Details





Titel:

11 SEPTEMBER 2014. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-11-2014 en tekstbijwerking tot 25-01-2022)



Inhoudstafel:

Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
Afdeling 2. - Bevoegdheden en samenstelling
Art. 2-4
Afdeling 3. - Benoemingen en werking
Art. 5
Afdeling 4. - Bezoldigingen, toelagen en vergoedingen
Art. 6-14
Afdeling 5. - Diverse bepalingen
Art. 15-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999031410 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. De Voorzitter en elk Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie beschikken over een Kabinet.

Afdeling 2. - Bevoegdheden en samenstelling
Art.2. De bevoegdheden van het Kabinet van de Voorzitter en van de leden van het Verenigd College betreffen: de aangelegenheden die het algemeen beleid van het Verenigd College of de werkzaamheden van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen beïnvloeden; de opzoekingen en de studies van aard het persoonlijk werk van het Lid van het Verenigd College te vergemakkelijken; het voorleggen van de dossiers van de administratie, eventueel het secretariaat van het Verenigd College, het in ontvangst nemen en openen van zijn persoonlijke briefwisseling, zijn privé-correspondentie, de verzoeken tot audiëntie, het persoverzicht.

Art.3.§ 1. Elk kabinet mag niet meer dan drie kabinetsadviseurs of opdrachthouders of kabinetsattachés of uitvoerende personeelsleden omvatten, waarbij één de titel van adjunct-kabinetschef mag dragen.
  De leden en personeelsleden van de kabinetten kunnen ertoe gemachtigd worden hun persoonlijk voertuig te gebruiken overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voorziene voorwaarden voor de ambtenaren, waarmee ze bij dit artikel worden geassimileerd. Zij moeten geen ritboekje bijhouden.
  § 2. Voor het algemeen beleid en voor opdrachten verbonden aan de uitoefening van het Voorzitterschap, kan de Voorzitter aan zijn Kabinet een bijkomende adviseur toevoegen.
  [1 § 3. Bij een langdurige gezondheidscrisis kan het Verenigd College op voorstel van een of meerdere van zijn leden beslissen om een specifiek en uitzonderlijk crisisbeheerskader samen te stellen. Daartoe kan het personeelsbestand van een of meerdere kabinetten voor een bepaalde indien nodig verlengbare duur worden uitgebreid. Het Verenigd College bepaalt de modaliteiten van de noodzakelijke aanvullende financiering voor het kabinet of de kabinetten in kwestie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2021-12-23/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.4. De leden van het personeel van de openbare diensten, de instellingen van openbaar nut of de gesubsidieerde onderwijsinstellingen die in een Kabinet worden opgenomen, kunnen hun functie niet verder blijven uitoefenen noch er de bevoegdheden van waarnemen. Zij komen evenwel in aanmerking voor bevordering in hun administratie en nemen hun functie weer op bij het einde van hun opdracht.

Afdeling 3. - Benoemingen en werking
Art.5. De leden en personeelsleden van het Kabinet worden benoemd door de Voorzitter of het betrokken Lid van het Verenigd College.

Afdeling 4. - Bezoldigingen, toelagen en vergoedingen
Art.6. Aan de leden van kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de federale ministeries, van de ministeries van de gemeenschappen en van de gewesten of van de diensten van de Brusselse instellingen wordt een Kabinetstoelage toegekend geldend als wedde en vastgesteld in de hiernavolgende schalen toepasselijk op het personeel van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie :
  - adjunct-kabinetschef : schaal A 310
  - kabinetsadviseur en opdrachthouder : schaal A 300;
  - kabinetsattaché : schaal A 102;
  - uitvoerend personeel : B 200 of lager.

