden ingezet in een conflict tussen de minderjarige, zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken en een jeugdhulpaanbieder of tussen de minderjarige en zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken. Het betreft enkel bemiddeling tussen cliënten en hulpverleners. De bemiddeling schort het proces bij de gemandateerde voorzieningen, de toegangspoort of de Sociale Dienst voor Gerechtelijke Jeugdhulp niet op.
Het resultaat van een bemiddeling kan, indien alle partijen hiermee instemmen, worden neergeschreven in een overeenkomst. Partijen kunnen in de overeenkomst opnemen of zij hierover wensen te rapporteren, ten aanzien van wie en op welke manier.
Art.5. Om vergoed te worden, moeten de bemiddelaars naast het uitvoeren van bemiddelingen:
1° een anonieme registratie bijhouden per bemiddeling, in een daarvoor door de Vlaamse overheid ter beschikking gesteld systeem;
2° een aannemingscontract met de provinciale overheid ondertekenen, alsook met de Vlaamse overheid;
3° minimaal één keer per jaar deelnemen aan een intervisiemoment in het kader van bemiddeling;
4° een door de Vlaamse overheid georganiseerde vorming tot bemiddelaar in de jeugdhulp gevolgd hebben;
5° wanneer een partij hiernaar vraagt, een attest opmaken dat er een bemiddelingspoging heeft plaatsgevonden.
De vorming, vermeld in het eerste lid, 4°, is enkel toegankelijk voor personen die een basisopleiding bemiddeling hebben gevolgd, erkend door de federale overheid. Personen die in het verleden lid waren van de bemiddelingscommissie in de bijzondere jeugdbijstand, dienen, in afwijking van de bepaling opgenomen in het eerste lid, 4°, enkel de basisopleiding bemiddeling te volgen en kunnen deze binnen de twee jaar volgend op de start van de activiteiten als bemiddelaar in de jeugdhulp afronden. Personen die een ruime ervaring hebben in bemiddeling, kunnen vrijgesteld worden van de vorming, vermeld in het eerste lid, 4°, als hun eerder verworven competenties, aangetoond in een dossier, geaccepteerd worden door een daarvoor door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin aangestelde beoordelingscommissie.
Art.6. Het subsidiebedrag wordt als volgt besteed:
1° voor de vergoeding van de bemiddelaars:
a) een forfaitaire onkostenvergoeding van 25 euro voor de voorbereiding, administratie en registratie van de bemiddeling, op voorwaarde dat de bemiddelaar ook effectief handelingen in het dossier heeft gesteld;
b) een ereloon van 25 euro per uur (inclusief btw) en een forfaitaire onkostenvergoeding van 22 euro per uur voor het bemiddelen in de jeugdhulp;
c) een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro per intervisiemoment voor de deelname aan intervisie voor de bemiddelaars in de jeugdhulp.
2° voor de ondersteuning door de provincies voor elke provincie en voor de Vlaamse gemeenschapscommissie een forfait van 100 euro per ingediend aanvraagformulier bemiddeling dat voldoet aan de ontvankelijkheidsvereisten vastgelegd door het Managementcomité Integrale Jeugdhulp.
Bemiddelaars kunnen per dossiers aanspraak maken op de vergoeding, vermeld in het eerste lid, punt 1°, b), voor een maximum van 8 uur effectieve bemiddeling per dossier. Met effectieve bemiddeling wordt bedoeld het voeren van bemiddelingsgesprekken en, in voorkomend geval, de opmaak van een overeenkomst op het einde van de bemiddeling.
Art.7. Het forfait, vermeld in artikel 6, eerste lid, 2°, vergoedt het provinciebestuur of het bestuur van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de volgende opdrachten:
1° het verstrekken van informatie en advies aan minderjarigen, ouders, opvoedingsverantwoordelijken en jeugdhulpaanbieders en andere personen en voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden;
2° de beoordeling en dispatching aan de bemiddelaars van de aanmeldingen;
3° de mandatering van bemiddelaars in de jeugdhulp op basis van een uniform aannemingscontract;
4° de administratieve opvolging van de aanmeldingen, met name het opvolgen en controleren van de registratie van een dossier en de daarbij horende gegevensverwerking;
5° een eenvormige jaarlijkse rapportage aan het Managementcomité Integrale Jeugdhulp en het Intersectoraal Overleg Jeugdhulp voor Vlaanderen en Brussel op basis van een sjabloon aangeleverd door de Vlaamse overheid;
6° het vergoeden van de bemiddelaars in de jeugdhulp op een eenvormige wijze voor Vlaanderen en Brussel volgens de bepalingen opgenomen in artikel 6, eerste lid, punt 1° ;
7° de bekendmaking van bemiddeling in de jeugdhulp in de provincie of in Brussel;
8° de organisatie van intervisie voor de bemiddelaars in de jeugdhulp;
9° de ondersteuning van de bemiddelaar bij de praktische organisatie van de bemiddeling.
HOOFDSTUK 3. - Bepalingen inzake Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp
Art.8. Het Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp komt in aanmerking voor subsidiëring als dit overeenkomstig artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, plaatsvindt onder leiding van een externe voorzitter en in aanwezigheid van de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken, betrokken personen uit de leefomgeving van de minderjarige en de betrokken jeugdhulpaanbieders, en als doel heeft in complexe situaties de jeugdhulpverlening aan een minderjarige te coördineren en de continuïteit ervan te bewaken. De hulpvraag van de minderjarige en zijn context staan daarbij centraal en deze personen worden maximaal betrokken bij het overleg.
