Details





Titel:

30 JANUARI 2014. - Decreet betreffende de financiering van onderzoek in de universiteiten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-05-2014 en tekstbijwerking tot 13-02-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Financiering van een speciaal onderzoeksfonds in de universiteiten
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Financiering van de overlegde onderzoeksacties in de universiteiten
Art. 5-11
HOOFDSTUK III. - Bepalingen die de hoofdstukken I en II gemeen zijn
Art. 12-13, 13bis, 14-15
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling
Art. 16
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 17-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2007201992 



Uitvoeringsbesluit(en):

2014029618 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Financiering van een speciaal onderzoeksfonds in de universiteiten
Artikel 1.Er wordt een subsidie aan de universiteiten toegekend voor de financiering van de speciale onderzoeksfondsen.
  Die subsidie bedraagt minstens 15.119.000 euro.
  Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de gezondheidsindex van de consumptieprijzen, door dit te vermenigvuldigen met een aanpassingscijfer dat wordt berekend volgens de formule :
  Gezondheidsindex van januari van het betrokken begrotingsjaar
  Gezondheidsindex van januari 2013.
  [1 Voor de begrotingsjaren 2015 en 2016, betreft de in het derde lid bedoelde indexering alleen 90 % van het in het tweede lid bedoelde bedrag.]1
  [2 Vanaf het jaar 2017 wordt het bedrag van de subsidie berekend door het definitieve bedrag van de subsidie van het jaar voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar aan te passen aan de gezondheidsindex (GI) volgens de formule : GI van januari van het betrokken begrotingsjaar / GI van januari van het vorige begrotingsjaar.]2
  [3 Met ingang van het jaar 2021 wordt een extra bedrag van 3.000.000 euro toegevoegd aan het op grond van de voorgaande leden verkregen bedrag. Vanaf het jaar 2022 wordt dit bedrag geïndexeerd overeenkomstig het in lid 5 bedoelde mechanisme.]3
  [4 Vanaf 2022 wordt een bedrag van 2.300.000 euro toegevoegd aan het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van de voorgaande leden.
   Vanaf het jaar 2023 wordt dit bedrag geïndexeerd overeenkomstig het in lid 5 bepaalde mechanisme.]4
  [5 Vanaf het jaar 2023, 4.000.000 euro worden toegevoegd aan het bij toepassing van de voorgaande leden verkregen bedrag. Vanaf het jaar 2024 wordt dit bedrag geïndexeerd volgens het stelsel van lid 5.]5
  [6 Vanaf het jaar 2024 wordt een aanvullend bedrag van 4.000.000 euro toegevoegd aan het bedrag verkregen met toepassing van de vorige leden. Vanaf het jaar 2025 wordt dit bedrag geïndexeerd overeenkomstig het mechanisme bedoeld in het vijfde lid.]6
  ----------
  (1)<DFG 2014-12-18/21, art. 91, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DFG 2016-12-14/17, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<DFG 2020-12-09/15, art. 55, 008; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
  (4)<DFG 2021-12-15/13, art. 60, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (5)<DFG 2022-12-14/15, art. 44, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (6)<DFG 2023-12-20/14, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.2. Elk jaar wordt de in het vorige artikel bedoelde subsidie over de universiteiten verdeeld op grond van de verhouding tussen het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door elke universiteit worden uitgereikt en het aantal academische graden die door alle universiteiten worden uitgereikt.
  De in het vorige lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden gekregen door de som van de academische graden die respectief door de bedoelde universiteit of door het geheel van de universiteiten worden uitgereikt door vier te delen, voor het betrokken academiejaar en de drie jaren die voorafgaan.
  Voor de berekening van het aantal academische graden bedoeld in de vorige leden, wordt geen rekening gehouden met de graad van GHSO.

Art.3. Elke universiteit richt een speciaal onderzoeksfonds op waarvoor het deel van de haar toegekende subsidie wordt bestemd.
  Elke universiteit trekt bovendien op haar eigen geldmiddelen, met inbegrip van de werkingstoelage, een minimumgeld uit dat overeenstemt met een zeker percentage van het deel van de subsidie die haar wordt toegekend krachtens het vorige artikel, en bestemt dat bedrag voor het wetenschappelijk onderzoek.
  Het in het tweede lid bedoelde percentage bedraagt 17,5 % vanaf het begrotingsjaar 2014. Voor de volgende begrotingsjaren, kan het door de Regering uiterlijk op 30 juni van het jaar dat aan het bedoelde jaar voorafgaat, worden gewijzigd, waarbij het echter niet lager kan zijn dan 15 procent, noch hoger dan 20 procent.