Art.7. De leden en personeelsleden van de kabinetten ontvangen kinderbijslag, geboortepremie, haard- of standplaatstoelage, vakantiegeld, eindejaarspremie en alle andere toelagen, volgens het bedrag en de voorwaarden voorzien voor het personeel van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art.8. § 1. Met het oog op de toekenning van de vergoedingen voor verplaatsingskosten geschiedt de assimilatie van de leden en personeelsleden van de kabinetten met de graden van de administratieve hiërarchie als volgt:
  - de adjunct-kabinetschef: met de ambtenaar van rang A4;
  - de kabinetsadviseurs en de opdrachthouders: met de ambtenaren van rang A3;
  - de kabinetsattachés: met de ambtenaren van rang A1.
  - de uitvoerende personeelsleden: met het personeel van de ministeries dat overeenstemmende functies uitoefent.
  Deze assimilatie mag niet tot gevolg hebben dat de leden en personeelsleden van de kabinetten die tot het personeel van de ministeries behoren, zouden ondergebracht worden in een lagere categorie dan die welke met hun graad overeenstemt.
  § 2. De leden van het personeel van de federale ministeries, van de ministeries van een Gemeenschap of van een Gewest die deel uitmaken van een Kabinet en die hun woonplaats buiten het Gewest hebben, kunnen ten laste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een abonnement verkrijgen op het openbaar vervoer voor het traject van hun woonplaats naar de plaats waar het Kabinet gevestigd is.
  Het abonnement is maandelijks en wordt van maand tot maand verlengd. Eventueel wordt de klasse van het abonnement bepaald door de graad die het personeelslid bezit in diens oorspronkelijke administratie, overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
  De leden en personeelsleden van de kabinetten kunnen ertoe gemachtigd worden hun persoonlijk voertuig te gebruiken overeenkomstig de bij het bovenvermelde koninklijk besluit voorziene voorwaarden voor de ambtenaren, waarmee ze bij dit artikel worden geassimileerd. Zij moeten geen ritboekje bijhouden.
  Het totaal van het toegelaten gebruik van een persoonlijk voertuig mag niet meer bedragen dan 6 000 km per jaar en per begunstigde.

Art.9. Een stelsel gelijk aan dat voorzien bij artikel 12, § 2, kan worden toegepast op de leden en personeelsleden van de kabinetten die, zonder deel uit te maken van het personeel van de federale ministeries, van de ministeries van een Gemeenschap of van een Gewest, toch behoren tot een Rijksdienst, tot een andere openbare dienst, tot een instelling van openbaar nut of tot een gesubsidieerde onderwijsinstelling.

Art.10. § 1. Aan de leden en aan de personeelsleden van de kabinetten mag een Kabinetstoelage toegekend worden die de volgende jaarbedragen niet mag overschrijden:
  - adjunct-kabinetschef : € 6.465;
  - kabinetsadviseur : € 5.785;
  - kabinetsattaché : € 3.403;
  - uitvoerend personeel : € 2.382.
  § 2. Onverminderd de kabinetstoelage bedoeld in voorgaande paragraaf kan aan de leden en aan de personeelsleden van de kabinetten een deskundigheidspremie toegekend worden die niet hoger mag zijn dan de schaal A500 van toepassing op het personeel van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  De toewijzing van deze deskundigheidspremie wordt vastgesteld binnen de perken van de begrotingsmiddelen die hiervoor zijn toegekend.
  Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit wordt de deskundigheidspremie geassimileerd met het stelsel van toepassing op de kabinetstoelage bedoeld in voorgaande paragraaf.

Art.11. § 1. De geldelijke toestand van de leden en personeelsleden van het Kabinet die, zonder deel uit te maken van het personeel van de ministeries van de federale overheid, van de gemeenschappen en de gewesten en van de diensten van de Brusselse instellingen, toch behoren tot een Rijksdienst, tot een andere dienst, tot een instelling van openbaar nut of tot een gesubsidieerde onderwijsinstelling wordt geregeld als volgt :
  1° wanneer de werkgever erin toestemt de wedde verder te blijven uitbetalen, verkrijgt de betrokkene de bij artikel 10 voorziene Kabinetstoelage. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betaalt eventueel aan de dienst van herkomst de wedde terug van het lid of personeelslid van het Kabinet, eventueel verhoogd met de werkgeversbijdragen; de ten laste te nemen wedde mag evenwel niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de weddeschaal voorzien voor de bij artikel 6 overeenstemmende graad;
  2° wanneer de werkgever de uitbetaling van de wedde schorst, verkrijgt de betrokkene de bij artikel 6 voorziene Kabinetstoelage die als wedde geldt. Deze toelage mag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de wedde verhoogd met de toelage die de betrokkene zou ontvangen indien de bepalingen van 1° op hem van toepassing zouden zijn.
  § 2. De terugbetaling van de bezoldiging van de leden van het personeel van de federale ministeries, van de ministeries van de gewesten en van de gemeenschappen die gedetacheerd zijn bij het Kabinet van de Voorzitter of van een Lid van het Verenigd College geschiedt overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd door de betrokken federale, gewest- of gemeenschapsregering.

