Details





Titel:

7 FEBRUARI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het Kwaliteitscentrum voor Diagnostiek(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-03-2014 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2015035393 



Artikels:

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° decreet van 21 juni 2013: het decreet van 21 juni 2013 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
  2° centrum: het Kwaliteitscentrum voor Diagnostiek, als bedoeld in artikel 11 van het decreet van 21 juni 2013;
  3° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
  4° departement: het [2 Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]2;
  5° [1 agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien, dat is opgericht bij artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien;]1
  6° diagnostiek: het geheel van tussenliggende deelprocessen, als vermeld in artikel 10, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 21 juni 2013.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 110, 003; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 249, 004; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.2.De opdrachten, vermeld in artikel 12, eerste lid, 3° en 4°, van het decreet van 21 juni 2013, worden door het centrum uitgevoerd op verzoek van de minister, het departement of het agentschap [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 111, 003; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.3.Het centrum rapporteert en formuleert adviezen als vermeld in artikel 12, eerste lid, 9°, van het decreet van 21 juni 2013, aan de minister, het departement of het agentschap [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 111, 003; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.4. De planning van de werkzaamheden die het centrum, met toepassing van artikel 13, eerste lid, 5°, van het decreet van 21 juni 2013 jaarlijks moet opstellen, wordt uiterlijk op 1 december van het jaar dat voorafgaat aan het planningsjaar, ter goedkeuring voorgelegd aan het departement.

Art.5. Het centrum legt jaarlijks en uiterlijk op 1 april een boekhoudkundig verslag van alle verrichtingen en een werkingsverslag over het voorbije werkjaar voor aan het departement.
  Het boekhoudkundig verslag, vermeld in het eerste lid, bevat minimaal de jaarrekening die goedgekeurd is door de algemene vergadering.
  Het werkingsverslag, vermeld in het eerste lid, bevat minimaal een overzicht van de uitgevoerde activiteiten en van de behaalde resultaten per opdracht.

Art.6. In het kader van zijn kwaliteitsbeleid:
  1° maakt het centrum werk van een deugdelijk bestuur
  2° expliciteert het centrum systematisch zijn visie, missie en zijn strategische en operationele doelstellingen;
  3° evalueert het centrum systematisch zijn geleverde prestaties en de behaalde resultaten en stuurt het op basis daarvan zijn werking eventueel bij;
  4° gaat het centrum systematisch de tevredenheid van partners en klanten na.

Art.7. De minister sluit met het centrum een beheersovereenkomst, als vermeld in artikel 14 van het decreet van 21 juni 2013, af die geldt voor drie jaar en die minstens het beleidsplan omvat voor de duur van de beheersovereenkomst. Het beleidsplan bevat minstens de volgende gegevens: de resultaatgebieden voor de uitvoering van de beheersovereenkomst en de evaluatiecriteria met betrekking tot de resultaatgebieden om onder meer de uitvoering van de beheersovereenkomst te kunnen evalueren.

Art.8.De minister bepaalt jaarlijks, binnen de beschikbare begrotingskredieten, het subsidiebedrag dat het centrum ontvangt. [1 ...]1.
  De subsidiabele personeelsuitgaven worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.
  Het centrum wendt de subsidie aan voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 12, eerste lid, 1° tot en met 9°, van het decreet van 21 juni 2013, voor de uitvoering van de verplichtingen die opgenomen zijn in dit besluit en in de beheersovereenkomst, vermeld in artikel 7.
  ----------
  (1)<BVR 2015-02-13/16, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.9. Het centrum ontvangt 45 % van het subsidiebedrag in de maand januari van elk werkingsjaar en 45 % van het subsidiebedrag in de maand juli van elk werkingsjaar. Het saldo, namelijk 10 % van het subsidiebedrag, wordt uitbetaald na de indiening van het boekhoudkundig verslag en het werkingsverslag van het betreffende werkingsjaar en na de goedkeuring daarvan door het departement.
  Het gedeelte van de toegekende subsidie dat de gesubsidieerde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves ten belope van maximaal 20 % van het subsidiebedrag. De totale gecumuleerde reserves kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag bedragen.

Art.10. De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 maart 2014:
  1° artikel 10 tot en met 14 van het decreet van 21 juni 2013;
  2° dit besluit.

Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.