Art.4. De aanwending van de in artikel 1 bedoelde subsidie wordt aan de controle van de commissarissen of afgevaardigden van de Regering onderworpen.

HOOFDSTUK II. - Financiering van de overlegde onderzoeksacties in de universiteiten
Art.5.Er wordt een subsidie aan de universiteit toegekend voor de financiering van overlegde onderzoeksacties.
  Die subsidie bedraagt minstens 15.203.000 euro. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de gezondheidsindex van de consumptieprijzen, door dit te vermenigvuldigen met een aanpassingscijfer dat wordt berekend volgens de formule :
  Gezondheidsindex van januari van het betrokken begrotingsjaar
  Gezondheidsindex van januari 2013.
  [1 Voor de begrotingsjaren 2015 en 2016, betreft de in het derde lid bedoelde indexering alleen 90 % van het bedrag van de in het tweede lid bedoelde subsidie.]1
  [2 Vanaf het jaar 2017 wordt het bedrag van de subsidie berekend door het definitieve bedrag van de subsidie van het jaar voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar aan te passen aan de gezondheidsindex (GI) volgens de formule : GI van januari van het betrokken begrotingsjaar / GI van januari van het vorige begrotingsjaar.]2
  ----------
  (1)<DFG 2014-12-18/21, art. 92, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DFG 2016-12-14/17, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.6.§ 1. Elk jaar wordt 60 % van de in het vorige artikel bedoelde subsidie over de universiteiten verdeeld op grond van de verhouding tussen het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door elke universiteit worden uitgereikt en het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door alle universiteiten worden uitgereikt.
  De in het vorige lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden gekregen door de som van de academische graden die respectief door de bedoelde universiteit of door het geheel van de universiteiten worden uitgereikt door vier te delen, voor het betrokken academiejaar en de drie jaren die voorafgaan.
  Voor de berekening van het aantal academische graden bedoeld in de vorige leden, wordt geen rekening gehouden met de graad van GHSO.
  § 2. Elk jaar wordt 20 % van de in het vorige artikel bedoelde subsidie over de universiteiten verdeeld op grond van de verhouding tussen het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden van de derde cyclus die door elke universiteit worden uitgereikt en het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door alle universiteiten worden uitgereikt.
  De in het vorige lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden gekregen door de som van de academische graden van de derde cyclus die respectief door de bedoelde universiteit of door het geheel van de universiteiten worden uitgereikt door vier te delen, voor het betrokken academiejaar en de drie jaren die voorafgaan.
  § 3. Elk jaar, wordt 20 % van de in het vorige lid bedoelde subsidie verdeeld op grond van de volgende criteria, op gelijke wijze gewogen :
  a) het respectieve aandeel van elke universiteit in het totale bedrag van de financiering, voortvloeiend uit het kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling van de Europese Unie, die aan het geheel van de universiteiten wordt toegekend;
  b) [1 de verhouding tussen het aantal, in VE's uitgedrukt, postdoctorale onderzoekers voor bepaalde tijd, postdoctorale onderzoekers internationale mobiliteit IN en aangestelde navorsers van het F.R.S.- F.N.R.S." van elke universiteit en het aantal van die postdoctorale onderzoekers voor bepaalde tijd van alle universiteiten. Het minimumniveau voor de aanwerving van die postdoctorale onderzoekers is 0,5 V.E;]1
  c) [1 de verhouding tussen het aantal, uitgedrukt in VE, leden van het academisch personeel van de personeelsformatie, met minstens 0,5 VE, van het voltijdse en vastbenoemde wetenschappelijk personeel van de personeelsformatie, mandatarissen voor onbepaalde tijd van het F.R.S.-F.N.R.S. van elke universiteit die hun doctoraatsthesis in een universiteit buiten de Franse Gemeenschap hebben verdedigd, en het aantal personeelsleden van dezelfde categorieën van alle universiteiten. Die verhouding wordt berekend op grond van de beschikbare gegevens betreffende de laatste 10 jaar, rekening houdend met de nieuw aangeworven personeelsleden van het voorafgaande jaar die op 1 februari van het betrokken jaar in activiteit waren;]1
  d) [2 ...]2
  e) [2 ...]2
  Elk in het vorige lid bedoeld criterium wordt in aanmerking genomen volgens een vierjaarlijks gemiddelde dat wordt berekend door de gegevens van het betrokken academiejaar en die van de drie voorafgaande jaren door vier te delen.
  Als een doctoraatsthesis met een dubbele voogdij wordt georganiseerd, en voor de berekening van het in punt c) bedoelde verslag, wordt het betrokken personeelslid geacht zijn doctoraatsthesis te hebben verdedigd in een andere universiteit dan deze die het tewerkstelt.
  ----------
  (1)<DFG 2017-07-19/15, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DFG 2020-12-09/15, art. 56, 008; Inwerkingtreding : 09-12-2020>

