Details





Titel:

27 MEI 2014. - Ministerieel besluit houdende de uitvoering van diverse besluiten met betrekking tot het woonbeleid in Vlaanderen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-09-2014 en tekstbijwerking tot 09-02-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2.
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Bepaling van de berekeningswijze van de GSC en het subsidiepercentage van de infrastructuursubsidies
Art. 4-8, 8/1, 9-11
HOOFDSTUK 4. [1 - Verkoop van gronden die niet meer van nut zijn voor sociale huisvesting. Ruil van onroerende goederen]1
Art. 12-13
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Herinvesteringsverplichting Vlaams Woningfonds]1
Art. 13/1
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art. 14-16
HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art. 17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2008036413  2008203778  2009036093 



Uitvoeringsbesluit(en):

2014036900  2015035455  2015036635  2016035927  2017020390  2019031185 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° [3 agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen in Vlaanderen, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen;]3
  2° GSC: de gewestelijke sociale correctie;
  3° [2 woonmaatschappij: een woonmaatschappij als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021]2;
  4° VMSW: de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, [1 vermeld in artikel 4.7 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021]1.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-03/22, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2022-08-25/04, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
  (3)<MB 2023-03-09/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 2.   
Art.2.
  <Opgeheven bij BVR 2024-01-19/06, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2024>

Art.3.
  <Opgeheven bij MB 2023-03-09/12, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 3. - Bepaling van de berekeningswijze van de GSC en het subsidiepercentage van de infrastructuursubsidies
Art.4.§ 1. De [1 woonmaatschappijen]1 stellen binnen de perken, vermeld in paragraaf 2, de nodige gegevens voor de berekening van de GSC elektronisch ter beschikking [2 ...]2 van het agentschap.
  § 2. Uiterlijk op 28 februari van elk referentiejaar bezorgen de [1 woonmaatschappijen]1 de beschikbare gegevens over het referentiejaar.
  Uiterlijk op 28 februari van het jaar dat volgt op het referentiejaar, bezorgen de [1 woonmaatschappijen]1 de exacte gegevens over het referentiejaar.
  ----------
  (1)<MB 2022-08-25/04, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
  (2)<MB 2023-03-09/12, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.5.§ 1. In het referentiejaar berekent [2 het agentschap]2 voor elke [1 woonmaatschappij]1 afzonderlijk het voorschot op de GSC voor dat referentiejaar.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 berekent [2 het agentschap]2 geen voorschot op de GSC als de [1 woonmaatschappij]1 voor het referentiejaar de verplichting, vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid, niet heeft nageleefd.
  Als het eerste lid van toepassing is, brengt [2 het agentschap]2 de [1 woonmaatschappij]1 in kwestie op de hoogte van de niet-berekening van het voorschot.
  ----------
  (1)<MB 2022-08-25/04, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
  (2)<MB 2023-03-09/12, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.6.§ 1. In het jaar dat volgt op het referentiejaar, berekent [3 het agentschap]3 voor elke [2 woonmaatschappij]2 afzonderlijk de definitieve GSC voor het referentiejaar, op basis van de door de [2 woonmaatschappij]2 aangereikte gegevens over het referentiejaar.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 berekent [3 het agentschap]3 geen definitieve GSC als de [2 woonmaatschappij]2 voor het referentiejaar de verplichting, vermeld in artikel 4, § 2, tweede lid, niet heeft nageleefd.
  Als het eerste lid van toepassing is, brengt [3 het agentschap]3 de [2 woonmaatschappij]2 in kwestie op de hoogte van de niet-berekening van de definitieve GSC.
  § 3. Uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het referentiejaar, [3 maakt het agentschap een afrekening op]3 voor elke [2 woonmaatschappij]2 afzonderlijk.
  De afrekening, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende gegevens:
  1° een tabel met een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de [2 woonmaatschappij]2;
  2° de definitieve GSC voor het referentiejaar, berekend conform paragraaf 1;
  3° het effectief uitbetaalde voorschot op de GSC voor het referentiejaar;
  4° het voorschot op de GSC voor het jaar dat volgt op het referentiejaar, in voorkomend geval verrekend met het bedrag, vermeld in [1 artikel 5.73, § 3, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]1;
  5° het positieve of negatieve saldo van de bedragen, vermeld in punt 2°, 3° en 4°.
  Uiterlijk twintig werkdagen na de ontvangst van de afrekeningen legt het agentschap de afrekeningen samen met zijn eindadvies ter goedkeuring voor aan de minister.
  De minister neemt een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van de afrekeningen. Een goedkeuringsbeslissing vermeldt altijd het totale bedrag van de saldi van de goedgekeurde afrekeningen.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-03/22, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2022-08-25/04, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
  (3)<MB 2023-03-09/12, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.7.
  <Opgeheven bij MB 2022-08-25/04, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>

