22 OKTOBER 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het decreet van 7 november 2013 betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966
Art. 1-5
Artikel 1. De gelijkwaardigheid tussen de taalvaardigheden verleend in de andere Staten van de Europese Economische Ruimte en de Zwitserse Confederatie en de getuigschriften uitgereikt door Selor, wordt erkend door de Regering van de Franse Gemeenschap, op advies van de Deskundigencommissie .
De Regering machtigt de Minister van Ambtenarenzaken om een lijst met de taalvaardigheden op te stellen die uitgereikt worden in de andere Staten van de Europese Economische Ruimte en in de Zwitserse Confederatie die automatisch gelijkwaardig gesteld worden met de getuigschriften voor de Franse kennis uitgereikt door Selor.
Art.2. De commissie bedoeld in artikel 1 is samengesteld uit twee hoogleraren van de universiteit, die beroemd zijn om hun taaldeskundigheid.
Ze worden door de Regering van de Franse Gemeenschap aangesteld, voor een mandaat van vier jaar, op voorstel van de Minister-President en van de Minister van Ambtenarenzaken.
Met het oog op het opstellen van het voorstel bedoeld in het vorige lid wordt een openbare oproep gedaan aan de zes universiteiten van de Franse Gemeenschap. Deze oproep bevat een ambtsprofiel.
De kandidaten dienen hun kandidatuur in op het adres, in de vormen en termijnen bepaald door de openbare oproep.
De Regering rangschikt de kandidaten rekening houdend met de graad van adequatie van hun kandidatuur ten opzichte van het ambtsprofiel.
De Regering zorgt ervoor, indien mogelijk, dat de twee kandidaten die ze weerhoudt, uit twee afzonderlijke universiteiten afkomstig zijn .
Het mandaat van de leden van de commissie is hernieuwbaar. Deze hernieuwing gebeurt op gewoon voorstel van de Minister-President en van de Minister van Ambtenarenzaken.
Het secretariaat van de commissie wordt gezamenlijk aangesteld door de Minister-President en de Minister van Ambtenarenzaken.
Art.3. De leden van de commissie bedoeld in artikel 1 krijgen een presentiegeld van 80 euro per zitting.
Dit bedrag wordt gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de regels voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en aan de spilindex 138,01.
Art.4. De Commissie bepaalt de werkingsregels ervan binnen een huishoudelijk reglement.
Dit moet door de Regering goedgekeurd worden.
Art. 5. De Minister-President en de Minister van Ambtenarenzaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.