Art.7.
  <Opgeheven bij DFG 2020-12-09/15, art. 57, 008; Inwerkingtreding : 09-12-2020>

Art.8. Elke universiteit kent één vijfde van het aandeel van de subsidie toe die haar krachtens artikel 5 wordt toegekend voor de financiering van overlegde onderzoeksacties die worden gevoerd met ten minste één excellentiecentrum van een andere universiteit.

Art.9. De overlegde onderzoeksacties moeten ertoe bijdragen één of meer van de volgende doelstellingen te bereiken :
  a) de ontwikkeling, binnen de universiteiten, van excellentiecentra voor fundamenteel onderzoek die door die als prioritair worden beschouwd;
  b) de ontwikkeling van interuniversitaire excellentiecentra;
  c) de ontwikkeling, binnen de universiteiten, van excellentiecentra die op geïntegreerde wijze het fundamenteel onderzoek en het toegepast onderzoek uitvoeren.

Art.10.De overlegde onderzoeksacties worden voor een maximumduur van vijf maal twaalf maanden gefinancierd.
  De subsidie wordt bestemd om de uitgaven voor personeel, uitrusting en werking te dekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma.
  Het aandeel van de financiering dat voor de personeelsuitgaven gedurende de gehele onderzoeksactie wordt bestemd, zal niet lager zijn dan de helft van het totale bedrag van de subsidie van die overlegde onderzoeksactie.
  [1 De raad van bestuur kan, op voorstel van de onderzoeksraad, de in het eerste lid bedoelde financiering verlengen met ten hoogste één jaar in de gevallen bedoeld in artikel 14, tweede lid, en op voorwaarde dat deze hebben geleid tot een door de gezondheidscrisis veroorzaakte vertraging in de voltooiing van het doctoraatsproefschrift. De thesisdirecteuren en het begeleidingscomité van de thesis brengen vooraf advies uit aan de onderzoeksraad.]1
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/10, art. 58, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2021>

Art.11. De aanwending van de in artikel 5 bedoelde subsidie wordt aan de controle van de commissarissen of afgevaardigden van de Regering onderworpen.

HOOFDSTUK III. - Bepalingen die de hoofdstukken I en II gemeen zijn
Art.12. 95 % van de subsidies die in de artikelen 1 en 5 bepaald zijn, wordt vóór 31 maart van het betrokken begrotingsjaar vereffend. Het saldo wordt vereffend gedurende het laatste trimester van hetzelfde begrotingsjaar.

Art.13. Over de subsidies bedoeld in de artikelen 1 en 5 wordt een jaarlijks verslag door de universiteiten opgemaakt en overgezonden aan het "Fonds national de la Recherche scientifique "(F.R.S. - FNRS) alsook aan het bestuur wetenschappelijk onderzoek.