Art.12. § 1. De Voorzitter of het Lid van het Verenigd College kan volgens de hierna volgende voorwaarden een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die een functie hebben vervuld in een Kabinet en die geen vervangingsinkomen of rustpensioen genieten. Een overlevingspensioen of een minimum van bestaansmiddelen toegekend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt niet beschouwd als een vervangingsinkomen.
  § 2. Deze forfaitaire toelage omvat :
  - een maand kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden;
  - twee maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot één jaar;
  - drie maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van één jaar tot achttien maanden;
  - vier maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar;
  - vijf maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan twee jaar.
  § 3. De vertrektoelage wordt in schijven van een maand uitbetaald. De betrokkene moet iedere maand een verklaring onder ede indienen, waaruit blijkt dat hij gedurende de desbetreffende periode geen enkele beroepsactiviteit uitgeoefend heeft of dat hij zich bevindt in de toestand bepaald in § 4.
  Hij dient iedere wijziging in zijn toestand te melden, op straffe geen aanspraak meer te kunnen maken op de bedoelde toelage.
  § 4. In afwijking van § 1 kan de Voorzitter of het Lid van het Verenigd College een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die functies hebben vervuld in een Kabinet en die hetzij uitsluitend een of meerdere gedeeltelijke functies bekleden in een openbare dienst of in een gesubsidieerde onderwijsinstelling of die ten laste van de Schatkist een of meerdere rustpensioenen ontvangen die betrekking hebben op een of meerdere onvolledige loopbanen, hetzij werkloosheidsuitkeringen ontvangen. In dat geval wordt de vertrektoelage vastgesteld overeenkomstig § 2 en, naargelang het geval, verminderd met het totaal bedrag dat aan de betrokkene verschuldigd is voor de overeenstemmende periode, hetzij als betaling voor onvolledige functies, hetzij als rustpensioen of werkloosheidstoelage.
  § 5. De toelagen en vergoedingen voorzien in artikel 10 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de vertrektoelage. Er is geen vertrektoelage verschuldigd aan personen die vrijwillig hun functie stopzetten.

Art.13. Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 tot regeling van de toekenning van toelagen voor uitzonderlijke prestaties, het koninklijk besluit van 24 december 1964 houdende vaststelling van de vergoedingen van verblijfkosten van de personeelsleden van de ministeries alsmede de bijkomende toelage en de kabinetstoelage voorzien bij artikel 6 van dit besluit zijn hierop niet van toepassing.

Art.14. § 1. De vergoedingen en toelagen voorzien bij de artikelen 6, 7 en 10 worden maandelijks na verloop van de termijn uitbetaald. De vergoeding of de toelage van de maand is gelijk aan 1/12e van het jaarbedrag. Wanneer de vergoeding of de toelage van de maand niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten uitbetaald overeenkomstig de regels voorzien in het geldelijk statuut van het personeel van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  § 2. De vergoedingen en toelagen voorzien bij de artikelen 6, 7 en 10 zijn gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971 tot regeling van een stelsel van binding aan het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen; derhalve geldt het indexcijfer 138.01.

Afdeling 5. - Diverse bepalingen
Art.15. Er kan niet worden afgeweken van de bepalingen van dit besluit tenzij met het akkoord van het Verenigd College. Indien evenwel een afwijking een verhoging vereist van de voor het Kabinet van een Lid van het Verenigd College bestemde kredieten, dan is eveneens de voorafgaandelijke toestemming vereist van de Leden van het Verenigd College die bevoegd zijn voor de Begroting.

Art. 16. Het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 16 september 1999 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt opgeheven.