Art.8.§ 1. Ter uitvoering van [1 artikel 5.62, § 3, eerste lid, 6°, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]1 wordt het subsidiepercentage voor infrastructuurwerken, voor gemeenschapsvoorzieningen en voor aanpassingswerken aan de woonomgeving die enerzijds de belangen van het sociaal woonproject en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komen, vastgesteld op basis van de criteria voor evenredige verdeling, vermeld in dit artikel.
  § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 3 en 4 wordt het subsidiepercentage S voor infrastructuurwerken en voor aanpassingswerken aan de woonomgeving in het toekomstige openbaar domein berekend volgens de volgende formule:
  S = 50 * [(s*w + 0,6*k) / (w + k + p) + (s*ow + 0,6*ok) / (ow + ok + op)], waarbij:
  1° S: het subsidiepercentage, afgerond op de eenheid, in %;
  2° s: 1,00 of 0,80 of 0,60, naargelang het geval, vermeld in het tweede en het derde lid;
  3° w: het totale aantal sociale woningen in het sociaal woonproject met ontsluiting via de aan te leggen wooninfrastructuur;
  4° k: het totale aantal sociale kavels in het sociaal woonproject met ontsluiting via de aan te leggen wooninfrastructuur;
  5° p: het totale aantal bestaande gebouwen of bebouwbare percelen met ontsluiting via de aan te leggen wooninfrastructuur die geen sociale woningen of kavels zijn;
  6° ow: de oppervlakte van de percelen, bestemd voor de sociale woningen in het sociaal woonproject met ontsluiting via de aan te leggen wooninfrastructuur;
  7° ok: de oppervlakte van de percelen, bestemd voor de sociale kavels in het sociaal woonproject met ontsluiting via de aan te leggen wooninfrastructuur;
  8° op: de oppervlakte van andere bebouwde of bebouwbare percelen, met ontsluiting via de aan te leggen wooninfrastructuur.
  Voor infrastructuurwerken is de parameter s gelijk aan 1,00 als voldaan is aan een van de volgende voorwaarden:
  1° de te realiseren of in stand te houden sociale woningen liggen binnen een bestaande woonkern;
  2° de te realiseren sociale of in stand te houden sociale woningen liggen buiten een bestaande woonkern en passen in een gemengd sociaal woonproject dat voor minstens een derde en voor hoogstens twee derde uit sociale koopwoningen en voor het overige uit sociale huurwoningen bestaat.
  In het andere geval is de parameter s gelijk aan 0,80.
  De parameter s is gelijk aan 0,60 voor aanpassingswerken aan de woonomgeving.
  § 3. De infrastructuurwerken en aanpassingswerken aan de woonomgeving in het toekomstige openbaar domein die zowel de belangen van het sociaal woonproject als andere gemeenschappelijke belangen ten goede komen, waarbij geen van de rooilijnen van de infrastructuurwerken of van de aanpassingswerken aan de woonomgeving grenst aan de te realiseren of in stand te houden sociale woningen of kavels, maar die bestemd en noodzakelijk zijn voor de bruikbaarheid van de te realiseren sociale woningen of kavels, worden voor 60% gesubsidieerd als het subsidiepercentage, berekend op de wijze, vermeld in paragraaf 2, niet lager is dan 60%. Zo niet worden de infrastructuurwerken of aanpassingswerken aan de woonomgeving voor het lagere subsidiepercentage gesubsidieerd.
  § 4. Het tenlastenemings- of subsidiepercentage S voor gemeenschapsvoorzieningen wordt berekend volgens de volgende formule: S = 100*Gs/Gt, waarbij:
  1° S: het tenlastenemings- of subsidiepercentage, afgerond op de eenheid, in %;
  2° Gs: de subsidiabele bruto-oppervlakte van de gemeenschapsvoorziening; Gs = 1 m per sociale woning of sociale kavel die tot het project behoort, met een maximum van 250 m;
  3° Gt: de totale bruto-vloeroppervlakte van de gemeenschapsvoorziening.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-03/22, art. 34, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 8/1. [1 In afwijking van artikel 8, § 1 en § 4, wordt het tenlastenemings- of subsidiepercentage S voor gemeenschapsvoorzieningen die enerzijds de belangen van het sociaal woonproject en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komen, vastgesteld op basis van de criteria voor evenredige verdeling, vermeld in artikel 10, § 5, van het ministerieel besluit van 9 december 2008 houdende uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten, als de VMSW voor de datum van 27 mei 2014 heeft vastgesteld dat het uitvoeringsdossier voor de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen in overeenstemming is met de technische normen en, in voorkomend geval, de prijsnormen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2015-03-26/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2014>