Art.13bis. [1 Onverminderd de subsidie bedoeld in de artikelen 1 en 5, wordt jaarlijks een bedrag toegekend overeenkomstig artikel 47 van het programmadecreet van 18 december 2019 houdende diverse maatregelen met betrekking tot Schoolgebouwen, Begrotingsfondsen, Gezondheid, Hoger Onderwijs, Onderzoek, Sport, Universitaire Ziekenhuizen, Onderwijspersoneel, Onderwijs en WBE.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2019-12-18/15, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2019>


Art.14.De beurs of het mandaat, die worden gefinancierd door de subsidies die krachtens dit decreet worden toegekend, worden verlengd voor een periode die gelijk is aan die van de schorsing, ofwel wegens moederschapsverlof, vaderschapsverlof of adoptie, ofwel wegens ziekteverlof met een duur die hoger is dan of gelijk is aan één maand.
  [1 Overeenkomstig artikel 10, lid 4, kan in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19 in de volgende gevallen een verlenging worden toegestaan :
   1° annulering van een opdracht op het terrein;
   2° annulering van een internationale opdracht;
   3° de onmogelijkheid om laboratoriumwerk te verrichten of gegevens te verzamelen gedurende een periode van ten minste 30 dagen;
   4° opvang van kinderen onder de twaalf jaar wanneer de crèches en scholen gesloten zijn;
   5° onderbreking van de onderzoeksactiviteit om ziekenhuizen of laboratoria bij te staan;
   6° elke andere omstandigheid die heeft geleid tot een aanzienlijke vertraging in de uitvoering van het onderzoek.
   In het geval bedoeld in lid 1, 6°, moet de onderzoeker deze aanzienlijke vertraging aantonen ter ondersteuning van zijn aanvraag.]1
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/10, art. 59, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2021>

Art.15. De onderzoeksraad, ingesteld bij het koninklijk besluit van 14 juni 1978 houdende instelling van een onderzoeksraad aan de universitaire instellingen, verleent de raad van bestuur van de universiteiten bijstand voor het beheer van de speciale onderzoeksfondsen en de overlegde onderzoeksacties.

HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling
Art.16. In het kader van de opdrachten die aan de ARES (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs) worden toegewezen krachtens de artikelen 21, eerste lid, 11°, en 37, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies zal de ARES, uiterlijk voor 30 juni 2015, de gegevens inwinnen die noodzakelijk zijn voor de effectieve vaststelling van de criteria voor de verdeling van de subsidies. Die gegevens zullen toegankelijk worden gemaakt voor de betrokken overheden.

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art.17. Het decreet van 30 maart 2007 houdende diverse maatregelen inzake onderzoek in de universitaire instellingen wordt opgeheven.

Art.18. Voor de jaren 2014 en 2015, zijn de verhoudingen bedoeld in de §§ 1 en 3 van artikel 6 respectief 80 % en 0 %.
  Voor de jaren 2016 en 2017, zijn de verhoudingen in §§ 1 en 3 van artikel 6 respectief 70 % en 10 %.

Art.19. § 1. In 2014, 2015 en 2016 wordt het bedrag van het in artikel 1 bedoelde speciale onderzoeksfonds over elke instelling verdeeld in verhouding tot respectief 25 %, 50 % en 75 % van de relatieve aandelen bedoeld in artikel 2, en 75 %, 50 % en 25 % van de aandelen die worden gekregen door de verdeelsleutel te gebruiken die in 2013 tussen de universiteiten werd toegepast : 35,48 % voor de UCL, 27,57 % voor de ULB, 26,28 % voor de ULG, 4,89 % voor de UMons, 4,13 % voor de UNamur en 1,65 % voor de USLB.
  § 2. In 2014, 2015 en 2016, wordt het bedrag van de overlegde onderzoeksacties bedoeld in artikel 5 verdeeld over elke instelling in verhouding tot respectief 25 %, 50 % en 75 % van de relatieve aandelen bedoeld in artikel 6, en 75 %, 50 % en 25 % van de aandelen die worden gekregen door de verdeelsleutel te gebruiken die in 2013 tussen de universiteiten werd toegepast, te weten : 35,48 % voor de UCL, 25,07 % voor de ULB, 26,28 % voor de ULG, 7,39 % voor de UMons, 4,13 % voor de UNamur en 1,65 % voor de USLB.

Art.20. De in artikel 8 bedoelde verhouding wordt, voor de jaren 2014 tot 2016, tot 10 % herleid, en voor de jaren 2017 tot 2019, tot 15 %.

Art. 21. Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.