5 SEPTEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen betreffende de invoering van het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer en tot wijziging van de regelgeving betreffende de bekwaamheidsbewijzen in het gewoon secundair onderwijs
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van instellingen voor secundair onderwijs
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs
Art. 2-11
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie
Art. 12-13
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 14-15
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van instellingen voor secundair onderwijs
Artikel 1. Aan artikel 2, a), van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van instellingen voor secundair onderwijs wordt een punt 3bis toegevoegd, dat luidt als volgt:
"3bis. leraar niet-confessionele zedenleer.".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs
Art.2. Aan artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1991, 31 augustus 1998, 28 november 2003, 9 november 2007, 24 oktober 2008, 7 september 2012, 6 september 2013 wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 6. De volgende diploma's of getuigschriften worden eveneens beschouwd als een bewijs van pedagogische bekwaamheid, voor zover ze uitgereikt zijn uiterlijk in het academiejaar 2014-2015:
1° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding zorgverbreding en remediërend leren;
2° het diploma van bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren;
3° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs;
4° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs en remedial teaching;
5° het diploma van de voortgezette studie van remedial teacher;
6° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding buitengewoon onderwijs;
7° het diploma van bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs;
8° het bekwaamheidsgetuigschrift tot het geven van buitengewoon onderwijs.
Art.3. In artikel 4, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007, wordt het woord "AV" vervangen door de woorden "het ambt van leraar".
Art.4. Aan artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 1990, 25 januari 1995, 4 november 1997, 31 augustus 1999, 28 november 2003 en 9 november 2007, wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 6. Het bekwaamheidsbewijs dat als vereist, respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs vermeld is voor de opleiding in de desbetreffende taal, richtgraad 1, in het volwassenenonderwijs, met toepassing van het besluit van 23 april 2010 betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs, wordt gelijkgesteld met een vereist, respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak vierde vreemde taal.
Voor een bekwaamheidsbewijs dat op grond van het eerste lid gelijkgesteld is, geldt het volgende:
1° als het een bekwaamheidsbewijs van het niveau master is, als vermeld in artikel 7, § 1, 8bis, komt het in aanmerking in de tweede graad ASO-TSO-KSO, de derde graad ASO-TSO-KSO-BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 501 van toepassing;
2° als het een bekwaamheidsbewijs van het niveau bachelor is, als vermeld in artikel 7, § 1, 8, komt het in aanmerking in de eerste graad, de tweede graad ASO-TSO-KSO-BSO, de derde graad BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 301 van toepassing.
Met behoud van de toepassing van het tweede lid geldt voor een bekwaamheidsbewijs dat op grond van het eerste lid gelijkgesteld is voor het algemeen vak Hebreeuws, het volgende:
1° als het bekwaamheidsbewijs bedienaar van de eredienst of rabbijn is, komt het in aanmerking in de tweede graad ASO-TSO-KSO, de derde graad ASO-TSO-KSO-BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 501 van toepassing;
2° als het bekwaamheidsbewijs geen bekwaamheidsbewijs is als vermeld in punt 1° of het tweede lid, 1° of 2°, dan komt het in aanmerking in de eerste graad, de tweede graad ASO-TSO-KSO-BSO, de derde graad BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 301 van toepassing.".
Art.5. In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003, 4 september 2009 en 6 september 2013, worden de woorden "voor het ambt van begeleider" telkens vervangen door de woorden "voor de ambten van begeleider en leraar niet-confessionele zedenleer".
Art.6. In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003, 4 september 2009 en 6 september 2013, worden de woorden "voor het ambt van begeleider" vervangen door de woorden "voor de ambten van begeleider en leraar niet-confessionele zedenleer".
Art.7. Artikel 16vicies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013, wordt opgeheven.
Art.8. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013, wordt een artikel 16vicies bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 16vicies bis. § 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden aan wie een ambtshalve concordantie naar het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer wordt toegekend, als vermeld in bijlage I, 10°, bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2014, in het bezit waren van een vereist respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak niet-confessionele zedenleer, organiek of via overgangsmaatregelen, en die vanaf 1 september 2014 geen vereist, respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer in de desbetreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2014, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
1° voor de vastbenoemde personeelsleden blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten;
2° voor de tijdelijke personeelsleden blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze ononderbroken in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten, en zolang ze gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het eerste lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
1° vakantieperioden;
2° loopbaanonderbreking;
3° militaire dienst;
4° perioden van wederoproeping;
5° ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.".
Art.9. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2003, wordt een artikel 17undevicies ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 17undevicies. De personeelsleden, vermeld in artikel 16vicies bis, paragraaf 1, genieten voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2014 mocht worden verleend voor het algemeen vak niet-confessionele zedenleer, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal."
Art.10. Artikel 21bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 21bis. De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen, vermeld in bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd, hebben uitwerking vanaf 1 september 2014.".
Art.11. Bijlage I bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013, wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie
Art.12. Aan artikel 2, § 1, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt:
"Voor wat de ambtshalve concordantie naar het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer betreft, vermeld in de bijlage I, 10°, geldt dat het volume van de vastbenoemde opdracht in het vak niet-confessionele zedenleer dat naar het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer overgedragen wordt, het volume is van de vastbenoemde opdracht in het algemeen vak niet-confessionele zedenleer op 31 augustus 2014.".
Art.13. Aan bijlage I bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 september 2010, wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"10° wordt, met ingang van 1 september 2014, het ambt van leraar ambtshalve geconcordeerd naar het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer, voor de personeelsleden van het voltijds secundair onderwijs die in de loop van het schooljaar 2011-2012, 2012-2013 of 2013-2014 aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
a) ze zijn titularis geweest van een betrekking in het algemene vak niet-confessionele zedenleer en ze zijn uiterlijk op 31 augustus 2014 voor het algemene vak niet-confessionele zedenleer vastbenoemd;
b) ze zijn tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest in een betrekking in het algemene vak niet-confessionele zedenleer."
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2014. Artikel 2 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2013.
Art.15. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het secundair onderwijs vanaf 1 september 2014
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 04-12-2014, p. 94855-95677)