Art.9.Ter uitvoering van [1 artikel 5.61, § 4, tweede lid, en artikel 5.63, § 1, vierde lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]1 worden het bouwrijp maken van gronden en de gehele of gedeeltelijke sloop van de aanwezige constructies die enerzijds de belangen van de sociale woningen of sociale kavels die tot het project behoren, en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komen, ten laste genomen of gesubsidieerd op basis van de criteria voor evenredige verdeling, vermeld in dit artikel.
  Het tenlastenemings- of subsidiepercentage S voor het bouwrijp maken van gronden wordt berekend volgens de volgende formule: S = 100*Os/Ot, waarbij:
  1° S: het tenlastenemings- of subsidiepercentage, afgerond op de eenheid, in %;
  2° Os: de bouwrijp te maken oppervlakte, bestemd voor sociale woningen, sociale kavels en subsidiabele wooninfrastructuur;
  3° Ot: de totale bouwrijp te maken oppervlakte.
Het tenlastenemings- of subsidiepercentage S voor de sloop van de aanwezige constructies wordt berekend volgens de volgende formule: S = 100*Vs/Vt, waarbij:
  1° S: het tenlastenemings- of subsidiepercentage, afgerond op de eenheid, in %;
  2° Vs: het volume van de te slopen (delen van de) aanwezige constructies op gronden, bestemd voor sociale koopwoningen, sociale kavels en subsidiabele wooninfrastructuur;
  3° Vt: het totale volume van de te slopen (delen van de) aanwezige constructies.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-03/22, art. 35, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.10.
  <Opgeheven bij MB 2022-08-25/04, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>

Art.11.
  <Opgeheven bij MB 2022-08-25/04, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>

HOOFDSTUK 4. [1 - Verkoop van gronden die niet meer van nut zijn voor sociale huisvesting. Ruil van onroerende goederen]1   ----------   (1)
Art.12.Als een [1 woonmaatschappij]1 of de VMSW beslist om gronden die [1 ...]1 niet meer voor [1 ...]1 huisvesting van nut zijn, te verkopen, en een openbare verkoop levert niet de venale waarde op of de kosten van een openbare verkoop staan niet in verhouding tot de venale waarde, brengt ze de eigenaars van de aanpalende gronden ervan op de hoogte dat ze een bod kunnen doen.
  In afwijking van het eerste lid kan een grond die een onlosmakelijk geheel vormt met een sociale woning [1 of voormalige sociale woningen]1, worden aangeboden aan de eigenaar van [1 die woning]1.
  ----------
  (1)<MB 2022-08-25/04, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>

Art.13.[1 § 1. De [3 woonmaatschappijen]3 kunnen voor het vervullen van hun doelstellingen met de VMSW zakelijke rechten op bebouwde of onbebouwde onroerende goederen ruilen.
  [3 ...]3
   § 2. [3 ...]3
   § 3. [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<MB 2016-05-31/08, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 20-06-2016>
  (2)<MB 2020-12-03/22, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<MB 2022-08-25/04, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>

HOOFDSTUK 4/1. [1 - Herinvesteringsverplichting Vlaams Woningfonds]1   ----------   (1)
Art. 13/1. [1 Ter uitvoering van artikel 4.4/8 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 wordt de aanwending van de overblijvende middelen van het Vlaams Woningfonds, vermeld in artikel 4.38, § 7, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, meegenomen in de vaststelling van de modaliteiten voor de berekening van de werkings- en financieringstoelage, vermeld in artikel 4.184, derde lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2022-08-25/04, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2022>


HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art.14. Artikel 19 en 21 van het ministerieel besluit van 22 oktober 2008 tot bepaling van nadere regels met betrekking tot de interne beheersaspecten en de onroerende transacties van de sociale huisvestingsmaatschappijen worden opgeheven.

Art.15. Artikel 2 en 4 van het ministerieel besluit van 9 december 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de vaststelling van het voorschot op de gewestelijke sociale correctie (GSC) en voor de berekening van de definitieve gewestelijke sociale correctie, gewijzigd bij het ministerieel van 19 maart 2012, worden opgeheven

Art.16. Artikel 3, 5 en 6 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art. 17. Het ministerieel besluit van 9 december 2008 houdende uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten wordt opgeheven.