Het Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp kan ingezet worden op voorwaarde dat er verschillende jeugdhulpaanbieders of andere personen en voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden, betrokken zijn in de jeugdhulpverlening.
Het Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp voldoet aan de voorwaarden en de kwaliteitseisen, vermeld in artikel 30, tweede lid en derde lid van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp en verloopt volgens de deontologische code cliëntoverleg integrale jeugdhulp, die is goedgekeurd door het Managementcomité Integrale Jeugdhulp.
Een Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp resulteert steeds in een werkplan volgens een sjabloon goedgekeurd door het Managementcomité Integrale Jeugdhulp en wordt opgevolgd en geëvalueerd door een hulpcoördinator aangesteld in samenspraak met de cliënt, zijn ouders en in voorkomend geval de opvoedingsverantwoordelijken. Elke jeugdhulpaanbieder betrokken bij de jeugdhulpverlening aan de minderjarige kan de rol van hulpcoördinator opnemen.
Met de instemming van de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken, kunnen deskundigen die niet betrokken zijn bij de lopende hulpverlening, uitgenodigd worden. Zij adviseren de deelnemers aan het overleg.
Art.9. Om vergoed te worden, moeten de voorzitters naast het leiden van het Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp:
1° met succes een door de Vlaamse overheid georganiseerde vorming tot voorzitter cliëntoverleg in de integrale jeugdhulp gevolgd hebben;
2° een anonieme registratie bijhouden per Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp, in een daarvoor door de Vlaamse overheid ter beschikking gesteld systeem;
3° een aannemingscontract met de provinciale overheid ondertekend hebben, alsook met de Vlaamse overheid;
4° minimaal één keer per jaar deelnemen aan een intervisiemoment in het kader van Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp.
Art.10. Het subsidiebedrag wordt als volgt besteed:
1° voor de vergoeding van de externe voorzitters Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp:
a) een forfaitaire onkostenvergoeding van 25 euro per overleg voor de voorbereiding, administratie en registratie van het overleg, op voorwaarde dat de voorzitter effectief ook handelingen in het dossier gesteld heeft;
b) een ereloon van 105 euro (inclusief btw) en een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro (inclusief btw) per overleg voor het voorzitten van een cliëntoverleg;
c) een ereloon van 50 euro (inclusief btw) en een forfaitaire onkostenvergoeding van 50 euro (inclusief btw) per dossier voor het bieden van ondersteuning als co-voorzitter;
d) een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro (inclusief btw) per intervisiemoment voor de deelname aan intervisie voor voorzitters van het cliëntoverleg integrale jeugdhulp;
2° voor de ondersteuning door de provincies voor elke provincie en voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie een forfait van 100 euro per ingediend aanvraagformulier Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp.
Art.11. Het forfait vermeld in artikel 10, eerste lid, 2°, vergoedt het provinciebestuur of het bestuur van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de volgende opdrachten:
1° het verstrekken van informatie en advies aan minderjarigen, ouders, opvoedingsverantwoordelijken en jeugdhulpaanbieders en andere personen en voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden;
2° de beoordeling en dispatching van de aanmeldingen aan de voorzitters;
3° de mandatering van voorzitters op basis van een uniform aannemingscontract;
4° de administratieve opvolging van de aanmeldingen, met name het opvolgen en controleren van registratie en de daarbij horende gegevensverwerking;
5° een eenvormige jaarlijkse rapportage aan het Managementcomité Integrale Jeugdhulp en het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp voor Vlaanderen en Brussel op basis van een sjabloon aangeleverd door de Vlaamse overheid;
6° het vergoeden van de externe voorzitters op een eenvormige wijze voor Vlaanderen en Brussel volgens de bepalingen opgenomen in artikel 10, eerste lid, punt 1° ;
7° de bekendmaking van Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp in de provincie en in Brussel;
8° de organisatie van intervisie voor de voorzitters Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp;
9° de ondersteuning van de voorzitter bij de praktische organisatie van cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp.
HOOFDSTUK 4. - Verantwoording
Art.12. Het provinciebestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie is verantwoordelijk voor de afrekening en rechtvaardiging van de aangewende middelen en legt de nodige bewijsstukken voor om de aanwending van de subsidie te staven.
Art.13. De provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie richten uiterlijk 31 maart 2015 een verantwoording voor de ontvangen subsidie met betrekking tot de uitgevoerde bemiddelingen en het uitgevoerde Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp en de opdrachten vermeld in de artikels 7 en 10 aan het afdelingshoofd van de afdeling Beleidsontwikkeling van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Deze verantwoording bestaat uit een kopie van het financieel verslag, de bewijsstukken van vergoeding van voorzitters en een overzicht van de activiteiten die met de middelen werden gefinancierd. Middelen die niet binnen de termijn besteed zijn en de middelen die niet verantwoord kunnen worden, worden aangelegd in reserves. Deze reserves die conform artikel 5, § 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring vastgelegd werden, mogen alleen worden aangewend voor eenzelfde of verwante doelstellingen binnen de gesubsidieerde activiteit met betrekking tot de hulpcoördinatie in de integrale jeugdhulp.
Als deze activiteit waarvoor reserves werden aangelegd niet verder wordt gesubsidieerd, moet het gecumuleerde bedrag van de reserves aan de Vlaamse Gemeenschap worden teruggestort.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 14. Dit besluit heft de ministeriële besluiten van 24 februari 2014 met betrekking tot de bemiddeling in de Integrale Jeugdhulp en met betrekking tot het cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp op.